Kerkelijke gebruiken te Oostkerke

René De Keyser

Vroeger werd de godsdienst meer beleefd met bepaalde gebruiken, omdat weinigen konden lezen of schrijven. Om alles bij de gelovige in het geheugen te prenten werden sommige geloofspunten uitgebeeld door voorstellingen in de kerk of toneelopvoeringen op het kerkplein. Beelden en schilderijen hadden hetzelfde doel. Men wilde God en zijn heiligen eerbewijzen door het zingen en met orgelmuziek begeleide missen, vespers en lof, of door het zingen van de zeven getijden en het houden van plechtige processies die het leven van een bepaalde heilige uitbeelden. Voor openbare boete waren er de boeteprocessies.

Voor die gebruiken kunnen we vijf grote perioden onderscheiden:

  1. Vanaf 1000 tot eind 1300
  2. Vanaf 1400 tot eind 1500. Dit is tot het Concilie van Trente (1559-1565) en de godsdienstoorlogen tussen de Rooms-Katholieken en de Protestanten
  3. Vanaf 1600 tot Jozef II en de Franse revolutie
  4. 19de eeuw en 20ste eeuw tot het Tweede Vaticaans Concilie
  5. De tegenwoordige tijd en het Concilie.

We beperken ons tot enkele feiten in verband met Oostkerke.

In de eerste periode moest de Abdij van Vermandois met het 10de deel van de landbouwopbrengst een bid plaats of kerk oprichten en de pastoor onderhouden. De gelovigen deden schenkingen aan de kerk ter ere Gods om de kerk en de priesters te onderhouden of om jaargetijden te doen.

De periode 1100-1200 staat in de geschiedenis bekend als de “Eeuw der Heiligen”. De mensen konden, zoals nu, bij ziekte en ongeval geen beroep doen op bekwame dokters. De geneeskunde was bijna onbestaande. Men nam dus zijn toevlucht tot God en zijn heiligen. Te Oostkerke hadden we Sint-Guthago tegen rode loop (dysenterie, een zeer verspreide gevaarlijke ziekte), maagzweren enz. ; Sint-Kwintinus tegen waterzucht, die in onze natte kille streek veel voorkwam, ziekten in het hoofd en reuma; Sint-Blasius tegen keelziekten die bij ons veroorzaakt werden door het stof dat de wevers maakten bij hun werk.

In het kerkelijk jaar kende men de volgende belangrijke perioden of feesten:

  • De Advent was een periode van 4 weken ter voorbereiding tot Kerstdag, tevens begin van het kerkelijk jaar. Veelal zien we tegenwoordig de adventskrans. Tijdens die weken werden geen huwelijken gevierd, enkel voor een weduwe, een weduwnaar of een spoedgeval.
  • 1 December. Sint-Elooi. Vroeger werden op die dag de jaarrekeningen van smid en wagenmaker betaald door de boeren. Sint-Elooi werd aanroepen tegen de paardenziekten.
  • 6 December. Sint-Niklaas gaf geschenken aan de kinderen. Wat vroeger een kinderfeest was, is nu een commerciële zaak geworden.
  • 8 December: Onze Lieve Vrouw Onbevlekt. Dit is de dag waarop de jonge dochters als congreganisten hun opdracht deden aan Onze Lieve Vrouw. Ze droegen dan een kruisje aan een blauw zijden lint. De bewaarde ledenlijst begint in 1918.
  • Gulden mis: de woensdag in de week voor Kerstdag. In de vroege morgen werd de mis gezongen. Deze mis had een bijzondere betekenis om een gunst te vragen. Voor de godsdienstoorlogen zong men ‘s morgens de gulden metten, gevolgd door de mis met veel kaarslicht, ter ere van het goddelijk moederschap van Onze Lieve Vrouw. Dit feest werd reeds gevierd in de 10de eeuw.
  • Na de derde zondag van de advent kwamen 3 Quatertemperdagen, nl. de woensdag, vrijdag en zaterdag, alsook na de laatste zondag van de Vasten na Pinksteren en na de Kruisverheffing op 14 september. Dus min of meer seizoensgebonden. Op die dagen moest men vasten en vlees derven.
  • 25 December. Kerstdag. Daags voor een hoogdag was er de vigiliedag die verplichte tot vasten en vlees derven. Reeds voor 1580 was er op Kerstdag de middernachtmis. Klokluiders kregen elk jaar hout om zich te verwarmen op de toren. Toen noemde men ze de trappende luiders. Dit vuur gaf aanleiding tot de legende dat de toren een vuurtoren was. Het vuur werd vermoedelijk aangestoken in een komfoor op de klokzolder. Dat gaf licht door de galmgaten en was een baken voor de kerkgangers, die langs de slijkerige kerkwegels in de donkere nacht naar de kerk kwamen.

