Altaar-schilderijen in de Sint Niklaaskerk van Westkapelle
E.H. J. Lavaert
Inleiding
De oudste vermelding van een altaartafel, gaat terug tot halfweg de 15de eeuw. Op drie oktober 1455 beloven twee, verder onbekende schilders, Aernoud van Oppenbrouc en Jan de Mont, dat zij tegen Kerstmis een altaartafel zullen voltooid hebben en afgeleverd aan de kerkfabriek van Westkapelle. Blijkbaar hadden zij een aangegane leveringstermijn ver overschreden, zodat de kerkfabriek zich verplicht zag een proces in te spannen om hen te dwingen haast te maken tegen het komende kerstfeest. De uitspraak werd ingeschreven in het register van de civiele sententiën van het jaar 1453-1460 fol. 104 verso, n° 2. De tekst over de altaartafel van Westkapelle werd gepubliceerd in: Gilliodts Van Severen, Mémoriaux de Bruges, p. 24.
“Aernoud van Oppenbrouc ende Jan de Mont, sciiders, beloofden den kercmeesters van Westcapelle te vuldoene ende vul te makene eene taefle van eenen autare die zij van hemlieden ghenomen hebben te makene omme die al vulmaect te leverne te kersmesse naest comende of daer vooren; ende zekere andere parcheelen van inghelen ende andere werke daer af tusschen hemlieden voorwaerde en ter lichtmesse naest commende; up daer af te stane ter correxie vander Wet van brugghe. Actum tercia octobris anno LV. Presentibus Vagheviere, Ruebs, Hout, Deckere, Velde, Janszone, Wulf Lamszuene“.
Jammer genoeg weten wij niet welk religieus tafereel werd afgebeeld. De engelen, waarvan in het tweede zinsdeel van het vonnis sprake is, lijken niet tot ditzelfde altaar-retabel te behoren; zij moeten maar tegen Lichtmis geleverd worden. Waarschijnlijk ging dit altaar-retabel verloren in de kerkbrand van ca. 1575. Ontsnapte het aan de geuzenberoerten dan lijkt het onmogelijk om het op te sporen bij gebrek aan een duidelijke beschrijving van het retabel. De eerstvolgende vermeldingen van altaar-schilderijen vinden wij pas halfweg de zeventiende eeuw, na de heropbouw van het hoogkoor en het O.L.V.-en St. -Niklaas-koor.
foto J. Lavaert ,jan. 1996: Schilderij O.L.V. ten Hemelopneming Westkapelle 2 details
Het gaat om de volgende werken:
- Jan Maes 1647: Christus verschijnt aan Maria na de verrijzenis. Sint-Niklaas staat achter Christus. Verkocht, 1912-1914. Verdwenen.
- Paulus de Cock (niet gedateerd): De geboorte van Christus. Verkocht 1912-1914. Verdwenen.
- Antonius Suweyns 1768: O.L.V.-ten Hemelopneming 1 Bewaard / Gerestaureerd 15-11-15 / 12-1996. O.L.V.-koor.
1. Wat er over geschreven werd
De eerste kunstminnaar die onze kerk beschrijft, is de Engelse kunsthistoricus James Weale geweest. Als onvermoeibare onderzoeker van de Brugse en Vlaamse archieven had hij de waardering voor de gotische kunst en de schilderkunst der Vlaamse primitieven op nieuwe, en ditmaal meer wetenschappelijk verantwoorde basis geschoeid en als rusteloze reiziger had hij ook Westkapelle bezocht. Hij liet een paar bladzijden handschriftelijke nota’s na die nu bewaard worden in de Brugse stadsbibliotheek. 2
De schilderijen in onze kerk beschrijft hij als volgt: “Autel latéral du côté sud est orné d’un tableau peint dans le genre de Maes. H. 2,64 L. 1,66. Le Christ apparaissant â sa Mère après la Résurrection; en haut six anges, voltigeants, dont un tient une couronne, une autre une banderolle, chargée de la légende: Regina coeli laetare, d’autres répandent des fleurs. La Sainte Vierge est agenouillé sur un prie-Dieu, derrière lequel se trouve un ange vêtu de vert, levant la main. Derrière la Vierge un lit. Derrière le Christ se trouve S. Nicolas accompagné de 3 garçons. Autel latéral du côté nord: H. 2,10 L. 1,78 J.A. Gaeremijn. L’assomption de la S. Vierge, copie d’après l’original par Rubens â Anvers.”
In zijn “Bruges et ses environs” verwijst hij eveneens naar Rubens en naar de schilder Jan Antoon Garemyn.
HS. Mestdagh 1) vermeldt de rekeningpost van 1647: “Betaelt Mr Jan Maes schilder de somme van 24 ponden VI S VIII gr. over het leveren ende maecken vanden autaer Tafel ende hooghen autaer bij twee ordonnanciesen de quittancies----XXJIIIL VISVIIIg.”
HS. Mestdagh 2) schrift p. 14 e.v. geeft een uitvoerig verhaal over dit werk en over het retabel van Paulus Cock dat in het hoogaltaar geplaatst werd na het verhuizen van het schilderij naar de Sint-Niklaas-kapel in de 18de eeuw. (bijlage 1)
Kort samengevat komt het neer op het volgende. Het Sint-Niklaas-schilderij stond oorspronkelijk op het hoofdaltaar. Het archief spreekt immers dat Maes het gemaakt had om “in den hooghen autaer” te plaatsen. Inderdaad, iconografisch past dit werk wondergoed in die context van het koor en men kan zich moeilijk indenken dat een Sint-Niklaas-schilderij in een Sint-Niklaas-kapel, beheerd door de Sint-Niklaas-kapelanie, als hoofdfiguren de verrezen Christus en Maria zou vertonen, met naar de achtergrond verwezen de meest populaire heilige van de kerk. Een bijkomend argument voor de stelling van HS. Mestdagh is dat de zogenaamde barokaltaren in feite 18de -eeuwse archaïserende constructies zijn. Een verplaatsing van het schilderij van het hoofdaltaar naar het Sint-Niklaas-altaar in die 18de eeuw lijkt mij dan ook heel waarschijnlijk. Wij willen dan ook graag de stelling van HS. Mestdagh bijtreden.
Er is nog iets merkwaardigs aan het schilderij. De scherp-ogende James Weale had opgemerkt dat er op de achtergrond een bed zichtbaar was. Indien dit juist is, hebben wij hier oorspronkelijk met een Mariaschilderij te maken. Dat verklaart ook waarom een engel met opgeheven hand aanwezig is en waarom Maria op de bidbank knielt. Iconografisch hebben wij hier een klassieke boodschap van de engel aan Maria, door Jan Maes omgebouwd tot een verschijning van de verrezen Christus aan Maria. Dit wordt geaccentueerd door de banderol waarop te lezen staat: “Regina Caeli”, laetare waar in de versie van de boodschap van de engel zou te lezen staan: “Ave Maria, gratia plena “ Wees gegroet Maria, vol van genade”.
Het Regina Caeli is het Maria-antifoon van de paastijd dat als volgt luidt:
“Regina Caeli, laetare, alleluia,
quia quem meruisti portare alleluia,
resurrexit sicut dixit, alleluia,
ora pro nobis Deum, alleluia”.
“Koningin des Hemels verheug U, alleluia,
want Hij die Gij gedragen hebt, alleluia,
is verrezen zoals Hij gezegd hebt, alleluia,
bid voor ons, alleluia”.
De weinig creatieve werkwijze van Jan Maes is ook bekend uit andere werken. Hij herhaalt graag enkele vaste patronen. veel van zijn schilderijen zijn daaraan al goed herkenbaar. De aanwezigheid op de achtergrond van Sint-Niklaas wordt verklaard doordat hij onze kerkpatroon is. Hij hoort thuis in het koor van de kerk.
Jan Maes schilderde in 1657 nog een werk voor de Sint-Niklaaskerk. HS. Mestdagh, schrift p. 18, citeert een disrekening: “Betaald Mr Jan Maes schilder de somme van III P XIII S 1111 gr over het schilderen van de seven werken van Bermhertigheyt omme te stellen boven de zitplaetse van de dischmeesters dat alles boven tgonne pastor, dischmeesters ende ontfangher elck int particulier gegheven hebben. Bij ordonnancie ende quytancie van daeten III July 1657 III L XIII S 1111 g.”
Dat Paulus De Cock het tafereel van het hoofdaltaar schilderde was een verrassing. (bijlage 1 en 2) Het vernietigend oordeel van een “geestrijk” man over Paulus De Cock is wellicht overdreven, hoewel hij inderdaad nog andere mislukkingen op zijn naam heeft staan. Maar al te vaak hebben negatieve oordelen een alibi verschaft aan de plaatselijke verantwoordelijken om later waardevol gebleken stukken te verkopen, wat in de plaats werd aangeschaft bleek soms minderwaardig tuig te zijn.
Wij vonden bij HS. Mestdagh geen gegevens over het O.L.V.-schilderij.
In 1888 publiceert Jean d’Ardenne zijn “Guide illustré de la côte de Flandre”. Hij beschrijft in het bijzonder de toren van Westkapelle, publiceert een zeldzame gravure van de kerk, gezien vanuit de zuid-west-kant, met een groot schettekot, maar heeft geen oog voor wat er in de kerk te zien is.
