Een familiestuk in mijn bibliotheek

Jan Lavaert

BAEKELAND of de ROOVERSBENDE van ‘t VRIJBUSCH

kaft west vlaamsche legendenWest Vlaamsche Legenden GENT.
A. (SIF)FER uitgever Hoogpoort 52 en 54

Inleiding

Sedert vele jaren rust er in mijn bibliotheek een tweedelig boek: “Baekeland of de rooversbende van ‘t Vrijbusch”; Naar aanleiding van de schitterende voordacht van dhr P. Lesage heb ik het voor de eerste keer grondig doorgenomen. Het loonde echt de moeite.

De voorplaatillustratie gaat terug op “Grote Markt”-taferelen, onder andere de eedaflegging onder de fransen en (of) de grote plechtigheden onder de Oostenrijkers. Zie boek van Yvan Van den Berghe en de bijdrage van Jozef Van den Heuvel in het parochieboek van Heist.

Mijn uitgave moet dateren van 1890. Zie daarvoor:

Top, Stefaan, Bakelandt, De Bende van Bakelandt, in de geschiedenis, de literatuur, het volkslied en het volksverhaal. Uitgave Familia et Patria. Kortemark Handzame. 1983. Bibliografie blz. 21 en 22.

Het boek verscheen eerst in afzonderlijke afleveringen in: “De Standaerd van Vlaenderen”, van 1857 tot 1859. De eerste uitgave in boekvorm gebeurde, zonder vermelding van auteursnaam, door Amand Neut op 8 februari 1860.

Een overzicht van de publikaties en heruitgaven: Zie Stadsbibliotheek Brugge, Search result, 19 titles Viewing 1-9. Waarvoor onze dank.

Dat het gaat om de vierde uitgave wordt bevestigd door de inleiding van de auteur Victor Huys, waar hij zegt (blz 11): “nauwelijks vindt hij (de auteur) nog den tijd om eenen oogopslag te werpen op het verleden, om eenige kleene veranderingen te doen aan ‘t werk van vroegere dagen, om eene laatste inleiding te schrijven tot het gedicht van zijne eerste letterjeugd. De schrijver V. H.” Hij heeft blijkbaar zijn jeugdwerk in Zijn oude dag heruitgegeven.

Dat het om de 4de uitgave gaat blijkt nog duidelijker uit een bijgevoegde nota op blz. 540. Daar stelt hij: “Eer wij scheiden, goedjonstige lezers en lezeressen, weze het vermaand dat in Vrankrijk, binst dit jaar 1889, het vereeuwen gevierd wordt van de booze leeringen die ons eenen Baekelant verleent en voortgebracht hebben”.

De uitgave van 1890 moet dus ook gediend hebben als tegengif tegen de ideeën van de Franse revolutie van 1789. Deze ideeën waren langs het liberalisme in de samenleving gepropageerd. Dat was ook de bedoeling geweest bij de uitgave of heruitgave van de boekjes over de priesters die stierven in ballingschap in Cayenne, of op de eilanden Ré en Oléron, met als verantwoording de strijd tegen de ideeën van het liberalisme, die op hun beurt teruggingen op de Franse revolutie, zo stelde het tenminste de katholieke hiërarchie van die dagen.

Zie de bibliografie in mijn bijdrage over pastoors uit onze Polderstreek in de Franse revolutie. In R.P. 41° jg, nr 2, nota 16, 87, 102. Vooral de uitgaven van Duclos Visage, in de reeks ‘Bibliotheek van de Zondag-scholen en Congregaties’ gingen in die richting. In het werk van Victor Huys wordt Baekelant wel niet heilig verklaard als martelaar, maar hij is toch ook een verwerpelijk product van de verderfelijke Franse revolutie en haar ideeën. Daarom was het, volgens hem, beter de leer en de moraal van de kerk te volgen. Baekelant en zijn bende zijn de ”antihelden”.

