Dudzeelse herbergen III

Naar de teksten van wijlen Pol Danneels - Redactie: Johan Ballegeer

Vervolg van: Dudzeelse herbergen - Deel 2

De Heemkundige kring kwam in het bezit van een waardevolle verzameling teksten van ons overleden lid Leopold Danneels uit Dudzele. Wij vroegen zijn zoon Karel de toelating om deze in ons blad te publiceren, wat hij ons graag toestond. We lieten ze zoveel mogelijk ongerept, alleen pasten we hier en daar de spelling en de zinsbouw wat aan. Eigenlijk geven deze teksten niet alleen de geschiedenis van de herbergen, maar tegelijk een mooi inzicht in de levenswijze van de vroegere Dudzelenaars. Hier volgt dan het derde deel. De illustraties komen uit “Dudzele in oude prentkaarten” van Johan Ballegeer en Pol Danneels.

79. IN DE BIJEENKOMST, 1880 - 1977
‘T HESPEKOTJE, 1977 tot heden

Uitbaters:

  • Jan Vergaerde, 1880— 1910 - tapper
  • Edward Devlieghe & Louise Coene, 1910— 1936 - landbouwer
  • Raymond Copman & Gerarda Devlieghe, 1936 — 1977 - arbeider (glasfabriek)
  • Lode Vanhaecke & Carine Sneyaert, 1977

Geschiedenis:
Volgens geloofwaardige bronnen woonde Jan Vergaer der al met zijn vrouw voor 1890. He twas een bij uitstek landelijke herberg. In 1910 ging Jan in Ramskapelle op zijn renten leven. Hij was toen de zeventigal voorbij. Jan werd opgevolgd in "De Bijeenkomst" door Edward Devlieghe. Warten was kleingebruiker. Hij kweekte wat beesten en verkocht naast gerstennat ook melk, boter en eieren.

In 1936 is de zaak overgegaan op dochter Gerarda, die met Raymond Copman trouwde. De zaak floreerde en daardoor aangemoedigd hebben zein de vijftiger jaren het hele gebouw vernieuwd. Op12 december 1976 is Copmantje, die een vriendelijk baasje was overleden. In 1977 ging zijn weduwe op een appartement wonen.

Lode Vanhaecke   en Carine Steyaert deden de nodige aanpassingen en gaven het nieuwe etablissement de naam" 't Hespekotje".

80. DE WEILANDEN, 1901-?

Uitbaters:

Louis Huys & Nathalie Seghers-slachter -tapper

Geschiedenis:

Als laatste herberg uit den oordoosthoek komt "De Weilanden"aan de beurt. Dit kleine landelijke taphuis bevond zich op de wijk "Bardelen Huus". Het was de verst van het dorp afgelegen herberg. Slachter Louis en Natte woonden hier al van1901. Hij was, mede door zijn vak, een bekend personage in Dudzele en Ramskapelle.

Louis was ook erelid van de "Noordergalm". In 1928 ging het korps er een serenade brengen. De muzikanten trokken daar te voet naar toe. Op honderd meter van het cafeetje stelden zij zich op en een vrolijke mars blazend marcheerden zij naar het "Bardelen Huus". De hele wijk liep te hoop om hen toe te juichen. Zelfs de koeien genoten van het gebeuren. Met hun staart en in de lucht stormden ze door de bilken. "Toen we voor het cafeetje uitgespeeld waren, werd er nog een extra nummertje gespeeld', vertelde Pol Danneeis," we werden door ons erelid Louis uitgenodigd op een drink. Bazin Nathalie kwam uit de kelder met een stenen stoopbier van twee en een halve liter en vulde de glazen. We dronken tot het vaatje lekker bruin bier leeg was. "Vandaar trokken de Noordergalmers naar "Zelzate" en naar de "Zonnebloem" om 's avonds met de stoomtram terug te keren naar het dorp.

Het huis werd in 1977 gesloopt voor het graven van de Zeebrugse achterhaven

 VI. Oude Lissewegestraat, heden Zwaanhofstraat

81. Estaminet bij Casimir Cadron, 1911-1928

Uitbaters:

  • Louis Demaecker & Adela Amandels, 1911-1919,
  • Casimir Cadron & Stephanie Proot, 1919-1928 kolenhandelaar

Beschikte over: grote biljart, kermiszangers 

Geschiedenis:
De metsers Louis en Hilarius Devulder zouden naar een getuigenis van René Vermeire, die het timmerwerk voor zijn rekening nam, deze grote woning gebouwd hebben in 1911. Op een oude prentkaart van deze straat staan op deze plaats nog twee bomen en een haag, met aan de straatkant een gracht. Ook achter het dorp en langs de Bruggesteenweg waren er grachtjes langs de weg om de afvoer van het water te verzekeren. Pas later werden er riolen gelegd.