J. Opdedrinck 6 beschrijft wel het kerkmeubilair met de schilderijen. Eerst bespreekt hij de heropbouw van de Sint-Niklaaskapel (p. 27). Daar zegt hij: “Jan Maes, bekende Brugse schilder, vervaardigde ten prjze van 24 pond 6 schel. 8 groten een retabel, een schilderij”. In nota voegt hij eraan toe: “James Weale schrijft dat het hier aangeduide altaarstuk naar de schilderwijze van Jan Maes is opgevat. Uit de kerkrekening vernemen wij dat Jan Maes (16..1677) ze zelf maalde”.
Wist Opdedrinck dit door zijn archiefonderzoek of kende hij het Handschrift Mestdagh?
Dit laatste lijkt mij het geval te zijn. Op p. 38 geeft hij een meer uitgebreide beschrijving. “Wij vermeldden hoger de heropbouw van de kapel van Sint-Niklaas en het opmaken van een nieuw altaar. Bij die gelegenheid vervaardigde een Brugse meester, wellicht Jan Maes, een prachtig schilderij dat als retabel diende. Het mat een hoogte van 2,62 m op een breedte van 1,66 m.
Beschrijven wij kortbondig het afgebeelde onderwerp. Christus, na zijn verrijzenis verschijnt aan zijn Moeder, boven zweven zes engelen; één houdt een kroon, een tweede een wimpel waarop de woorden “Regina Caeli, laetare” geschilderd staan, anderen strooien bloemen. Onze Lieve Vrouw zit op een bidbank geknield; achter haar staat een engel in ‘t groen gedost, die de hand opsteekt. Achter Christus staat Sint-Niklaas, in bisschoppelijk gewaad gehuld en van drie knapen vergezeld”.
Hierna heeft hij een nota (23) toegevoegd, waarin hij verklaart dat het schilderij tijdens de herstelling van de kerk in 1908-1909 uit de kerk verdwenen is, waarschijnlijk verkocht om met de opbrengst de aan te kopen meubelen der vernieuwde kerk te betalen. Maar deze nota zegt ons heel interessante dingen over het schilderij van O.L.V.. Wij citeren deze belangrijke tekst: “Toen de oudheidkundige (J. Weale) de kerk van Westkapelle (1860 ?) bezocht, was het O.L.V. altaar, in de noordhoek met een schilderij door de befaamde Brugse schilder Jan Antoon Gaeremijn (1712-1799) gemaald, versierd, het mat een hoogte van 2m 10, een breedte van 1m 78. Het was een namaaksel van een tafereel van P.P. Rubens, te Antwerpen bewaard, de hemelvaart van Maria verbeeldende. Dezelfde oudheidkundige verhaalt ook nog: “We bevonden insgelijks een overgrote altaarsteen met de vijf kruisen voorzien, buiten en ten gronde liggende in ‘t Gesticht der ouderlingen. Is het de steen die van café “Roozendaele” naar daar overgebracht werd? Vergeten wij niet bij te voegen dat de altaartafel “De Hemelvaart van Maria” tot nu toe in voormeld gesticht bewaard blijft! (Dat is dus rond 1919, datum van het opstellen van het handschrift).
Pater Jozef Ketele vertelde een paar jaar terug een misdienaaranekdote. “Je werd maar als “volwassen” misdienaar beschouwd wanneer je met je wierookvat durfde zwaaien midden tegen een oud schilderij dat daar stond in de tweede sacristie (de huidige stookplaats). dat moet begin de jaren dertig geweest zijn. Was het schilderij toen terug in de kerk, in de tweede sacristie? Niet te verwonderen dat de zwaarste beschadigingen in het midden van het schilderij te vinden waren. Kort daarop startte de restauratie van het schilderij. Het werd in 1931 naar het atelier van Cornelius Leegenhoek gebracht en aldus van de verwaarlozing, slordige behandeling en van een zekere ondergang gered.
Ook Karel de Flou beschrijft onze kerk Hij stierf te Brugge op 27 juni 1931. In “La Patrie” van 4 juli 1931, p. 5 lezen wij: “Etat civil de Bruges. Déces du 27 juin: Charles de Flou, chef de division honoraire, 77 ans, époux de Eulalie Verbrugghe, rue des Bouchers.”
In “Het Belfort” van zat. 1 december 1934, p. 7, schrijft Maurits Van Coppenolle in een van zijn artikelen “Brokjes geschiedenis van de streek” over leven en werk van Karel de Flou. Het zijn bijdragen over geschiedenis, kunst en kunstenaars, die in de recente publicaties “Lexicon der West-Vlaamse beeldende kunstenaars” en “Brugse beeldende kunstenaars rond de eeuw wisseling” onvoldoende aandacht kregen. Hij putte heel veel uit een onvoltooid handschrift uit het nalatenschap van Karel de Flou: “Promenades autour de Bruges” dat als basis moest dienen voor een vervolg op zijn succesrijke ‘Promenades dans Bruges”. Het handschrift dateerde reeds van 1905, maar omwille van zijn steeds intenser werk aan zijn “Woordenboek der Toponymie” had hij er niet verder aan gewerkt.
Het werd gepubliceerd in “La Patrie”, vanaf 10 november 1934 tot 9 februari 1935. Daarna werden afleveringen gebundeld en gepubliceerd in een afzonderlijke uitgave in 1935. 7
De gegevens over Westkapelle dateren dus van rond 1905. Hij schrijft over de schilderijen:
“Les trois tableaux suivants soft mentionnées ici pour mémoire; aucun n‘ est un chef-d‘oeuvre, ni même une oeuvre remarquable:
- Le Christ reussité apparaissant â la Sainte Vierge... James Weale reconnaît dans cette oeuvre le genre de Maes.
- L ‘assomplion de la Sainte Vierge, d ‘après Rubens, par JA.
- La nativité; écoleflamande du XVÎII° siècle.”
De Flou schrijft bijna letterlijk de nota’s van James Weale na. Maar op het ogenblik van de publicaties van het handschrift, in 1934 in “La Patrie” en in 1935 als afzonderlijke uitgave, bleef alleen het pas gerestaureerde doek van Suweyns over en heel de barokbekleding van de kerk was toen ook reeds meer dan 25 jaar afgebroken en verkocht. De publicaties waren al lang door de feiten voorbijgestreefd wat betreft Westkapelle.
In zijn “Brokjes geschiedenis” put Maurits van Coppenolle ook uit de gegevens van de Flou, zonder enige vermelding van de verdwijning der schilderijen 25 jaar terug.
In het” Liber Memorialis 1” van de kerk van Westkapelle zijn twee persknipsels ingeplakt. 8 Van hieruit konden wij deze kleine geschiedenis reconstrueren.
De fotografische inventaris van het Kon. Instituut voor het Kunstpatrimonium, 9 uitgegeven in 1965, maar waarvan de inventarisatie van de kunstschatten van Westkapelle teruggaat tot 1944 en voor het hier besproken schilderij tot 1953, identificeert het werk als volgt: schilderij: Rubens (kopie), O.-L.-Vrouw-Tenhemelopneming. XVIII, doek, 210 x 178 (B 14 15549 ‘53). Geen vermelding meer van de andere altaar-schilderijen. Ook zwijgt men over een eventuele toeschrijving aan Garemijn.
Luc Devliegher schrijft in zijn boek over de Zwinstreek: 10 Schilderij “Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart (afkomstig van het vroegere O.L.V.-altaardoek, h. 218,5 cm, b. 178 cm, tweede helft 18de eeuw. Maria wordt door engelen ten hemel gevoerd; omheen het ledige graf kijken apostelen en heilige vrouwen toe. In 1914 werd toelating verleend de twee andere schilderijen te verkopen (Bulletin Commission Prov. 6, 1906-1908), 389-90. L. Devliegher vermeldt niet de naam van de schilder. Waarschijnlijk betwijfelde hij ook de toeschrijving aan JA. Garemijn.
Ter gelegenheid van de tentoonstelling van de kunstschatten van de kerk van Westkapelle schreven onze betreurde Willy Theerens en Dirk Aernoudt een begeleidende brochure Ons schilderij komt ruim aan bod. “Schilderij “O.L.V.- Hemelvaart”, (tweede helft van de 18de eeuw). Geschilderd door J.Q. (sic) Gaeremijn. Afkomstig van het vroegere O.L.V.-altaar.
Thema: Maria wordt door engelen ten hemel gevoerd, rond het lege graf kijken apostelen en heilige vrouwen toe.
Kenmerken: Wij kunnen dit schilderij zien als een uitvloeisel van de Rubens-periode. Zo wijst b.v. het stoere “kuitwerk” van een apostel duidelijk in deze richting. Het schilderij werd in 1935 gerestaureerd. In een nota wordt nog aangestipt dat de twee andere schilderijen: “De aanbidding der herders” en “De verschijning van Christus aan Maria” in 1914 verkocht werden (i.v.m. nog lopende rekeningen rond de kerkverbouwing).
