Venster op de Hazegraspolder

Willy Wintein

figuur 1Fig. 1 Beeld en doorsnede van de Hazegraspolder ter hoogte van de Hazegraskreek

Van op de Zeedijk rond de Hazegraspolder heb je een ruim uitzicht over het landschap rond de Hazegraskreek (Fig. 1 en Fig. 2). Het meest opvallende element in dit beeld is de brede waterpartij, die kronkelend door het landschap loopt. In een polderlandschap is dit uitzonderlijk, want de grachten of kanaaltjes zijn er gewoonlijk smal en recht. Dit water lijkt dan ook niet door de mens gegraven, maar biedt eerder het uitzicht van een natuurlijke loop. De zandige oever links brokkelt af in het ondiepe water. De rechteroever is bezet met een ruime rietkraag, waaruit waterhoentjes te voorschijn komen.

figuur 2Fig. 2 Situering van de Hazegraspolder (-.-.-------.= scheiding duinzand (links) met zeeklel (rechts); pijl = zichtpunt voor Fig. 1)

Voor de rest is het polderoppervlak opvallend vlak. Het vertoont een heel open landschapstype, met grote rechtlijnige percelen akkerland op goed bewerkbare kleigrond. Alleen de lager gelegen grond links van het water draagt een weiland met koeien.

Dit polderlandschap situeert zich tegen een achtergrond waar enkele grote hoeven aanleunen tegen een verhoogde berm (duingronden langs de Paulusvaart) en een dichte begroeiing op de zandgronden in de verte.

Om meer betekenis te geven aan die waarnemingen halen we er eerst een historische kaart bij (Fig. 3). Deze laat zien dat het Hazegras kort voor 1784 een begroeide schorre was, doorsneden door een drietal getijdengeulen: van noord naar zuid waren dat de Peerdemarktkreek, de Nieuwe kreek en de Bergeriekreek. Deze geulen sloten aan op het Hazegat: een diepe geul in het geheel van het vaarwater naar Sluis ofte Zwin, dat aan het verzanden was. Op de schorre was er een put met zoet water (zwarte stip op de kaart), ten
behoeve van de schapen die op de schorre werden gehouden. De schorre werd aan de noordwestkant tegen de golven van de zee beschermd door een aangroeiende zandbank met beginnende duinvorming.

figuur 3Fig. 3 Toestand van het HAZEGRAS kort voor 1784

De Hazegrasschorre werd aan de zuidwestkant begrensd door de Paulusvaart, gegraven in 1627 (tijdens de Tachtigjarige Oorlog) om het Isabellafort (1622) te verbinden met het Paulusfort (1627), dat op de meest vooruitspringende duinen werd aangelegd. Door de hoge bermen (soms Schapersdijk genoemd) rond de Paulusvaart werd een stukje van de toen nog beperkte Hazegrasschorre buiten de Oosthoekduinen en de oude Graaf Jansdijk (1405) van degetijdeninvloed afgesneden (Fig. 2). Dit stukje werd ‘Hazegraspolder’ genoemd, later (na indijking van de Hazegrasschorre) werd dat de ‘Oude Hazegraspolder’.

Tegen 1784 was de Hazegrasschorre zodanig aangegroeid, dat men die wilde inpolderen ten behoeve van de landbouw. Op de kaart (Fig. 3) toont de fijne lijn met op de hoekpunten de letters ABCDEFGHI de plaats aan waar de dijk zou moeten komen. Merk op dat daarbij twee van de drie kreken zullen afgesneden worden. Blijkbaar waren de duinen ten noorden van de schorre dan nog niet voldoende gevormd om de dijk daarop te laten aansluiten.

Om een nog duidelijker beeld op te roepen van het schorrenlandschap, zoals het Hazegras kort voor 1784 was, gaan we kijken naar een nog bestaande schorre: namelijk de ‘Zwinschorre’ buiten de Internationale Dijk. Daar kun je zien hoe een getijdengeul met zijn kleinere vertakkingen in de hoger gelegen schorre doordringt (Fig. 4). Bij eb staat er nauwelijks zeewater in de geulen. Vooral in de grote geul ligt veel zand, terwijl in de steile oevers van de geulen de kleilagen van de schorre te zien zijn. Bij vloed komt er zeewater in de geulen (kreken) gestroomd. Bij normale vloed lopen de geulen nauwelijks of niet over op de schorrengronden. Daardoor kunnen deze volop zout verdragende begroeiing dragen. Alleen bij hoge springtij of stormtij komt er zoveel zeewater in de stroomgeulen dat ze overlopen en de schorre overstromen, waarbij een dun laagje (zee)klei afgezet wordt. Wegens de stroming wordt in de geulen alleen zand en schelpgruis achtergelaten. Voor het overige vertoont het schorren landschap een zeer open en vrij vlak landschapstype.