Als eerste uitbater van dit nieuwe huis noteren wij Louis Demaecker. Hij woonde voor 1900 in de Dorpsstraat, waar hij ook al herbergier was. Negen jaar lang hebben Louis en Adela hier de dorstigen gelaafd tot ze niet langer konden weerstaan aan de lokroep van Amerika. Ze emigreerden op 17 mei 1920.

In hetzelfde jaar kwam handelaar Casimir Cadron hier wonen. Naast zijn kolenhandel was hij van 1889 muzikant bij de “Fanfare der Xaverianen” de huidige “Poldergalm”. Achtenzestig jaar heeft Cazzen het wel en het wee, de op- en de neergang van het korps meegemaakt. Hij hield dol veel van een simpel volksliedje en kende er heel wat van buiten : “Twee ogen zo blauw” en “Daarbij die molen”. Het huis werd later betrokken door zijn dochter Robertine.

82. In ‘t Nieuw Dorp, 1904-1945

Uitbaters:

  • Theophiel Casier & Louise Henico aardewerker

Geschiedenis:
Men vertelde ons dat Theo en Louise hier schonken vanaf 1904. Hoe zij echter aan de naam van herberg kwamen kon niemand ons zeggen. De eerste jaren tot 1906 zullen er wel meer vaartdelvers de zulle versleten hebben. Ook de buren en de mensen die langs deze hobbelige kassei woonden, waren er trouwe klanten. Toen ook de dochters groter werden, trok het jong volk naar het “Nieuw dorp” om zich wat te amuseren, zoals men het kernachtig uitdrukte. Ook hier werd er samen met de buren een jaarlijkse wijkkermis gehouden met onder andere zaklopen, mastklimmen met twee man en geblinddoekt een schotel rijstpap in mekaars mond lepelen. Bij dit laatste spel werden tranen gelachen door de omstaanders. Er werd gedanst op de tonen van een trekorgel. August Hoste, Edmond Schoutteet, Staf Sergeant en Nas Velde hebben vele jaren voor muziek gezorgd. In 1945 is de herberg dicht gegaan. Naderhand kwam Jozef Vandercruysse hier wonen.

 83. De Ware Vrienden, 1906-1930

Uitbaters

  • Oscar Obreno & Irma Ballegeer metser tapper 

Beschikte over: gaaiboldermaatschappij “De Ware Vrienden” 

Geschiedenis:
Oscar en Irma tapten al voor 1901. Zij woonden toen langs de Brugse steenweg op nr. 115 (zie nr. 66). Toen ze in 1906 de kans kregen om een herberg met bolbaan te openen aan de Lissewege straat gingen ze daar meteen wonen. “De ware Vrienden” hebben jarenlang hun prijskampen en beschrijvingen georganiseerd bij Oscar en Irma. Als we weten dat er in de twintiger jaren in Dudzele een achttal boldermaatschappijen waren, mogen we zeggen dat het bollen op het gaaibard een ware rage was.

In 1926 bouwde Oscar een groot huis aan de Westkapelle steenweg en ging daar bezit nemen van “De Ware Vrienden”. De bolders verhuisden mee. Want hier hadden ze een gloednieuwe overdekte bolbaan. In 1930 is de familie Emiel Delatere-Danneels en Pieter (de klokkenluider) dit huis komen betrekken, maar de herberg had afgedaan. Nog later werden de twee huisjes bewoond door Omer Cardon-Decuman enerzijds en Freddy de Grande-Cools anderzijds.

84. In Pronkenburg, 1903-1919

Uitbaters:

  • Frans Bruynooghe & Marie Viane aardewerker

Geschiedenis:
Op het einde van deze brede rechte weg met zijn eiken bomenrijen stond er een oud gewit doeninkje waar van 1903 tot 1919 Cissen en Marie, of Mietje, de drankslijterij “Pronkenburg” openhielden. Cissen was lid van “De Lustige Cistjes” die in 1889 waren gesticht door Cissen Ackaert en Cissen Schram. Volgens de zoon Maurits bestond de klandizie hier uit vaartdelvers en ook wel zondagswandelaars, die het graven van de vaart kwamen bekijken. Ook de mannen die sedert 1907 in de Cokesfabriek werkten en er dagelijks per fiets of te voet passeerden bleven er wel eens haperen.