Besluit : Schilderijen kennen een bijna tragisch lot. Zij worden besteld bij eerste klas kunstenaars en duur betaald. Zij worden gekoesterd en bewonderd door tijdgenoten, maar als de mode verandert, worden zij evenzeer verguisd en met onwaardige pennenstreken beklad, zelfs door de hooggeëerde provinciale commissie van monumenten. Gevolg: verwaarlozing door de plaatselijke verantwoordelijken. Als de waardering weer toeneemt, stijgt de restauratiekoorts, maar intussen zijn heel wat schilderijen verdwenen, verkocht voor een appel en een ei. Ook al hadden kerkraad en pastoor soms ezelsoren in kunstaangelegenheden, zij bevonden zich in het goede gezelschap van eminente leden van de commissie voor monumenten. Gevolg: verarming van de kerk.
Een tweede bemerking wat betreft de toeschrijving. De meest kritische studie van L. Devliegher neemt de algemeen aanvaarde toeschrijving aan Jan Antoon Garemijn niet over. Had hij twijfels ? We zullen straks zien dat er gegronde redenen zijn om de toeschrijving aan Jan Antoon Garemijn te schrappen. Tot beschaming van James Weale en allen die hem naschreven, moeten wij zeggen: het schilderij van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming is getekend en gedateerd: A. Suweyns 1768.
De ironie van de geschiedenis leert: terwijl iedereen van James Weale afschrijft en iedereen, zelfs de pastoors, geloven op grond van horen zeggen en zien schrijven, steekt de waarheid op enkele meter afstand in een archiefkast van de herder, geschreven op enkele bladzijden papier van een restauratiedossier.
2. Wat er met de schilderijen gebeurde
Hs. Mestdagh 12 vermoedt dat “enige tableaux” en een vaandel met de afbeelding van de oude kerk met torenspits rond 1828 naar de pastorie werden overgebracht en “onder het fournois verbrand en keerden tot asch terug”. Werden de zeven werken van Barmhartigheid van Jan Maes ook verstookt om de patatten of de vuile was van de pastoor te koken? Het zou niet de eerste keer zijn dat gelijkaardige zaken zich voordeden.
De oude kruisweg die de kerk versierde vöör 1908 verdween eveneens zonder sporen na te laten. Hij werd door het provinciaal comité van monumenten bestempeld als: “Le chemin de croix n’offre aucun intérêt et n’a pas de valeur”. 13 Werd hij meeverhuisd naar “Het Gesticht” om daar te dienen tot stichting der bejaarde gelovigen? En later overgebracht naar een of ander klooster van de zusters van Kortemark? Het zou een betere oplossing geweest zijn dan de roemloze vuurdood. Maar wij weten het niet.
Wat gebeurde er met de altaar-schilderijen? Bij het opsporen van de documenten vonden wij in het provinciaal archief een bundeltje met voldoende gegevens om de historiek te schrijven van de twee verdwenen altaarstukken.
- Op 22 augustus 1911 overhandigt ambtenaar Jerome Noterdaeme een dossier over de verkoop van oude meubels uit de Sint-Niklaaskerk te Westkapelle. Hij vraagt advies aan het Provinciaal Comité van Monumenten. Geen reactie. 14
- Op 29 november 1991 hernieuwt hij zijn aanvraag. Hij schrijft nu: “verkoop van oude meubels en schilderijen”. Geen reactie. 15
- Op 22 februari 1912 doet hij een derde poging. Deze keer is het “très urgent”. 16
- Op 16 maart 1912 volgt het rapport aan gouverneur Baron Ruzette. De ondertekenaars, C. Tulpinck en J. van Ruymbeke hebben intussen een bezoek gebracht aan Westkapelle en volgen het advies van provinciaal architect Vierin. Het schilderij, “De tenhemelopneming van Maria”, beoordelen zij als volgt: “nous estimons qu’il serait désirable que cette oeuvre, quoi que médiocre, ne fut pas aliénée, elle pourrait trouver place dans la sacristie”. Het schilderij “De geboorte” en “Christus verschijnt aan zijn moeder”, vinden zij geen beoordeling waard. Zij adviseren wel dat de “débris de tabernacle et d’autel” mogen verkocht worden. 17 Dat altaar-puin bevatte: een trommeltabernakel van beeldhouwer Van Walleghem, twee 18de -eeuwse beelden van OL.V. met kind en Sint-Niklaas met de drie kinderen in de kuip; drie series houten, verzilverde altaar-kandelaars en twee altaar-kruisen!
De brief bevat verder een opsomming van de kunstschatten in de kerk waarvan sommige moeten hersteld worden, o.a. de 18de -eeuwse communiebank. Een getypt afschrift van dit advies, met dezelfde datum, stak ook in het kerkarchief dat bewaard wordt op de pastorie. 18 Alle in de brief aangehaalde kunstwerken worden onderstreept. De schilderijen van “De geboorte” en “De verschijning van Christus” worden aangekruist. In de marge staat een met de hand geschreven zin: “Ontvangen op 26 maart 1919”. Betekent dit dat de kerkfabriek deze brief maar ontvangen heeft na de eerste Wereldoorlog? Het is mogelijk. Intussen had het Provinciaal Comité van Monumenten de toestemming gegeven om de twee schilderijen te verkopen. 19 L. Devliegher vermeldt het jaar 1914. Maar het moet reeds in 1912 gebeurd zijn. Wij lezen immers in document nr. 6: “le Comité a approuvé ce rapport (Van Tulpinck en van Ruymbeke) en séance du 23 de ce mois (april 1912) et a émis le voeu qu’il I’avenir lorsque des églises voudront se défaire d’objets mobiliers, elles devraient en demander l’autorisation avant l’enlèvement”. 20 Deze verstandige opmerking van een secure ambtenaar van de administratie wil gewoon zeggen:
Stel ons niet voor voldongen feiten! Mijns inziens klinkt dit ook als een verwijt aan het adres van de heren Vierin en van Ruymbeke. Uit het dossier van de restauratie van de kerk (1907-1908) weten wij dat zij op de hoogte waren dat de gotische, in de 17de eeuw dichtgemetselde vensters zouden heropend worden en dat de hiervoor geplaatste barokretabels zouden moeten verdwijnen. Hadden zij dit toen gesignaleerd dan, wie weet of die schilderijen niet in de kerk gebleven waren! Maar nu gaan wij aan het dromen! Wie nu een bezoek brengt aan onze kerk en vaststelt dat ze heel arm aan schilderijen is, mag zich troosten met de gedachte dat het vóór de Neo-Gotieke beeldenstorm van 1908 wel anders geweest is.
3. Het restauratiedossier 1931 -1934
Op 25 juli 1931 stuurt C. Leegenhoek aan de toenmalige pastoor, Henri Leleu, een begroting voor het restaureren van een schilderij: “Hemelvaart van Maria”, A. Suweyns 1768.
Prijs 1290 fr. 21 In een begeleidend schrijven geeft hij ook aanwijzingen in verband met de aanvraag tot toelage bij het provinciaal bestuur. 22
Een derde document eveneens uit het archief van de kerk, bewaard op de pastorie, is een afschrift van deze aanvraag tot betoelaging. Deze aanvraag gaat uit van de kerkraad en is gericht aan de heer gouverneur. 23
Vanuit de provincie antwoordt men met de vraag, hoeveel de kerkfabriek daarin wil bijdragen en dat er eerst een toelage moet gevraagd worden aan het gemeentebestuur. 24
Op dezelfde datum wordt het dossier met het ontwerp tot herstelling van het schilderij overgemaakt aan het provinciaal Comiteit voor Kunstgebouwen en Natuurschoonheden. De bekende Brugse schilder Flori Van Acker wordt gevraagd verslag en advies uit te brengen. 25
Vier dagen later schrijft hij zijn advies aan de heer gouverneur neer in een bijna kalligrafisch schrift. Hij beschrijft de belabberde toestand van het schilderij, maar hij heeft een heel wat positievere kijk op de kunstwaarde van het schilderij dan zijn voorgangers, Vierin, van Ruymbeke en Tulpinck. Hoewel hijzelf doordrongen en begeesterd was door de gotiek, schrijft hij een tamelijk goede schilderij van den Brugschen kunstschilder Antonius Suweyns, gedagtekend van het jaar 1768. Dit schilderstuk die de Hemelvaart van Maria voorstelt, is opgevat volgens de klassieke overleveringen der kunst van de 18de eeuw, misschien wel een weinig conventioneel, maar toch interessant. Hij beveelt de restauratie aan en vindt het bedrag van 1290 fr. niet overdreven.
