Pater Bulcke

Inleiding: Winand Callewaert

Prof. Dr. Winand Callewaert heeft voor de lezers van “Rond de Poldertorens” deze korte bijdrage over de Ramskapellenaar Pater Kamiel Bulcke geschreven als “klein symbool van zijn enorme waardering”. De Kring Sint-Guthago dankt hem zeer voor zijn artikel waarin Pater Bulcke als mens, als wetenschapper en als missionaris geschetst wordt.

Prof. dr. Callewaert studeerde Oosterse talen aan de KU Leuven en vervolgens gedurende zes jaar aan drie Indiase universiteiten. Drie jaar woonde hij in India in hetzelfde huis als Pater Bulcke. Nu doceert hij Sanskriet aan de KU Leuven en publiceert hij over de Indiase godsdienst en cultuur. Hij bracht o. a. een wetenschappelijke uitgave van “Adi Granth: Het heilig boek van de Sikhs”. Bij het Davidsfonds verschenen o.a. “India, goden als mensen” ; “Goden, goeroes en gezangen” ; “Mythen en verhalen uit het oude Indië en India”. Betoverende verscheidenheid. Aan de Universiteit Vrije Tijd van het Davidsfonds geeft hij lezingen over “Van hofkunst tot tempelritueel: 3.500jaar Indiase cultuur in Azië”.

Germain Bonte (†)

Bron : Briefwisseling met prof. dr. Callewaert ; Studiegids KU Leuven, Faculteit Letteren; Cursusgids Universiteit Vrije Tijd, Davidsfonds, najaar 1977

Ik ben wellicht nooit dankbaar genoeg geweest voor het historische toeval dat ik in Ranchi aankwam, in 1965, toen de Vlaamse jezuïet Kamiel Bulcke er zijn wetenschappelijk werk verrichtte. Minzaamheid, wetenschappelijke koppigheid, harde ascese en eenzame openheid naar de hindoecultuur, dat onthoud ik van hem.

Drie jaar zou ik in hetzelfde huis wonen, maar hij was doof en zijn ouderwets apparaatje liet hem alleen toe met één persoon tegelijk te spreken. In de groep van de leefgemeenschap kwam hij zelden. In 1975 zou Indira Gandhi hem de “Padmabhushan” of “Indiase Nobelprijs” voor de literatuur’ geven. Een uitzonderlijke toekenning.

Toen ik in 1965 aankwam was hij 56 jaar oud, ik was er 22. Twee keer per week gingen we samen fietsen en hij zei altijd: “Winand, rij maar aan de buitenkant van de weg. Als een van ons twee omvergereden moet worden, ben ik het beter. Gij hebt nog een lange toekomst voor U.” Ik weigerde natuurlijk, ook al omdat hij de gevaarlijke camions maar hoorde als ze al voorbijgeraasd waren. Hij was toen aan zijn Engels-Hindi woordenboek aan het werken, dat nog altijd een standaardwerk is. Daarnaast maakte hij vertalingen van de bijbel, sprak voor de radio (in het Hindi) en adviseerde onderzoekers.

Hoe was hij erbij gekomen, de West-Vlaming die eerst enkele jaren voor ingenieur studeerde vooraleer hij bij de jezuïeten binnentrad? In de Ranchi-missie waren er uitzonderlijk begaafde linguïsten geweest die vooral de tribale talen bestudeerden. Met de Hindoes en hun cultuur was je best niet bezig, dat waren de onderdrukkers van de tribalen! Bulcke zag het anders, in de jaren veertig reeds, kreeg hij toelating van zijn oversten om in Allahabad te gaan studeren. De professoren wilden hem aanvankelijk niet toelaten om zich in te schrijven. Hij was een buitenlander, een pater, aan een orthodoxe hindoe-universiteit! Maar Bulcke hield vol en drong aan op een persoonlijk interview. De professor Hindi vroeg hem een bladzijde te schrijven over het befaamde werk van Tulsidas over de god Ram. Hij was zo onder de indruk, vertelde Bulcke later, dat de professor een hele tijd door het venster bleef staren, en dan Bulcke toeliet om in Allahabad te studeren. Bulcke zou er in het Hindi een meesterwerk schrijven over de geschiedenis van de “Verhalen van Ram (Ramayan)”.