In dezelfde geest staat er een uitgebreid verhaal over het “geuzenbusch” en de geuzen. Ook zij worden beschouwd als de verderfelijke vijanden van de kerk en van de gaafheid van het Vlaamse volk dat trouw wilde blijven aan leer en zeden van de katholieke kerk. De parallel met de Franse revolutie is duidelijk merkbaar.

Biografische nota over pastoor Victor Huys

Hij werd geboren te Geluwe op 18 juni 1829. Op het seminarie te Roeselare sloot hij vriendschap met Guido Gezelle. Hij werd priester gewijd op 10 juni 1854. Zijn literaire activiteit begon tijdens zijn seminariejaren. Vanaf 1854 tot 1862 was hij leraar en surveillant in het Klein Seminarie. Op 3 juni 1858 schreef hij de bekende “geloofsbelijdenis van het West Vlaamse taalparticularisme” en dit nog voor de publicatie van Gezelle’s “Dichtoefeningen”. Van 1862 tot 1874 was hij onderpastoor te Wervik. Hij werd pastoor te Zillebeke in 1874 tot aan zijn dood in 1905. In 1887 kreeg hij een onderpastoor, met name Jozef Gezelle, broer van Guido. Deze kwam vaak naar Zillebeke en vond er aan de oevers van de “Zillebeke vijver” de inspiratie voor de gedichten “In ’t Riet” en “Sorbus Aucuparia (wilde lijsterbes)”.

Naast zijn “Baekeland...” schreef hij ook nog: “De legenden van Sinte Franciscus van Assizië”.

Victor Huys stierf in 1905 als pastoor van Zillebeke en werd op het kerkhof van Zillebeke begraven waar zijn grafzerk vernield werd tijdens de 1ste wereldoorlog. Hij werd door de gemeente heropgericht in 1974. Deze wat al te sobere, en enigszins verwaarloosde zerk is nog altijd te zien aan de noordkant bij de ingang van de kerk. 1

Het literair genre van het boek

Meestal schuift men deze negentiende eeuwse boeken opzij als waardeloos omdat ze niet historisch zijn. Dhr P. Lesage zegt dat er in het boek van Victor Huys maar 25 % waarheid steekt. Hij bedoelt dan wel historisch kritische juistheid van de gegevens. Hij heeft op dat punt overschot van gelijk.

Maar dat wist de auteur Victor Huys ook. In zijn inleiding schrijft hij: (de feiten alleen weergeven ) “Het is als een beeld van klijt aarde, zonder glans noch kleuren. Maar legt nu het toneel voor oogen, wijd en breed gelijk eene glinsterende schilderij of een blinkend beeld” - “beschrijft de bereiding, den aanleg, de vergadering der plegers van de misdaad. Verziert ook de plans gelijk ze de moordenaars waarschijnlijk gesmeed hebben of smeden moesten om te gelukken; zoekt medeplegers, en vindt er uit, na volgens de tijdsomstandigheden, de plaatsen en de noodzakelijkheden van uw verhaal, en vergeet bijzonderlijk den aard en de levenswijze der daders noch de beschrijving der plaatsen niet. Met een woord, geeft kleuren aan uw verhaal dat altijd in den grond der waarheid blijven moet..., en het zal zoo veel te liever gelezen worden”. Zulk een werk is de legende van Baekelant.’ De auteur beseft heel goed dat hij desnoods omwille van de spanning van het verhaal personages en omstandigheden moet uitvinden.

Hij weet ook drommels goed dat hij put uit de mondelinge overleveringen van lange winteravonden bij de haard waar ras-vertellers hun Baekelant histories vervormden tot fantastische legenden waarin de epische vergroting zich tomeloos kon uitleven.

