Schorren en dijken langs het zwin in 1421

Roger Crois

Een charter van 1421 door Filips de Goede aan de stad Brugge verleend, beschrijft de loop van het Zwin tussen Damme en Mude (1).

De stad Brugge had zich meermaals bij de Graaf beklaagd over de slechte toestand van de vaarweg. Indien het regime op het Zwin niet zou verbeteren, zou de handel hieronder fel te lijden hebben. Het welzijn van Brugge hing grotendeels af van een goede verbinding met de zee: 'nostre ville de Bruges qui principalement est fondée sur le fait des marchandises venant dedans postre zwin et port de lescluse et lamendement du courant de leau dentre noz villes du Dam et de Lescluse qui estoit et est fort aterit et tellement que le cours de la marchandise en est grandement empeschie'.

Godfried de Wilde, ontvanger van Vlaanderen en Artesië, en Bartholomeus de Voocht, waterbaljuw van Sluis, stelden ter plaatse een onderzoek in naar de toestand van de schorren en aanwassen van het Zwin. De Graaf besluit al de schorren en aanwassen aan beide zijden van de waterloop, tussen de dijken, vanaf Damme tot aan Brungeers (2) aan de zuidkant, en vanaf Damme tot aan de Dam van Nieuw Mude aan de noordkant, in eeuwige cijns aan de stad Brugge te geven. Tot bevestiging van en herinnering aan deze transactie moet een paal 'une borne pour mémoire et enseigne perpetuel' te Mude worden geplaatst. Brugge zal jaarlijks 60 pond Vlaamse munt als rente aan de Graaf betalen voor het gebruik van de schorren langs het Zwin.

De vervaldag is vastgesteld op het feest van Sint Jan de Doper. Brugge mag voor onderhoud en herstel van de dijken langs het Zwin, aarde en zoden (wasons) uit de schorren wegnemen zoveel en zo dikwijls als het nodig blijkt. Vanaf Hoeke tot aan Mude mogen hoofden (testes de bols) gebouwd worden en aan de dijken tussen Damme en Sluis mogen andere houten versterkingen (cayes) aangebracht worden. Doch op de schorren vanaf rechtover de huizen van Brungeers aan de noordkant van het Zwin, tot aan de plaats waar de 'clochette' van Mude staat, mag Brugge noch iemand anders hetzij huizen of enige andere gebouwen oprichten.

De keure van 1421 beschrijft de schorren met hun oppervlakte, gelegen aan beide oevers van het Zwin, en de breedte tussen de dijken waartussen de Zoute Vaart loopt. De toponymische gegevens hierin verwerkt, lijken ook al de moeite waard om met de schrijver van het stuk langs de schorren mee te wandelen.

Onze wandeling begint aan de Oostpoort te Damme (3). We staan op de linker oever (noordkant) van het Zwin en stappen in de richting van Oostkerke. Voor ons ligt een kleine schorre van 90 roeden (4) die zich uitstrekt tot aan de Rijnse Dijk (5). Oost hieraan liggen een schorre van 5 lijnen 5 roeden en één van 2 l. 30 r., palend aan een ander van 2 l. 50 r. reeds aan Brugge toebehorend en eertijds deel uitmakend van de Polder Soykinszand (6).

Voorbij de voorgaande stukken wandelen we langs de polder van Bernart Priem (7) en zien een grote schorre van 9 g. 1 l. 10 r. die loopt tot aan de vestingen van Monikkerede tot vóór de huizinge van weduwe Basterelz. Van hieruit strekt zich een andere schorre uit van g. 5.2.0 tot achter de huizen van het stadje Monnikerede. We wandelen verder op de dijk van Monnikerede naar Hoeke (8) tot aan het houten kruis (9) op de dijk, en we passeren een schorre van 5 1/2 gemet. Oost hiervan sluit een andere schorre aan, door de landmeter in vier stukken opgemeten: G 6.0.77, G. 1.0.14, G. 6.0.86 en G. 4.0.50; en die zich uitstrekt tot aan het verblijf van de weduwe Senders f. Jehan f. Huughs.

We laten deze schorre achter ons en we wandelen verder naar Mude langs een. zompig gebied van G. 12.1.20 voorbij de huizen van Hoeke, tot aan de vervallen woning van Wouter Wallemans. Vanaf dit punt kijken we uit over een schorreland van G. 4-1/2.0.25, dat reikt tot aan de nieuwe sluis van Reigaartsvliet bij de Calchoven (10). Eens deze sluis voorbij, is het niet ver meer van de Dijk van Nieuw Mude (11). Tussen deze twee plaatsen liggen drie schorren: G.0.5.17 G. 0.1.75 en de derde 31 gemet.

