HET WOONGEDRAG VAN DE HEISTENAARS

André Desmidt

Wanneer men wandelt in de straten van Heist, dan vallen vooral de vele bouwwerven op.

Al wat enigszins oud is, wordt afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Appartementsgebouwen geven Heist een nieuw gezicht.

bouwwerf

De prachtige oude villa’s langs de Zeedijk werden vervangen door een muur van appartementen. Dit heeft als voordeel dat er nu veel méér mensen kunnen genieten van een “zicht op zee.”

Vroeger werd elke villa op de Zeedijk slechts een korte periode van het jaar bewoond door één rijke familie. Nu is het dus veel “democratischer” geworden, maar de oude villa’s waren alvast veel mooier. Bovendien wierpen zij niet zo’n schaduw op de wandeldijk. Heistenaars en toeristen genieten van de moderne architectuur, maar het is ooit anders geweest.

En hier en daar is er gelukkig wel nog een spoor van hoe het vroeger was.

Ik dacht dat het een goed idee was om - al wandelend - een inventaris op te maken, van wat er nu eigenlijk bestaat in onze gemeente. In deze bijdrage geef ik een overzicht van de verschillende manieren van wonen sinds het ontstaan van Heist. En natuurlijk blijven we even stilstaan bij een aantal merkwaardige gebouwen. Deze laatste zijn niet noodzakelijk architecturale hoogstandjes, maar veeleer representatieve getuigen van een bepaalde tijd, periode of tendens.

Heistenaars worden wel eens “dunekeuns” “duinenpoepers” of “duinenpissers” genoemd. Eigenlijk verwijst dit naar de bewoning aan de duinenrand, waarbij de kleine huisjes aan de kant van de duinen voor een stuk ondergewaaid waren. Na een zware storm zag men vaak alleen nog de voorgevel van het kleine huisje. Zo kreeg men de indruk dat de Heistenaars als konijnen in holen woonden.

We kunnen gerust stellen dat dit de eerste vaste bewoning was langs de zeekant. Het ware sjofele huisjes voor arme mensen, die in de zomer wat gingen vissen, en in de winter moesten leven van de opbrengsten van hun tuintje. Gewoonlijk was er ook een “varkenskot” en ging men jagen op “dunekeuns”. Later werden die huisjes vervangen door steviger exemplaren in steen.

In Duinbergen staat er nog een typisch voorbeeld ter hoogte van de watertoren. Het was ooit bewoond door jachtwachter Rombout. De lezers zullen zich herinneren dat wij daar vorig jaar “in het lang en in het breed” over geschreven hebben. Toch nog even in herinnering brengen dat de muurankers het jaartal “1873” vermelden, en dat het huisje mooi opgeknapt is met eerbied voor de oorspronkelijke toestand.

Het bevindt zich recht tegenover onze honderdjarige: de watertoren van Duinbergen, gebouwd in 1902.

2015 06 19 135544

Een witgekalkte gevel met onderaan een zwarte teerband tegen de vochtigheid. En op het dak de typische rode pannen. We situeren dit genre in de helft van de negentiende eeuw. Een herkenbare stijl in de streek, en een inspiratiebron voor de “fermettes” die veel later voor de “aangespoelden” gebouwd werden.

Was dit de oudste bouwstijl langs de zeekant, dan moeten wij het zeker ook hebben over de oude boerderijen aan de zuidkant. Meer zuidelijk was er al veel vroeger bewoning, vandaar dat de hofsteden ook veel ouder zijn. Hier nemen wij het “Boerenhof als voorbeeld.

het boerenhof

We moeten het ons dan wel voorstellen als woonst (gebouwd in 1788) van een landbouwersgezin (wat nu restaurant en koffiehuis is), met een grote mesthoop voor de deur. Ernaast de grote schuur (dateert uit 1738), die trouwens geklasseerd werd in 1971, en aan de andere kant een stal voor de schapen. Het is belangrijk om te weten dat er reeds in 1576 sporen (getuigenissen) van bewoning op die plek zijn. Hier moeten we zeker nog eens vermelden dat die zone eigenlijk de bakermat is van Heist, met een voornaam landbouwbedrijf, de kerk, de pastorie en het kerkhof.

huisje in de vuurtorenstraatDe oude boerderijen en de bescheiden gebouwtjes aan de rand van de duinen kunnen we, samen met de kleine huisjes zonder verdieping in het centrum van Heist, beschouwen als de oudste vormen van bewoning.

