Napoleon te Knokke
J. Ballegeer en D. Shipley
Ons werd steeds voor waar en waarachtig gehouden dat Napoleon ooit te Knokke het Zwin wilde oversteken. Dit zou gebeurd zijn ter hoogte van Cadzand. De waterstand was echter zo dat het bootje niet tot tegen de oever kon en opdat de grote keizer, die in werkelijkheid tamelijk klein van gestalte was, nam de veerman Napoleon op zijn rug en droeg hem door het kniehoge water naar de andere oever. Fait divers. Maar, en hier spitsten we onze oren, telkens men ons dit in De Vrede vertelde, de keizer zou als dank aan de veerman een zilveren(?) uurwerk geschonken hebben (anderen spreken van een ring, die door de erfgenamen tot op de dag van vandaag bewaard is gebleven.
De heer D. Shipley uit Knokke zendt ons echter een heel andere versie toe. Het betreft een fotokopie van bladzijde 23 uit het werk ‘Mémoires de Constant, premier valet de chambre de l’empereur sur la vie privée de Napoléon, sa famille et sa cour". We vertalen de bewuste pas sage. Het feit zou zich voorgedaan hebben op 1 oktober 1811.
“Een andere blijk van zijn mildheid greep plaats bij zijn vertrek uit Oostende. Na de stad te hebben verlaten volgde hij het strand. Om geen omweg via de sluizen te moeten doen, stapte hij op een vissersboot om het Zwin over te steken samen met de hertog van Vincenne, zijn groot schildknaap, graaf Lobau een van zijn vleugeladjudanten en twee jagers van zijn lijfwacht. Twee arme vissers bestuurden de boot, die met zijn. hele uitrusting niet meer dan honderdvijftig gulden waard was. Het was hun enig bezit. De overtocht duurde een half uur: Zijne Majesteit belandde bij het fort Oranje op het eiland Cadzand waar de prefect met zijn gevolg hem opwachtte.
De keizer was doornat en rilde van de kou. Men stak een groot vuur aan waaraan hij zich deugdelijk verwarmde. Daarop vroeg men aan de twee vissers wat ze verlangden voor de overtocht. Ze vroegen één gulden per persoon. Napoleon gaf bevel hen bij hem te brengen. Hij schonk hen honderd napoleons en kende hen een levenslang pensioen van driehonderd gulden toe. Men kan zich moeilijk de vreugde van deze arme lieden voorstellen die er zich niet van bewust waren welke passagier ze met hun bootje hadden overgezet. toen ze het vernamen wist weldra iedereen het en dat deed vele harten voor Napoleon kloppen.”