De oorsprong van Heist

Maurits Coornaert

Het tijdschrift van onze Kring wijdde reeds een nummer aan respectievelijk de parochie Oostkerke, Koolkerke en Dudzele. Verscheidene leden koesteren al enkele jaren het plan om een nummer te besteden aan de parochie Koudekerke-Heist, die binnen ons werkgebied de enige nog bestaande, oude nederzetting van zeevissers is. Hieronder volgen de bijdragen die een paar Heistse leden over de vissers van Heist geschreven hebben. Op verzoek van het Bestuur van de Kring voegen we daarbij een inleiding. Deze betekent in feite een samenvatting van de belangrijkste zaken over de oorsprong van Heist, die door sommige lezers reeds gekend zijn uit onze studie "Koudekerke-Heist" (1).

Het zoeken naar de oorsprong van een poldergemeente begint onvermijdelijk bij de geschiedenis van de bodem waarop de bewuste nederzetting staat.

De Vlaamse kustvlakte vormde tot in de 10e eeuw een uitgestrekt schorreveld.

Kort voor het jaar 1000 werd ten noorden van Brugge een deel van de schorre tot polder gewonnen door middel van de dijklijn Gentele -Evendijk-Zidelinge.

Ten oosten van de Gentele (=Blankenbergse Dijk) veroverde omstreeks 1070 een tweede Evendijk nog een stuk schorreland.

Bijna over zijn gehele lengte bestaat de laatstgenoemde dijk nog, hetzij als een lichte rug, hetzij als een straat. Hij vertrekt te Uitkerke, waar hij de straten Evendijk -West en Evendijk-0ost uitmaakt. Verder oostelijk is hij omgevormd tot de Zeebruggelaan. Tussen Zeebrugge en Heist is de rug van de dijk, en tevens zijn naam, bewaard gebleven. Te Heist is de Evendijk geplaneerd en wordt hij ingenomen door de Marktstraat en de Westkapellestraat.

Te Westkapelle verwierf de Evendijk zeer vroeg de naam Kalveketedijk, omdat de bedoelde sector aan het Hof van Kalvekete toebehoorde.

In het land binnen de Evendijk-B ontstonden algauw na de indijking allerlei nederzettingen. Drie van deze dorpen werden ca. 1075 verkozen als het centrum van een parochie. De bedoelde drie parochies, nl. Dudzele, Oostkerke en Lissewege, worden voor het eerst vermeld in 1089. De kerk van de parochie Lissewege behoorde aan de St.-Bertinsabdij te St.-Omaars (Noord-Frankrijk). Het grondgebied van Lissewege strekte, aan de noord- en noordoostzijde, tot aan de Evendijk.

In de noordoosthoek van de parochie Lissewege bevond zich een kunstmatige hoogte, de Rugge genoemd. Daar vestigden zich schapenboeren en vissers. De laatstgenoemden ontplooiden algauw een grote activiteit. Het dorp Rugge was slechts 100 m. van de strandkreken buiten de Evendijk verwijderd. De vis­sers strandden daar hun schuiten. Van deze aanlegplaats uit bevaarden ze de Noordzee en de Zwindelta, die bestond uit een aantal eilanden.

Op de linkeroever van het Zwin lagen toen de schorren waarop later de dorpjes Knokke en Mude zullen ontstaan; op de rechteroever de eilanden Wulpen en Cadzand. De monding van het Zwin bevond zich 2 à 3 km ten noordoosten van de Rugge, en op de overzijde stak de punt van West-Wulpen vooruit. Zowel Wulpen als Cadzand waren reeds in de 11de eeuw gedeeltelijk ingedijkt en bewoond. De vissers van de Rugge beoefenden niet alleen de visserij, zij onderhielden ook het contact met de parochies op Wulpen.

In het midden van de 12e eeuw waren de schorren ten noorden van de Evendijk rijp om ingedijkt te worden. Een nieuwe dijk vertrok uit Scharphout (het latere Blankenberge), liep oostwaarts tot voorbij de Rugge, en sloot verder oostelijk bij de Evendijk aan. Het nieuw gewonnen land werd Oudemaarspolder geheten. Het oosteinde van deze polder kreeg later de naam Pannehoek, en de oostelijke dijk de naam Pannedijk (nu Kromme Dijk).

De nieuwe zeedijk sneed de bewoners van de Rugge af van hun rechtstreekse verbinding met de zee. Maar de vissers verlieten het dorp Rugge en gingen achter de nieuwe dijk wonen. Ze vestigden zich op een perceel achterleen van het Hof te Heis, het zogenaamde Hoge Leen. Dit perceel ligt ongeveer 500 m recht ten noorden van de Rugge. De vissers waren voortaan nog gunstiger gesitueerd om hun activiteiten te beoefenen. Terwijl het dorpje Rugge inwoners verloor, groeide de bevolking van het vissersdorp “te Heis" (2).

De aangroei van het grondgebied en van de bevolking verplichtte de monniken van St.-Bertin om ca. 1180 op de Rugge een kapel te bouwen. Rond 1190 werd ten oosten van de Rugge de Vardenaarspolder gewonnen. Tenslotte besloot St.-Bertin om in de noordoosthoek van Lissewege een nieuwe parochie te stichten (3). Ca. 1200 werd de kapel van de Rugge verheven tot een doopkerk, die voortaan Koudekerke heette.

