Van De Panne tot Heist
Op bezoek bij de briljanten Raf Vileyn en Julia Vandierendonck
André Desmidt
Op een zonnige voorjaarsdag vergezelde ik onze secretaris Marie-Christine De Zutter op weg naar haar schoonouders in de Leenstraat.
Bij “vader” en “moeder” stond de tafel gedekt, de koffie geurde in de kan en de lekkere Ferrero Rochers lachten ons toe (gelukkig was de Vasten juist gedaan!).
Een tijdje terug vierden zij hun briljanten huwelijksjubileum en dat was voor ons natuurlijk een ideaal moment om eens langs te gaan.
Raphael Vileyn
Raphaël werd geboren in Oostende op 19 juni 1922 en het vissersbloed stroomde hem onmiddellijk door de aderen. Zowel vader als grootvader waren ijslandvaarders. Dat wil zeggen dat ze van 6 tot 9 keer naar het verre IJsland vaarden en dus maanden weg waren van huis. Eigenaardig genoeg was er in De Panne veel visserij maar geen haven.
Vroeger was dat geen probleem want dan vaarde men met platbodems en die konden aanleggen op het strand in de luwte van de duinen. Toen de vaartuigen met kiel op de markt kwamen veranderde de visserij en kon men nog enkel aanmeren aan de kade van de haven. Dus verhuisde de vloot én de meeste vissers verhuisden mee.
In die tijd had men nog geen auto en was men dus veel minder mobiel.
(Een gelijkaardige toestand hebben we gekend in Heist met de komst van de haven van Zeebrugge waardoor ook de platte vissersschuiten - vervangen door kielschepen- verdwenen op het strand). Vroeger misschien nog méér dan nu was het zeer hard werken in de visserij en moest de vrouw thuis alles alléén beredderen.
Zijn grootouders woonden in een klein vissershuisje in de duinen van Koksijde.
De H57 platbodem op het strand van Heist met Jan Vandierendonck (Jan de Rosten)
De Panne had geen haven vandaar dat de ijslandvaarders vertrokken vanuit de haven van Duinkerken.
Vroeger werden in de IJslandse visgronden bootjes uitgezet met twee bemanningsleden die dan visten met de lijn. Bij mistig weer was het soms zeer moeilijk om het moederschip terug te vinden. De vangst van de bemanning werd netjes opgeschreven want op basis van de persoonlijke vangst werd er op het einde van de reis “verloond”.
De jeugd van Raf verliep niet van een leien dakje. Het gezin verhuisde naar Oostende waar Raf eerst lagere school liep en daarna naar de Vakschool ging in de Stuiversstraat (afdeling metaal) waar hij het getuigschrift van motormecanicien behaalde.
Zware tegenslagen bleven niet uit. In 1934 stierf moeder en in 1938 verongelukte vader. Raf groeide op in harmonie met zijn halfbroers en -zusters en in 1938 (14 oktober), op zestienjarige leeftijd, koos hij het zeegat.
Kleine Raf en broer Charles
En zo ging het enkele jaren door tot de Duitse dreiging kwam en de oorlog uitbrak. Op 1 april 1940 vaarde de O 282 Adronie-Camiel uit voor een reis naar de visgronden in Het Kanaal (Westkust Engeland). Raf was aan boord.
Bij het terugkeren zagen ze heel wat vissersvaartuigen richting Engeland of Frankrijk varen en hoorden ze dat de oorlog uitgebroken was. De bemanning besefte dat Oostende niet meer te bereiken was maar in Duinkerken werden kanonschoten afgevuurd om te verwittigen dat er mijnen lagen in de havengeul.
Ondertussen bleken de families van de bemanningsleden ook al geëvacueerd te zijn en vaarden naar Quistreham.
Met de koersfiets in Oostende
De meeste vissers (Zeebrugge, Oostende, Nieuwpoort) belandden in Engeland en via Mil-ford en Darthmouth kwamen ze terecht in Brixham. De contacten met de familie verliepen moeizaam. Men kon wel een telegram versturen maar daar mochten maximum vijf woorden op. In Brixham verbleven op een gegeven ogenblik méér dan duizend Heistenaars. Onder hen ook de familie Vandierendonck en de jonge Julia. Raf was bevriend met René Vandierendonck (zoon van Ko van Jan de Rosten).
Julia Vandierendonck
Julia is een rasechte Heistse (geboren 12 mei 1916). Vader Jacobus Vandierendonck (Ko van Jan de Rosten) bedreef de visserij met een platbodem (foto hierboven).
