Lisseweegse dorpsfiguren : Berten Mylle

Johan Ballegeer

Gisteren, zaterdag 16 maart 2002 hebben ze Berten Mylle begraven. Maar hij is nog lang niet dood. Uilenspiegels sterven niet.

Ik heb Berten goed gekend. Ik heb twintig jaar onder zijn naam geslapen. Hij woonde voor ons tot 1932 achter het Reitje. Toen kocht mijn vader dat huizekotje; Ik sliep er op zolder. Op de gordingen rondom waren met krijt de namen van de slaapplaatsen voor de kinderen geschreven. Krijt van eerste kwaliteit, want met geen enkel product kregen we de naam weg. Over Berten zijn honderden anekdoten te vertellen. Over Berten en zijn vriend Raf Breems. Later zijn schoonbroer. ‘Maar ik heb het moeten stilleggen om met Berten uit te gaan’, vertelde Raf mij.

Berten was helemaal niet dom. Hij werd leider van de kajotters. En omdat hij in de smaak viel van de proost, toen onderpastoor Jozef van Haecke, kon hij naar de vakschool te Brugge. Houtbewerking. Voor eindexamen moesten ze een salontafel maken. Berten, de lessen meetkunde indachtig, maakte er een met drie poten. Want net als een melkstoel blijft die altijd horizontaal staan.

‘Drie punten bepalen een vlak’, oreerde Berten Euclides achterna. Maar Berten vloog buiten. En weer mocht de proost naar Brugge om de scherven te lijmen. En dat mocht hij dikwijls doen. Zoals die keer dat Berten en Raf op kermismaandag van het dorp kwamen en hier en daar in de Stationsstraat de fentenelen van hun duimen haalden en ze aan de Piste op een hoop legden. De piste was een langwerpige rotonde in de Zeebruggelaan tegenover de zustersschool.

Op een andere keer zagen ze een hoop verse mortel en een restje bakstenen voor het huis van Dolf Dusoir en metsten ze er de voordeur mee dicht. Dat zijn toch leuke dingen. Dolf vond van niet? Dolf trok naar de gendarmen en de gendarmen naar de onderpastoor. ‘Meneer de onderpastoor, ze zeggen dat de kajotters het gedaan hebben.’ ‘Ah ja? En ik heb horen zeggen dat de gendarmes het gedaan hebben,’ replikeerde van Haecke. Dus wat lette Berten om nog meer uilenspiegelstreken uit te halen?

Berten en Raf gingen uit in Blankenberge. Volle seizoen. De terrasjes zaten vol met etende toeristen. Berten en Raf kochten een bak gerookte haring. Zo heb ik het steeds horen vertellen Ik denk dat ze een paar haringen kochten. Met die bak tussen hen in gingen ze op het opstapje van het terras zitten en begonnen vol smaak hun zeekapiteins “de rik uit te eten”. De graten, koppen en vellen gooiden ze voor zich op de dijk. Meteen was de politie daar. Want als het niet om inbraak gaat zijn ze altijd rap. Wat! Mochten zij hier niet zitten eten? En die rijke “smoeters” dan hier achter ons.

Een andere keer stapten ze een winkel voor kantoorgerief binnen en vroegen om een bord pap. Stond er immers niet boven de deur “Papeterie” En plots besloot Berten te trouwen. Dus stapte hij naar het Brugsch Handelsblad om een huwelijksadvertentie te laten opmaken. ‘Ben je vermogend?’ vroeg de bediende aan het loket hem. “jefrouwtje, ik meugen alles,” antwoordde Berten.

Werkte Berten dan nooit? Berten werkte. Berten werkte wel op zijn manier. In de koksfabriek werkte hij met een kleine kraan. Op zekere dag stond hij in “pittalair” en met een “buishoed” op zijn kraan. Reed er de fabriek mee uit tot op het stort en versierde het tuig met veldbloemen. Doodgemoedereerd reed hij de fabriek weer binnen. Toen directeur De Schildere hem kwam vragen wat dit moest betekenen antwoordde Berten: ‘Meneer de directeur, voor vijf frank en een schop mag je hier dragen wat je wil.’