Na 1200 groeide het grondgebied van de parochie Koudekerke door indijking in oostelijke richting aan. In de Vardenaarspolder ontstonden de dorpjes Schaarte en Knokke. Deze laatste nederzetting wordt voor het eerst in 1227 vermeld. Knokke bezat toen al een kapel en een ziekenhuis. De landaanwinst en de bevolkingsaangroei ten oosten van Koudekerke verplichtte de St.-Bertinsabdij om in 1253 de genoemde kapel tot doopkerk te verheffen. Op die manier werd uit Koudekerke de nieuwe parochie "Sinte Katheline ten Knocke" behoren.

Ondertussen won het dorp Heis niet alleen omvang, maar ook belangrijkheid en naam. Ca. 1300 kwam in het Brugse Vrije de gewoonte op, om de term "parochie Koudekercke, gheseit Heis" te gebruiken. Terwijl de naam van de naam van de vissersplaats herhaaldelijk vermeld werd, verzeilde de naam van het andere, onbelangrijke dorpje Koudekerke naar de vergetelheid. Na enige tijd werd de boven aangehaalde dubbelterm omgekeerd en zegde men "parochie Heis, gheseit Koudekercke". Stilaan geraakte het dorpje Koudekerke vergeten.

Het is dus duidelijk dat de parochie Heis twee dorpskernen omvatte, die amper 500 m van elkaar stonden; vandaar de namen Noordorp en Zuiddorp. Dit laatste heette ook Kerkdorp, omdat daar de kerk, de pastorie en de tiende schuur van St.-Bertin stonden (4). De kern van het Noorddorp bevond zich, zoals we reeds zegden, op het Hoge Leen van het Hof te Heis. Dit perceel was oorspronkelijk 8 gemeten (ca. 3,50 ha) groot. Het noordelijk deel ervan is in de zee verloren gegaan door het aanleggen van achterwaartse dijken.

Het zuidelijk deel bestaat nog; het beslaat:

  1. het terrein waarop de huidige kerk en de omgeving staan;
  2. de weide 100 m ten westen van de kerk, die thans door Henri Vivey gebruikt wordt.

Het dorp Heis groeide in oostelijke richting tussen enerzijds de toenmalige weerdijk van de Oudemaarspolder en anderzijds de Panneslag, d.i. de landweg die van het Hoge Leen uit, doorheen de Pannehoek liep (5). De oostwaarts voortschrijdende verkaveling bereikte eerst de Gravestraat (nu Vuurtorenstraat), en vervolgens de Pompestraat (nu Kursaalstraat). Tussen deze twee straten ontstonden een tweetal dwarsstraten.

Omstreeks 1300 bezat de bebouwde kom van het Noorddorp ongeveer de volgende grenzen: noord, de zeedijk; oost, de Pompestraat zuid, de Zuidstraat (nu Kerkstraat) en de zuidzijde van de weide Viveys west, de weg die van het Heis Dorp naar de kerk van Heis (eigenlijk de kerk van Koudekerke) liep (deze weg heette tot vóór twee jaar de Oude Kerkstraat). In de bedoelde periode werd het dorp Heis reeds bij de belangrijkste vissersgemeenten van de Vlaamse kust gerekend.

Het grootste deel van de parochie Heis viel onder het beheer van de Watering Eiesluis. Dit waterschap werd door de aanhoudende aanvallen van de zee gedwongen om de weerdijk van de Oudemaarspolder van Heis achterwaarts te verleggen. Door het bouwen van die achterwaartse of inlaagdijk moest de dorpskom van Heis in 1302 langs de zeezijde een strook grond prijsgeven. De golven spoelden over de oudste zeedijk en de huizen die op de verloren strook stonden. Het is dus waar dat een deel van het eerste Heis door de zee verzwolgen is (6).

Na de bouw van de bedoelde inlaagdijk breidden de Heistenaren het Noorddorp in oostelijke richting tot aan de Ooststraat (nu Vissersstraat) uit. Vanaf dit ogenblik heette de wijk ten westen van de Pompestraat het Westdorp, en de wijk ten oosten het Oostdorp. De vissersgemeente Heis groeide verder, en bereikte het hoogtepunt van haar bloei, toen ze in het midden van de 16e eeuw ongeveer 100 woningen omvatte. De kerk is in het kerkdorp gebleven, en is pas afgebroken nadat in 1875 de nieuwe St.-Antoniuskerk in het eigenlijke Heist gebouwd was.

Hier eindigt onze inleiding over het ontstaan en de vroegste ontwikkeling van Heist (7).

Nota’s

  1. Koudekerke-Heist, de Topografie en de Toponimie van Heist-aan-zee tot omstreeks 1860. Eigen beheer: Maurits Coornaert, Bessemstraat 70, Waregem.
  2. Deze naam werd eerst in het midden van de 15e eeuw verlengd tot Heist.
  3. Op onze toponimische kaart in "Koudekerke-Heist" ziet men de oorspronkelijke grens tussen de moederparochie Lissewege en de dochterparochie Koudekerke.
  4. Zie in "Koudekerke-Heist" de kaart: Heis voor 1600.
  5. Dit gedeelte van de Panneslag heet nu Kerkstraat.
  6. Oudere Heistenaren hebben voor de laatste wereldoorlog sporen van huizenop het strand van Heist gezien. Deze bevonden zich op de sector ten noorden van de weide Vivey en van de huidige kerk.
  1. Mee topografische en toponimische details over het Heist van de 16e en de 17e eeuw, in "Koudekerke-Heist".

De Oorsprong van Heist

Maurits Coornaert

Rond de poldertorens
1973
03
077-080
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:41:38