Samen 125 jaar in St-Cecilia Heist
Bonny Leonard en Vandierendonck André
Merkwaardig, maar onze jeugd werd gekenmerkt door identieke en onafscheidelijke gebeurtenissen, die tot op vandaag een belangrijk kenmerk blijven. Allebei zagen wij het geboortelicht in het jaar 1931, weliswaar op een andere dag en in een andere maand. Maar in dezelfde straat en dan nog rechtover elkaar in de Polderstraat, dat is meer dan toevallig. We keken als het ware in elkanders wieg en goedkeurend beschouwden we ons als geboren vrienden, zo mag je dat stellen! En er is meer ... onze vaders noemden allebei ‘Staf’ (Gustaaf) en werkten als bouwvakker. We waren gelijkend aan elkaar, zelfde huidtype, zelfde lengte, blond haar. Het gebeurde wel eens dat iemand ons vroeg of we broers waren. “Ja, ja”, zei eens iemand “het zijn broers”. Toen de vrouw vroeg naar ons ouderdomverschil antwoordden we “3 maanden, madam”.
We hadden een prachtige kindertijd. We gingen op ontdekkingstocht en dwaalden soms af tot aan het Hazegras. Een fiets?
Dat hadden wij niet. Het gebeurde wel eens dat een vriend ons vergezelde, maar dat voelde niet gemakkelijk.
Kattenkwaad, daar waren wij niet bang van. Iedere zondagmorgen gingen we met onze vader naar de hoogmis, zo was dat in die tijd.
Zoals gebruikelijk kregen we dan zondagsgeld (25 centiemen). Dus legden we beiden ons zondagsgeld samen om een pakje sigaretten aan te schaffen. Een pakje sigaretten kostte toen juist 50 cent en de stekjes (lucifers) kreeg je er gratis bij, als reclame. Regelmatig stond het Visserskapelletje onder de rook, want op winderige dagen was dat ons toevluchtsoord. Terwijl wij nietsvermoedend, rustig van onze rookwaar aan het genieten waren, werden we plots betrapt door het vrouwtje die voor het heiligdom zorgde. Na een flinke berisping, vluchtten we naar huis.
Visserkapelletje
Onze zomermaanden waren vooral boeiende maanden, niet alleen door de vakantie, maar ook door optredende muziekkorpsen die regelmatig aan het standbeeld kwamen spelen. Om niets te missen stonden we altijd op de eerste rij. Onze voorkeur ging vooral naar korpsen met klaroenen.
En zoals je nu nog steeds ziet, liepen ook wij steevast naast het muziekkorps op het voetpad mee.
Je moet weten dat wij spreken over een tijd waar bijna iedere deelgemeente zijn eigen muziekkorps had. Zo hadden wij in onze streek het muziek van ‘St-Cecilia Heist’ en ‘Willen is
Kunnen’. Maar of het nu ging om het muziek van Heist of ‘Willen is Kunnen’, we maakten geen onderscheid, we wilden geen enkele muziekklank missen.
Voor iedere gelegenheid was er wel een muziekkorps aanwezig, bloemencorso, processies, de zeewijding, plaatselijke wielerkoersen, kampioenen van de kaart, jaarfeest van de duivenvereniging, van de rokersvereniging, van de voetbal-vereniging, carnaval, .... we misten geen enkele.
In 1938-1939 startte ons eerste schooljaar in de gemeentelijke basisschool van Heist, jawel, in het huidige ‘Het Anker’. De ingang bevond zich toen juist rechts om onze straathoek in de Pannenstraat waar nu een zwart hekken staat tussen het huidige Sincfala museum en het annex bijgebouw. We hadden nooit gedacht dat deze tijd (en school) ons de ware bron zou leveren tot de ontwikkeling van onze liefhebberij nl. muziek.
Heldenplein
Meester Leliaert bracht iedere dag van de week zijn trombone mee om tijdens het zanguurtje onze liedjes beter in te studeren. In geen tijd zongen we vier Vlaamse volksliederen uit volle borst mee. Alhoewel we de muzikale omlijsting op prijs stelden, ging onze voorkeur toen reeds uit naar trompet omdat die een scherpere klank had. Diezelfde meester zal later in onze harmonie nog een belangrijke rol spelen.