Wat het centrum van Heist betreft, verwijzen we naar het kleine huisje in de Kerkstraat en het kleine huisje in de Vuurtorenstraat. Huisjes zonder verdieping met twee plaatsen beneden, een toilet buiten en “slaping” op zolder, onder de dakpannen. Zo was het oorspronkelijk, en eigenlijk kunnen wij dit nog bewonderen in het museum Sincfala, waar men er wonderwel in geslaagd is zo’n visserssite te reconstrueren. Er waren ook woonconcentraties die men nu met een modern woord “woonerven” zou noemen.

Hier denken wij aan de Moefe bijvoorbeeld. Dit sloot aan op de kleine huisjes langs de Knokkestraat uit die tijd. Uit dezelfde periode dateren ook de vroegere Garre en de Bakkerstraat.

In verslagen van de gemeenteraad van Heist lezen we dat halfweg de 19de eeuw de Burgemeester een oproep deed om het huisvuil niet meer op te stapelen vóór de deur aan de straatkant... De eerste toeristen, die stadsmensen waren, vonden dit immers ongepast. Van huisvuilophaling met de “vuilkar” was er toen nog geen sprake.

Een verfijning van deze kleine huisjes kwam er vanaf 1880 onder de vorm van huisjes met een gelijkvloers en een halve eerste verdieping. Dergelijke huisjes met “anderhalf verdiep kunnen wij nu nog zien in de Bakkerstraat en in de Onderwijsstraat.

2015 06 19 135848 

De huisjes werden gebouwd met moefen of “nieuwe stenen” gebakken in de lokale steenbakkerijen. De gevel werd later bepleisterd en witgekalkt, met onderaan een teerband... tegen de “wakte”. Later werd de gevel geschilderd in een grijze, lichtblauwe of lichtgroene kleur. Af en toe ook wel eens gebroken wit. De deur en de ramen, en soms de “blaffeteuren” werden dan geschilderd in een hardere tint van de basiskleur. Bij lichtblauwe gevel zien we hardblauw houtwerk.

Het comfort in dergelijke huisjes was heel beperkt. Nu zijn er mensen die koortsachtig op zoek zijn naar zo’n idyllisch huisje... ze renoveren de binnenkant, en maken er een gezellig nestje van! Eigenlijk had men een woonplaats en een keukentje op het gelijkvloers, en slaapkamers boven.

De typische Vlaamse koterij achter de woning kan uitgelegd worden door de bekrompenheid van de basisbouw, waardoor “aanvullend comfort” moest bijgebouwd worden.

Een kotje voor het bakken van vis, een toilet met later waskot en badkamer, een werkplaatsje en wat hokken voor dieren zoals konijnen en duiven. Wanneer men beschikte over een ruimere achteruit, werden ook kippen gekweekt.

Het toerisme bracht welvaart in onze streek. En dat kon men ook zien in het straatbeeld.

Op de eerste plaats kwamen er villa’s in de duinen, dicht bij het strand en de zee.

We mogen stellen dat de eerste villa’s in Heist er kwamen omstreeks 1870. Ze werden gebouwd in opdracht van rijke burgerij uit de hoofdstad, maar ook van adellijke families.

Men noemt de stijl “fin de siècle” of “belle époque.” Spijtig genoeg zijn de laatste exemplaren verdwenen onder de sloophamer.

zeedijk heist

In Knokke-Heist is er geen enkel beschermingsbesluit voor een villa langs de Zeedijk.