Hij besluit met een biografische nota over Antonius Suweyns en met de bemerking dat hij “er nooit toe kwam, de keurigheid van tekening en de schitterende kwaliteiten van kleur en samenstelling, op te vatten, die de talrijke schilderwerken van Garemijn, zijnen eersten tekenmeester, kenmerken”. Hiermee geeft Flori Van Acker een eigen accent aan wat de biograaf van Suweyns, Pieter Ledoulx al opgemerkt had. 26
Dit verslag wordt in vergadering van 14 december 1931, goedgekeurd tijdens de vergadering van de briefwisselende leden van de Comiteit en doorgestuurd naar de Koninklijke Raad voor Kunstgebouwen en Natuurschoonheden te Brussel. 27
De kerkfabriek zit intussen ook niet stil. Op zondag 3 januari 1932 neemt zij een gemotiveerd besluit tot herstelling van het schilderij, bepaalt haar bijdrage in de onkosten op 1/3 van het bedrag van 1340 fr. (1290 + 50 fr. voor de fotografische reproducties) en vraagt een toelage aan gemeente en provincie. 28
De gemeentesecretaris Pieter Deckers heeft contact met de pastoor en schrijft dat de gemeenteraad binnenkort (na Pasen) (1932) zal samenkomen om de zaak te bespreken. 29
De Koninklijke Raad voor Kunstgebouwen en Natuurschoonheden brengt ter kennis aan de gouverneur dat “het ontwerp betreffende de herstelling eener schilderij van Antonius Suweyns, verbeeldende de Hemelvaart van Maria... ons voor een gunstig advies vatbaar schijnt”. 30
Het provinciaal bestuur vraagt aan de kerkfabriek van Westkapelle om een prijsbepaling van de fotografische reproducties op formaat 0,18 x 0,24m voor en na de herstelling van het schilderij. 31 In het archief van de pastorie steekt dan ook een aangepaste prijsofferte van C. Leegenhoek van 1290 + 50 fr. = 1340. 32
Alle gegevens, verslagen, adviezen en beslissingen zijn nu op papier gezet en op 4-11-1932 volgt dan ook het Koninklijk Besluit van goedkeuring der restauratie, nadat de gouverneur reeds op 11-06-1932 het verslag had opgemaakt en aan Brussel overgemaakt”. 33
Begin december 1932 laat de gouverneur weten dat het ministerie van Kunsten en Wetenschappen voor 223,33 fr. zal bijdragen in de uitgave van 1340 fr. voor de herstelling van het schilderij: “Hemelvaart van Maria” door Suweyns. Hij stuurt twee afschriften van het K.B. van 4 november en deelt mee dat de provincie voor 1/6 van het bedrag tussenkomt. 34
De gemeente Westkapelle stuurt een afschrift van dit K.B. naar de kerkfabriek en citeert volledig voorgaande brief. De burgemeester was toen Constant Van de Sompele en de secretaris Pieter Deckers Deze brief aan de kerkfabriek bevindt zich in kopie ook in het gemeentearchief van Westkapelle. Onderaan werd erbij genoteerd: 1/3 van 1340 is 446,66 fr. Vereffend bij mandaat nr. 38 van 1934. 35 De verdeling van de financiering was dus als volgt: 1/3 voor de gemeente, de provincie en de Staat voor elk 1/6 en de kerkfabriek voor de resterende derde. 36
Vanuit de provincie vraagt men nog aan Flori Van Acker om te laten weten of het schilderij behoorlijk hersteld werd; 37 waarop Flori Van Acker in naam van het provinciaal Comiteit voor Kunstgebouwen en Natuurschoonheden bevestigend antwoordt. 38
Het dossier eindigt met een nota aan de gouverneur van 10-10-1934 met dezelfde inhoud als voorgaande brief van Flori Van Acker.
Uit de opmerkingen van C. Leegenhoek en Flori Van Acker, en van alle betrokken partijen kunnen wij opmaken dat er geen enkele twijfel bestond over de identiteit van de schilder en de datering van het schilderij: Antonius Suweyns, 1768. Het schilderij was ernstig beschadigd en op verschillende plaatsen gescheurd. Het werd verdoekt, de lacunes bijgeschilderd, vernist, op een nieuw spieraam gespannen en in een nieuw kader geplaatst.
Op 28-11-1931 bevond het zich in het atelier van Leegenhoek en de betaling van de gemeentelijke toelage gebeurde in 1934.
Het werd opgehangen in het O.L.V.-koor tussen het eerste en tweede raam waar het is blijven hangen, ook tijdens de schilderwerken van de kerk in de jaren ‘70. Men deed zelfs niet de moeite om het af te dekken, want bij het wegnemen van het schilderij tijdens de recente restauratiewerken bleek dat er op sommige plaatsen verfspatten op te zien waren. Gelukkig was de kwaliteit van de verf beneden peil en konden ze gemakkelijk verwijderd worden. Maar dit is een ander en nieuw verhaal.
4. De restauratie van 15-11 / 15-12-1995. Iconografie
Ter gelegenheid van de schilderwerken in de kerk werd ook besloten om het schilderij “De ten hemel opneming van Maria” grondig te restaureren. De vorige behandeling door C. Leegenhoek, dateerde immers reeds van 1934. Tijdens de grove herstellingswerken werd het schilderij afgenomen van de muur. Toen bleek dat er naast het zichtbare gat op de schouder van de apostel, die met zijn rug naar de toeschouwer staat, ook verfresten verspreid op het doek aanwezig waren, te wijten aan de slordige schilderwerken in de jaren zeventig. Onderaan links en verspreid over het hele doek was er blaasvorming en soms ernstige vervormingen. Het oude vernis was zwaar vergeeld zodat de oorspronkelijke kleuren niet meer oplichtten en het geheel een vaal en donker uitzicht had.
De mooie kleuren zijn nu van onder het vergeeld vernis weer tevoorschijn getoverd en worden nog geaccentueerd door een aangepaste verlichting. Wij zien hoe de twaalf apostelen en drie heilige vrouwen rondom het lege graf geschaard zijn. Sommige kijken verwonderd naar de lege, bruin-geaderde, marmeren sarcofaag waarin alleen nog de witte lijkwade en een rozentak zichtbaar zijn. Een van de vrouwen houdt in haar rechterhand een prachtige roze roos en kijkt over haar schouder naar omhoog. Naast haar, links en rechts, haar twee gezellinnen. De vrouw (heraldisch) links draagt een hoofddoek en ziet er veel ouder uit. Het lijkt een typische volksvrouw uit een Garemijn schilderij. Een oude, kale apostel met baard (Petrus?) en zijn gezel met volle baard kijken aandachtig gebogen naar de lijkwade. Hun jongere vriend met rode mantel (Johannes) houdt eveneens de lijkwade vast en ziet in extase naar Maria boven op de wolken. Aan diezelfde linkerzijde van het schilderij staan nog eens drie omhoog starende apostelen, waarvan één met de rechterhand zijn ogen beschermt tegen het felle hemels licht dat vanachter de verheerlijkte Maria overal op hen neerdaalt.
Op sommige gezichten ligt de schaduw van de wolken waarop Maria ten hemel gevoerd wordt. Rechts staan nog eens vier apostelen waarvan de voorste rechts geknield de handen in bewondering omhoog heft en de voorste met zijn rug naar ons gekeerd met heel zijn lichaam zich naar de hemel strekt. In een zee van gouden licht wordt Maria op de wolken ten hemel geheven door drie kleine putti, terwijl links van haar, op een donkere torenwolk nog eens twee putti spelen met een rozen-en lelietak. Deze verwijzen naar het verhaal in de gouden legende van Jacob van Voragine (ca. 1240). In het lege graf werden alleen geurende rozen en lelies gevonden.
Alhoewel een vrije kopie naar Rubens, is de kunstenaar er toch in geslaagd een goed samenhangende compositie te maken die getuigt van een innerlijk, diepreligieuze dynamiek.
5. Een kunst kritische beschouwing : O.L.V. Hemelvaart, een kopie naar Rubens
James Weale schrijft in zijn nota’s over het altaar-schilderij, O.L. V. ten hemelopneming: “copie d’après l’original de Rubens â Anvers”. Hij verwijst hier ongetwijfeld naar het befaamde schilderij in het hoogaltaar van de O.L.V. kathedraal van Antwerpen.
Bij nader toezien zijn er echter heel wat verschillen merkbaar. Het grondthema is natuurlijk hetzelfde. De twaalf apostelen en de heilige vrouwen zijn geschaard rond het lege graf, waarin alleen de witte lijkwade, bezaaid met rozen, zichtbaar is. Maria wordt ten hemel geheven door putti, terwijl de apostelen haar verwonderd en bewonderend nastaren.
Op het schilderij van Suweyns zien wij dat de grote engelen, die Maria opvangen in de hemel, werden weggelaten. Ook het aantal putti werd gereduceerd. Maria stijgt ten hemel terwijl haar lichaam veel sterker overhelt in de tegenovergestelde houding als in Antwerpen. De opstelling en houding van de apostelen en vrouwen is anders en de sarcofaag, van bruin geaderd marmer, is bij Suweyns pal dwars geplaatst en veel beter zichtbaar. Ook is de dekplaat van de graftombe weggelaten. Voldoende verschillen om de verwijzing naar Antwerpen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.
Een eerste verkenning leidde ons naar het “Corpus Rubenianum” 40 Ludwig Burchard Deel XXI behandelt de boekillustraties en titelpagina’s 41 Fig. 93 is een gravure van Theodoor Galle, geretoucheerd door Rubens. Zij stelt de ten hemelopneming van Maria voor. Fig. 92 is een identieke gravure van Theodoor Galle, die gebruikt werd in de publicatie van 1618 van een Romeins Brevier door de Plantijn drukkerij. Dit is dus zes jaar voor de voltooiing van het Mariaschilderij in het hoogaltaar van de Antwerpse Onze Lieve Vrouw kathedraal.
