Mededelingen
A. Toen in 1896 te Moerkerke een Wielrijdersclub werd gesticht...

Op zondag 15 maart 1896 was er feest te Moerkerke. In de dorpskom waren de huizen bevlagd en versierd, en zag men boven de deur van enkele herbergen. kleurrijke festoenen. Die dag werd door de pas opgerichte wielrijdersclub hulde gebracht aan Pieter Vertriest, die als eerste voorzitter op passende wijze in zijn functie werd aangesteld. Op hun versierde fietsen trokken de leden van de kersverse club, onder grote belangstelling en in gezelschap van wielrijders van andere verenigingen te 15 uur van aan hun lokaal bij Frederik Huys, in de richting van Middelburg. Daar werd voorzitter Vertriest aan de herberg van Jan De Weerdt plechtig verwelkomd en in triomf naar het eigen lokaal te Moerkerke vergezeld, waar de verdere feestelijkheden plaatsvonden. Vanzelfsprekend met heel wat bier en 'dreupels', zodat bij het huistoe trekken menig wielrijder uit alle voorzichtigheid met de fiets aan de hand langs de stille wegen zwijmelde.

Bij gelegenheid van bovenstaande gebeurtenis werd door een gelegenheidsdichter de activiteit van de Moerkerkse wielrijders op kleurrijke wijze bezongen. Dit pennengevrucht, dat van de hand van de griffier van de feestvierende club was, laten we dan ook gaarne volgen

De Moerkersche Velomannen

Het velopeerd in zwank gekomen.
Deed pas zijn diensten op de baan
Of Moerkerk’ had besluit genomen
En sprak: dat dingen staat ons aan.

Ons dapper volkje, kloek van spieren
Verschafte zich een velo hier
Het zou op d'effen bane zwieren
En rijden tot zijn groot plezier!

Men koos er voor het exerceren
Ons lindedreve voor het kamp
Geen stiller plaatse voor te leren
En voor 't vermijden van de ramp.

De eerste, 'k zal het nooit vergeten,
Besprong zijn beestje, reed maar voort
Voor d' eerste maal, 't zij nooit vergeten,
Reed hij al dapper ongestoord.

Hij was zo lustig aan het rijden
En lag er ietwat op de baan
Hij reed er nevens, reed op zijden
Elk keek en bleef verwonderd staan!

Doch al met eens, wat rare streken
Ons man verlaat het effen zoom
Met drift, de armen uitgestoken
Omhelst hij enen dikken boom!

Hij kust den boom, 't was ene linde
Met liefde vuur, met grote kracht
Want zonder Zijne teerbeminde
Lag hij te zwemmen in den gracht!

Ons vrienden lachten dat ze schokten
Maar waren daarom niet vereerd
Ja maakten sprongen dat ze bokten
De man niet minder dan het peerd!

En and’re zag men stenen, jagen
Met hunnen tong op de vest
Maar daarom geen gezucht, geen klagen
Want morgen rijd ik lijk de rest!

Men zag er vliegen lijk de bollen
En tuimelen soms in volle koor
Ja schooner springen, schooner rollen
Die zag men op geen Brugsche foor.

Ons dapper volk zoo kloek van wille
Al maakt het beestjes in de lucht
Bezeert het voet en been en billen
Verschiet toch in geen klein gerucht!

Ik zag een ruiter wat bedrogen .
Hij reed wat zere, trok wat stijf
Dat man en peerd, door d’hage vlogen
Recht op de deur van een oud wijf.

Wel kerel toch, gij rare donder
Wat moest ge zoeken in dien gracht
Het peerdje boven, ons man er onder
Wel Pietje toch, wat raar gedacht!

Van vele andere rare streken
Ja beste vrienden 't is niet al
die zou ik u nog kunnen spreken
van onze zwemmers in de wal.

Ons peerdje maakt maar weinig moeskes
als 't niet en gaat naar zijnen zin
Ja zeg maar: Koes mijn beestje, koeskes
Het rijdt u toch den ketel in.

't Is al voorbij en overwonnen
ons volkje rijdt nu kloek en fel
men ziet, een zaak met moed begonnen
gaat ras vooruit en eindigt wel.

Fluks werd een societeit geboren
Want eendracht maakt toch altijd macht
En 20 rijders uitverkoren
Verbinden zich met liefde en kracht.

Geen vriendenschaar zo eens van zinnen
waar vreugde heerst en echt plezier
Ja blijft elkander steeds beminnen
ziedaar den wens van uw greffier.

Het gedicht was ondertekend met Ch. T.E. Matthijs (St.-Kruis)

 

Mededelingen - A. Wielerclub Moerkerke in 1896

E. Matthijs

Rond de poldertorens
1975
02
087-089
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26