We hadden toen respect voor onze leraar. Hij woonde in Belgisch Middelburg en moest dagelijks met de moto naar de school komen. In die tijd was dat al een merkwaardigheid. In tegenstelling tot nu, liepen wij school van maandag tot zaterdag.
Vanaf dan traden donkere jaren aan, op 10 mei 1940 verklaarde België zich in staat van oorlog. Het waren tijden van werkloosheid, onzekerheid, voedselrantsoenering, ... Vele tuintjes werden omgebouwd tot moestuin en wie geen tuintje had, spendeerde zijn laatste spaarcenten om een aanzienlijke voedselbevoorrading op te slaan. We zagen ons lerarenkorps met de helft verminderen, omdat sommigen van hen onder de wapens werden geroepen.
Ook in de muziek was het stil want de Duitse bezetter had muziek verboden. De bevolking moest zoveel mogelijk koper inleveren zodat munitie kon aangemaakt worden. Instrumenten bevatten heel wat koper, maar naar verluid had de toenmalige voorzitter Daveloose er niets beter op gevonden om alle instrumenten goed te verbergen onder stellingen en cementzakken.
Iedereen vocht voor zijn brokjes. Als oudste zonen van het gezin werden wij na de schooltijd belast met het sprokkelen van hout, mosselen trekken op de golfbrekers, helpen in de Zeebrugse vismijn in de hoop op een zakje haring als vergoeding, ... Het kwam erop aan om te overleven. Met alle mogelijke vondsten hoopten we een centje bij te verdienen. We brachten lege flessen, oud ijzer en al wat maar nuttig leek mee naar huis om achteraf te verkopen. Het was sleuren en trekken geblazen. In 1942 werd een sperzone ingesteld die ons sprokkelterritorium verkleinde tot 3 km.
Ontvangst op het stadhuis (1958) naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan
Ontvangst op het stadhuis in 1951
Jacobus Landuyt, Jules Monballyu, Edmond Vanbesien, Triphon Leliaert, Willy De Grauwe, René Sabbe, Kamiel De Schepper, JB de Gheldere, Emiel Lampo, Jules Bruyneel, Edmond Daveloose, Henri Dyserinck, Julien Warmoes, Jerome Calus, René Dhondt
Maar ondanks de oorlog beleefden we ook mooie momenten. Soldaten waren in Heist gekazerneerd en iedere gelegenheid, opstaan, eten, bataljonvorming, slapen, lieten zij weten door klaroengeschal. Op de duur konden we de melodieën als de besten meefluiten. We herinneren ons die lentedag in 1943. Het was 8u15 en we waren juist schoolwaarts getrokken. Om de hoek hoorden we een Duitse muziekkapel. Onze nieuwsgierigheid was juist sterk genoeg om i.p.v. naar school, de andere richting te kiezen. Onze mond viel open, van verbazing, we werden gegrepen door de mooiheid van het korps, de discipline, de uniformering, maar vooral door de muzikale kwaliteit die het uitstraalde. Toch stonden we verbaasd over het feit dat slecht één petit-caisse (snare trom) meespeelde en dan nog achteraan. Met de standaardopstelling waren we vertrouwd, maar deze, dit hadden we nog nooit gezien! Kippenvel kregen we! Iedere muzikant kent dit gevoel wanneer de muziek aanspreekt. Gefascineerd door het korps liepen we getrouw op het voetpad mee. Op het einde van de straat waren we ervan overtuigd dat het korps rechts zou inslaan. Onze school lag dan op 1 minuut afstand en we zouden juist op tijd zijn nog voor de schoolbel rinkelde. Maar neen, ze sloegen links in, in de Panneslag (huidige Pannenstraat), toen nog een aarden weg. Onze wereld stortte in, de wanhoop nabij, we moesten een keuze maken, muziek of school. Na wat gespeculeer besloten we om nog 100 meters met het muziek mee te stappen. Een kleine sprint en we zouden wel op tijd zijn. Maar je kent dat, 100 meter werd 200 meter, 200 werd 400, ... en dat korps bleef maar spelen. Als intermezzo tussen twee marsen, speelde de petit-caisse een stukje van 16 maten. Na enige tijd waren we zo vereenzelvigd met het muziek dat we niet meer naast maar in hetzelfde marstempo achteraan het korps liepen. Zonder aandacht te schenken aan de tijd, stonden we plots in Duinbergen. Na een serieuzere loopafstand, kwamen we anderhalf uur later op school aan, de speeltijd van 10h00 was inmiddels begonnen. Natuurlijk moesten wij ons verantwoorden bij meester Leliaert, maar de man moet beseft hebben met welke gevoelens wij hebben geleefd en vergat het gebeurde.