In 1919 werd het postje opgekocht door brouwer August Vermeersch die het brouwen had opgegeven en hier een nieuw bestaan zou vinden. De familie Bruynooghe is dan in de Westkapellestraat 33 gaan wonen en “Pronkenburg” had gedaan met pronken. Het doeninkje verdween ook al in het industriegebied.

VII Stationstraat en Herdersbrugge straat

85. In de Wijk der Zeehaven, 1901-1927

Uitbaters:

Edward Casier & Eugenie Dewitte landbouwer

Geschiedenis:
Edward, een geboren Dudzelenaar, trouwde op 19 oktober 1898 met Eugenie Dewitte uit Sint Kruis. Op honderd meter van de vaart openden zij hun café. De delvers die soms het dubbele verdienden van wat ze vroeger kregen waren goede klanten voor de nieuwe herbergen. Het werk van die mannen was zwaar,
want alles gebeurde met spade en kruiwagen. Graafmachines waren er nog niet en het mag ons niet verwonderen dat ze na hun dagtaak een pint gingen pakken. De klanten verminderden en Edward kreeg meer werk op zijn boerderijtje, dus sloot in 1927 “In de Wijk der Zeehaven’.

86. In de Nieuwe Brug, 1901-1921

Uitbaters:

  • Louis Mouton, 1901-1911 herbergier,
  • Joseph de Vliegher & Helena van Belleghem, 1911-1921 vaartwachter

Geschiedenis:
Van voor 1901 tot 1911 woonde hier Louis Mouton. Het stamineetje werd in die jaren opengehouden in het oude gebouw aan de achterkant van het tegenwoordige huis. 

In 1912 kwam in het intussen vernieuwde gebouw Joseph de Vliegher met zijn Helena wonen. Zij waren het die het uithangbord “De Nieuwe Brug” ophingen. Voor hij in 1911 trouwde woonde hij met zijn ouders in “De Zokke”, waar zij ook al café hielden. Negen jaar hebben Joseph en Helena achter de toog gestaan. De volgende bewoners waren Henri Pintelon en zijn familie. Het café werd gesloten en werd een privé woning. Later woonde er nog Frans de Cousemaecker en Madeleine Pintelon.

87. In De Maritiem, 1906 19…

Uitbaters:

  • Louis Devulder, 1906-1913 metser,
  • Henri Coppens & Marie Dusoir, 1913-1919 kleingebruiker,
  • Henri Pintelon & Marie Taruwe, 1919-1922 vaartwachter,
  • Frans Vlaminck & Mathilde Broele, 1922-1931 brugdraaier,
  • Willem van Holm & Philomena Tanghe, 1931 -?
  • vanaf 1946 “In ‘t Putje”

Geschiedenis:
Deze tapperij, om een oud woord te gebruiken, is bij de Herdersbrug als vanzelf ontstaan bij het delven van de vaart. In die tijd zonder bulldozers konden de werklui af en toe een goede pint waarderen. Bombardon Louis Devulder was er van 1906 tot 1913 waard. Daarna stonden Henri Coppens en Marie Dusoir achter de toog tot ze naar Amerika uitweken. Vaartwachter Henri Pintelon hield het maar drie jaar vol. Daarna kwam Cissen Vlaminck in “De Maritiem” tot hij in 1931 met zijn vrouw een herberg aan de Westkapellesteenweg overnam. De laatste uitbaters waren Willem van Holm en Philomena Tanghe. Het huis werd bij de bevrijding door de Canadezen in brand geschoten en zeer zwaar beschadigd. Na de oorlog heeft Philomene van de nood een deugd gemaakt en dan nog jaren herberg gehouden, deels in de kelder, “In ‘t Putje”. Enkele jaren terug werd het huis, of wat ervan restte gesloopt.

88. In De Herder, 1898-1943 

Uitbaters:

  • Edward Huys & Louise van Walleghem, 1898-1932 koopman,
  • Frans de Vlaminck & Mathilde Vandenbroele, 1932-1936 koopman,
  • Herman Matthys & Madeleine D’Hondt, 1936-1943 

Geschiedenis
De kiezerslijst van 1909 vermeldt Edward Huys reeds voor 1901 als herbergier in de Statiesteenweg 79. Deze herberg zou voor 1897 gebouwd zijn en Warten en Louise begonnen het jaar daarop te tappen. Daar het huis in het begin van de Vogelzangstraat in de laagte gebouwd was moest men met een trap van vier treden binnen komen. Men zegt dat de werklui die het kanaal groeven in deze herberg hun weekloon uitbetaald kregen. Naast herbergier was Edward ook nog koopman en makelaar in onroerende goederen. Hij was ook hoofdman van de toen bloeiende boldermaatschappij “De Noordsche Kerels” bij Charles Slembrouck. Op 24 juni 1929 vierde de maatschappij haar gouden jubileum. Ze kreeg daarvoor van de gemeente een toelage van 300 frank. Er is van dit gebeuren een foto gemaakt waarop Edward staat te midden van bestuur en leden. Edward, een boom van een vent, overleed op 61-jarige leeftijd op 19 november 1932.

