Uit het leven van de zilvermeeuw
Guido Burggraeve
Meeuwen zijn boeiende vogels. Bovendien zijn ze helemaal niet zeldzaam. Dat komt vooral doordat ze zich hebben weten aan te passen aan de omgeving van de mens. Men spreekt van “cultuurvolgers”. In ons land komen heel wat soorten meeuwen voor. De meest voorkomende is ongetwijfeld de kokmeeuw. Er zijn grote broedkolonies in het Zwin en in de Snepkensvijver (in Lichtaart gelegen). Het is eveneens deze soort die we 's winters zeer algemeen aantreffen in steden. Voor het observeren van de andere soorten moet je echter naar de kust. Gewapend met een verrekijker en een goed ornithologisch handboek, zal je algauw kok- en stormmeeuw kunnen onderscheiden, evenals grote en kleine mantelmeeuw. Bij stormweer vooral zie je er heel vaak drieteenmeeuwen; evenals het erg leuke dwergmeeuwtje. Eén der meest voorkomende meeuwensoorten van onze Noordzeekust is echter wel de zilvermeeuw. En precies over deze mooie forse meeuw zullen we je vandaag één en ander vertellen.
De zilvermeeuw is één der grootste bij ons voorkomende meeuwen. Enkel de grote mantelmeeuw is groter. De volwassen zilvermeeuwen zijn met geen enkele meeuw te verwarren wat verenkleed betreft. De bovenvleugels en de rug zijn mooi blauwgrijs. De vleugelpunten zijn zwartwit; de kleur der poten is vleeskleurig; de zware gele snavel heeft onderaan een oranje vlek. Overigens is de vogel helemaal wit.
Juveniele of jonge meeuwen zijn heel wat moeilijker te determineren. De meeste soorten zijn slechts na twee of drie jaar volwassen en hebben pas dan ook een volwassen verenkleed. Zo zijn de zilvermeeuwen slechts in hun vierde kalenderjaar volwassen, dat is dus als ze drie jaar oud zijn. Jonge vogels zijn donkerbruin; bij tweedejaarsvogels zien we op de rug reeds grijze vlekken verschijnen en bij derdejaarsvogels zal het grijs reeds domineren.
Het biotoop waar men deze vogels bij voorkeur aantreft, is dus de zeekust. Toch ziet men - vooral in de winterperiode - heel vaak zilvermeeuwen in het binnenland o.a. langs stroommondingen. Stortplaatsen zijn een geliefkoosd terrein, omdat ze daar een massa voedsel vinden. Ze broeden bij voorkeur in uitgestrekte en rustige duingebieden. Precies daarom is de zilvermeeuw bij ons zo'n zeldzame broedvogel. Het Staatsnatuurreservaat De Westhoek (in De Panne gelegen) is wel een vrij geschikt gebied, maar het is volledig toegankelijk voor het publiek. Echt rustige hoekjes, waar onze zilvermeeuwen zouden tot broeden kunnen komen, ontbreken er echter. Bovendien werd vorig jaar een belangrijke bufferzone van dit reservaat (150 Ha duingebied) verkaveld; een onvoorstelbare misdaad gepleegd in een periode waarin alle politiekers het leefmilieu centraal willen stellen.
De enige plaats in ons land waar er sinds enige jaren een kleine broedkolonie is ontstaan, is in het afgesloten gedeelte van het Zwin te vinden. In 1974 broedden daar 4 paartjes. Het nest ligt goed verscholen tussen hoge grassen, helm of strandkweek. Er is per jaar slechts één enkel broedsel. De eieren kunnen erg variëren in kleur. Meestal zijn ze olijfgroen of geelbruin met een massa donkere vlekken en stippen. Gewoonlijk zijn er drie eieren. Zowel het mannetje als het wijfje broeden; en dit gedurende ongeveer 26 dagen. Het duurt minstens 5 weken vooraleer de jongen kunnen vliegen. De eieren of de jongen worden door beide vogels tegen allerlei natuurlijke vijanden verdedigd. Kraaien, eksters, bunzingen... zullen het zeker niet wagen een zilvermeeuwenei te gaan stelen. Die vogels zijn zo agressief dat ze zelfs schijnaanvallen durven ondernemen tegen een mens die te dicht bij het nest durft te komen.
Het zijn echte alleseters. Oorspronkelijk waren het uitsluitend viseters, die zich echter bijzonder goed hebben weten aan te passen. Ze eten graag allerlei weekdieren. Dikwijls ziet men die rakkers a.h.w. 'parasiteren' op eidereenden. Als men in zee een groepje van deze mooie grote eenden aantreft, ziet men in hun omgeving meestal zilvermeeuwen. Dat kunnen we als volgt verklaren. Ze eten namelijk graag mosselen. Maar die kunnen maar geplukt worden als het eb is. Daar de zilvermeeuwen nooit duiken, kunnen ze deze voedselbron niet aanspreken als het vloed is. Dat kunnen de eidereenden wel. Als dat ze lukt, wordt hun prooi (de mossel) hen heel vaak ontnomen door de agressieve zilvers. Het is ook een leuke observatie om gade te slaan hoe onze meeuwen hun prooi breken, want helemaal inslikken gaat niet. Welnu, daar hebben de zilvers het volgende op gevonden: ze vliegen met hun prooi boven een dijk, een muur, een huis of een golfbreker en laten ze vallen tot ze breekt. Jonge onervaren vogels proberen dat soms boven het strand, ze slagen uiteraard nooit en laten hun prooi dan maar liggen tot een oudere en sluwere zilvermeeuw hun even komt tonen hoe het wel moet.
In tegenstelling tot vele andere meeuwensoorten (dwergmeeuwen komen o.a. uit Siberië en kokmeeuwen en stormmeeuwen o.a. uit Noord-Rusland), ondernemen onze zilvers zelden grote verplaatsingen. De meeste meeuwen die in ons land overwinteren broeden op de Waddeneilanden (op Terschelling bvb. broeden er ongeveer 6.000 paartjes). Ze leggen echter wel bepaalde afstanden af van hun voedselterreinen naar hun slaapplaatsen. Zo is het natuurreservaat van het Zwin één der belangrijkste meeuwenslaapplaatsen van ons land. In de winter komen elke avond van 10 tot 15.000 meeuwen uit de polders, van het stort of van andere plaatsen waar ze “snoep” vonden, naar dit rustige plaatsje waar ze ongestoord de nacht kunnen doorbrengen.