10 november 1944, eindelijk de bevrijding! Instrumenten werden weer van onder het stof gehaald en er mocht en kon weer gespeeld worden. Acht dagen na de bevrijding werden twee Heistse oorlogsslachtoffers Boereboom Gaston en Maes Albert ten grave gedragen. De markt van Heist is naar deze twee personaliteiten genoemd. Ze lagen opgebaard in onze school, van waaruit de uitvaartstoet vertrok. Groepjes muzikanten kwamen in kleine getale de rouwkapel binnen. Ook muzikanten van het andere plaatselijke korps vervoegden de muzikale begeleiding. De trommels waren bekleed met een zwarte doek. Na een kwartier zette de rouwstoet zich in beweging. De twee korpsen speelden solidair een treurmars van Chopin. Deze solidariteit heeft slechts een paar uren geduurd. ‘s Anderendaags 11 november, speelde elk korps weer voor eigen rekening. Van solidariteit was geen sprake meer!
Op aanraden van een klasgenoot liet André zich in september 1945 inschrijven. Onze klasgenoot, maar we zijn z’n naam vergeten, zijn meter hield toen het lokaal open. Leonard volgde een jaartje later. Zijn vader had nogal een argwanende houding tegenover het muziek. Je moet weten dat een sortie soms 25 haltes kende. En muzikanten weten wat dat betekent. We waren toen knapen van 14-15 jaar.
Voor ons was dit echter een nieuw begin. Iedere donderdag werden we door Jules Engelrelst anderhalf uur in de notenleer onderricht. In januari 1946 mochten we een instrument bespelen. We hadden geen keuze in welk soort instrument, want door de oorlogsjaren was het aanbod aan instrumenten schaars. En met het aantal muzikanten was het niet veel beter gesteld. We telden vijftien à twintig leden. De kwaliteit was dan ook recht evenredig met het aantal leden, een eerste afdeling kon je toen wel vergeten. Maar het was normaal in die tijd. Er was geen muziekschool in Heist, alles was op basis van geschoolde muzikanten die hun kennis wilden doorgeven. Tot overmaat van ramp stierf in datzelfde jaar onze dirigent. Hij was onder-dirigent in het 4de liniekorps gevestigd te Brugge.
Zijn opvolger Dhr. Roggeman hield het na zes maanden voor bekeken. Weer stonden we zonder dirigent.
Onder druk van het College van Burgemeester en Schepenen werd Triphon Leliaert, onze schoolmeester, als nieuwe dirigent aangesteld. Hij werd geflankeerd door Jules Engelrelst als onder-dirigent. Die twee personaliteiten hebben, in de na-oorlogsjaren, voor de overleving van St-Cecilia gezorgd. Stel je voor: meester Leliaert gaf ons wekelijks notenleer, terwijl Jules Engelrelst ons de speeltechnieken van de cornet, waarvan de pistons meer vast zaten dan los, bijbracht.
Om onze vorderingen een handje bij te sturen gingen we vaak ‘s avonds bij hem thuis repeteren. Zo leerden wij Ronny (Engelrelst) al kennen nog vóór zijn geboorte. Het was maar magertjes gesteld. Iedere muzikant was zich bewust van die situatie en zette zich bijzonder in. Na het zingen van de hoogmis tijdens de toen nog ‘verplichte’ zondagsmis, snelden we naar huis om de opgedragen speeltechnieken toch maar onder de knie te krijgen.
Badkarren te Heist
Het was niet altijd muziek dat primeerde. Tijdens de seizoen-maanden baatten wij strandkarren en strandstoelen uit. De verhouding ‘werken’ versus ‘vrije tijd’ werd door onze ouders nauwlettend in het oog gehouden. De brandende zon en de zeelucht zorgden voor kloven in onze lippen en als trompettist was (is) dit een drama. Een ouder muzikant had ons aluin aangeraden. Aluin werd toen door de kappers gebruikt om na het scheren van de baard de huid te ontsmetten en kleine bloedingen te stelpen, ‘s Anderendaags verzorgden wij onze lippen als de besten met dit aangeraden wondermiddel. Na een paar uren waren de gevolgen niet te overzien, onze lippen waren dusdanig gezwollen dat van een goede embouchure geen sprake kon zijn.