De kerk had een rente bezet op een stuk land waarbij voor Kerstdag 50 bonden stro moesten geleverd worden in de kerk om op te zitten of te knielen. Er waren geen banken of stoelen, wel enkel stenen banken langs de zijmuren zoals nu nog te zien in de Sint Baafskerk in Aardenburg. De kerkstoelen zijn pas sedert een kleine 200 jaren in gebruik.

René Tytgat, secretaris (1890-1978), zei dat toen hij nog een schoolkind was, er in de kerk, langs de noordmuur van de vrouwenbeuk (= de noordelijke zijbeuk), banken stonden voor de arme mensen waarvoor niet moest betaald worden. Diezelfde banken werden in het hoogkoor gezet als er lering was voor de schoolkinderen. Het zitsel rechts van waar de misdienaars zaten, werd de zingbank genoemd.

Mannen en vrouwen zaten toen streng gescheiden. De vrouwen aan de evangeliekant en de mannen aan de epistelkant.

Er stonden geen stoelen in de kerk tenzij de eigen stoelen. De centenstoelen stonden in het portaal en die er een wilde hebben moest een cent betalen aan Bernard Cosyn en zijn stoel zelf in de kerk meedragen. Na de mis moest de stoeltjeszetter al die stoelen weer in het portaal zetten. Na de mis was er soms brooddeling aan de armen door een fundatie of schenking zoals op alle feestdagen.

  • 2de Kerstdag was een verplichte mis-dag.
  • 3de Kerstdag was Oostkerke biddag. Bijna iedereen ging naar de mis of naar de gedurige aanbidding.
  • 1 januari:. Burgerlijk Nieuwjaar. Gemeenteraad, kerkraad en armbestuur gingen na de mis nieuwjaar wensen aan de pastoor.
  • 6 januari. Dertien-dag of Driekoningendag

In 1513 en ook later werd brood uitgedeeld in de kerk. Eerst was het een verplichte mis-dag, later werd het een afgestelde heiligdag. Verkoren, verzworen of verloren maandag viel op of na Driekoningen. Op die dag ontvingen op veel plaatsen de ambtenaren en werklieden kerstgeschenken. Het was geen werkdag.

  • 17 januari: Sint-Antonius. Die heilige werd aanroepen tegen vuur veroorzaakt door moederkoren. Op die dag werden ook de koeken voor de zwijnen gewijd.
  • 20 januari: Sint-Sebastiaan. Reeds in 1432 hield de schuttersgilde op die dag hun feest met een mis
  • 2 februari. Onze Lieve Vrouw Lichtmis. Weerspreuk: “Als de zon door de boomgaard schijnt zal er veel fruit zijn.”

Men droeg een plechtige mis op, met wijding van kaarsen die dan meegenomen werden naar huis. Hierdoor wilde men herinneren aan de kerkgang van O.L.V. en de opdracht van Christus in de tempel. Waarschijnlijk kwam daarvan het vroeger gebruik van de kerkgang van de vrouw na de geboorte van haar kind. De vrouw nam plaats langs achter in de kerk en werd door de priester naar het O.L.V.-altaar geleid waar er gebeden werd voor haar en haar kind. Er was een stuk land belast met een som geld om rond lichtmis een maat tarwe en drie hennen te leveren aan Sint-Donaas in Brugge.