Dit werk werd naar het einde toe door sommige orthodoxe Hindoes als gevaarlijk bestempeld en Bulcke moest zijn notities in een gesloten metalen kast bijhouden, anders waren ze misschien vernietigd geweest. In 1949 werd hij doctor in de Hindiliteratuur.

Zoals hij in Allahabad had geleefd, zo kwam hij ook naar de Ranchi-missie terug: niet in de witte toog die de paters toen droegen, maar in een lichtjes oranje gekleurd hemd en broek. De kledij van de hindoe-asceten. Vele paters namen hem dat kwalijk en na een dag trok hij opnieuw zijn toog aan. Het was voor hem het begin van een lange en eenzame wetenschappelijke carrière. Naast al zijn vertalingen die voor de missie bijzonder nuttig waren, heeft Bulcke vooral bij de hindoe-intelligentsia een diepe indruk nagelaten, een indruk van openheid voor hun cultuur en van wetenschappelijke grootsheid. Dat was een nieuwe lente in de geschiedenis van de missionering in Noord-India. Een lente die deed terugdenken aan de grote namen zoals Ricci in China, of de Nobili in Zuid-India.

Als pater Bulcke op tournee ging om in Noord-Indiase universiteiten lezingen te geven, kwamen overal grote massa’s studenten en academici opdagen. Ik heb zelf verschillende keren zo een lezing, in het Hindi, bijgewoond. Niet alleen kon hij vele citaten aanbrengen, hij straalde ook een enorme eerbied uit voor de Indiase cultuur.

Op een jonge beginner als ik liet dat een onuitwisbare indruk na. Ik schreef toen: “Bulckes gedachten worden niet gedeeld door sommige missionarissen die in de jungle werken, maar waarschijnlijk is hij dichter bij de waarheid.” Ik heb in stilte geweend toen ik in 1982 vernam dat hij overleden was, 73 jaar oud.

Graag citeer ik hier uitvoerig uit een merkwaardige speech die hij in 1963 in Allahabad gaf op een nationale priesterbijeenkomst. Hij was toen in feite de enige die met kennis van zaken als missionaris-priester iets kon zeggen over de houding van de missionarissen tegenover de Hindoes. Eén jaar vóór het Vaticaans concilie! Zijn speech is des te meer opmerkelijk omdat hij als wetenschapper punten aanhaalt die men op het eerste gezicht van hem niet zou verwachten. Hij stelde dat elke missionaris een tweevoudige opdracht had:

Negatief;

het zal niets uithalen logische bewijzen van de goddelijke oorsprong en waarheid van het christendom voor te houden. Evenmin dienen wij met hen te argumenteren en te trachten hen te overtuigen van de onwaarschijnlijkheden of onjuistheden in hun religieuze opvattingen. Hun beschaving moet niet worden vernietigd maar verrijkt door Christus”.

Positief nu ;

  1. Wij moeten hen nu bijbrengen de waarheid van Christus in zijn meest eenvoudige uitdrukking. Hen voorhouden het onderricht van Christus in de woorden van Christus, zonder de opschik van westerse filosofie. Alle woorden over Christus zijn tweederangs naast de woorden van Christus zelf: “Uw taal is eenvoudig, Heer, maar niet van hen die over U spreken” (R. Tagore).
  2. Wij moeten hen bekendmaken met hef beste dat het christendom heeft voortgebracht op het terrein van de mystiek, de literatuur, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur. Al te vaak zijn niet-christenen behandeld als religieus ongeletterden, analfabeten.
  3. Wij dienen ook te bedenken dat het getuigenis van ons leven een zeer noodzakelijk en wezenlijk deel van onze boodschap is. Een leven volgens de wet van het evangelie is een overtuigend argument voor de waarheid van het evangelie. Liefde en eenvoud van leven zullen werkelijk en feilloos indruk maken op onze hindoebroeders. Van de andere kant kan het goed zijn onszelf te waarschuwen dat toom en humeurigheid erg veel schade doen.
  4. Algemeen gesproken dienen de relaties tussen katholieken en Hindoes verbeterd te worden. Deze relaties zijn niet erg gelukkig, omdat het christendom in de meeste delen van India uitgesproken vreemd, buitenlands is in zijn culturele aspecten. Onze priesters en zusters zijn niet ontwikkeld vanuit India’ s oogpunt en een zeer groot percentage kan geen Indiase taal vloeiend spreken.