In die tijd werden een tiental muzikanten van ons korps uitgenodigd door Middelburg. Ook wij twee mochten mee. Staf De Witte offerde zich op om ons met zijn verhuiswagen tot ginder te brengen, en gratis!! Het 45-koppige muziekkorps van Middelburg stond ons op te wachten. Voor welke gelegenheid weten we niet meer, maar we moesten beurtelings spelen. A la minute hadden we alle straten van het dorp afgelegd, er waren er maar zes. Het was net of we steeds maar rondjes rond de kerk deden. Om even te bekomen gingen we dan café ‘De Tol’ binnen. Dit grenscafé wordt nu nog steeds door vele fietsliefhebbers als tussenstop gewaardeerd. Het bijzondere van dit etablissement is dat de keuken in twee landen ligt nl. België en Nederland. Onze gevestigde muzikanten deden zich gretig tegoed aan de kleintjes (druppeltjes of jenevers). En Jules, die man kon ambiance brengen!
Toen we na een uur opnieuw moesten presteren, speelden we gezamenlijk “Aller et retour”, voor zover het nog kon, want de noten op onze partituur zagen bijlange niet meer zo helder als voor we het café binnenliepen. Het was half-vasten 1947.
In 1948 was het nieuw visserskruis van Zeebrugge afgewerkt en de inhuldiging volgde op 15 augustus. Er waren heel wat prominenten aanwezig. Ons muziekkorps opende de stoet. Het was ook de eerste maal dat we samen met Jules Engelrelst het Te velde’ speelden. Voor ons was dit een belangrijk breekpunt in onze muzikale carrière, want ‘Te velde’ of de ‘Last Post’ spelen was niet voor iedereen weggelegd. Dat we deze opdracht 42 jaren lang zouden volhouden, achtten wij niet voor mogelijk. We waren toen 17 jaar.
De periode van 1950 tot 1962 kunnen we als volgt voorstellen: Edmond Daveloose was nog steeds voorzitter van onze harmonie. Naast zijn beroep als bouwvakker-aannemer, was hij ook eerste schepen van de gemeente Heist. Alhoewel hij steeds aanwezig was op onze uitstappen, kon hij voor de rest weinig tijd voor de harmonie vrijmaken. Gelukkig had hij een goede en vlijtige ondervoorzitter, Armand Everaert. Hij sprong voor alles in de bres, tot het herstellen van de instrumenten toe. En niet te vergeten Triphon Leliaert die meer was dan dirigent alleen. Deze laatste bekommerde zich ook over het secretariaatswerk en was tevens penningmeester. Hij werd soms ‘de vader van ons muziek’ genoemd. Ons muzikantenaantal was toen nog altijd niet gestegen en ons niveau bleef behoorlijk laag.
Vanaf nu druppelden er regelmatig geschoolde muzikanten bij. Zij hadden hun opleiding genoten in scholen of colleges en krikten zo onze kwaliteiten omhoog. Stilaan brachten zij ook hun kinderen mee om van de muzikaliteit mee te genieten.
De groep groeide en de kwaliteit werd beter. We deden toen ook al aan ‘public relations’, maar op een andere manier. We hadden een ‘showman’ in de persoon van Jules Engelrelst. Hij bespeelde het publiek zo goed als zijn instrument. We beleefden ongelofelijk veel plezier met hem.
Doordat een aantal jongens van de harmonie hun legerdienst deden, waren er bugelspelers tekort en keek meester Leliaert naar een oplossing. Leonard werd op de bestuursvergadering uitgenodigd. De vergadering ging toen door in ‘Café Moderne’ gelegen op de markt van Heist. De cafébaas Jerome Pyckavet was toen ook bestuurslid. Hij werd er blijkbaar verwacht want men verwees hem meteen naar een ander lokaaltje. Bij het openen van de deur werd hij bevangen door een dikke rook, uitgestoten door sigaren en pijpen. In die tijd rookte iedereen. Iemand die niet rookte werd als een zonderling aanzien. In het begin herkende hij niemand maar na wat ooggeknipper herkende hij geleidelijk de voorzitter en alle andere grote bonzen van het bestuur. De voorzitter nam het woord: “Ik heb gehoord van de chef dat we bugels tekort hebben in het muziek en dat gij de geschikte muzikant zijt omdat te verhelpen. Wat denkt gij daarvan?”. Natuurlijk durfde Leonard niet tegenspreken en overvallen door de vraag stemde hij met deze beslissing in. Met een zekere plechtigheid werd de bugel door de voorzitter uit het bruin papier gewikkeld en aan Leonard toevertrouwd met de zalvende woorden: “en speelt er nog lange jaren op in eer en deugd!”. Een kort applaus van de vergadering en na een pint of twee kon hij naar huis. Zo gelukkig was hij met de beslissing niet, maar het lot wil dat twee trompettisten ontslag namen en Jules zijn manschappen terug eiste.