  • 3 februari: Sint-Blasius. In 1407 werd reeds vermeld dat Sint-Blasius, de patroon van het weversgild, met plechtige mis op het Sint-Kwintinus-altaar werd gevierd. Op die dag werden ook de kinderen gezegend.
  • 25 maart. Onze Lieve Vrouw Boodschap, door de engel Gabriel, was een mest-dag (— misdag).

Paastijd, ingeleid door de Vasten t.t.z. 40 dagen voorbereiding op Pasen. Op dinsdag vasten-avond werden er thuis koeken gebakken en werd carnaval gevierd. In 1579 werden witte gordijnen geplaatst rond het altaar.

Aswoensdag: Ieder ging om een askruisje naar de kerk. In de vasten waren alle dagen vastendagen. Zoals in de advent werden er geen huwelijken ingezegend, tenzij van weduwen, weduwnaars of een spoedgeval. De zondagnamiddag tussen de vespers en het lof was er vastensermoen.

Passiezondag: In 1542 werd de passie gezongen. In 1785 hield men een passiesermoen. Op die dag deed men zijn plechtige communie na een jaar kleine en een jaar grote lering. Men deed zijn eerste en plechtige communie samen op twaalfjarige leeftijd. De communicanten kwamen de kerk binnen met versierde kaarsen. Op de kruisen en beelden was een purperen doek aangebracht.

Op Palmzondag, ter herinnering aan de intocht van Jezus in Jeruzalem, was er voor de hoogmis palm- processie. De gewijde palm, die de kerkgangers meekregen, werd op het land en in de stal gestoken.

In 1578-1579 werd er bastaardwijn gegeven aan de kerk en de dismeesters. In 1659 kregen ze vijgen, rozijnen en pruimen. In 1696 en 1698 waren het lijf-koeken. (In Duitsland Lebkuchen, een soort taai-taai.)

Witte Donderdag: Men gaf eten en drinken aan 12 jongens die de voeten werden gewassen ter gedachtenis aan de voetwassing van de apostelen door Jezus. In 1578 was er een predikant aanwezig. In 1530-1570 at men, als herinnering aan het Laatste Avondmaal, krakelingen. In 1542 was er bijenbrood. In 1603-1605 werd een vaatje bier getapt, waarvan de mensen iets meenamen naar huis om het brood van de kinders te soppen.

In 1602-1656 worden ‘scheutelkens’ (?) vermeld, in 1657 een stoop wijn en in 1704 pruimen en rozijnen. Na het Gloria in de dienst vertrokken de klokken naar Rome en werden de diensten aangekondigd met de ratel.

Goede Vrijdag : Al in de 16de eeuw werd de passie gezongen of gepreekt. Ook de kruisverering, de vroeger kruisweg, trok door de straten van het dorp, later enkel in de kerk. De confrerie van de wekelijkse kruisweg werd opgericht rond 1850. Op 21 juli 1865 werden aflaten verleend bij het bidden aan het calvariekruis in de kerk.

Paaszaterdag: De klokken keerden terug uit Rome met paaseieren. De vasten eindigde ‘s middags. Op Paaszaterdag werden de paaskaars en de paasnagels gewijd, die werden, volgens de kerkrekening, vanaf 1609 aangekocht. De paaskaarsen brandden vroeger enkel tot O.L.H. Hemelvaartdag. Op die dag werd ook het Paaswater gewijd. Dat water zou uitdrogen, het Sinksenwater niet.

Pasen valt op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente, die begint op 21 maart. De mensen moesten, soms van ver langs slechte wegen, nuchter, t.t.z. niet meer gegeten of gedronken hebben na middernacht, naar de kerk komen om hun Pasen te houden in de parochiekerk, tussen Palmzondag en Beloken Pasen. Na de dienst werd eten en drinken uitgedeeld in de kerk. In 1540-1564 waren het lijfkoeken, in 1542 was het bijenbrood. In 1579 vermeldt men bastaardwijn. De paasnagels werden vermeld in 1608 in 1609 en in 1700 kreeg de pastoor een vergoeding om te preken over de verrijzenis.