Nochtans ijverde Heyst Leeft ruim 25 jaar terug voor het behoud van vijf villa’s kant Zeebrugge, maar tevergeefs. Die villa’s hadden een halve verdieping onder de grond, met daarboven de “bel­étage” met aan de kant van het strand een open terras. Daar zaten mijnheer en madame in de schaduw hun koffie of thee te drinken, en keken neer op de wandelaars op de houten zeedijk (de plancher). Een bruine huid was in die tijd voor de boeren, en zeker niet besteed aan het rijk volk. Vandaar het ‘genieten’ vanop het schaduwrijk terras.

Er bestaat een reeks oude post- of prentkaarten van de Gentse fotograaf en uitgever Albert Sugg die de sfeer uit die tijd weergeven. Sjieke dames met lange rokken en een strooien hoedje, op wandel met aristocratisch uitziende mannen in verzorgd pak met een strooien hoed of een witte pet. Kenmerkend voor dergelijke terrassen was de muurbekleding in mozaïek, waarop mooie taferelen werden uitgebeeld. Soms werd het wapenschild van de familie in mozaïek uitgewerkt. Boven de bel-étage waren er nog twee of drie verdiepingen en een zadeldak.

Wanneer mijnheer en madame naar de kust kwamen, dan was dit met het ganse gezin, vergezeld door het huispersoneel zoals koks, kamermeisjes, huishoudster... Vandaar de grootte van de villa.

Toerisme bracht villa’s op de Zeedijk, maar ook de eerste hotels. Monumentale gebouwen waar de Heistenaars naar opkeken, want dat hadden ze nog nooit gezien. Pronkstuk langs de Zeedijk was zeker het Casino-Kursaal (stond waar nu het Heldenplein is). Het was het tweede hotel dat langs de zeedijk gebouwd werd in 1872.

het kursaal te heist

Een gedeelte van het hotel werd respectievelijk Casino, cinema, zelfs een tijdje stadhuis, een Duitse apotheek en zelfs een patisserie. Tot het in 1944 in brand gestoken werd door de Duitse bezetter na de verplichte evacuatie van de Heistse bevolking naar Knokke (25 september). Maar als eerste hotel noteren wij het Grand Hotel du Phare op het einde van de Vuurtorenstraat. Dit hotel telde 100 kamers en werd gebouwd in 1869, op de plaats waar kort voordien het Pavillon du Phare stond, de eerste constructie in die zone. De naam van het hotel en de straat, verwijzen trouwens naar de inplanting van de oudste vuurtoren (Vierbote) van Heist.

hotel du phare

Een Casino-Kursaal, grote hotels en heel veel villa’s langs de Zeedijk zijn tekenend voor het toerisme in Heist. Op het einde van de 19de eeuw trouwens de derde belangrijkste badplaats van onze Belgische kust!

Andere hotels waren: Grand Hotel de Bain, Hotel Lion d’or, Grand Hotel Royal,...

In 1901 wordt Duinbergen boven de doopvont gehouden. Meteen zien we een nieuwe bouwstijl: de ‘cottage’ en de ‘anglo-normandische’ stijl. Duinbergen was eigenlijk een duinengebied dat door de Duitse urbanist Stübben klaargemaakt werd voor verkaveling in opdracht van de familie Van Caillie. Ook in Duinbergen zien we villa’s langs de strandzijde, alsook de aanleg van een stenen zeedijk. Meer landinwaarts werden cottages gebouwd, en in de nieuwe dorpskern een kapel met rijwoningen.

Hier liet architect Vièrin een aantal juweeltjes bouwen... en die bestaan gelukkig nog!

2015 06 19 140043Maar nu terug naar Heist. Daar zien we na de eerste wereldoorlog de grotere burgerwoningen, en ook de herenhuizen. Een aantal voorbeelden daarvan vinden wij nog in de Hermans Lybaertstraat bijvoorbeeld. Er komen ook gebouwen in Jugendstill en ook het modernisme komt aan bod.

Een aantal openbare gebouwen worden gerealiseerd in een nepstijl, de neo-gotiek. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de kerk van Heist en de oude Gemeenteschool.

