Het breeuwen van schepen en sluizen in onze streek

Jacques De Groote

In een zeer interessante publicatie    1 “Van Zintelen, van Zintelroeden ende Mossen “...   2 schrijft de Karel Vlierman over een breeuwmethode als hulpmiddel bij het dateren van scheepswrakken uit de Hanzetijd. In dit boek wordt er gesproken over het breeuwen van schepen, en vooral over “gesinteld mos-breeuwsel”.

In Van Dale staat voor “breeuwen”: (zeewater.) kalfaten, met werk de naden in de huid van een vaartuig dichtmaken; (waterdicht.) naden in sluisdeuren, vloeren enz. dichten.

Verder vinden we “breeuwer”: iemand die breeuwt; “breeuwhamer”: hamer bij het kalfaten gebruikt; “... ijzer’: kort, plat beitelvormig ijzer zonder houten heft, bij het kalfaten gebruikt om het werk in de naden te drijven; ‘...naad’: naad die voor het breeuwen vooraan verwijd is; ‘...werk’: werk, geplozen touw om te breeuwen. Bij ‘kalfaten’ staat er: 1. Breeuwen, (scheeps) naden dichten met werk en teer.

Waarover gaat het hier eigenlijk? In de houtconstructie zijn er twee manieren om planken te laten aansluiten. Bij de overnaadse manier overlappen de planken elkaar ongeveer 4-10 cm. De andere manier bestaat erin de planken met de kanten tegen elkaar te laten aansluiten. Zowel bij de ene als bij de andere manier blijven er tussen de planken openingen, die, zowel bij scheepsbouw als bij sluizenbouw, indien ze niet opgestopt worden, het water doorlaten, en die dus voor een goed gebruik, moeten opgestopt worden. Dit gebeurde vroeger op verschillende manieren en met verschillende materialen. Het “werk”    3   bestond uit touw, haar, wol, mos, e.a. De latten, die erop werden gelegd, ter bevestiging, waren uit wilg of eik; de hechtings- middelen eiken wiggen of nagels. Het geheel werd afgedekt met pek.

“Gesinteld mosbreeuwsel”   4  is een methode, die reeds ten noorden van de Alpen in gebruik is vanaf circa 900 n.C. Het oudste gekende voorbeeld in Nederland dateert uit de vroege 11de eeuw. Dit bestond erin de spleten tussen de planken op te vullen met mos, boven op het mos een lat te leggen en deze lat vast te spijkeren met sintelnagels.    

2016 03 18 150325

De vorm van deze nagels is in de tijd geëvolueerd, wat het dateren van eventuele gebreeuwde wrakstukken mogelijk maakt (zie tabel). Ook de mos-soorten zijn belangrijk voor het dateren. Van de 9de tot de 13de eeuw werden vooral bosmossen (o.a. Polytrichum commune – haar-mos) gebruikt. Vanaf de 2de helft der 13de eeuw gebruikte men meestal mossen uit natte omgevingen (o.a. Sphagnum cuspidatum - waterveen-mos).   6

2016 03 18 150354

Ook bij ons werd er zeer vroeg “gebreeuwd”, zowel schepen als sluizen. De oudste vermelding van het breeuwen in het Vlaams komt voor in de copy van de tol-rol van Damme van 12-5-28. Het breeuwen werd uitgevoerd op de scheepswerven te Hoeke. De teksten luiden: “Dat yement sine kocghe lof een ander scip doet brawen of vernaghelen    7   en verder: Dat si hare kogghen brawen ten houke of maken hare zelle”.. 8

Een archeologische bevestiging bestaat te Brugge, waar, in 1986-1987, de Archeologische Dienst, bij een onderzoek in de Wulpenstraat, bij de Lange Rei, een groot aantal sintelnagels    9 heeft gevonden in de omgeving van de plaats, die op het plan van Marcus Gerards uit 1562 als scheepswerf wordt aangeduid.

2016 03 18 150405

In de stadsrekening van Brugge van 1366~67 staat er bij de uitgaven “wercleden”, in verband met de werken aan de “speye” te Damme: “Doe ghegheuen den zeluen (Lamsin ghisele) van vijc zinkelen tenen scepe coste thondert ij Y~ s. dats xxi s.; Doe ghegheuen den zeluen vanj tonne pex xxxvi s” .    10

In onze streek sprak men, naast “breeuwen en sintels ook van tinghel, tinghelen en tinghelysers”. 11

In het Vroeg Middelnederlands Woordenboek (VMNW)   12  staat bij tinghelen : 13 Opvullen van naden tussen planken bij sluizen en houten walkanten.