Aangezien de beperkte groep, had iedereen van de harmonie medezeggenschap in bepaalde beslissingen. Het is ook door onze beperkte groep dat wij niet alle plechtigheden konden opluisteren. Zo was de zeewijding steeds aan de muziekkapel van de zeemacht besteed. Algauw begrepen we dat bepaalde muziekstukken die zij speelden ook binnen ons bereik lagen. En na een paar repetities zagen we ‘De mars van de Belgische zeemacht’ en de ‘Processiemars St- Louis’ op onze pupiter liggen.
Zeewijding Heist
Zoals reeds eerder vernoemd, onze harmonie had vele uitstappen. Voor iedere gelegenheid werd het muziek uitgenodigd. Wanneer het bij ons wat rustiger was, deden we ook mee met een aantal uitstappen buiten onze gemeente o.a. in Oedelem, Beerst, Lombardsijde, Middelkerke, ... en steevast eindigden zij met een mosselsouper in de ‘Mon Bazar’ te Zeebrugge. We waren ervan overtuigd dat deze verenigingen goed voor kas zaten.
Rond Pasen werd het zomerprogramma ingezet. Meestal een uitstap in de gemeente met veel muziek, ook gezongen en natuurlijk ook een pintje teveel. Na zo’n dag kan er niet veel meer stuk. Goedgeluimd gingen we naar huis en zoals altijd bleven we aan de deur wat napraten. Tot Leonard plots tot het besef kwam dat hij de deursleutel was vergeten. Het was al laat. Blijkbaar had Staf ook een stapje in de wereld gezet en hoorde het verhaal van de vergeten sleutel. “Ge moet zo laat uw familie niet meer wakker maken, ge kunt bij uw maat slapen, als ge wilt”. Dat moest Leonard geen tweemaal gezegd. Na enkele ogenblikken lagen ze als muizen in het meel. De volgende morgen was het vroeg werkdag en stapte Leonard gezwind naar de overkant van de straat. Hij belde aan en hoorde z’n vader al fluitend naar de voordeur komen. Bij het openen van de deur stond hij verbaasd te kijken met de gedachte dat Leonard nog maar juist thuis kwam van de sortie. Hij werd eens goed op de rooster gelegd, maar omdat het alibi klopte, moest hij beloven dat het nooit meer zou gebeuren.
Na de repetities was er altijd iets te beleven. Onze lokaalhoudster of ‘Kastelijnse’, zoals onze voorzitter Karel Ackx zo pittig kon uitdrukken, had altijd wel iets in petto. Het was een verdraagzame vrouw, die zeker niet op winst uit was. Meestal werd de repetitieavond afgesloten door het bevel het lokaal te verlaten. Maar daarvoor moesten we eerst zelf ons verteer uitrekenen. Soms verraste ze ons met een pot stoofvlees, maar we kregen maar één lepel (voor de gans groep, weliswaar). Nu niet meer denkbaar, stel je voor!