2de Paasdag : afgestelde heilig dag. Er waren, door het concordaat met Napoleon, een veertigtal afgestelde heiligdagen. Van wie 8 dagen na beloken Pasen nog moest biechten, werd gezegd “Hij draagt de inktpot binnen”

25 april . feest van Sint-Marcus. Men hield de Kruisprocessie voor de vruchten der aarde en trok langs de straten terwijl de litanie van alle heiligen werd gezongen.

Op de eerste zondag van mei: werden arme oude mensen, gebrekkigen en weeskinderen door het armbestuur, in aanwezigheid van pastoor, kerkmeesters en hoofdman, uitbesteedt aan de minst biedende (vragende).

Sedert 1940 (tot 1990) werd in mei wekelijks een avond gebeden bij de kapel van de boerinnenbond, in de Speigelweg.

40 dagen na Pasen: O.L.H. Hemelvaart. De drie dagen voor dit feest zijn kruisdagen. In 1481-1578-1591-92 wordt vermeld “daer men op Monnikeredesdyc en daeghs in de cruusweke pleicht te preken “. In 1559-1560 was er reeds processie. Er was voor iedere dag een andere rondgang in het dorp.

10 dagen later of 50 dagen na Pasen. Pinksteren. Gedurende de mis werd een witte duif, die de H. Geest verbeeldde zoals hij verscheen bij het doopsel van Christus in de Jordaan, losgelaten in de kerk. Dit gebeurde reeds in 1512 tot de geuzentijd begin 1580. Later werd een duif aangebracht op het klankbord van de predikstoel. In 1760 was de kerk versierd met lis en meien (= meitakken). Daags voordien was er gewijd water ter beschikking in de kerk.

Zondag na Pinksteren: H. Drievuldigheidszondag. In de 16de eeuw was dit laatste zondag van de 7 getijden.

60 dagen na Pasen: H. Sacramentsdag. Dit werd oorspronkelijk gevierd op de dag zelf. Later was het een afgestelde heiligdag en vond de plechtigheid plaats de zondag nadien. Na de hoogmis ging dan de processie door de straten.

1 november. Allerheiligen. In de 14de en 15de eeuw moest men tegen de koude glei (dekstro) strooien in de kerk omdat de mensen lange tijd in de kerk bleven voor de vespers. Met Allerheiligen 1935 komt er elektrische verlichting in de kerk.

2 november: Allerzielen: ‘s Morgens werden de metten gezongen. De mensen gingen de kerk in en baden 5 Weesgegroetjes, 5 Onze Vaders, 5 Glorie-zij-de-Vaders. Daarna gingen zij naar buiten en kwamen terug naar binnen. Men noemde dit persjoenkelen (aflaat). In 1816 werd de Confrerie van de Gelovige Zielen gesticht met in 1819: 63 leden en in 1917: 117 leden.

3 november. Sint-Hubertus. Op die dag werd brood, waarvan mens en dier iets moest eten tegen de razernij, gewijd. Ook werd er zaaigraan gewijd.

11 november. Sint-Maarten. Dit was de vervaldag van de rente van kerk- en arm land. In de 17de eeuw werden de klokken geluid tijdens een dondervlaag. In 1650 verschijnen de biechtstoelen in de kerk, alsook een predikstoel. In 1680 zien we de roeden-drager en de hondenslager. We hadden de gilden van Sint-Blasius, patroon der wevers van Monnikenrede, van Sint-Kwintinus, van Sint-Sebastiaan, van het H.-Sacrament, van de H. Familie

De Confrerie van de H. Familie voor de mannen werd gesticht 26 november 1890 en telde in 1919: 55 leden. De Confrerie van de H. Familie voor de vrouwen telde dan 51 leden; de 3de regel van Sint-Franciscus: 40 leden (mannen en vrouwen). Daarnaast kende men ook de Berchmans-gilde, de gilde van het H Hart van Jezus, de gilde van O.L.V.-gedurige bijstand en de matigheidsbond.