Frans de Vlaminck, de oude bruggendraaier en zijn vrouw Mathilde houden de zaak nog open tot ze in 1936 verhuist. “De Herder” staat niet lang onbewoond. Herman Matthys en zijn Madeleine worden de nieuwe uitbaters. Ze bleven er tot 1943. Misschien voelden ze aan dat het niet zo veilig meer was bij die brug. Ze gingen in de Kasteelstraat wonen in het huis van André de Schuyter. Het gebouw werd gesloopt en de Duitsers legden er een mijnenveld aan, omringd door prikkeldraad.

89. In De Nieuwe Statie, 1907-1931

Uitbaters:

  • Joseph Delatere & Joanna Malstaf, 1907-1919 tapper en kleingebruiker,
  • Louis Demets & Maria Huys, 1919-1931

Geschiedenis:
Toen Joseph en Joanna in 1907 uit de Dorpsstraat naar hier verhuisden bij de spoorweg, openden ze deze herberg met de passende naam “In de Nieuwe Statie”. De spoorweg 51 bis Brugge-Zeebrugge die hier voorbij loopt, werd ingereden in 1889, maar er was hier geen halte.

Er was vele jaren een bewaakte overweg tot een lichtsignaal werd geplaatst. Sephen was kleingebruiker, had enkele hectaren land en wat beesten en probeerde zo wat bij te verdienen. Maar hij wilde het verder schoppen. Op 11 november 1919 trok hij met zijn Joanna naar Amerika. Hij overleed 69 jaar oud op 25 november 1936 te Mishawaka, Indiana.

Nadien kwamen Louis en Maria het postje en de herberg uitbaten. In 1931 is de herberg dicht gegaan. Van 1978 tot 1980 was het huis nog bewoond door Ester Demets. Toen werd het gesloopt voor de aanleg van de nieuwe spoorlijn naar Heist en Knokke.

90. In De Statie, 1890-1957

Uitbaters:

  • Gustaaf Constant & Rosalie van Damme, 1890-1899 veesnijder,
  • Henri Verscheure & Mathilde Paepe, 1899-1940 tapper,
  • Julia Verscheure, 1940-1951 waardin,
  • Firmin Teetaert & lda Boone, 1951-1957

Geschiedenis:
De spoorlijn Brugge Blankenberge kwam er in 1863 maar personeel en reizigers moesten zich behelpen met een afgedankte wagon als station. Pas in 1889 zette men er een stationsgebouw dat het jaar daarop met grote luister werd ingehuldigd. In het verslag van de gemeenteraad van 26 juni 1890 lezen we daarover: “De inhuldiging van het stationsgebouw aan de grote statie heeft plaats op 24 en 31 augustus 1890. De gemeente geeft een toelage van 50 frank om de groots opgezette feestelijkheden te helpen slagen.”

De eerste herbergier was vee-snijder Gustaaf Constant, maar hij verhuisde in 1899 naar de Brugse steenweg (zie nr. 51). Opvolgers waren Henri Verscheure en zijn vrouw Mathilde. Zij hebben meer dan vijftig jaar deze goed beklante  zaak uitgebaat. Hier was ook een afspanning en slaapgelegenheid voor reizigers. Dit was het eerste minihotel van de gemeente. 

In 1951 werd het gebouw aangekocht door Emiel Simoens. Hij verhuurde het aan Firmin Teetaert en Ida Boone. Zij hielden nog café tot 1957. In 1958 kwam Georges Simoens er wonen, In 1970 werd het gebouw gerestaureerd.

91. Estaminet Sint Hubert, 1900-1938

Uitbaters:

  • Victor Pieters, 1900-1908 tapper,
  • Bernard de Zutter, 1908-1919,
  • Eugeen de Vriese & Juliana Verlinde, 1919-1928 handelaar,
  • Emiel Simoens Stephanie Boey, 1928-1938 kleingebruiker 

Geschiedenis:
Ook deze herberg zal wel haar beste tijd gehad hebben tussen 1900 en 1930, toen praktisch alle vervoer nog met paard en wagen gebeurde. Aan het station was een losplaats waar de goederen per wagon toekwamen. Deze goederen waren meestal voor landbouwers bestemd: aardappelen, granen, meststoffen en kolen.