In 3 rekeningen van de Watering van Blankenberge uit de 13de eeuw staan er artikels over het ‘tingelen’ van sluizen.

  • 1286:   de 11 flgno propter tingelen
  • item van zaghene balken dar mede ghetingelt was
  • 1297:   ande statbome tetingheine ende .ij. varssche dueren te makene v~jc barde mede te tinghelne .c.iij lb.
  • 1298:   Jtem ccc. lxxv. mos dat was ibeseght ter sluis mede te tinghelne

In de rekeningen van de sluis van de watering van Eiesluis staan er in de loop der jaren verschillende posten, betreffende het kalfaten van de sluis, ingeschreven.

  • In de rekening van 1368-69 staat er : 100 berdere   14  mede te tinghelene.
  • In rekening van 1375-76: 60 berde de musselbanc mede huut te doene ende de hademgate mede te tinghelene. Rek. 1377-78: de sluus boven vertinghelt, vermost ende verpect.   15

-          In de rekening van 1398-99: ” De smit van Zuwenkerke leverde: 100 nagels van 2 misen stic; 100 van 4 misen stic; 1600 tinghel ysers;   16 voor de sluis. In het bestek van de verse sluis   17    van het begin van de 15de eeuw staat er: De sluus buten an beeden ziiden zal syn gheloken met goeden plancken 2 dumen dicke of meer, ende daer toe boven up de sluus gheioken met goeden plancken 21/2 dumen dicke of meer, ende buten an beede siden van der sluus, ende up de sluus, ende ande cayen wel ghedreven met goeden mosse, ende daer toe wel ghetinghelt, ende dese voorseide tinghelen ghesaecht zynde van goeden eekenen houte, ende daer toe de tinghelen 3 dumen breet ende eenen dume dicke of meer”. Hier krijgen we een beschrijving van de houtsoort en de dikte van de latten.

Merkwaardig is wel dat er noch in de rekeningen   18  van de werken aan de Grote Speye te Damme, in 1394-96, noch in het bestek   19  van de bouw van de speie op de Lieve te Damme, rond 1410, artikels staan betreffende het ‘breeuwen’ of het ‘tinghelen’ of het kalfaten van de spei-deuren. De muren en de kaaien waren toen in steen opgetrokken, alsook de bovenste laag van de sluisvloeren. De naden tussen de zaerken van de vloer werden opgevuld met lood.

In 1548 werd begonnen met het graven van de Verse Vaart en het rechttrekken van de Zoute Vaart van Damme tot Sluis en later werd er een nieuw stuk Verse Vaart gegraven van Brugge, over Peerboom, naar Bekaf, en werd de grote sluis op de Verse Vaart te Sluis gebouwd. In de rekeningen   20    daaromtrent vinden we terug artikels betreffende het kalfaten van de verschillende sluizen, die toen gebouwd of verbouwd werden.

In de 2de rekening van Jan vander Vlamincpoorte (1550-51) staat er, betreffende de sluis, die door Charles van Bonem zal gebouwd worden voor de afwatering van de waters van Romboutswerve e.a.: (f° 20vo) “ende daertoe te Ieueren al tyserwerck motaelwerck most ende tarre dat van noodewerdt omme de voors. Sluuse”. Verder staat er: “De voonoemde gheert es noch betaelt ter cause ende ouer de leueringhe vanden slychoutten : pijlen ende andere particuliere plancken stylen tarre most peck dat nootzakelic waren toe te doene ende voeghene omme tradessement vanden voomomde sluuse by houcke ten oosthende vanden nieuwen waterganck”.

In de 3de rekening van Maertin Lem (1562-63) komt volgend artikel voor: Betaelt den zeluen ouer de leueringhe van eenendertich hondert houtten naeghelen van werfuen houtte Ianck veerthien dumen omme den vppersten zoldere ofte vloer te naeghelen tot twee scellinghen grooten thondert Jtem voor twee hondert zessendertich ponden wercx tot eenen grooten twaelf myten tpondt. . .1 ende twintich bonden most ofte moes tot vyf grooten den bondt...;

In de 5de rek. (1564-65): “Betaelt Andries goedtghebuer schipwercker ende calfater ouer den coop ende leueringhe omme de verssche speye vloer twaelf hondert vichtich houtten werfue naeghels Ianck veertich dumen. Tot twee scellinghen grooten thondert twee hondert neghenentzeuentich ponden hars; ende werck tot eene groote ende xij myten tpondt deen duer dandere ende tweeentwintich bonden most tot vyf grooten de bondt”

In de 6de rek. (1565-66): “Jtem betaelt den xijen in nouembre Andries goetghebuer by een attestatie van Jan caerle vande dueren te luucken ende calfaten an Sinte Lenaerts poorte met zynen leerknecht met Ieueringhe van plathaer xv ponden wercx ijcxxv werfuenaeghelente (js.gr. thondert/eenenbondtmost alconformetvoorseidebiljet met quictantie”.