Men verdiende toen 5,10 fr. per uur in de koksfabriek. Wat haar de naam gaf van “t centiemtjeskot”. Maar je zat er vast gebeiteld als in staatsdienst. Mijn vader schoot niet zo goed op met Berten. Mijn vader reed met de locomotief. Op hetzelfde spoor. Een enige gelegenheid voor Berten om het ‘verkeer’ in de war te brengen. In die fabriek lagen Duitsers, eigenlijk Polen. Mijn vader ruilde eieren van onze kippen voor een “komiesbroodje”. Niet te eten dat brood, maar onze konijnen vaarden er wel mee.

Op een dag schreef Berten op mijn vaders kastdeurtje “Een ei voor een broodje”. Helemaal niet kwaad bedoeld, maar mijn vader had weinig zin voor humor.

De fabriek werd gebombardeerd. Om te beletten dat het volk naar Duitsland moest gaan werken liet de directeur de stenen uit het puin afbikken. Hij hield bij hoog en laag staande dat hij de fabriek weer zou opbouwen. Of het waar is dat hij zijn werkvolk ook aanzette om de bestseller “Mijn Kamp” te kopen, betwijfel ik. Mijn vader bracht in elk geval een exemplaar mee naar huis. Een goede gelegenheid voor Berten om bij de bevrijding met een petitie rond te leuren om de directeur in de bak te krijgen, Ik betwijfel echter ten zeerste of deze kwakkel waar is.

In elk geval moest Berten ook een poosje bij “pit en stake” gaan werken. “Pit en stake”? De Duitsers plantten op het einde van de oorlog twee meter hoge boomstammen in de velden om de Engelse landingsvliegtuigen te hinderen. Berten zou de tram-kar trekken. Langs de Blankenbergse steenweg riep Berten plots: “How! How! ‘t Peerd moet sch...!” Berten stak zijn broek af en deed het midden in de straat. Er werd veel verteld over Berten. Waarheid en verzinsels.

Op zekere dag zat Berten op het toilet. Er kwam iemand aanbellen. Zijn vrouw Rachel riep: “Berten, haast je. Laat vallen dat valt. Er is hier een meneer”. Berten liet zijn broek vallen en kwam in zijn vliegende vaan het bezoek verwelkomen.

“En als ‘t kermis is mag je op de paandjesmolen,” had Rachel haar zoontje weken aan een stuk beloofd. En ‘t werd kermis. En de kleine Mylle werd op een paard gezet. Een toer. Twee toeren. Drie, vier... ‘Albert dat gaat beginnen oplopen,’ zei Rachel. “Tututut! Ge hebt hem zot geklapt over die manège en je zal er nu opzitten tot hij het beu is.” De kleine kwam jankend van de manège.

Na de oorlog ging Berten in de politiek. Hij werd een fanatiek militant voor het ACV, wat hem het baantje bezorgde van broodvoerder voor de Katholieke Bakkerij “Ons Brood”. Dat brood uitvoeren gebeurde met kar en paard. En waar Berten verscheen gebeurde er wat. De Engelsen noemen een practical joke. Toen Yvonne Bolle, onze buurvrouw haar vaagborstel naast de deur liet staan legde Berten hem op het dak. De daken waren laag langs het Reitje en Berten werd niet voor niets de Lange Mylle genoemd.. Berten haalde bij de verkiezingen van 1952 juist geteld 34 stemmen. Gelukkig was hij niet gekozen, anders zou er nogal wat gelachen geworden zijn in de raadszaal. In 1958 werd hij zelfs lid van het CVP-bestuur en haalde hij 40 stemmen. Moge Berten in vrede rusten en de engeltjes met rust laten.

Lisseweegse dorpsfiguren : Berten Mylle

Johan Ballegeer

Rond de Poldertorens
2005
04
149-150
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38