Victor Huys zegt duidelijk: “Zoo getuigen wij dat er hier uitgevonden manschappen bijgevoegd zijn, die nodig of nuttig schenen om vollen toom aan inbeelding en beschrijving te kunnen geven”. Hij besluit: “Maar zulks doet niets ter zake, zoo ’t iedereen weet die historische Romans gelezen heeft.” Hij verwijst hier waarschijnlijk naar het literair genre van de “Historische Roman” zoals hij in de 19de eeuw beoefend werd, o. a. door de fameuze Sir Walter Scott. Zeer bekend zijn: “The Lady of te Lake” en “Ivanhoe”.

Piet Lesage wilde geenszins Victor Huys’s literair werk met zijn bemerking van tafel vegen. Integendeel in zijn voorstelling van Baekelant en zijn bendeactiviteiten, combineerde hij op schitterende wijze historische kritiek en voordrachttechnieken die ook al werden aangewend door de oud Vlaamse ras-vertellers bij het haardvuur. Maar ditmaal zonder de historische waarheid geweld aan te doen.

Tijdens de voordracht zat ik naast een paar jonge Baekelant fans, misschien nog geen twaalf jaar oud. Zij hadden de jeugdversie van het boek gelezen en luisterden gespannen naar de voordrachtgever. Tijdens de pauze vroeg ik een van hen: “wat vond je ervan?” Het antwoord volgde prompt: “het boek is spannender en wreder”. Victor Huys zou zeker glunderen mocht hij dat gehoord hebben.

Codicologische gegevens

Afmetingen:

deel 1: 16 cm x 23,3 cm. Dik voor-en achterplat.

Voorplatillustratie: Litho met Halletoren van Brugge met ervoor op de grote markt een executievoorstelling. (In de cirkel onderaan: M St )

Onderaan links Colipo? Se ? Weet iemand die litho te identificeren?

deel 2: 17 cm bovenaan plat! 16,7 onderkant plat x 23,4 cm.

Voor en achterplat lijken iets dikker dan die van het 1° Deel.

De titel op het voorplat van het 2° deel is een slordige kopie van de titel op het voorplat van het 1° deel. De titel wordt weergegeven maar zonder de tekening van Halle toren en executiescène.

Beide delen hebben een zwart-linnen rug van de zelfde stof. Het eerste deel verloor zijn rugzijde en heeft alleen 2 kleine zijstroken bewaard.

Daardoor zijn de katernen en de bindwijze goed zichtbaar, Het papier is grof van structuur en vergeeld en zeer verweerd aan de randen door veelvuldig gebruik.

Door de ouderdom is het papier vaak gescheurd in de plooien zodat sommige katernen moeilijk kunnen onderscheiden worden.

In het eerste deel ontbreekt de titel en een deel van de inleiding tot en met p. 6. Eveneens in het eerste deel ontbreekt p. 225 tot en met 228.

p. 261/262 is beschadigd met tekstverlies.

Er zit een fout in de nummering der bladzijden. p. 380 moet zijn 389.

Ook in de nummering der katernen zitten fouten.

Vlaamse woorden krijgen in de tekst of in de marge een Franse vertaling, in balpen geschreven en eenmaal in potlood. Het schrift gelukt sterk op het schrift op twee losse blaadjes waarop de woorden en hun vertaling kladgewijs zijn genoteerd.

1ste blaadje is een dubbelblad uit een agenda van het jaar, mars 1968 / december 1969.

2de blaadje is een half kwarto groot. Het is de helft van een omzendbrief uitgaande van de firma Société F. Beghin, Thumeries. De brief richt zich aan Monsieur Vandendriesche Delobel, M. Agriculteur, Le Maisnil. Dit is de broer of neef van pastoor Vandendriessche van Abele (bij Poperinge) in de jaren 1964.

Ik ben, er nog eens op vakantie geweest in mijn prille priesterjaren. Ik heb het boek ontvangen bij een bezoek aan die familieleden van hem. Pastoor Vandendriessche was naar eigen zeggen, de rijkste pastoor van Vlaanderen. Hij was priester van het bisdom Brugge, pastoor op de grensplaats Abele en ook ingeschreven in het bisdom Rijsel. Hij gaf Vlaamse les in Hazebrouck en Franse les in Poperinge. Hij had vier inkomens! Hij was ook actief in de Frans Vlaamse cultuurdagen en in het bevorderen of behouden van het Vlaams karakter in Frans Vlaanderen.