In Sint Hubert hebben vele jaren handelaars gewoond en hun los- en laadplaats was hier dichtbij. Simoens en de Vriese maakten daar dankbaar gebruik van. Met de doorbraak van de vrachtwagens waren de gulden jaren voor dergelijke drankslijterijen en afspanningen voorbij. Het huis werd tot 1981 bewoond door de eigenaar Frans Simoens, gehuwd met Christina Verté. Zij werd slechts 38 jaar. Het huis werd daarna eigendom van hun dochter Simonne.

92. In De Casino, voor 1900-1950

Uitbaters:

  • Wed. van Renterghem, vóór 1901,
  • Camiel van Renterghem & Mia van Renterghem kleingebruikers

Beschikte over: er was een zottebol

Geschiedenis:
Voor 1900 zou de weduwe van Renterghem dit baancafé met zijn pronkerige en veelzijdige naam reeds uitgebaat hebben. De familie had rond de eeuwwisseling het gebouw laten optrekken. Wie voor de naam verantwoordelijk tekende zal wel nooit geweten zijn, maar een roulette is er zeker nooit geweest. 

De van Renterghems waren kleine boeren, kweekten wat beesten en zullen ook wel wat zuivel aan de man gebracht hebben. De mannen uit het gebuurte gingen er een kaartje leggen. Vrouwen gingen niet op café. Dat was uit den boze. Geen roulette dus, maar wel een kegelspel, want kegelen met de zottebol was voor de eerste oorlog een geliefd volksvermaak. Na hun moeder hebben zoon en dochter de zaak nog levend en levendig gehouden tot in 1950.

93. De Vlaamsche Vlagge, 1892-1922

Uitbaters:

  • August Bouillon & Maria Packet landwerker barbier

Beschikte over: een grote biljart

Geschiedenis:
E.H. Amaat Vyncke, een der twintig Vlaamse Koppen, zoals het in de gevel van de vroegere onder-pastorie vermeld staat, heeft toen hij in Dudzele kapelaan was (1876 1881), de strijd aangebonden tegen liberalisme en verfransing. De namen van de meeste herbergen waren Frans. Dat was voor deze harde Vlaming teveel. Door zijn toedoen veranderden de uitbaters de namen van hun herbergen en kregen we namen als “Schild en Vriend’, In “Vlaenderland’, “De Graaf van Vlaenderen”, “De Vlaamsche Vlagge” of “De Vlaamsche Leeuw”.

August was niet alleen landwerker en herbergier maar ook barbier voor de mannen van de station-wijk. Dat was wel nodig in die tijd, want na tien uur zwoegen had men geen zin meer om nog te voet naar ‘t dorp te lopen om zijn haar te laten knippen of zich te laten scheren. Marie overleed in 1922, zodat de herberg dan waarschijnlijk is dicht gegaan.

94. De Leemberg, 1889-1940

Uitbaters:

  • Karel Louwage & Stephanie Vandepitte, 1889-1929 wagenmaker,
  • René Dejaeger & Esperence Louwage, 1929-1940

Geschiedenis:
Dit langgevelhuis zou ongeveer 220 jaar oud zijn. Dit was tot aan de sloop in 1980 nog te zien in de muurankers die het jaar 1760 vermeldden. Zoals het vroeger veel voorkwam werd het huis gebouwd op cijnsgrond. De eigenaars van de grond waren de “Burgerlijke Hospitalen van Brugge”. Er diende jaarlijks 65 fr. aan cijns betaald te worden. 

De eerste eigenaars van het huis zijn niet bekend maar op 21 januari 1854 laten Pieter Desimpele en zijn verloofde Amelie Monballiu voor de notaris Jos Vanderhofstadt in Brugge een trouwcontract opmaken nopens deze eigendom. Zij zijn dus voor ons de eerste bewoners. 

