Afscheid van René
Waarde vrienden en familie en jij vooral lieve Stefanie,
Hij zal het geknakte riet niet breken...
(Mat. 12, 20)
Voor de tweede maal dit jaar staan we in de kerk van Oostkerke om afscheid te nemen van iemand die zo van Oostkerke, zijn kasteel, zijn kerk, en zijn polders hield, dat hij een groep vrienden om zich heen verzamelde om de geschiedenis van dorp, kasteel, kerk en polders te bestuderen en ze aan allen te leren kennen. Hij stichtte de Heemkring St. Guthago, lag aan de grond van Rond de Poldertorens, de heemkundige bibliotheek en het Sincfala museum en publiceerde meer dan 50 artikels om de mensen rondom hem bewust te maken van de heilige Vlaamse grond die hen zo geestelijk als lichamelijk voedde.
Zijn allereerste artikel ging over het kasteel, zijn tweede thuis. Aanvankelijk dacht hij alleen aan de mensen van zijn dorp, maar naargelang de kring en het tijdschrift groeide, werd hij niet alleen gelezen tussen Brugge en Knokke, maar werden zijn bijdragen nationaal en internationaal gewaardeerd.
En toch bleef hij eenvoudig als die eerste keer dat ik hem zag op het plein voor het Brugse Grootseminarie. Hij stond er wat apart van de grote geleerde archivarissen en professoren. Aan iemand die nog niet tot aan zijn knieën raakte, vroeg ik wie die man was, die man met zijn pet die een sigaretje stond te rollen.
‘Dat, dat is maar de hovenier van het kasteel’, antwoordde hij.
Dit tekende René ten voeten uit in zijn grote eenvoud en nederigheid. Hij zocht het nooit om gezag uit te oefenen, maar zijn charisma deed een schare medewerkers rond hem samenstromen, voor wie zijn wensen, nooit vragen nooit eisen, zowat als wet golden.
De Oostenrijkse schrijver Musil schreef ooit het boek: “Der Mann ohne Eigenschaften”.
Van René zou ik kunnen zeggen: ‘De man, de echtgenoot, de vader, de opa, de vriend zonder gebreken.’ Nooit heb ik hem horen prat gaan op zijn grote encyclopedische kennis wat de geschiedenis en de akten van de streek aanging. Nooit heb ik hem kwaad geweten, natuurlijk kon hij verontwaardigd zijn over de verwaarlozing of de teloorgang van de streek. Met dezelfde gemoedsrust als de eerste dag leidde hij de kring, de bestuursvergaderingen, de wandelingen en de voordrachten. Met hetzelfde geduld als hij de bomen en planten begeleidde in hun groei en wasdom. Zelfs over die dingen waar hij trots op mocht zijn, sprak hij niet, dan met gelijkmoedigheid en gelijkgezinden. Waar men ook op hem beroep deed in toponymische commissies, bij de oud-strijders, bij de VVV-Damme, bij de Kleine Kroniek van Oostkerke of bij het helpen van studenten-geschiedenis bij het voorbereiden van hun thesis, steeds was hij bereid, ongeacht de vermoeidheid van de lange dagen zonder uren die zijn beroep meebracht.
Het is hem gegeven tot op hoge leeftijd fris van geest te blijven, wij dachten niet aan zijn leeftijd. Wij spaarden hem niet. Zelfs het jongste nummer van Rond de Poldertorens heeft hij nog ingekeken en naar waarde geschat.
Een paar dagen later heb ik hem bezocht op zijn ziekbed.
‘Dank u voor alles, Johan’ zei hij. Hiermee dankte hij iedereen, redactie, bestuur, leden van de kring die zoveel voor hem betekenden.
Toen schrok ik. Onwillekeurig kwam mij de tekst van Mattheus voor de geest:
“Hij zal het geknakte riet niet breken, Hij zal de smeulende lont niet doven...”
René, de sterke boom lag geknakt. Als een smeulend kaarsje ging hij uit omringd door de liefde van zijn naaste familie en vrienden.
Maar vooral het tweede deel van Mattheus’ vers geeft ons hoop: “totdat de Here het oordeel zal uitbrengen tot Overwinning”.
En wij gelovige vrienden weten dat het niet anders kan of dat René nu de Overwinning op de dood viert.
Nu is hij in de hemelse tuin.
Nu is hij in de hemelse kring.
Nu is alle pijn, ziele-pijn, lichaamspijn overwonnen.
Wij zeggen geen vaarwel.
Tot ziens, René