Jaeques Van Riebeke ook "Surichien" in Lissewege 1679-1683
Firmin Roose
Toen wij - twee jaar geleden - in dit tijdschrift een paar bijdragen aan Mr. Chirurgyn Jaeques van Riebeke wijdden, stelden wij als onze mening voorop dat de man uit het Ieperse of het Veurnse afkomstig moest geweest zijn (1). Tevens vermeldden wij het feit dat hij weduwnaar was van Marie van Vijve, over wie niets te vinden was (2).
Van een knipoogje vanwege het toeval, konden wij gebruik maken om thans onze wetenschap over deze man aan te vullen en uit te breiden. Voor een ander geval dat ons boeit (de smid Jan Tollens uit Lissewege) hadden wij in het Rijks- archief een wezenregister ter inzage gevraagd (3). Op zoek naar de (ontbrekende! ) alfabetisch klapper, troffen wij er op p. 307 de laatste akte aan, die de greffier had neergepend en die als volgt luidde:
"Lisseweghe - Jaecques van Rjbeke, mr chirurgyen tot Lisseweghe, heeft hedent Staet opgebrocht van Joe Marie Willems, syne huysvr., overleden aldaer op den vijfden octobre 1682 - gelicguideert de 24 nov 1682, mitsgrs gesloten den 27 oct 1683 - pnt. Schepenen Caloen en Cobrysse".
Na onze eerste verbazing over deze ons onbekende echtegenote van Jaeques rustig verwerkt te hebben, vroegen wij onmiddellijk Parochieregister nr 3 van Lissewege aan, en vonden er inderdaad op p. 98 het volgende overlijdensbericht: ”1682 – 20a oct obijt MARIA WILLEMS, omnibus administr et sepulta off summo". Hierop raadpleegden wij de reeksen Staten van Goed van het Brugse Vrije en ontdekten er twee staten op de naam Marie Willems, een gedateerd 1682 en een andere 1683. Dit was meer dan voldoende om ons opnieuw in de ban van Jaeques van Rieheke te brengen.
1. Zijn eerste huwelijk
Jaeques van Riebeke sloot op 14 oogst 1679 voor notaris Hubrecht Tollaerts te Brugge zijn eerste huwelijkskontrakt af. Hierin lezen wij dat hij "... gebooren was binnen de Stat van Ipere, jeghenwoordigh woonende binnen de prochie van Heijst, mr churigien, jonghman sijn selfs bij sijnen competenten ouderdom" (4). Het huwelijk zal wel te Heist ingezegend zijn, maar wij konden dit niet kontroleren, daar er voor die periode hiaten zijn in het register. Uit deze gegevens blijkt niettemin dat onze veronderstellingen klopten: hij was inderdaad van leper en hij zag er voor I655 het levenslicht.
Wij vonden echter nog een belangrijk gegeven: de naam van zijn vader. Jaeques van Riebeke blijkt (als bijverdienste!) ook een soort makelaar in landerijen geweest te zijn. Door systematisch, nazicht van de "Wettelicke Passeeringhen" geboekt in de jaren 1700-1720, stelden wij vast dat zijn naam herhaaldelijk bij de komparanten vermeld werd, hetzij als koper, hetzij als verkoper (5). Uit een van die akten noteerden wij: "Compareert Jaeques van Riebeke fs Carel" (6).
Nu is het wel spijtig dat er van leper zo weinig dokumenten bewaard gebleven zijn, zoniet hadden wij wellicht een paar generaties erbij kunnen bestuderen, des te meer daar er banden bestonden tussen de Ieperse van Riebekes en Brugge. Onder de "buytenpoorters" van Brugge (7) ontdekken wij immers tweemaal een "Jan van Riebeke fs Joos, afkomstigh van Ypere": eens op 15 September 1567 en nog eens op 30 december 1580.
De gegevens, die wij uit het huwelijkskontrak nopens de medekontraktante konden opdiepen, verklaren ons duidelijk waarom wij van deze eerste vrouw - de zogenaamde Maria van Vijve - niets gevonden hebben (8). De bruid was nl. "Joncvrauwe Marie Willems fa Jan, weduwe van Cornells fs Pauwels van Vijfve". De opsteller van de tweede huwelijksakte (9) noemde dus de vrouw gewoon met de familienaam van haar overleden echtgenoot!