In 1925 werd de boerinnenbond opgericht en in 1938 de bond voor de boerenjeugd, in 1942 de boerinnen-jeugd en de Kruistocht. De H.-Hartbond, met maandelijkse biecht en communie werd in 1945 opgericht.

In 1945 zien we ook nog de “missie” of “zending” meestal gepredikt door redemptoristen, waar bijna iedereen op post was.

In de jaren ‘60 komt er een heel andere godsdienstbeleving: de mis in de volkstaal, eigen kerkstoelen zijn afgeschaft, de processies zijn bijna overal gedaan. Maar de solidariteitsacties verschijnen, omhalingen van geld, klederen en voedsel. De mensen gaan nog op bedevaart naar Assebroek, Dadizele, Oostakker, Lourdes. De zeewijdingen en kruidenwijding ontstaan.

En de nadruk wordt meer gelegd op de naastenliefde, vrijwilligerswerk voor zieken en ouderen en op palliatieve zorg.

In 1770 kocht de kerk een prachtig baldakijn in notelaarhout dat in 1944 vernield is samen met de kerk. Vanaf eind 1800 werd voor de processie een rustaltaar opgericht op straat, waar de pastoor de zegen gaf met het H. Sacrament. Begin 1900 waren er zelfs drie rustaltaren.

Het was een wedstrijd om het schoonst versierde altaar. Langs de processieweg werd groen en bloemen gestrooid, de huizen werden bevlagd, de bewoners zetten voor het venster of buiten op een tafeltje een beeld of kruis met kaarsen. De suisse ging voor de processie met de misdienaars met kruis en kandelaars, dan de beelden van engelbewaarders, Sint-Kwintinus en O.L.-Vrouw, groepen voorstellende bv. apostelen. engelen, enz.. Meisjes strooiden bloemen; vaandels liepen voor het H. Sacrament, dat gedragen werd door de pastoor in de remonstrants; de kerkheren droegen lantaarntjes ; naast de pastoor werden 4 grote lantaarns gedragen ; als laatste kwam de veldwachter. Die liep met getrokken sabel achter het baldakijn met het Allerheiligste. Gedurende de rondgang luidde de klok.

De Zusters Maricolen verzorgden de processie. Het wegvallen der zusters en de tijdsgeest hebben er toe bijgedragen dat de processie van Sacramentsdag en O.L.V. Hemelvaart verdwenen zijn in begin jaren ‘60.

De vrijdag na het octaaf van H Sacramentsdag: feestdag van het H. Hart van Jezus. Die dag werd in 1856 ingesteld door paus Pius IX. Bij ons werd die dag gevierd met een bloemenhulde door de schoolkinderen die vertrokken van het klooster en zo naar de kerk gingen, waar de bloemen bij het H. Hartbeeld werden gelegd.

29 juni: Petrus en Paulus

3 juli: Ommegangsdag, feest van de Sint-Guthago. Die feestdag, werd verplaatst naar de 2de zondag van Juli, wat meteen de grote kermis was. In de 16de en 17de eeuw was de kerk versierd met lis en meien, terwijl de kermisvaan op de toren stak.

Men voerde dan ook een esbattement (= mysteriespel) op, eerst in de kerk, later buiten. De beiaard met 3 klokken werd geluid en de mis werd gedaan op het Sint-Kwintens-altaar.

15 Augustus: O.L.V. Hemelvaart. De processie trok door het dorp zoals op Sacramentsdag.

8 september: O.L.V. Geboorte

oktober: Sint-Bavo (= Bamesse). Die dag was de vervaldag van de landpacht. De kerk bezat in 1554; 189 gemeten land.

31 oktober: feest van Sint-Kwintinus. Een H. Mis werd opgedragen op zijn altaar. Omdat het de vooravond van Allerheiligen is, was het weinig feestelijk.

Kerkelijke gebruiken te Oostkerke

René De Keyser

Rond de poldertorens
1997
03
094-112
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38