De totale oppervlakte van de schorren en aanwassen op de linker oever van het Zwin, werd door de landmeter berekend op 85 gemet 19 lijnen en 249 roeden d.i.: G. 92.0.49

Nu gaan we de rechter oever van het Zwin verkennen.

We vertrekken te Damme aan de Gentse Lieve en kijken in de richting van de huizen van Brungeers. De rechter oever is één groot schorregebied, in verschillende stukken opgemeten.

De schorre vóór de Lieve loopt tot aan de polder van Pieter de Wachtere (12) en werd in 5 stukken opgemeten: G. 1.0.57, G. 4.0.6 G. 4.0.96, 75 r. en G. 7.1.90. Vóór de polder van Pieter de Wachtere ligt een ander stuk van 12 G. en hier voorbij tot aan de polder van Tydeman (13) werden achtereenvolgens stukken van 75 r., 10 G. 75 r., G. 0.2.50 en G. 4.2.60 opgemeten. Van aan de westkant van Tydemans polder tot aan de polder eertijds door Jacques de Coppelaere (14) ingedijkt, meet het schorregebied G. 17.0.50. Hieraan paalt een kleine aanwas met weinig gras begroeid en daarom van weinig waarde en niet opgemeten. We naderen nu de huizen van Brungeers. Vanaf het oostelijk punt van Coppelaerspolder tot aan de huizen strekt zich een schorre uit van 7 lijnen 65 roeden.

De totale oppervlakte aan schorren, op de rechter oever van het Zwin, het klein, waardeloos schorretje bij Brungeers niet mede gerekend, bedraagt: G. 65.1.25 roeden.

Vanaf de Oostpoort van Damme slingert de vaargeul van het Zwin zich in grote bochten tussen de aanslibbingen door, naar zee. Op de beide oevers welven dijken in dezelfde richting voort. Schorre en water vormen een onregelmatig patroon. Op sommige plaatsen deinen de aanwassen breder uit dan op andere plaatsen. De dijkenbouwers volgden het onregelmatig tracé, zodat de onderlinge afstand tussen de dijken van het Zwin niet overal gelijke breedte houdt.

Het eerste opmetingspunt ligt op 200 roeden van de Poort van Damme. Van aan de Noorddijk (15) tot de dijk aan de overkant is het slechts 10 roeden, en 180 r. verderop bedraagt de breedte 12 r. Bij het derde opmetingspunt, 230 r. verder, aan de mote waar vroeger de (16) melaatsen van Monnikerede verbleven, is de breedte tussen de Zwindijken 25 r. Aan de westkant van de schorre achter de huizen van Monnikerede, 120 r. voorbij de mote, mat men 27 r. breedte; en op de oostkant van dezelfde schorre 136 r. verderop, een breedte van 18 r.. Gemeten aan het Kruis van Monnikerede, 172 roeden voorbij het vorig punt, las de landmeter 30 roeden af; en aan de watergang Buysekin ten Zeven Cruucen (17) 170 r. voorbij het Kruis, een breedte van 42 r. Nog eens 230 r. verder, 43 r. breedte. Het volgend punt, op 130 r., aan de waterloop Busekin te Wouter Goederixpolder, is het reeds 62 r. tot aan de overzijde. Een meting verricht op 190 r. voorbij het vorig punt, rechtover de huizingen van de weduwe Sanders gelegen op de Grote Weg naar Hoeke, gaf een breedte van 51 r. en nog 152 roeden verder slechts 23 r. De afstand verbreedt, 520 r. verderop, opnieuw tot 40 roeden; om aan de Dam van Nieuw Mude tot een breedte van 60 roeden te komen.

Als men weet dat de Brugse roede in omtrent 3.85 m. omgezet wordt, kan men de breedte tussen de opgegeven punten omrekenen en ongeveer de plaats bepalen waar de vermelde toponiemen gelegen zijn:

van de Poort van Damme tot aan de mate van de melaatsen 2250 m
van de mote tot aan het Kruis van Monnikerede 1648 m.
van het Kruis tot Buysekin ten Zeven Cruucen 655 m.
van het Kruis tot Busekin van Wouterspolder 2037 m.
van hier tot huis wed. Wallemans 770 m.

