Mededelingen
3. Een kwalijke bevalling … en een klacht

Germain Vandepitte

9/3/1829 - Aan de Heer Procureur des Konings,

Wij hebben de eer Uedele ter kennis te brengen dat zekeren Franciscus Duysburgh binnen dees gemeente ons komt te verklaren dat hij op 26 februari laatstleden snachts ten een ure om den Heer Maruleyn Corveleyn, Heel- en Vroedmeester te Westkapelle, heeft gezonden om tzijnen huize te komen, ten einde de functie van Vroedmeester bij zijne huisvrouw uit te oefenen en voor welk geval gemelden Corveleyn alreeds vier a vijf weken te voren door gezegden Duysburgh gevraagd was en hem beloofd had ten allen tijde, als hem het geval zou voordoen, ter hulp te komen. Niettegenstaande dit, Edelgestrenge Heer, en in plaats van zelf in persoon te komen heeft hij zijn dochter Clara Corveleyn, bij hem wonende te Westkapelle, gezonden die zo wij denken niet bevoegd is om de kunst van vroedvrouw uit te oefenen aangezien van haar op de lijst daartoe betrekkelijk niets is gevonden.

Aldaar om drie ure snachts aangekomen zijnde was het kind alreeds ter we­reld maar met de kraamvrouw ging het niet te best, daar de nageboorte niet volgde in haar werkzaamheden voorzag de gemelde Duysburgh dat zij hare functie niet wel kende en heeft haar differente stonden gevraagd om haren vader te laten halen, waarop zij hem antwoordde dat het bijna gedaan was. Om elf ure ‘s morgens heeft zij haar gedwongen gevonden om haren vader ter hulp te roepen, die er om drie ure namiddag is gekomen om die zijn functie alsdan heeft uitgeoefend, maar misschien te laat zijnde of door onkundig van den eersten kwalijk behandeld zijnde, is de vrouw op den 2n maart er aan overleden.

Zodus volgens, Edelgestrenge Heer, verzoeken wij U vervolg te geven aan de zaak te weten: tegen de voornoemde Clara Corveleyn door de strafbepalingen vermeld art. 18 der wet van den 12n maart 1818 op te leggen als onbevoegd zijn­de de kunsten van vroedvrouw uit te oefenen en tegen gezegden Maruleyn Corveleyn om reden dat hij zijn dochter heeft gezonden en zekerlijk niet onwetende was dat zij dit vak niet mocht of kond uitoefenen, aangezien zij tot heden daartoe niet bevoegd is.

Wij denken Edelgestrenge Heer, dat hij hem niet kan verschonen uit hoofde van onpasselijkheid of anderszinds hij hem aldaar niet heeft konnen begeven, daar hij in zulkdanig geval zijn vrouw met name Coleta Dumonceau of zijn schoonzuster met name Francisca Dumonceau die bij hem is wonende hadde konnen zenden, welke beide voorzien hunner diploma, in het vak toegelaten zijn.

(medegedeeld door Germain Vandepitte)

RAB, Gemeentearch. Lissewege, Register 2 - Niet in oorspronkelijke spelling.

Mededelingen: 3. Een kwalijke bevalling en een klacht

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1972
03
099-100
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:41:38