In de 7de rek. (1566-67): “Betaelt andries goetghebuer voor hem ende noch twee calfaters van ghewrocht thebbene te Lembeke / omme tcalfaeten van beede de sluusen den boodem beede de zyden ende bouen”.

Ons op deze archivalische gegevens baserend, mogen we stellen dat ‘breeuwen’ en ‘zintelen’ of ‘zinkelen’ meer gebruikt werd in verband met het opstoppen van de naden van schepen en ‘tingelen’ en ‘kalfaten’ in verband met het opstoppen van de sluizen.

2016 03 18 150520

Voetnoten

  1. K. Vlierman, “... Van Zintelen, van Zintelroeden ende Mossen ...“, Een breeuwmethode als hulpmiddel bij het dateren van scheepswrakken uit de Hanzetijd. Scheepsarcheologie 1, Nederlands Instituut voor scheeps- en onderwater archeologie / ROB (NISA), Lelystad, 1996.
  2. Geschiedenis van Antwerpen 2, 609, anno 1401: dat men der stadt bargien dede versien ...; van zintelen, van zintelroeden ende mossen, daertoe ghebesicht. Van Dale, werk = (zeew.) gepluisd touwwerk om naden en voegen tussen planken te breeuwen.
  3. Deze term is de nieuwe benaming van het vroeger gebruikte ‘gesinteld werk’.
  4. Gesinteld mosbreeuwsel in de naden van een ovemaads gebouwd vaartuig met karveel gebouwde bodem.
  5. R Cappers (NL, Vakgroep Archeologie, RU Groningen),The analysis of caulk substances as a contribution to ship-building technology, Op het Internationaal Congres voor Middeleeuwse Archeologie 1997 te Brugge
  6. Overzicht sintelnageltypes.
  7. RAB, Registers Brugse Vrije, 636, f° 179 -213.
  8. SADB, BR86/WU 1 6+7 en BR86 1119. Categorie 1 en II, types B, C2 en C2/D.
  9. Deel van het Stadsplan van Brugge door Marcus Gerards uit 1562 met de plaats van de scheepswerf (A) en de vindplaats van de sintelnagels (B).
  10. SAB, Rek. 1366-67, f° 67vo.
  11. VERDAM, MHW, 2884: tengelen = met tengels beslaan, tengels aanbrengen. Tengel = 1. smalle, gezaagde houten strook, lat van ongeveer 5 cm breedte en 1 cm dikte: tengels worden tegen de zolderbalken gespijkerd om er het riet voor een gestukadoord plafond tegen te bevestigen; -2. Benaming voor een soort van spijkertje met grote koppen, m.n. door behangers gebruikt.
  12. Wordt voorbereid door het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Leiden. Zal klaar zijn in 1998.
  13. Verdam, MHW, 79, bert = Plank, lat.
  14. Verwijs-Verdam, IV, 1978, mossen = met mos stoppen, kalfaten. Pekken = met pek instrjken. Hier krijgen we de volledige bewerking van het breeuwen van de sluis.
  15. Verdam, MHW, 601, = spijker(?). Het zijn de nagels (sintels), die werden gebruikt om de tengellatten vast te maken bij het breeuwen van de naden van de sluisdeuren e.a.. Dit werd ook gebruikt bij schepen.
  16. Zie K. Vlierman, Van Zintelen, van Zintelroeden ende Mossen, Scheepsarcheologie 1, ROB (NISA), 1996.
  17. OCMW Brugge, Archief SJH, A 10, Bestek van de Verse Sluis (tussen 1405 en 1433).
  18. SAB, Rekeningen, Supplement 1392-94.
  19. SAG, 93bis / 5.Cartularium / Copy Transport van Vlaanderen.
  20. SAB, 288, Zwin, Pf. 2. (3 bundels rekeningen van Jan vander Vlamincpoorte, Maertin Lem en Jan Breydel)
  21. Gesinteld mos-breeuwsel in de vlaknaden en scheuren van een laat-14de -vroeg-15de -eeuws bootje uit Oosterhout (NL). Dit geeft een goede voorstelling van hoe een gekalfaat sluisdeel eruit zal gezien hebben.

Het breeuwen van schepen en sluizen in onze streek

Jacques De Groote

Rond de Poldertorens
1998
03
080-085
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32