figuur 4Fig. 4 Getijdengeulen in de actuele Zwinschorre: bij eb (links) en b(/ vloed (rechts)

We brengen de voorbeelden van de actuele Zwinschorre over op de kaart van de voormalige Hazegrasschorre (Fig. 3) en we vergelijken met de waarnemingen in het hedendaagse landschap van de Hazegraspolder. Dan kun je je best voorstellen hoe dit landschap er oorspronkelijk (in zijn natuurlijke staat) uitzag. Waar nu akkerland te zien is strekte zich vroeger de schorre uit. De huidige Hazegraskreek was toen een open getijdengeul (de ‘Nieuwe kreek’). Als je aldus in de tijd teruggaat kan de doorsnede van de actuele
Hazegraspolder ter hoogte van de Hazegraskreek (Fig. 1) omgevormd worden tot de doorsnede van een schorre met getijdengeul (Fig. 6).

De natuurlijk ogende vorm van de actuele Hazegraskreek wijst duidelijk op het voormalig karakter van een actieve getijdengeul, waar het zeewater bij iedere vloed binnendrong. Bij extra hoge vloed kwam de hele schorre (de actuele akkerlanden) onder water. Op die manier kun je kijken in het verleden!

figuur 6Fig. 6 Voorstelling van een doorsnede door de voormalige Hazegrasschorre

In 1784 werd het project ter inpoldering van de Hazegrasschorre uitgevoerd. Dit gebeurde in opdracht van Philippe-François Lippens. Tussen 1 april en 13 juli van dat jaar werden twee getijdengeulen afgedamd en werd rond de schorre een dijk gelegd (Fig. 7). Op 1 oktober was de dijk (de ‘Zeedijk’) op de vereiste hoogte gebracht om aan springvloeden te weerstaan. Daarna werd de polder met evenwijdige lopende lijnen opgedeeld in langwerpige, overal even brede kavels en aan de landbouw ter beschikking gesteld. Alles werd volgens een zorgvuldig vooraf opgesteld plan uitgevoerd. De goede kleigrond wordt sedertdien hoofdzakelijk als akkerland gebruikt. Alleen op enkele lagere stroken langs de afgesloten geulen komt weiland voor. Het water in de geulen (kreken) is voortaan stilstaand zodat zich rietkragen kunnen ontwikkelen. Een recente luchtfoto toont nog zeer goed het verloop van de Zeedijk, evenals van de kreek (voortaan ‘Hazegraskreek’) als overblijfsel van een voormalige getijdengeul (pijl op Fig. 8). De geometrisch, volgens plan ingerichte verkaveling van de Hazegraspolder, steektduidelijk af tegen het onregelmatige (oudere) verkaveling patroon zuidwaarts bij de Graaf Jansdijk.

In de 16de eeuw lag er nog een brede actieve getijdengeul (het Sluisse Gat ofte Het Zwin) op de plaats van de huidige Hazegraspolder (kaart 1564, Pourbus). De zandplaten en duinen voor Knokke hebben zich dan langzaam uitgebreid naar het oosten. De monding van het Zwin schoof ook op naar het oosten, waarbij de westkant van het eiland Cadzand werd aangetast. Daardoor kon de smalle schorre langs de Graaf Jansdijk voortdurend aangroeien, beschermd tegen de invloed van de zee door de uitbreidende duinen van Het Zoute en van de Oosthoek, waar in 1627 het Paulusfort werd aangelegd. Meer dan een eeuw na de Tachtigjarige Oorlog werd besloten om de uitgestrekte Hazegrasschorre in te polderen voor de landbouw.

figuur 7 8Fig. 7 Inpoldering van de Hazegrasschorre Fig. 8 Recente luchtfoto Hazegraspolder

De actuele Hazegraspolder is een zeer waardevol landschap van nauwelijks een goeie 200 jaar oud. Het toont de waarnemer nog bijzonder duidelijk hoe het tot stand is gekomen. Eerst kon de natuur zijn gang gaan. In een kalme hoek achter de duinen bouwde het zeewater een schorre, doorweven met getijdengeulen (kreken). Dan kwam de ‘homo economicus’. Kreken werden afgedamd en er werd een dijk gelegd. Van de schorre werd een landbouwpolder gemaakt. Alles werd volgens plan uitgewerkt. Sedertdien is dit landschap nagenoeg onveranderd gebleven. Het bevat goed leesbare sporen, zowel van zijn natuurlijk verleden als getijdenlandschap, als van het werk van de mens die er een polder van maakte.

Venster op de Hazegraspolder

Willy Wintein

Rond de poldertorens
2001
02
054-058
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38