Vader Jacobus Vandierendonck in 1936
Hij was gehuwd met Barbara Beernaert met wie hij tien kinderen had:
- Melanie (gehuwd met Joseph Vandierendonck)
- Maria (gehuwd met Oscar Rappé)
- Bertha (gehuwd met Louis Depaepe)
- René (gehuwd met Marie-José Vanhove)
- Frans (gehuwd met Yvonne Van Campen)
- Raymond (gehuwd met Blanche Vandierendonck)
- Madeleine (gehuwd met Joseph Pauwaert)
- Georges (gehuwd met Betsy Vantorre)
- Jeannine (zeer jong gestorven)
- Julia (gehuwd met Raphael Vileyn)
Julia groeide op in Heist, ging er naar school en begon er te werken. Maar ook voor haar en de familie kwam de oorlog en werd er naar Engeland gevlucht voor het dreigend oorlogsgeweld. In allerijl werd de huisraad bijeen gescharreld en werd alles “verpakt” in de gordijnen.
Tjeppen van de Brugges vervoerde het huisgerief naar de boot in Zeebrugge en zo kon met uitvaren met de boot van vader op 10 mei 1940. Het was de bedoeling naar het Franse Boulogne te varen en daar te blijven maar dit bleek niet mogelijk. Om veilig te zijn legde het scheepje zich tussen twee hospitaalschepen van het Rode Kruis in de haven maar de volgende morgen bleek toch dat die beschoten waren en werden er schrapnels gevonden op het dek van het vissersbootje.
Jacobus Vandierendonck met Barbara Beernaert en dochters Julia, Maria en Bertha
Er werd dan doorgevaren naar Dieppe (waar de O 288 bij het uitvaren op een mijn liep) om tenslotte ook Engeland te bereiken. In Dieppe vertrokken ze richting Engeland samen met de H 57 Madeleine-Raymond van reder Jacobus Vandierendonck en de H 69 Maria Stella Maris van Arthur Rappé en nog een sloepje uit Oostende. Van Milford naar Pambrooke en Pool om tenslotte ook in Brixham aan te komen.
1932 - Frans en Raymond samen met de zussen Julia, Maria, Bertha, Maria, Madeleine en Melanie
De familie in 1934 met Jacobus Vandierendonck en echtgenote Barbara Beernaert en boven René, Madeleine, Maria en Bertha en vooraan Julia, Raymond (op stoeltje), Frans en Melanie
De oorlog
Zoals gezegd vluchtte de ganse Heistse visserij naar Engeland. Dus ook Raf (uit Oostende) en Julia. Raf had het niet zo voor het leger en had eerder al geweigerd om als visser soldaatje te spelen.
Nu ze in Engeland waren, werden de schepen door de Royal Navy in beslag genomen, zo ook de O 282 en moest men naar Aberdeen. Raf veranderde van vaartuig en stapte op de O 25 (Koning Albert) maar ook dat schip werd opgevorderd eind augustus 1940. Ze moesten naar Swansea waar met grote ballons aan het schip vastmaakte als hinderpaal voor de bombardementen.
In het visruim werden bedden geplaatst en op het dek werd communicatieapparatuur geïnstalleerd zodat men contact had met de Royal Navy. Raf mocht met vakantie naar Brixham waar nonkel Georges nog altijd zijn vaartuigje had en hij er zijn zus Clara ontmoette. Nonkel Georges wilde Raf aan boord en Clara wilde hem thuis te slapen leggen.
Raf verkoos te varen met de O 120 tot 19 maart 1941 en daarna monsterde hij aan op de 0 335 Charles-Madeleine tot 10 december 1941. Maar de Belgische regering in ballingschap wilde een leger oprichten en vorderde zo alle jonge mannen op: zij moesten verschijnen voor een tribunaal gevestigd in het stadhuis van Brixham.
Vissers worden normaal vrijgesteld van legerdienst, maar in die oorlogstijd had Minister Pierlot dat veranderd en Raf moest in het leger, wat hij kordaat weigerde. Hij werd afgemonsterd en verloor zijn statuut van visser en werd verplicht tewerkgesteld in een verffabriekje. Later kon hij gaan werken als visverkoper wat al méér in de branche van de visserij zat.
Maar dit “mooie” liedje duurde niet lang want enige tijd nadien werd hij met een aantal vrienden opgepakt in opdracht van de regering. Wie geen legerdienst wil doen, moet naar de gevangenis. Tenslotte koos Raf voor de Belgische sectie van de Royal Navy. Na zes maanden opleiding in Skegness aan de Engelse Oostkust kon hij beginnen als seingever met vlaggen en lichten op de destroyer Talibont L 18.
Hoewel de enige Nederlandstalige aan boord stelde hij het goed en werd hij geacht door de bemanning.
Dat had zo zijn voordeel, want toen hij in 1943 huwde kreeg hij faciliteiten om regelmatig eens zijn jonge bruid in Brixham te gaan opzoeken.