Marie Willems had een broer Jan (die met Barbel Pladijs gehuwd was) en een zuster Margriete, beiden "van volle bedde"; zij had nog een zuster Tanneken, "van halfven bedde" en die was met Heyndrich de Vrient getrouwd. Bij de dood van Marie Willems, in oktober 1682, had zij geen kinderen in leven en wij konden evenmin geboorteakten van kleine van Riebekes uit de registers van Lissewege noteren.
2 . “Surichien binnen de prochie van Lijsweghe”.
a/ Inboedel
Het overlijden van Marie Willems bracht - zoals dit in de beste families wel eens voorvalt - wat krakeel met zich, want "de aenhoorders (dus haar verwanten) sustineren dat de goederen sullen worden vercavelt ofte vercocht", terwijl daarentegen "de besitter sustineert ter contrarien". Immeubele goederen waren er niet, van Riebeke pachtte voor 15 pond per jaar een huis van Christoffel de Vos. Er was echter noga1 wat huisraad en dit kwam wel degelijk onder de hamer en werd op 22 december 1682 door Stockhouder Vleijs geveild.
Wij hadden gehoopt toch eindelijk het alaam van de chirurgyn op de kop te kunnen tikken, maar die hoop bleek eens te meer ijdel: "... ende aengaende den wijnckel van surigie doet de besitter daer over goet, ten wttersten genomen, de sornme van 2 p. gr.".
Het publiceren van de volledige inboedel van de woning vonden wij overbodig. Wèl noteerden wij enkele "catheijlen", die ofwel op een zekere welstand wijzen, ofwel iets afwijken van wat men gewoonlijk in een sterfhuis aantreft.
Zo prezen Jaeques Mahieu en een zekere Golle o.m.:
- inde keucken; tinne tallooeren en schotels, geleyersche plateelen, vier schilderien, iser croone, een quaerte met omtrent 8 stoop furguijs, een spiegele met eene schaillie ende eene brune kiste, met twee cabaesen, rosper, metaele candelaere ende vrijfbustel...
- inde saele: Vleeschstanden, ijdel carteel, corteleere, een disken, drije bustels, iser hamere, een lijnwaetbart, een slichte meelstande met een dexsel...
- inde hooghcamer: seven schilderien onder groot ende cleene, een bufet, canneboort met een cruijseficx (10), geleyersche cannekens met tinne dicxsels, eene wttreckende taefele, spegel, een pistole, een luydercorf met een cleedt daerboven ligghende, drye ellen rauw lijnwaet gedient hebbende ten deele tot een waegewijte, serveeten, fluwynen, tafelcleet....
- op de solder boven de camere: sucioen, peerdeboonen, peerdehavere, romsche boonen en platte boonen...
- op de voorcamere boven de ceucken ende saele: seven sacken appels, een sack goude peren, wat angiun, een waegemande...
- inde brauwerie: een iser meuleken, groote hamme, ketele, wascuijpe, twee heemers met iser banden, twee vleeschblocken, een deel herdewerck, twee gateteelen, twee blomsevens, 5 houtte taillioren, cleermande...
- boven de brauwerie; 200 geleij en 200 bonden stroot...
- in de platse daernevens; 7 hoopen deerynck (ll), 150 murwenhoudt (12), een carre hoij..,
- int peertstal: een swart meeriepeert met saele, toom, gareel ende strynghen...
- inden hof; eene carette met sijne toebehoorten, twee beyten (13) met lammers, met een voorgeslachte van eenen waegen (14), qua vlockebedde. . . den haene met hennen, poelgien, capoenen ende haenden, t'saemen vichthien coppels, mitsgrs twee turcken (15)...
Véél juwelen bezat Marie Willems niet. Er was niettemin "de goude keten", die door zilversmid Carel de Clercq op 12 - 13 - 3 gr, werd geschat, "een diamantrijnc ende een paternoster (10) van coras (koraal?) met silvere medaillen".
b/ Uitvaart
Kosten spaarde Jaeques van Riebeke niets toen het er op aan kwam zijn echtgenote ter aarde te bestellen. Vooreerst werden de pastoor, de koster de kapelaan en de klokkenluider vergoed "over het sillebreeren vanden goddelicken
dienst, gedaen tot lvenisse vande siele vande overledene". Marie Willems werd in het familiegraf binnen de kerk bijgezet, want de pastoor kreeg nog 1 p. 9 sch. "over de supulteure midtsgaders open en toe doen vanden grave".