Hij was een neef van mijn moeders moeder, die zelf ook Vandendriessche heette. Zij was getrouwd met Charles Naessens, mijn grootvader langs moeders zijde. Ik heb deze nog gekend. Hij stierf in de zomer van 1952. Tot daar deze familiale gegevens.

Op dit 2de blaadje zijn op de voor- en achterkant eveneens Vlaamse woorden met hun vertaling opgenomen. Blijkbaar heeft iemand dit boek gelezen en bepaalde Vlaamse woorden niet of niet goed meer begrepen en er vanuit een woordenboek de franse vertaling naast geschreven. Dat wijst naar Vlaamse emigranten naar frans Vlaanderen en meer concreet, naar zuidelijk frans Vlaanderen waar inderdaad familie van de kant van vader en moeder was uitgeweken, o. a. naar Séclin, Hem, Le Maisnil, enz.

Verdere gegevens

Uit de codicologische studie kunnen wij opmaken dat de originele 4de uitgave ééndelig was. Dit exemplaar werd later na veelvuldige lezing en sleet vorming en uiteenvallen van bladen en katernen her-ingebonden. Losse bladen werden her-ingeplakt; aan een strookje gelijnd papier gelijmd en weer ingebonden. De indeling in twee delen gebeurde niet volgens de katernen maar volgens de hoofdstukken of beter de legenden. De eerste drie legenden behoorden tot het eerste deel de volgende drie tot het tweede deel. Katern p. 245- 260 werd daardoor in twee gedeeld.

Dit gebeurde als volgt. Het einde van het 1ste deel valt op p. 248. Daarna is een gelijnd blad ingevoegd van een schrijfboek waarop de inhoudstafel van dit deel met drie legenden is overgeschreven van de algemene inhoudstafel.

Groot schrift en zwarte inkt.

Het begin van de 4de legende, p. 249, is de eerste p. van het 2de deel,

Op de binnenkant van het voorblad van het 2de deel staat op een blad van gelijnd papier uit een schrijfboek geschreven met balpen: Tweede Deel

p. 260 is vastgeplakt aan een strook gelijnd papier uit een schrijfboek.

De corresponderende pagina van dezelfde katern werd afgesneden of afgescheurd en zit in het 1ste deel op dezelfde manier vastgemaakt.

Besluit

Mijn boek is de vierde uitgave van het boek: Baekeland of de “Rooversbende van ’t Vrijbusch”.

Die uitgave was ééndelig. Na veel lezen kwam er sleet op het boek.

Het werd op amateuristische wijze her-ingebonden op een onbekend tijdstip. Het werd op een onbekend tijdstip naar Frankrijk meegenomen door Vlaamse emigranten uit onze familie. Daar werd het een tweede maal kapot gelezen. Het diende ook, al of niet bewust, als middel om contact te blijven houden met de Vlaamse taal. Eerst om de kennis van de taal te blijven bewaren. Later kon men bepaalde woorden niet meer begrijpen en schreef men het Franse woord ernaast en op losse blaadjes. Een bejaard familielid, ik denk Medard Vandendriessche, schonk mij het boek omdat niemand van de jongere generatie nog de Vlaamse taal verstond. Mijn verre oom vond het te waardevol om in de haard te werpen als brandstof. Nu zit het boek in mijn bibliotheek als één van de waardevolle familiale en literaire kleinoden.

Voetnoot

1 Zie J. Vandemaele - G. Coudron; Zillebeke, verdoken dorp in de glooiingen van de natuur. Rekkem 1974. blz. 153-157 met voetnoten 13, 16 en 26.

Baekeland of de Rooversbende van ‘t Vrijbusch

Jan Lavaert

Rond de Poldertorens
2002
02
067-072
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38