Dit is niet hun fout natuurlijk, maar voortaan moeten zij die daartoe speciale aanleg tonen, aangemoedigd worden en alle gelegenheid gegeven om de Indiase cultuur te bestuderen, speciaal talen en godsdienst.

Een tweede reden waarom die relaties tussen katholieken en Hindoes niet beter zijn, is de lage achting voor het christendom, vrij algemeen onder onze hindoebroeders. Dit is te wijten deels aan de westerse manier van doen van sommigen van onze christenen, deels aan de omstandigheid dat onze bekeerlingen vaak uit de lagere klassen komen, maar ook omdat in de ogen van een religieus volgroeide en volwaardige Hindoe het christendom in zijn concrete en zichtbare werkelijkheid niet die superioriteit heeft welke wij denken. Dit is een tamelijk delicaat punt, maar twee opmerkingen mogen toch worden gemaakt.

Het gebrek aan eenvoud in onze manier van leven (misschien onvermijdelijk in onze grote instellingen) verduistert het licht van het evangelie dat wij prediken.

Zelfs bepaalde aspecten van onze christelijke leer zelf, bijvoorbeeld de “Tien Geboden”, maken geen grote indruk op de Hindoe. Ik hoorde een Hindoe eens zeggen: ‘Wie weet nu niet dat het verkeerd is te doden, overspel te bedrijven, te stelen en te liegen.” Het is inderdaad verbazingwekkend, dat wij sinds eeuwen maar doorgaan onze christenen de Tien Geboden uit het hoofd te laten leren, precies zoals Mozes ze heeft gegeven aan de Joden. Men zou hebben verwacht dat wij na lezing en overweging van de Bergrede en het evangelie van Jezus Christus, de Tien Geboden gechristianiseerd zouden hebben door erin te brengen de positieve wet van christelijke liefde en de verschillende andere aanvullingen die Christus duidelijk heeft gegeven. Daardoor wellicht zijn er vele mensen die van zichzelf denken goede christenen te zijn, omdat zij niet doden, geen overspel bedrijven, niet stelen en niet liegen, op zondag de mis bijwonen en op vrijdag geen vlees eten. Zij mogen dat allemaal nalaten en doen, maar verdienen toch het verwijt van Péguy: “Omdat zij niemand beminnen, denken zij dat zij God beminnen”.

Het zijn nu net het gebrek aan liefde in onze relaties met Hindoes en diverse uitingen van een godsdienstig superioriteitsgevoelen van onze kant, die een derde reden vormen waarom de relaties tussen de twee gemeenschappen slecht zijn.

(Zie Clergy Monthly, 1963, geciteerd in het jezuïetentijdschrift Missie, 1964)

2016 03 18 153123Pater Kamiel Bulcke werd in 1908 geboren te Ramskapelle. Een paar jaar later kwamen zijn ouders in Lissewege wonen, in de Stationsstraat. Kamiel liep school te Lissewege en daarna bij de broeders Xaverianen te Brugge. Aan de universiteit te Leuven behaalde hij in 1930 de kandidatuur burgerlijk ingenieur. De volgende grote vakantie besloot hij plots om jezuïet te worden.

In 1935 vertrok hij naar India waar hij in 1941 priester werd gewijd. In Kurseong studeerde hij filosofie, Sanskriet en Hindi.

In 1945 behaalde hij in Calcutta het baccalaureaat in de eerste taal en aan de Allahabd University werd hij twee jaar later licentiaat in modern Indisch.

In 1949 promoveerde hij met de tesis “Râma-Katha”, geschreven in het Hindi. Hij werd het hoofd van het Departement Hindi en Sanskriet aan het universitaire instituut “St. Xavier College” in Ranchi, van 1950 tot 1977.

Kamiel Bulcke vertaalde het nieuwe testament in Hindi. Zijn levenswerk blijkt wel “An English-Hindi Dictionanj” met meer dan veertigduizend woorden (foto augustus 1956).

(Uit: Johan Ballegeer, Lissewege in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1977, nr. 66)

Pater Bulcke

Winand Callewaert

Rond de poldertorens
1999
01
008-011
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38