De vrouw was waarschijnlijk een tijdlang ziek geweest. Wij lezen immers dat "Marie Gesens, geweest dienstmaerte vande overledene den tijdt van 10 maenden" 14 guldens of 2 - 6 - 8 gr. ontvangt. En ook Margriete Willems "pretendeert 1 - 4 - 0 gr. over drije weken de overladen bij gestaen hebben". "Den docteur van Esschen" had de zieke in behandeling en Jan vanden Kerckhove leverde "medecamenten in haer doodelicke sieckte".
Naar het einde van haar leven toe had "de overledene geordonneert dat men doen soude een misse te Raversij (l6) met offeren van een pondt wast" en Jaeques laat hierbij aanmerken dat de kosten hiervan aan te rekenen vallen "nevens synne voijagie aldaer expres gereden". Marie had verder nog "geordonneert te doene 50 missen van requihem en daervan heeft den besitter gedaen doen 15 missen".
De overige zal hij wel laten opdragen hebben na het afsluiten van de Staat van Goed, vermits een verdere post luist "over drije missen ghedaen door den capelaen van Liswege".
Op het ogenblik van de begrafenis wist Jaeques van Riebeke waarschijnlijk nog niet dat Marie’s familieleden nadien zoveel roet in zijn eten zouden strooien, anders had hij wellicht niet zo royaal voor hen gezorgd. Vooreerst betnal- de hij "eenen waeghen met peerden, dhoirs geemployeert omme te commen ten wtvaerde" en daarna is hij bij Nicodemus Verlinde "tecoste geweest over thaire inden wtvaert; een hamme van 10 pondt ende weerenvleesch (17), 12 pondt rent- vleesch (18) en een halve bier met wittebroot".
c/ Surichien
Evenals later in Dudzele (19), had Jaeques ook te Lissewege wel af en toe moeite om een ereloon voor zijn inspanningen, van zijn patienten los te krijgen. Soms moest hij er zelfs de arm van de wet bij sleuren: "betaelde schulden aen de procureur Coppeij over eenighe betrecken gedaen tot laste van eenighe debiteurs van den sterfhuyse". In andere gevallen daarentegen liep het beter af.
Zo bijvoorbeeld wanneer het "prochiebestuur" voor de vergoeding tussen beide kwam: "Betaelt aen Jacop van Riebeke de somme van twee ponden grooten, ter rekenijnghe van het cureren van een aerme vrauwe van een quale haer bijgebleven in kijnderbedde, ende by den disch gerefuseert, by faute van dien hadde vergaen van aermoede" (20).
Tot zover deze aanvullende bijdrage tot de rekonstruktie van het leven van een man, die einde 17e-begin 18e eeuw een belangrijke rol in het volksleven van de driehoek Lissewege-Heist-Dudzele gespeeld heeft, Was hij er niet - méér dan 42 jaar lang - de meester-chirurgyn, die bij tientallen en nog eens tientallen volksmensen geregeld over de vloer kwam? En die zich bovendien als barbier en herbergier wellicht in een zekere populariteit mocht verheugen?
Noten
- Rond de Poldertorens 1970, Nr 1, p, 2
- idem, idem, p. 3
- R A Brugge, Reg. Brugse Vrije-noordt, Nr 16495, 307
- De meeste gegevens voor deze bijdrage uit St v G op naam Marie Willems - R A Brugge, St v G Brugse Vrije, 1e reeks Nrs 10608 en 10878.
- Zo o.m. in reg. 16129 (f° "-4), 16131 (f° 4), 16132 (f° 72), enz.
- R A Brugge, Reg Brugse Vrije, Nr 16128, f° 38 v° (jaar 1715)
- Schouteet, Indices op de Buitenpoortersboeken van Brugge, p. 126
- Rond de Poldertorens 1970, Nr 1, p. 3
- Idem, idem, 4
- Het was de eerste staat van goed van de honderden, die wij reeds bestudeerden, waarin wij religieuze voorwerpen als "cruijseficx" een "paternoster"vond.
- Derrijnck: soort zwarte turf, die als brandstof werd gebruikt.
- Murmenhoudt: vermolmd hout -13. Beyten: wijfjes van ram, ooien.
- Voorgeslachte: de vooras van een wagen met de wielen, vooslag of voortrein
- Turcken: kalkoenen
- Wellicht was M. Willems afkomstif van Raversijde. Niet onderzocht.
- Weer: een ram of hamel. -18. Rentvleesch: rundvlees
- Rond de Poldertorens, I970, nr 1, p.p. 11 à 14
- R A Brugge, Prochierekening Lisseweg 1680.