De compositie van Suweyns in Westkapelle staat veel dichter bij deze gravure dan de wervelende barokcompositie van de ten hemelopneming van Maria in de kathedraal. Eerst waren wij overtuigd dat Suweyns een gravure als inspiratiebron voor ons schilderij had gebruikt. Dit was heel goed mogelijk omdat langs de Plantijn drukkerij een grote variatie aan gravures een reusachtige verspreiding vond en invloed uitoefende op de iconografie tot diep in de 18de eeuw. We deden een test in de bibliotheek van het Grootseminarie te Brugge.
Een romeins brevier van 1736 afkomstig van de Plantijn persen heeft als illustratie bij het feest van de ten hemelopneming van Maria nog altijd de identieke gravure als deze van 1618 in het “Corpus Rubenianum”.
Een minder mooie en kleinere Plantijn druk van 1781 vertoont bij hetzelfde feest een gravure die tot in de details maar dan in spiegelbeeld, gekopieerd werd van de olieverfschets in het Mauritshuis in Den Haag, daterend van 1625. 42
En een prachtig Romeins Brevier, een Plantijn Wde Balthasar Moretus druk, van 1697 vertoont bij het feest van Maria ten hemelopneming een schitterende gravure die mijns inziens verwijst naar de schilderij van Rubens in de koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel. Het doek is afkomstig van de kerk der ongeschoeide Carmelitessen te Brussel en dateert van ca. 1614.
Deze romeinse brevieren hebben ook voor de andere grote feesten van het kerkelijk jaar aangepaste gravures met de Rubensiaanse thematiek en iconografie. Het moet dus voor Suweyns heel gemakkelijk geweest zijn m zich te laten inspireren op een of andere dergelijke gravure.
Hoe verleidelijk de veronderstelling mocht zijn, zij bleek achteraf niet juist.
Verder onderzoek leidde ons naar de mooie Mercator publicatie van F. Baudouin: Pietro Paulo Rubens. 43 Daar wordt in een zwart-wit afbeelding een ten hemelopneming van Maria voorgesteld die ongetwijfeld het origineel is waarop A. Suweyns zich heeft geïnspireerd. Het schilderij van Westkapelle is een bijna letterlijke kopie.
Dit schilderij van Rubens is nu in het Kunstmuseum van Düsseldorf maar is afkomstig uit de Kapellekerk van Brussel. Het was er geplaatst in het barokke hoofdaltaar van de kerk die toegewijd is aan Onze-Lieve-Vrouw. F. Baudouin dateert het rond 1616-1618.
Hij beschrijft het monumentale werk geschilderd op paneel (423 x 281 cm) als volgt: ‘De compositie mag als een verdere uitwerking worden beschouwd van die van de Hemelvaart van Maria van omstreeks 1614 in de Koninklijke Musea van Schone Kunsten te Brussel. De kunstenaar bereikte echter een grotere eenheid tussen de bovenste zone waarin Maria thans meer beweeglijk wordt uitgebeeld, en de onderste, waarin de figuren sterker samengebonden werden en de lichte en donkere partijen beter aan mekaar afgewogen. De wapperende mantel van Maria en de lichtstrepen die langs haar neerglijden onderstrepen de dynamiek van haar opvaart ten hemel. Handgebaren en vloeiende draperingen verhogen nog de levendigheid van het geheel.
Zonder twijfel werd de 18de -eeuwse academieschilder Suweyns meer aangesproken door dit “klassieke” evenwichtiger werk van Rubens dan door het nerveuze vol barokke doek in de kathedraal van Antwerpen. Na vergelijking bemerken we wel enkele belangrijke verschillen. Suweyns kopieert in spiegelbeeld. Maria heeft een lichtblauw kleed in plaats van een rood bij Rubens. Het koninklijke rood past eerder bij de kroning van Maria dan bij de ten hemelopneming. Hij laat de putto weg die Maria een bloemenkroon op het hoofd wil plaatsen. In de plaats houden twee putti elk een lelie -en rozentak in de hand. Daarmee keert hij terug naar een duidelijker voorstelling van de ten hemelopneming. De rozen en de lelies zijn een allusie op de “Legenda Aurea” 44 van Jacopo a Varazzo (ca 1240), waar hij schrijft dat in het open graf van Maria alleen lelies en rozen werden gevonden. Het aantal putti die Maria op de wolk ten hemel voeren is ook tot drie herleid. Van het gebeuren rond het lege graf heeft Suweyns de drie vrouwenfiguren letterlijk overgenomen, eveneens de drie apostelen rond de lijkwade geschaard.
Ook de twee apostelen, met hun rug naar de toeschouwers gekeerd, zijn een letterlijke kopie. De andere figuren vertonen slechts lichte wijzigingen. Suweyns heeft de rotsformatie met de ingang van de grafspelonk niet overgenomen, ook niet de streep hemelsblauw licht, die, samen met de rots, bij Rubens nog een scheidingslijn trok tussen het hemels gebeuren en de aardse grafscene.
Bij Suweyns schijnt het goddelijk licht neer te dalen van achter de zwierige sluier en de hogerop wapperende mantel van Maria, terwijl het bij Rubens neervalt van boven Maria, schuin naar beneden, naar de grafspelonk. Suweyns heeft de apostel, met in zijn opgeheven linkerhand zijn rode mantel, staande aan de rand van Rubens’ schilderij, weggelaten en vervangen door een groep van drie apostelen die zonder opgestoken handen alleen maar in verwondering ten hemel staren. We vermeldden al de kleurwijziging van de mantel van Maria, ook de apostel met de lijkwade in de hand kreeg een andere, ditmaal rode kleur, en ook de apostel met de blote kuiten kreeg een andere kleur voor zijn mantel en kleed. De sarcofaag is bij Suweyns helemaal dwars geplaatst en de zware deksteen ontbreekt. Misschien heeft hij zich toch nog laten inspireren op een gegeven van de vermelde gravures.
Alles samen een kopie met enkele bestudeerde wijzigingen en een goede poging om een sterkere eenheid te scheppen. Het schilderij baadt in een hemels gouden licht en betrekt de apostelen en de vrouwen sterker bij het gebeuren van de tenhemelopneming. Suweyns tekent dan ook eigenhandig: A. Suweyns 1768.
Om deze kunst kritische en iconografische beschouwing af te sluiten, vermelden wij nog dat het origineel schilderij van Rubens in Düsseldorf zeker negen maal letterlijk of vrij gekopieerd werd. Er zijn ook nog drie tekeningen en gravures bekend en ook nog een houtsnede
De gravure, afb. 107 bevindt zich in de bibliotheek van de universiteit te Gent. Afb. 108 is een haast identieke afbeelding maar in spiegelbeeld. Zij stemt bijna letterlijk overeen met het schilderij van Düsseldorf en de kopie van schilder Van der Borcht (nu in Sint-Joost-ten-Node).
Wanneer wij deze gravure vergelijken met ons schilderij in Westkapelle, kunnen wij nog twee bemerkingen maken:
1. De gravure vertoont bovenaan de Christusfiguur die zich neerbuigt over Maria en haar met open armen ontvangt in de hemel. Maria kijkt naar haar goddelijke zoon op. Dit geeft voedsel aan de veronderstelling dat het oorspronkelijke barokke altaar-retabel waarin het schilderij van Rubens gevat was, in zijn bekroning een voorstelling van Christus bevatte (of van de heilige Drie Ëenheid). Vandaar de opgaande blik van Maria op het schilderij en zijn kopieën, die los van hun retabel aan niets schijnt te beantwoorden.
2. Op het schilderij van Westkapelle heeft Suweyns bijna alle apostelen en vrouwenfiguren haast letterlijk overgenomen. Er is een opvallende uitzondering. Boven de drie vrouwen is een apostelkop geschilderd met een puntbaard en 18de -eeuwse haarsnit. Hij ziet er bleek en ziekelijk uit. Een heel andere figuur dan op de gravures en de geschilderde kopieën. Is dit een zelfportret van Suweyns of van een of andere Westkapelse opdrachtgever?