In 1876 komt het hele pand in handen van August Vandepitte en zijn vrouw Rosalie de Bouvere. August sterft zes jaar later, zijn weduwe met de kinderen achterlatend om de zaken alleen te beredderen, wat ze nog veertien jaar doet om in januari 1899 voorgoed de ogen te sluiten. Op 16 september van hetzelfde jaar verschijnen de erfgenamen voor notaris Leon Termote. “De Leemberg” wordt geschat op 4714 frank. De dochter Stephanie, getrouwd met Karel Louwage, krijgt de doening toegewezen. Ze moet de som van 1808, 55 fr. uitkeren aan de andere erfgenamen. Charel, die timmerman wagenmaker van stiel was en zijn vrouw bezorgen “De Leemberg” een nieuwe bloeiperiode.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog kapte hij ook kloefen voor buren en familie. Na hun overlijden gaat de herberg in 1929 over in de handen van dochter Esperence. Ze trouwt in 1933 met René Dejaeger. Ze houden de herberg nog open tot 1940. In 1977 wordt de grond tussen de weg en de woning onteigend om er een fietspad aan te leggen. In het voorjaar van 1979 worden de bewoners ervan op de hoogte gesteld dat “De Leemberg” zal gesloopt worden, wat in 1980 gebeurt.

De nieuwgebouwde “Leemberg” kwam er in 1981. Maurice Dejaeger-Danneels neemt er zijn intrek.

95. In De Oude Weiman, 1890-1928

Uitbaters:

  • Leopold Tornoy & Mathilde Savelon, 1890-1904 tapper-kleingebruiker ,
  • Matheus Dendooven Elisa Maenhoud, 1904-1928 

Geschiedenis:
In dit langgevelgebouw langs deze drukke baan woonden van omstreeks 1890 tot 1904 Pol Tornoy met zijn vrouw Mathilde. Pol was kleingebruiker zoals men een kleine landbouwer vroeger noemde. Hij had wat land en een weide, kweekte wat beestjes en met de opbrengst van de tapperij trachtte Mathilde de eindjes aan elkaar te knopen. Daardoor konden zij in 1903 in het dorp een mooi huis laten bouwen, waar ze in 1904 kwamen wonen.

Dat de “Weiman” al een herberg was voor Pol er in kwam, blijkt uit de gegevens in een oude krant : “Venditie” Onder de directie van Désiré Vandenbeke, kandidaat notaris te Brugge. Maandag 21 juni 1869 om 1 uur namiddag in de herberg “De Weiman” te Dudzele. Openbare verkoping voor Sieurs Karel de Loof en Jan Binstman, kooplieden te Sint Andries en te Ettelgem, hetgeen volgt: 24 Noordsche en Veurne Ambachtse kalfkoeien en veerzen, wepel veerzen, ossen en verwe koeien. En verder zeugen, zwijns, viggens en gezaagde houtwaren.” 

Na Pol Tornoy werden Matheus Dendooven en Elisa Maenhoud de nieuwe uitbaters. Men kon er zowel te drinken als te eten krijgen. Toen zoon René “De Weiman” overnam besloot hij de zaak te sluiten.

96. In Bourgerwelzijn, 1911-1932

Uitbaters:

  • Oscar Bossier & 1. Sylvie Provoost, 2. Maria Galle herbergier landwerker = “Half Maantje”
  • Richard Debaere & Angele Bosse, 1932 1960 veekoopman,
  • André Provoost, 1960 1972
  • “In De Kievit”, 1972-1974,
  • '‘t Landhuis”, 1974-….

Geschiedenis 
Dit is een van de zeldzame cafés die zo dikwijls van uithangbord veranderde. 

“Bourgerwelzijn” of “Burgerwelzijn” was wel een sympathieke benaming, maar er waren in Dudzele wel drie staminees met die naam. Van het gezin Bossier Provoost weten wij niet zoveel. Zij woonden ook zo ver van het dorp. Zeker is dat Oscar na het overlijden van Sylvie een tweede keer getrouwd is met Maria Galle. Een café zonder vrouw was nu eenmaal niet te doen.

In 1932 kwam veekoopman Deblaere er wonen. Angéle vond blijkbaar meer in de naam ““t Half Maantje”. Of was het de brouwer die zijn wil opdrong? Richard en Angèle tapten er 28 jaar.

In 1960 is het de beurt aan André Provoost om de dorstigen te laven. Nadien wordt de herberg nog omgedoopt tot “De Kievit” en in 1974 tot “Het Landhuis”.