Zo moet dat er ongeveer uitgezien hebben
Ook na de repetitie was soms iets te beleven, zoals op die winteravond rond carnavalstijd. Het had fel gesneeuwd en het vroor dat het kraakte. André was met auto naar de repetities gekomen. Ons repetitielokaal bevond zich toen in de Kursaalstraat in café ‘Oud België’. De wagen werd geparkeerd in de Kerkstraat. Maar na een deugddoend ensemble en een paar pintjes, was hij de juiste locaties van de wagen vergeten. Een bepaald type van Peugot was toen ‘in’ in die jaren, want er stonden er meerdere in de Kerkstraat die avond. Na wat gemik met de autosleutel, kreeg hij het slot niet open. Na talloze pogingen, bleef het slot onbewogen. Verkleumd door de kou, kregen we vlug wat bijstand van andere hulpvaardigen waaronder madam Edith met een fluitketel kokend water. Maar het warme water koelde vlug af tot ijskegels en het slot gaf nog steeds geen krimp. Ook de wagen had te lijden onder de vele pogingen en stond er als een druipkegel bij. Maar goed, we zouden ‘s anderendaags de auto wel oppikken en vertrokken te voet naar huis. Tot we plots onze eigen wagen een eindje verderop op de parkeerstrook zien staan. Zelfde type, zelfde kleur, en die buil zat er
ook nog in en het slot ... liep als gesmeerd. Vandaag is dit niet meer mogelijk, alles wordt gecheckt door alarmen, krijg je bijstand van de politie en word je beticht van diefstal.
Natuurlijk bleef de tijd niet stilstaan, ook wij huwden, ook wij kregen kinderen. Een stukje van onze liefhebberij hebben wij mogen doorgeven aan onze kinderen. Waar wij tekortschoten, probeerden we hen de mogelijkheid te geven dit te ontwikkelen. Om een goed muzikant te zijn, was muziekschool een vereiste. De enige muziekschool in de buurt was te Zeebrugge, een afdeling van Brugge. Alle woensdagen en zaterdagen werden onze kinderen door Jules gevoerd. Maar in Heist werd plots ook een muziekschool op poten gezet. Aangezien de afstand was dit voor ons veel praktischer. Maar daar de school in Zeebrugge zijn leerlingenaantal met de helft zag verminderen en tot sluiten gedwongen werd, opteerden we toch beide scholen aan te doen. We waren er jaren goed en tevreden geweest. Goed van hart zoals we zijn, konden we dit toch niet maken! Zo gingen onze kinderen alle maandagen en donderdagen te Heist en alle woensdagen en zaterdagen naar Zeebrugge. Een beetje teveel van het goede, natuurlijk.
Dat we de toorts van deze mooie liefhebberij hebben kunnen doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen, daar zijn we echt trots op!
Ondertussen zijn wij de ouderdomsdekens in de harmonie. We hebben er heel wat beleefd en geleerd. Een muzikale loopbaan onder zes dirigenten: Dhr. Vandekerckhove, Dhr. Roggeman, Triphon Leliaert en Jules Engelrelst, die de basis legden voor onze harmonie. Een ‘fond’ gebaseerd op vriendschap, hulpvaardigheid en verdraagzaamheid. Met deze gedachte spoelde onze vijfde dirigent André Delos in Heist aan. Hij maakte komaf met vreemde gebruiken, de cafébezoeken werden beperkt, maar zette in de plaats onze harmonie op de kaart. Hij heeft onze harmonie verder ontwikkeld tot wat we nu zijn. Heel recentelijk maakten wij de intrede van onze zesde dirigent mee: Rik Bonny (zoon van Leonard). We hopen ook met hem ons nog vele jaren nuttig te kunnen maken.
En zoals onze voormalige voorzitter Daveloos vaak zijn woordje afsloot, zo willen wij ook ons verhaal afronden: “Ad multos anos” (nog vele jaren).
Ontvangst op het stadhuis te Heist in 1963 naar aanleiding van het Sinte-Ceciliafeest met vereremerking verdienstelijke muziekanten.
Triphon Leliaert | Achiel De Baets | Staf Vandierendonck |
Karel Ackx | Jacobus Landuyt | Karel Naert |
Ivan Leyseele | Jan Leliaert | René Sabbe |
Eric Engelrelst | Hubert De Schepper | Omer Leyseele |
Armand Everaert | Jules Engelrelst | Jerome Rosseel |
Walter Meseure | Albert Latruwe | Pol De Grauwe |
André Vandierendonck | Marcel Despiegelaere | Richard Rosseel |
Gilbert Despiegelaere | Abel Vanhalewijn | Karel De Grauwe |
Marc Leliaert | Ronny Engelrelst | Peter Vankerschaever |
Luc De Keyzer | Roland Desmidt | Pros Vantorre |
Triphon Vanresseghem | Jerome Calus | Daniël Vanhalewijn |
August Tousseyn | Roger Fournier | Marc Vanhalewijn |
Jacques Stroobandt | Leonard Bonny | Arnold Roels |
Gustaaf Stroobandt |