6. De kunstcommercie draait
In 1984 werd in Brussel een tentoonstelling georganiseerd met als thema: “Een kerk en haar geschiedenis”, de Kapellekerk te Brussel. 45 In het hoofdstukje over P.P. Rubens op p. 125 lezen wij met enige verbazing de geschiedenis van het Rubensschilderij “de ten hemelopneming van Maria”. In 1711 koopt de keurvorst Johann-Wilhelm von der Paltz-Neuburg voor zijn Dusseldorfse collectie “de Marteling van de H. Laurentius” en “de ten hemelopneming”. De kandidaat-koper zei dat het schilderij beschadigd was en dat het verder zou aftakelen in het onveilige Brussel en misschien wel teniet zou gaan. De kerkfabriek beweerde dat ze in geldnood zat na de beschadiging van de kerk door het barbaarse bombardement van de Franse generaal de Villeroy in 1695, hoewel de schade nogal meeviel. Wilden zij hun schilderij van een bijna niet meer bekende schilder kwijt? Van de kunstschilder wisten zij alleen nog dat het werk geborsteld was door “un certain Rubens”. De bisschop zei eerst dat het werk beter ter plaatse bleef. Een aangestelde commissie van kunstkenners kreeg opdracht een advies te verwoorden en de heren kwamen tot het besluit dat het werk wel het dubbele waard was dan hetgeen de kerkraad ervoor aangeboden kreeg. De kandidaat-koper liet per brief weten dat de bisschop nu geen bezwaren meer had tegen de eventuele verkoop. Alles werd op papier gezet met een clausule dat er moest gezorgd worden voor een kopie. Na de verkoop bleek dat er niet duidelijk in stond of de koper wel kon verplicht worden om deze kopie te laten uitvoeren en nog minder duidelijk was wie ze moest betalen. Uiteindelijk werd de kopie gemaakt door de Brusselse schilder Van der Borcht en betaald door de kerkfabriek van de Kapellekerk. Zo was de Kapellekerk haar Rubens kwijt en een kopie arm.
Besluit: vanaf 1711 was “de tenbhemelopneming van Maria” door Rubens niet meer in de Kapellekerk te Brussel en Suweyns heeft dus niet het origineel van Rubens gekopieerd, maar de letterlijke kopie door schilder Van der Borcht. Een kopie van een kopie dus te Westkapelle.
Tot slot vermelden wij dat in het jaar 1870 de kerkraad van de Kapellekerk weer in het nieuws kwam. Geldnood? Neen. Ditmaal verkochten ze, na de neogotische restauratie van 1867 tot 1869, onder de leiding van V. Jamaer, de barokaltaren. Het O.L.V.-altaar, waarschijnlijk een werk van Hans Van Mildert, 48 een beste vriend van Rubens, werd samen met de kopie van Van der Borcht aan de kerk van Sint-Joost-ten-Node verkocht. Daar is het nu nog altijd te bewonderen
Westkapelle mag zichzelf troosten dat zij deel uitmaakt van een talrijk gezelschap van kerken die hun barokaankleding verloren hebben onder de neogotische restauratiewoede.
Documenten - afkortingen:
- KA.W. = Kerkarchief St. -Niklaaskerk Westkapelle, bewaard op de pastorie, Hoekestraat 6, 8300 Westkapelle.
- KA.W.G. = Kerkarchief St.-Niklaaskerk Westkapelle, bewaard in de gemeente Knokke-Heist, gemeentehuis, afdeling Heist, de Vrièrestraat 49, 8301 Heist.
- KA.W.P. = Kerkarchief St. -Niklaaskerk Westkapelle, bewaard op het Provinciaal Administratief Centrum, Boeverbos, 8200 Sint-Andries/Brugge.
Nota: Op het Prov. Administratief Centrum werd ook geraadpleegd: Comité Provincial des Monuments, Répertoire 1900-1918. Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen, Repertorium 1927-1969.
Uit de bewerking van het repertorium en door vergelijking van de gegevens uit de drie archiefbewaarplaatsen blijkt dat de hier opgesomde documenten verre van volledig zijn. Zo hebben wij geen gegevens uit het repertorium van 1918-1926. Het archief van de Kon. Commissie van Monumenten werd niet geraadpleegd. Ook het eventueel archief van C. Leegenhoek werd niet opgespoord.
Toch is de oogst voldoende groot om een duidelijk inzicht te verkrijgen in de historiek van het hier besproken schilderij.
Nr. Uitgaande Wie aan wie, voor wat, over datum van (Hoofding)
1. Prov. W.-Vl. Namens gouverneur. Comité Prov. advies verkoop 22-08-11
- Bestuur de bestuurder Jer. Monuments v. oud meubilair
- Afdeling Noterdaeme Ruymbeke KF. Westkapelle nr25.831 Duclos
2. (KA.W.P.) Prov. W.-V1. Namens gouverneur. Comité Prov. advies verkoop 29-11-11
- Bestuur de bestuurder Jer. Monuments (rappel) oud meubilair
- 3° Afdeling Noterdaeme Bruges + schilderijen nr. 25.831 KF. Westkap.
3. (KA.W.P.) (Namens Comité Gouverneur rapport verkoop 16.03.12 Prov. Monum.
- 2° Bestuur de bestuurder Jer. Monuments (rappel) oud meubilair
- 3° Afdeling Noterdaeme + schilderijen nr. 25.831 KF. Westkapelle
- Baron Ruzette oud meubilair + schilderijen
5. kopie van 4 (Namens Comité Gouverneur rapport verkoop 16-03-12 (KA.W.P. Prov. Monum.
- Baron Ruzette oud meubilair + schilderijen
- C. Tulpinck KF. Westkapelle
- J. v. Ruymbeke
6. Gouv. Prov. R.W. Gouverneur nota + verkoop 26-04-12
- Cabinet rapport oud meubilair
- 1598 Tulpinck + schilderijen
- (KA.W.P.) v. KF. Westkapelle - -Ruymbeke
7. 1598 rapport oud meubilair
- (KA.W.P.) Tul. + Kerk Westkap. -v. Ruymb.
8. C. Leegenhoek C. Leegenhoek Pastoor begroting herstelling 25-07-31 Leeuwenstr. 10 Brugge (KA.W.P.)
9. C. Leegenhoek C. Leegenhoek Kerkfabriek begroting herstelling 25-07-31
- (KA.W.P.) Westkapelle verdoeken schilderij, vernissen “OLV Hemelv.” spieraam A. Suweyns
- kader
- Nr. Uitgaande Wie Aan wie Voor wat Over Datum van (Hoofding)
10. Kerkfabriek Gouverneur bestek herstelling 16-10-31
- Westkapelle Westkapelle Leegen“ OLV Hemelv.” afschrift hoek (KA.W.P.) 1290 fr.
11. Prov. W.-Vl. Namens Gouvern. Kerkfabriek vraag -tussenkomst 24-11-31
- Bestuur; 30 Afdeling het afdelingshoofd Maurice De Zeine
- Westkapelle KF. herstellingschilderij nr. 6.713 “OLV Hemelv.” (KA.W.P.) -toelage aan gemeente
12. Prov. W.-VI. gouverneur-Flori advies ontwerp 24-11-31
- Prov. Com. voorzitter Van Acker herstelling Kunstgeb. en schilderij
- Landsch. kerk Westkap. Nr. 327M (KA.W.P.)
13. Prov. W.-Vl. Namens Gouvern. -Prov. advies ontwerp 24-11-31
- Bestuur 30 Afdeling het afdelingshoofd Maurice De Zeine Comiteit Kunstgeb. + herstellingschilderij
- Nr. 6.713 Natuurschoon kerk Westkap. (KA.W.P.) -Flori verslag + Van Acker advies
14. (KA.W.P.) Flori Van Acker Gouverneur verslag + herstelling 28-11-31
- advies schilderij “OLV Hemelv.” Kerk Westkap.
15. 327 M Flori Van verslag herstelling .12.31 Westkap. kerk Acker schilderij A. Suweyns (KA.W.P.
16. 327 M Gouv. -voorzitter Kon. Raad ter herstelling 30-12-31
- Westkap. kerk Toegev. secret. (Kunstgeb. + beslissing schilderij Natuursch.) OLV F{Hemelv.)
- 3 bijlagen A. Suweyns (KA.W.P.)
17. (KF. H. Lannoye vrz. besluit -herstelling 3-01-32 Westkap.) C. Demon, schilderij
- (KA.W. P.) P. Desutter, “OLV Hemelv.” Chs.Aernoudt, -
- KF. 1/3 H.Leleu, -toelage G + P pastor C. V.d. -goedkeuring
- Sompele hogere overheid, richtlijnen, administratie
- Nr. Uitgaande Wie Aan wie Voor wat Over Datum van (Hoofding)
18. (KA.W.P.) P. Deckers pastoor nota richtlijnen
- administratie
19. Kon. Raad Gouvern. Voorz. gouverneur -gunstig herstelling 21-01-32
- Kunst-ridder Lagasse de W.: advies schilderij
- gebouwen en Locht. Vlaanderen “OLV
- Natuurschoon. secret. Houbar Hemelvaart”
- Afschrift A. Suweyns
20. (KA.W.P.) -richtlijnen voor Leegenhoek gouverneur -kennisg. herstelling 26-01-32
- Westkap. kerk toegev. secret. gunstig schilderij advies “OLV Hemelv.” 3 bijlagen A. Suweyns
- (KA.W.P.) -richtlijnen voor Leegenhoek
21. 327 M Kerkfabriek visa herstelling 7-03-32)
- Westkap. kerk Westkapelle schilderij “OLV Hemelv.”
- (KA.W.P.) A. Suweyns
22. Prov. W.-V1. Namens Gouvern. Kerkfabriek vraag -Kosten 1-02-32
- Bestuur het afdelingshoofd Westkapelle herstelling 3° Afdeling Maurice De Zeine schilderij
- Nr. 6.713 “OLV Hemelv.” (KA.W.P.) -Kosten foto’s Leegenhoek
23. C. Leegenhoek Kerkfabriek begroting herstelling 16-02-32
- Westkapelle 1290 fr. Schilderij, foto’s “O.L.V. Hemelv.” 50 fr. foto’s
24. Min. v. Just. Koning Albert aan alle Kon. herstelling 4.-11-32
- (KA.W.P.) P.E. Janson Belgen Besluit schilderij + “O..LV Hemelv.” aanmerk. kerk Westkap.