97. In De Automobiel, 1907-1927

Uitbaters:

  • Louis Blommaert & Mathilde Aelderwereld landwerker

Geschiedenis: 
Dat er langs de Blankenbergse steenweg op een paar honderd meter van elkaar vier of vijf café’s waren schijnt ons nu ongeloofwaardig. Ze waren er. Louis werd op 21 februari gedoopt te Dudzele. In 1907 is hij van de Watergang naar hier verhuisd. Hij opende “In de Automobiel”. Er reed toen inderdaad wel  een Minerva of een Dion Bouton voorbij. Louis staat geboekstaafd als landwerker. Hij zal zijn brood wel verdiend hebben door bij een grote boer te gaan werken. “De automobiel” lag op de grenslijn Dudzele Zuienkerke. De herberg ging dicht nadat Louis in april 1927 was begraven. Van Mathilde was verder geen spoor terug te vinden. Verhuisde ze naar Zuienkerke?

98. De Kruipuit, 1900-1919

Uitbaters:

  • Pieter Blomme, Leopold Wildemeersch, tot 1907,
  • Pieter Seys & Virginie Claeys, 1907-1919 landwerker

Beschikte over: Bij Seys was er een krullebol.

Geschiedenis:
Deze landelijke herberg werd omstreeks 1900 gebouwd door Jan Vandepitte en zijn vrouw Joanna Haeghebaert. Het was een vorm van geldbelegging. Het huis werd gebouwd op cijnsgrond, zoals dit vroeger wel meer gebeurde. Volgens gegevens van Camiel Vandeputte zou ene Pieter Blomme er eerst gewoond hebben als tapper. Nadien hielden Leopold Wildemeersch en zijn vrouw de herberg open tot ze op 16 maart 1907 naar de Groenstraat verhuisden. Na hen komen Pieter Seys en Virginie Claeys er orde houden onder de krulbolders. Camiel Vandepitte zegt dat hij er nog weet van heeft dat men er met de krulbol speelde. Het spel bestond er in dat men met een wat conische platte bol naar een pluim bolde. Het doel was zijn bol zo dicht mogelijk tegen de pluim te doen omvallen.

Pieter en Virginie verhuisden nog voor 1920 naar de Brugse steenweg 37. Volgens A. Schouteet in “De Straatnamen van Brugge” zou de straat haar naam ontlenen aan de herberg “De Kruipuit” uit 1560. Het gebouw zou omstreeks 1960 afgebroken zijn met een slopingspremie.

99. In De Vogelenzang, 1888

Uitbaters:

  • August Carels & Sylvie Timmerman tramwerker

Geschiedenis 
Het huis was voor 1901 gelegen in de Sint Pietersstraat 38. Op de kaart van Popp (1850) staat het in sectie C nr. 245. Dat deze herberg naar de naam van de straat is genoemd, valt niet te betwijfelen. Weer volgens archivaris Schouteet zou de naam betekenen: “Ongerept gebied waar de vogels zingen”. Van dit ongerept gebied is veel verloren gegaan door het graven van het Boudewijnkanaal. Het aanleggen van dit kanaal bracht het openen van heel wat herbergen mee.

August en Sylvie trouwden te St. Pieters in 1887 en kwamen zich meteen op 2 mei in deze herberg vestigen.

Tussen 1889 en 1902 werd de wieg achtmaal gevuld. Op 20 oktober 1910 zijn Gusten en Sylvie met hun kinderschare in de Kruisabeele straat 2 gaan wonen. Zo kwam Gusten dichter bij zijn werk. Het werken met spade, houweel en handboom moet hem niet te best vergaan zijn want in het najaar van 1920 nam hij de eeuwige tram.

Bij het graven van de vaart zijn het kasteel Pathoeke en nog meer huizen gesloopt. Aansluitend bij “het graven van de vaart” is het wel goed enkele vaartwerkers te vermelden: Honoré Blomme, Lodewijk Boussemare, Cyriel Claeys, Constant Cadron, Leopold Danneels-Deetens, Amand Debacker, Bernard de Bruycker, Karel Debuck, August Demeyer, Hendrik Demeyer, Alfons Depree, August Huyghebaert, Sylveer Muyshondt, Jan Haneca, Louis Obreno, Emiel Pynaert, Camiel Teetaert, Karel Slembrouck, Frans van Loo, Edmond Vandewalle, Pieter Verplancke, en Leopold Wentein. Hiermee hebben we dan naast de herbergen ook enkele klanten

100 ‘t Vliegend Paard, 1899-1933

Uitbaters:

  • Medard de Smidt & Nathalie Strubbe

Beschikte over: klein draaiorgel

Geschiedenis:
Volgens “Het Parochieboekje van Dudzele” van E. H. Karel de Vos (1875), zou de Dudzeelse watergang gegraven zijn in 1384, dit is meer dan 600 jaar geleden. Hij mondt uit in de Lisseweegse watergang die nog honderd jaar ouder was en die gegraven werd in functie van het bouwen van de kerk van Lissewege.