Tussen de Poort van Damme en het laatste opmetingspunt bedraagt de afstand, gemeten langs de bochtige Zwinoevers 2448 roeden, wat overeenstemt met ongeveer 9,5 km. De afstand tot de Dam van Nieuw Mude is in de ganzeveder van de klerk van de Graaf gebleven, en hierdoor missen we een interessante aanduiding.

Verwijzingen

  1. Staatsarch. Brugge, Charter 948 van maart 1421.
  2. Brungheers: een gehucht en stapelplaats buiten de Westpoort van Sluis. Heden ten dage nog een kleine hoogte bij het Lapscheurse Gat. In 1583 werd de Dijk van Brungeers, langs het Zwin, door het garnizoen van Sluis doorgestoken, waardoor het Lapscheurse Gat ontstond. J. De Smet in R.d.P. IX, 2, p 46.
  3. Poort van Damme: hier wordt de Monnikeredepoort bedoeld. Op de linker oever van het Zwin stond de in 1407 herbouwde Monnikeredepoort die na het graven van de Verse Vaart in 1548, tussen twee materlopen kwam te staan. L. Devliegher, Damme, p 30.
  4. Roeden: als lengtemaat is een roede bij ons omtrent 3.85 m; als vlaktemaat is 'roede' een vierkanteroede d.i.1/100 van een lijn of 1/300 van een gemet.
  5. Rynssche Dijc: lag aan Carpersaerdepolder en beschermde de Rynsche Polder. 'Een polderken ligghende inde noordzide van Caerperzade gheheeten den polder Ruunscher' Rek Brugge 1452-53 f° 26. De schorren van Carpersaerde liggen aan beide zijden van het Zwin. Rek. Brugge 1496-97 f° 18 v°.
  6. Soykinszand: ook Speykinszandpoidere, Zeydekenszand, sheer Pieter Boomspolder. In 1404 verkoopt de familie Boydins 11 lijnen land in de polders Seydekenszand gelegen in de parochie St.-Katelijne Dam.
  7. Polder Bernard Priem: ligt 'int ghescheet van de paelen van Muenecrede ende Houcke', ook genoemd Bernaertspolder.
  8. Dijk van de Watering van sHeer Baselishoek.
  9. Houten Kruis: als grenspaal tussen Monnikerede en Hoeke. Kruisen werden als parochiegrenspalen en grenspalen tussen schependommen geplant. 'Ten Cruce' te St. Pieters nevens het Empelhof, was aanduiding van grens tussen Brugge en St.-Pieters-o-d-Dijk. 'Steene Cruyse' op de linker oever van de Reien: grenspaal tussen Koolkereke en St.-Kruis.
  10. Nieuwe Sluis Calchoven: de sluis van Reigaartsvliet, gebouwd  rond 1415 waar de vers gegraven Hoekevaart uitmondde in 't Zwin.
  11. Op de dijk van Nieuw Mude stond de stedelijke alarmbel “vande scelle vande wateren.” “Jacop Bouts van dat hi de stede scellekin hanghende ter nieuwer Mude verstijft heift met hout, met ysere ende met den wercke VII s.'. Rek. Mude nr. 36563, 1430, Rijksarch. Brussel.
  12. Polder Pieter de Wachtere: lag op de rechter oever van het Zwin noord van de Lieve.
  13. Polder Tydeman Baille: op de rechter oever bij Hoeke.
  14. Coppelaerspolder: naar Jacques de Coppelaere die deze heeft ingedijkt, ter hoogte van Hoeke. Te Oostkerke langs de linkeroever lag in 1439 'tgoet ten Coppelaers'. Dezelfde vermelding vinden we in 1594 langs de Dijk van het Verloren Rek.
  15. Noorddijk: dijk op de linker oever van het Zwin. De Suuddijc beschermde de rechterkant en heette ook de Sluise Dijk.
  16. Mote van de Melaatsen: de tekst zegt: “la mote ou souloient mourer les ladres de la Monekerede ». Lag op de linker oever op 610 roeden (=2.350 m) van de Monnikeredepoort d.i. ongeveer aan de samenloop van het Oud Zwin die van Pereboom komt, tegenaan Bekaf.
  17. Buysekin ten Zeven Crucen: buysekin is het verkleinwoord van buyse (=buize) en betekent een kanaaltje bij een plaats genoemd Zeven Kruisen.

Schorren en Dijken langs het Zwin in 1421

Roger Crois

Rond de poldertorens
1975
02
049-053
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26