- verslag v. 21-01-32 Nr. Uitgaande Wie Aan wie Voor wat Over Datum van (Hoofding)
25. Min. v. Just. Koning Albert aan alle Kon. herstelling 4-11-32
- (KA.W.G.) P.E. Janson Belgen Besluit schilderij + “O.L.V. Hemelv.” aanmerk. kerk Westkap.
- verslag v. 21-01-32
26. Prov. W.-Vl. Gouverneur Gemeente Kennisgeving - Ministerie .12.32 . Bestuur Westkapelle Kun. + Wet.
- 3° Afdeling Janssens ... toelage nr6.713S 223,33fr
- (KA.W.G.) -Prov. 1/6 Richtlijn Leegenhoek
27. Gemeente secret. P. Deckers Kerkfabriek Mede-Kon. Besluit 6-12-32
- Westkapelle burg. C. V.d. Westkapelle deling 4-11-32
- (KA.W.P.) Sompele -Richtlijn Leegenhoek + Bestek -Brief nr. 25
28. Gemeente (secret. P. Kerkfabriek Mede-Kon. Besluit 6-12-32
- Westkapelle deling 4-11-32 kopie v. nr. 27 (burg. C. V.d. -Richtlijn Westkapelle Deckers)
- (KA.W.G.) Sompele) Leegenhoek + Bestek -Brief nr. 25
29. (KA.W.G.) Nota: Rekening 28-07-34 herstelling Leegenhoek schilderij voldaan door KF.
30. 391 M gouvern.-voorz. Flori van vraag schilderij 26-09-34
- kopie van nr. Baels Acker van Suweyns toegev. secret. hersteld? (KA.W.P.) Coppieters
31. Prov. W.-VI. gouvern.-voorz. Flori van vraag schilderij 26-09-34 en Coppieters Mon. + Landschappen Landsch.
- Prov. Comiteit Baels Acker van Suweyns Monumenten toegev. secret. lid Pr. Corn. hersteld? en Coppieters Mon. + Landschappen Landsch.
- (KA.W.P.) Nr. Uitgaande Wie Aan wie Voor wat van (Hoofding)
32. Prov. Comiteit Flori Van Acker Gouverneur antwoord
- Kunst-Prov. W. -VI. gebouwen + vooraanzicht.
- Natuurschoon-afschrift: heden Prov. griffier (KA.W.P.)
33. 391 M gouvern.-voorz. Gouverneur verslag
- (KA.W.P.) toegev. secret. van Flori van Acker
34. 391 M Flori Van Acker (KA.W.P.) Acker werd verzocht verslag te geven over datum schilderij 4-10-34
A. Suweyns hersteld.
vaststelling 10-10-34 schilderij A. Suweyns behoorlijk hersteld “O.L.V. Hemelv.”
Bijlage 1
Het schilderstuk van (Jan) Maes (HS Mestdagh 2° schrift, p. 14 e.v.)
Het tafereel dat zich aan den St Niklaas altaar bevindt en verbeeldende de verschijning van den Heiland aan de H. Maagd, is het gewrocht van Jan Maes. Het zelve werd gemaakt om in “den hoogen Altaar” geplaatst te zijn en daar bekleedde het de plaats meer dan een eeuw lang.
Toen de kerk de aanbidding van het goddelijk kind, geschilderd door Paul De Cock aangekocht had werd het weggenomen en naar het St.-Nicolaas-koor overgebracht. Deze verplaatsing was een uitmuntend gedacht van hem die zulks bewerkstelligen deed. Het tafereel van Maes dat zeer keurig afgemaakt is en door de kenners bewonderd wordt kon binnen het sanctuarium zijn effect niet aan den dag brengen; terwijl er weinig aan gelegen was dat de schilderij van De Cock niet uitkomt.
Een geestrijk man, op zekeren dag de kerk bezoekende, zegde dat het meestendeel dieven waren, die De Cock op zijn doek gebracht had. En toen men hem de rede hier afvroeg antwoordde hij dat die figuren als dieven erkend werden aan de buitengewone lange armen waarmede zij bedeeld waren.
Meester Maes heeft zijn tafereel niet getekend, hetgeen lang heeft laten twijfelen wie er de schilder van was. Echter waren allen het eens om te bekennen dat het de genre Maes was, waarin het zelve geschilderd was.
Over enige tijd de rekeningen der kerk over de jaren 1647 doorbladerde gelukten wij erin den waren auteur te ontdekken. De kerkfabriek had meester Jan Maes de som van vier en twintig pond zes sch. en acht grooten voor zijn “autaer tafel” betaald.
Tien jaar later schilderde meester Maes een ander tafereel voor de kerk verbeeldende de zeven werken van Barmhartigheid. Het zelve werd boven de zitplaats der “dischmeesters” verheven. De kosten waren ten laste van het Armgesticht en meester Jan Maes gaf dit bestuur op 3 juli “de quittancie van de som drij pond drij schellingen en vier grooten”.
“Oock zettenden de heerenpastoor, de dischmeesters en dischontvanger”, elk in het bijzonder het hunne bij van de overige kosten. Wat er van die schilderij geworden is hebben wij niet kunnen ontdekken. Voor een vijftigtal jaren bestonden er in de kerk enige tableaus die veel door de tijd geleden hadden en hun vernieling nabij stonden. Langs de kant waar zich de tegenwoordige vont bevindt waren er ingemaakte kasten om kerksieraden als mede onbruikbare kerkvoorwerpen te verbergen. Daarin bevond zich ook een standaard met het afbeeldsel der kerk waarboven de toren prijkte. Toen het vonthuisje in 1828 opgebouwd werd verdwenen deze kasten. Zij werden met hetgeen ze inhielden naar de pastorij overgebracht, werden onder het fornuis verbrand en keerden tot as. Jammer dat ze zo onbarmhartig behandeld werden en geen zorg ervoor gedragen is geworden. Wellicht bevonden zich onder deze voorwerpen dingen die konden hersteld wezen en die thans zekere waarde’ t zij door hunne oudheid, hunne herinnering aan ‘t verleden of anders zouden hebben. Hoogst is het te beklagen over het vernietigen van aanstonds gemelde standaard.
Hij verbeeldde ‘t gene wellicht nimmer terug zal kunnen gevonden worden, namenlijk de afbeelding van de fraaie en prachtige torenspits.
Bijlage 2
Schilderij Paulus De Cock -Hoofdaltaar - Kerkrekening 1767, 1768, 1769. Inventaris kerkfabriek Westkapelle, nr. 42 en 43 (dubbel) Nr. 42 fr. en vig.
- “Betaelt aan Sr paulus de cock de somme van vijf ponden sestien schellingen en acht grooten als bij ordonnancie ende quittancie L 5.. 16... 8”
- “Betaelt aen jacob van torre timmerman vier ponden drie schellingen bij specificatie, ordonnancie ende quittancie L 4... 3... 0”
- “Aen pieter joannes porkier een pond vijfthien schellingen zes grooten over metselwerk bij specificatie, ordonnancie ende quittancie L 1... 15... 6 “
- “Aen jacob van torre timmerman elf ponden twaalf schellingen grooten bij specificatie, ordonnancie ende quittancie L 11... 12... 0 “
- “Aen joannes porkier vier ponden elf schellingen thien grooten bij specificatie, ordonnancie ende quittancie L 4... 11... 10 “
- “Aen Sieur paulus de cock de somme van seventhien ponden thien schellingen grooten over leveringe van het autaer stuck bij ordonnancie ende quittancie L 17... 10... 0 f~ 62v0 “
- “Betaelt aen den heer pastor bij tijen de somme van twee ponden grooten over een derde part in het tracteren van Sijne hooghweirdigheijt in sijne bisschoppelijcke visite bij quittancie L 2... 0... 0 nb. dat jaar was er ook decanale visitatie “
Bijlage 3
Brugge 28 Nov. 1931 Kerk van Westcapelle Herstelling van eene schilderij
Waarde Heer Gouverneur
De kerkfabriek van Westcapelle bezit eene tamelijke goede schilderij van den Brugschen kunstschilder Antonius Suweyns, gedagtekend van het jaar 1768. Dit schilderstuk die de “Hemelvaart van Maria” voorstelt, is opgevat volgens de klassieke overleveringen der kunst van de 18de eeuw, misschien wel een weinig “conventioneel”, maar toch “interessant”.
Verkeert in een zeer slechten staat en bevindt zich voor het ogenblik in de werkplaats van Cornelius Leegenhoek, Leeuwenstraat te Brugge.
Het doek is droog en zoo versleten dat het op verschillende plaatsen is beschadigd en gescheurd. Het is volstrekt nodig verdoekt en hersteld. En daar de volledige grootte van het stuk nogal aanzienlijk is, (het raam meet 2m20 hoog op 1m80 breed) en daar het spieraam moet vernieuwt en de kader in den trant van den tijd moet worden bijgemaakt, in ‘t zwart geschilderd en verguld, zoo vind ik de som der hier nevengaande begrooting, 1290.00 fr. niet overdreven.