Zeer gewaagd voor de periode tussen de twee wereldoorlogen was zeker de bouw van het stadhuis te Heist, een mini-replica van het stadhuis van Hilversum.

We zien hier een zeer strakke gevelstructuur die uiting geeft aan een grote rechtlijnigheid, tekenend voor de kubistische ordening van het gebouw.

De gele gevelsteentjes doen met dit gebouw hun intrede in Heist.

Toch eventjes uitleggen wat de betekenis is van “S.P.Q.H.” op het bordes. Dit is een Latijns gezegde dat verwijst naar de functie van het huis, een stadhuis. Het zegt dat dit het huis is van de gemeenteraad en de bevolking van Heist.

«Senatus Populus Que Heistienis.»
(Komt nogal eens voor als quizvraag...)

Hier moeten wij het zeker ook even hebben over het grote herenhuis van de familie Dejonghe op het einde van de Kursaalstraat (huidige visserijschool).

Dit prachtig gebouw in art nouveaustijl werd gebouwd in 1919-1921.

Bouwheer was aannemer Gustaaf Dejonghe en architect was de heer Robert Neyrinck. In Heist noemt men het nu “het Kasteeltje” omdat dit het enige gebouw van die omvang is te Heist, en echt grote uitstraling heeft.

villa gustaaf dejonghe

Maar hier is niet alleen de buitengevel belangrijk, ook de binnenkant verdient onze aandacht. We komen hier inderdaad een aantal rariteiten tegen zoals rococo pleisterwerk, een mozaïekvloer in de hall, prachtig houtsnijwerk in Slavonisch eikenhout... Heyst Leeft ijverde in het verleden voor het klasseren van dit gebouw; dat zowel uiterlijk als qua binneninrichting uniek is.

Een ander te vermelden bouwgeheel is de site “De Kinkhoorn” in de Louis Parentstraat. Daar zien we een reeks huizen in een typische Engelse cottagestijl, wat niet evident is voor een aaneengesloten bebouwing. Op de gelijkvloers zien we meestal een loggia, met daarboven twee verdiepingen en een puntgevel. De rijwoningen hadden doorlopende erkers.

Het plein heette oorspronkelijk Square Elisabeth, later Square Albert en na de fusie De Kinkhoorn. In Heist spreekt men gewoon van de ‘Square.’ (Te noteren dat de woningen in de Parentstraat een verdieping minder hebben.)

parentstraat heistde square heist

Na de Tweede Wereldoorlog komt er meer welvaart en bouwen de Heistenaars goed uitgeruste woningen.

Typisch voor de jaren vijftig en zestig waren de gele faience - als paramentstenen - en de blokvormige functionele gebouwen, meestal ook al met één of twee bouwlagen boven het gelijkvloers. Later zou ook de garage zijn intrede doen, wat niet zo mooi is in het straatbeeld. Met de golden sixties beleven we voor het eerst de volledige renovatie van de dorpskern.

Nieuwe wegen worden aangelegd, oude gebouwen worden afgebroken en vervangen door meergezinswoningen of appartementsgebouwen. De dorpskern vult zich met aantrekkelijke winkels, café ’s en tearooms. De appartementsgebouwen aan de Noordkant, zeg maar langs de “boulevard” en de Zeedijk, worden onaantrekkelijke bouwdozen. Ze zijn uniform, met vlakke gevels. De eentonigheid wordt slechts één maal verbroken doordat elk appartement aan de gevelzijde een terrasje heeft met plexi-afsluiting...

Geen speelse architectuur dus, geen herkenbaarheid meer naar de architect toe. Koel en functioneel, gericht op massa-beleving. Gelukkig is daar de laatste jaren een kentering in gekomen. De architectuur kende een grote evolutie.

Maar er is één constante :

“In Heist was en is het nog steeds goed om te wonen.”

 

Het woongedrag van de Heistenaars

André Desmidt

Heyst Leeft
2002
03
006-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22