Zij waren in de Middeleeuwen de enige bevaarbare waterwegen tussen Brugge, Dudzele, Ramskapelle en Lissewege. Miljoenen stenen die te Ramskapelle gebakken werden “de moefen” zijn tussen 1330 en 1600 naar Brugge gevlot om er de stadspoorten, versterkingen en openbare gebouwen mee op te trekken. Moppen of kloostermoppen, zegt de Hollander, maar vond hij het woord uit, wij bakten de steen. Ook turf en andere waren werden zo ter plaatse gebracht. 

Terug naar ons onderwerp. In 1890 staat Frans de Langhe als bewoner van dit hoekhuis genoteerd. Frans was veldwachter van Dudzele maar gaat op 22 april 1899 naar Gits wonen. Medard de Smidt en Nathalie Strubbe komen hier ” ‘t Vliegend paard” openen. Nathalie was geen vreemde in het vak. Ook haar zuster Louise en haar broers Lodewijk en Constant hielden herberg in “Zelzate”, “De Meermin” en “De Korenbloem”. In de jaren twintig stond er een klein draaiorgel. In 1933 werd het paard op stal gezet. Latere bewoners waren Robert Meysman en Martha Fonteyne.

101. In De Uitzet, 1900-….

Uitbaters:

  • Pieter Slembrouck wateringswerker O.D. 1833,
  • Karel Slembrouck & Maria Devinck vaartwerker

Geschiedenis: 
Pieter Slembroeck woonde reeds voor 1900 langs de Watergang en we mogen aannemen dat dit “In de Uitzet” was. Zijn zoon Karel zou omstreeks die tijd naar de toenmalige Kerkstraat verhuisd zijn om er         ”‘t Nieuw Boldershof” te openen. De naam “Uitzet” heeft niets te maken met wat jonge trouwers nodig hebben om een gezin te stichten. Volgens E.H. Alfons Mervillie slaat de term op het gisten van bier. In zijn boek “Gusten” zegt hij op blz. 66 daarover het volgende: “In Vlaanderen is uitzet een bijzonder soort van bier. Bijvoorbeeld Pittegemsen Uitzet”.

In welk jaar de herberg dicht ging weten we niet. Later heeft Camiel van Thuyne hier zijn intrek genomen. Hij vertelde mij (Pol) dat men nog goed kon zien dat er  vroeger een herberg was geweest en ook waar de toog had gestaan. Een paar jaar geleden werd het gebouw gesloopt om er een nieuw huis op te trekken.

102. In De Landman, 1905-1919

Uitbaters:

  • Frans Verheye & Prudencia Dreypondt, 1905 kleingebruiker,
  • Jules Taillaert & Amelie Devinck, 1906— 1912 Iandwerker,
  • Constant Verkruysse & Nathalie Pincket, 1913— 1919 kleingebruiker

Geschiedenis: 
Op de hoek van de Watergang met de Zomerlindestraat staat een klein huisje dat sinds enkele jaren dienst doet als buitenverblijf. Als verst gekende uitbater van “In de Landman” noemde Elisa Debel (87) Frans Verheye. Deze kleine landbouwer en herbergier zou circa 1905 gestopt zijn met schenken. Nadien vanaf 1906 tot 1912 zijn het Jules Taillaert en Amelie, afkomstig van Houtave die deze herberg uitbaten. Daarna verhuizen ze naar Lissewege. In 1913 is het hier de beurt aan Constant Verkruysse en Nathalie Pincket. maar ook dit paar heeft maar een jaar of zes geherbergierd. Na de oorlog zijn ze op een klein postje gaan wonen honderd meter dichter bij het dorp. 

Dit is de laatste herberg van Dudzele waarvan we de geschiedenis hebben verhaald. In de laatste jaren zijn nog wel enkele estaminets bekend geworden zoals “De Korte Wandeling”, “De Papegaai” “de Merelaere” enzovoort, maar wij beschikten niet over de nodige gegevens om er een gedetailleerde beschrijving van te geven.

N.v.d.r.: Uit Pols tekst kunnen we opmaken dat hij zijn notities afsloot in 1985. Er verdwenen ondertussen nog meer cafés en andere openden hun kraan. Ook zijn de allerlaatste bewoners of de huidige (2004 2005) hier niet altijd opgenomen.

Dudzeelse herbergen - Deel 3

Pol Danneels

Rond de Poldertorens
2005
01
003-014
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38