Antonius Suweyns werd geboren in Brugge op 17de Januari 1720. Van zijn kinderjaren af werd hij als leerling door Jan Garemijn aangenomen en vervolgde later zijne kunststudiën, aan de toenmalige pas gestichte “Akademie van beeldende Kunsten van Brugge”, onder het bestuur van Mathias de Visch. Hij schilderde in den aard van zijne vroegere meesters. Doch hij kwam er nooit toe de keurigheid van tekening en de schitterende kwaliteiten van kleur en samenstelling op te vatten die de talrijke schilderwerken van Garemijn, zijnen eersten tekenmeester, kenmerken.
Aanvaard, Waarde Heer Gouverneur, de overtuiging mijner gevoelens van eerbied en verkleefdheid.
Handtekening van Flori Van Acker
Aan den Heer Gouverneur der Provincie West Vlaanderen.
Voetnoten
1. Om het theologisch onderscheid te verduidelijken tussen de hemelvaart van Maria en de hemelvaart van Christus, gebruikt men nu de term: tenhemelopneming van Maria. We behouden de terminologie zoals ze door de verschillende auteurs wordt gebruikt.
2. BSB. -HS 599, Nota’s James Weale.
3. J. Weale, Bruges et ses environs, Brugge, 1862, p. 184. Heruitgegeven in 1864.
4. HS Mestdagh bevat een vijftal kleine schriften met nota’s uit het kerkarchief. Het schriftbeeld gelijkt sterk opdat van pastoor Crevits. het HS bevat ook een poging om een monografie van de Sint-Niklaaskerk van Westkapelle te schrijven. Verschillende aanduidingen wijzen naar meester en koster Hendricus Mestdagh (1821-1879). Datering rond 1875.
5. J. D’Ardenne, Guide illustré de la côte de Flandre et des plages de la Mer du Nord, Brussel, 1888, p. 354.
6. L. Opdedrinck, Westkapelle, 1959 (uitgave Davidsfonds met medewerking van de Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago). Het handschrift dateert van ca. 1919. Zie: Jozef Van den Heuvel, De geschiedenis van Knokke, Pastoor Julius Opdedrinck (1851-1921), p. 41. In tegenstelling tot wat daar vermeld wordt, is het handschrift niet verloren. Gelukkig maar. Het werd tentoongesteld in de tentoonstelling over J. Opdedrinck te Damme (maart -april 1996).
7. K. De Flou, Promenades autour de Bruges, Brugge, 1935, pp. 37-38.
8. Het BeIfort, 6. 10. 1934, p. 6. - La Patrie, l2.Ol.l935.p. 6.
9. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Aanwijzende fotografische inventaris van de drie rechterlijke kantons, Brugge, Antwerpen, 1965, p. 439.
10. L. Devliegher, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, Deel 4, De Zwinstreek, Tielt, 1970, pp. 185, 188, afb. 446.
11. W. Theerens & D. Aernoudt, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, Publicatie ter gelegenheid van e tentoonstelling: Kerkschatten van Westkapelle, ingericht door het Davidsfonds, mmv. VTB-VAB, 16-17 april, 1983, p. 76.
12. Hs Mestdagh 2° Schrift, p. 14 en vlg. (Bijlage 1).
13. Verslag van C. Tulpinck en van J. van Ruymbeke op basis van het verslag van provinciaal architect Vierin, 16 mart, 1912.
14. Zie Overzicht documenten, nr. 1, 22.08.1911.
15. Zie Overzicht documenten, nr. 2, 29.11.1911.
16. Zie Overzicht documenten, nr. 3, 22.02.1912.
17. Zie Overzicht documenten, nr. 4, 16.03.1912.
18. Zie Overzicht documenten, nr. 5, 16.03.1912.
19. L. Devliegher, o.c., p. 188. Hij schrijft 1914 en verwijst naar het Bulletin Corn. Prov. 1906-1908(?).
20. Zie Overzicht docurnenten, nr. 6, 26.04.1912.
21. Zie Overzicht documenten, nr. 9,25.07.1931.
22. Zie Overzicht documenten, nr. 8, 25.07. 1931.
23. Zie Overzicht documenten, nr. 10, 16.10.193 1.
24. Zie Overzicht documenten, nr. 11, 24.11.1931.
25. Zie Overzicht documenten, nr. 13 en 13, 24.11.1931.
26. Zie Overzicht documenten, nr. 14, 28.11.1931 (Bijlage 3). Biografische gegevens over Antonius Suweyns: Lexicon der West-Vlaamse beeldende kunstenaars, onder red. van F. Bonneure, B. Demeester, J. Fontier., W. Leloup, Deel 2, p. 121. Thieme-Becker, Künstlexicon, XXXII, p. 327. P. Ledoulx, Brugse Kunstenaars van voorheen, uitg. A. Depoorter, Burgerwelzijn, Brugge, 1935. Zie ook: H. Pauwels, Catalogus Groeninge museum, Brugge, 1960, pp. 158-159. Biogralische gegevens over Flori Van Acker: Lexicon der West-Vlaamse beeldende kunstenaars, Deel 1, pp. 117-118. M. Van Coppenolle, Brokjes geschiedenis van de streek, in: Het Belfort, 1935. nr. 689, p. 7.
27. Zie Overzicht documenten, nr. 16, 30.12.1931.
28. Zie Overzicht documenten, nr. 17, 3.01.1932. Deze foto’s heb ik niet kunnen terugvinden. Eventueel kunnen zij bewaard zijn in het archief van de Kon. Raa voor Kunstgebouwen en Natuurschoonheden, of in private handen terechtgekomen zijn.
29. Zie Overzicht documenten, nr. 17 en 18. Niet gedateerd.
30. Zie Overzicht documenten, nr. 19 en 20. Document 20, met de hand geschreven, zegt uitdrukkelijker dat: “de Kon. Raad ... op het ontwerp betreffende de herstelling eener schilderij van Antonius Suweyns ... een gunstig advies verleent”.
31. Zie Overzicht documenten, nr. 22, 1.02.1932.
32. Zie Overzicht documenten, nr. 23, 1.02.1932.
33. Zie Overzicht documenten, nr. 24 en 25, K.B. 4.11.1932.
34. Zie Overzicht documenten, nr. 26, (?). 12.1932.
35. Zie Overzicht documenten, nr. 27, 6.12.1932.
36. Zie Overzicht documenten, nr. 28, 6.12.1932.
37. Zie Overzicht documenten, nr. 30 en 31, 26.09.1934.
38. Zie Overzicht documenten, nr. 32, 4.10.1934.
39. Zie Overzicht documenten, nr. 33, 10.10.1934.
40. R.A. D’Hulst, F. Baudouin, M. De Maeyer, J. Duverger, L. LebeerR, H. LiebaersS, J.K. Steppe, W. Vanbeselaere, Corpus Rubemanum Ludwig Burchard. Au illustrated catalogue raisonné of the work of Pieter Paul Rubens based on the material assembied by the late Dr. Burchard in Twenty-six parts. Edited by the “Nationaal Centrum voor de plastische Kunsten in de XVl de en XVII de eeuw”, Brussel, MCMLXVIII.
41. R. Judson, C. Van De Velde, Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, Part XXI, Vol. 1 en II, Brussel. MCMLXXVII, Vol. II, Catalogue raisonné, pp. 143-145, nr. 27, fig. 92; p. 146, nr. 27b, fig. 93.
42. R.A. D’Hulst, Olieverfschetsen van Rubens uit Nederlands en Belgisch openbaar Kunstbezit in Vlaanderen in samenwerking met het Prins Bernhardfonds, 1968. afb. 8, Cataloog nr. 15.42. ibidem, afb. 8, Cataloog nr. 15.
43. F. Baudouin, Pietro Paulo Rubens, Mercatorfonds, Antwerpen, 1977, p. 108, afb. nr. 81. Commentaar op pp. 106-108.
44. Ibidern, pp. 108-109.
45. Jacobus De Voragine. Legenda Sanctorum. geschreven rond 1240, een van de meest populaire compilaties van heiligenlegendes in de middeleeuwen.
46. Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, Deel VIII. D. FREEDBERG. The life of Christ after the Passion. Oxford, 1984, pp. 163-169. alb. 105-109.
47. Een kerk en haar geschiedenis. De Kapellekerk te Brussel. 1134-1984. Cataloog van de tentoonstelling, 16 maart -3juni1984. Aslk-Galerij, Brussel. Op p. 126, nota 3, wordt verwezen naar D. Freedberg. p. 93 en op p. 128 naar dezelfde auteur en hetzelfde werk: The life of Christ after the Passion, pp. 163-168, in het toen nog (1984) te verschijnen deel van het Corpus Runerianum Ludwig Burchard. Deel VIII.
48. Leyssens, Hans van Mildert, in: Gentsche Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, VII, 1941, pp. 73-136, zie pp. 117-118.
49. A. Wauters. Histoire des environs de Bnixelles. livre 8 A.. Brussel, 1973, p. 22, nr. 25.