SKEGNES zomer 1943 - Raf Vileyn (aan de wasplank) en enkele jonge gasten aan de was (tweede van links Hippoliet Depaepe van Troentjes)
De vrijage
Zoals eerder al vermeld krioelde het in Brixham van Belgische vissers en waren er zo’n 1100 Heistenaars onder hen. De “vluchtelingen” kenden er een normaal leven hoewel het ook niet altijd gemakkelijk ging. Veel vertier voor de jonge mensen was er niet. Behalve dan de cinema. Zo stond Raf eens in de lange wachtrij om een film te gaan bekijken samen met zijn vriend René Vandierendonck.
In een tweede rij stond er ook heel wat schoon vrouwvolk te wachten waaronder ook enkele zussen van René.
Raf had dat in de gaten wat hem het volgende deed zeggen tegen René: “Matje, wedden dat ik vanavond met één van je zussen naar de cinema ga ? ”
6 november 1943 - huwelijksfoto’s van Raf en Julia
En zo geschiedde: Julia stond de eerste en had prijs... ze maakten kennis en zagen elkaar geregeld terug.
Toch was er bij Julia enige aarzeling om zich te binden in oorlogstijd. De onzekerheid speelde haar parten en het feit dat Raf bij de Royal Navy werkte en dus geconfronteerd werd met het oorlogsgeweld was daar niet vreemd aan.
Maar na twee jaar werd de knoop doorgehakt en traden zij in het huwelijk.
Terug thuis
Op het einde van de oorlog (na 18 maanden op de destroyer) moet Raf naar Schotland (Kyleof Iochalsh eiland Sky) en gaat er aan boord van de Phrontis met opdracht het vernietigen van drijvende mijnen.
In november 1944 keerde Raf met een landingsboot terug naar België en zet weer voet aan wal in Oostende. Hij kon terecht in de Paster Pypeschool maar de volgende dag al wordt hij overgeplaatst naar Antwerpen als bewaker van de dokken. Het was toen de periode van de vliegende bommen (V1 en later V2).
Gelukkig mocht hij tijdig muteren naar Oostende waar hij seingever werd voor de haven van Oostende in de Instandbultoren.
Maar nog is het niet gedaan met verhuizen want uiteindelijk belandt hij op de mijnenveger MS 390 met vaargebied de Westerschelde en later ook de Belgische kustlijn.
Het normale leven
In april 1946 kan het vissen herbeginnen en hij monstert aan bij zijn broer op de O 282. Het werd een tijd van veel werken en weinig verdienen. Volgens Raf moesten de Oostende vissers veel meer werken dan die van Zeebrugge en hij kon de vergelijking maken met zijn schoonfamilie.
In 1950 vraagt hij dan ook aan zijn schoonvader of hij niet bij hem kan komen varen. Op 1 april komen Raf en Julia in Heist wonen (appartementje in de Kardinaal Mercier-straat). Ze bouwen een huis in de Pannenstraat (start 17 augustus en klaar einde van hetzelfde jaar !).
Hij monstert aan op de Z 515 en werkt er met zijn zwagers René en Frans. Ondertussen volgt hij ook de cursus schipper.
Raf blijft niet op hetzelfde schip maar “vertikketakte” naar verschillende andere waaronder de Z 480 van Camiel Dhauw. Dat vaartuig noemde men de “broodkarre” omdat de reder bakker Dhauw was.
De wonderbaarlijke visvangst: in de vismijn van Zeebrugge toont men een “latour”. Op de foto ook Julia die garnalen kwam kopen voor het viswinkeltje in de Knokkestraat. (een latour is een haringhaai)
Carnaval... hét feest van de visserij. Op de foto een groep vissersvrouwen voor de viswinkel van Ludders (Depaepe)
Na de oorlog ging het leven zijn normale gang. De viswinkel op de hoek Knokkestraat-Polderstraat van Julia’s moeder (Poissonnerie du Joly Bois) werd stopgezet en Raphael ging in zee.
Julia had een vergunning (met een speldje dat toen 20 frank per jaar kostte) om met vis te leuren. Tot in Knokke verkocht ze haar verse vis en garnalen.
Om gezondheidsredenen zochten ze een aangepaste woonst die ze vonden in Uitkerke. Daar woonden ze van 1975 tot 1997. Toen keerden ze - opnieuw om gezondheidsredenen - terug naar Heist, dicht bij de kinderen.
Het was hard werken maar tussendoor kwamen er ook kindjes. Het gezin werd “gezegend” met drie jongens
- Etienne die gehuwd is met Marie-Christine Dezutter (twee dochters Brenda en Barbe)
- Roland die gehuwd is met Henriette Legein en drie kinderen: Stefaan, Sabine en Paul
- Wilfried die gehuwd was met Francine Vlietinck (+)