Verslagen
Kriminaliteit in het Brugse Vrije

(Voordracht door de heer Erik Huys, op 4 april 1977.)

Onze voordrachtgever volgend, zullen we trachten zoveel mogelijk weer te geven wat er over dat moeilijk onderwerp allemaal gezegd werd.

Een "crim" is een misdaad„ Criminaliteit, de misdadigheid; en Criminologie, het inzicht en de kennis van de misdadigheid; no­dig tot het voorkomen ervan.

Misdadigheid was er van alle tijden, en zal dit wel blijven. Het zijn daden die ingaan en indruisen tegen de ethiek en de gedragspatroon van een bepaalde maatschappij of samenleving. Deze daden worden begaan door individuen van wie het gedrag niet meer past of tegenstrijdig is met die gedragsregels. Dit kan het gevolg zijn van velerlei oorzaken, doch die zijn meestal onder te brengen bij de onredelijke zucht M.G.V.: Macht, Geld, Vrouwen.

Het is geen louter toeval dat in het Oude Testament reeds vlak na het mooie scheppingsverhaal, de histories behandeld worden van de zondeval, de broedermoord van Kaïn op Abel, en de zondvloed.

Het aanpassen van de ethiek of de gedragsregels kan een toestand die vroeger als misdadig beschouwd werd, opheffen of legaliseren. Denken we hierbij maar aan de abortuskwestie in onze westerse beschaving, een probleem dat in sommige landen en beschavingen niet bestaat of bestond doordat het ingewerkt zit in het leefpatroon. Zo blijkt maar dat, wat voor de enen misdaad is, dit niet noodzakelijk ook zo is voor anderen; en dat naargelang men behoort bij één of ander maatschappij, men voor eenzelfde feit kan gestraft worden of niet.

Criminologie, de kennis van de misdadigheid, met de hoop er in te slagen de criminaliteit te verminderen. Men moet dit hoofdzakelijk tekeer gaan door opvoeding; maar is het geen wetmatigheid dat in iedere samenleving een zeker procent delinkwenten voorkomt?

Blijft dan de bestraffing, het tot voorbeeld stellen. Hierin is al een hele weg afgelegd, al lijkt het zeer op de processie van Echternach.

Eertijds gold de wet van oog om oog, tand om tand; nog heden illegaal toegepast in sommige milieus van zuiderse landen. Later gaf men de misdadiger een lijfstraf in verhouding tot het gepleegde misdrijf, dit althans in princiep. Deze straf kon ook de dood betekenen aan de galg, op de brandstapel, het zieden of het doodslaan met stok of ijzeren hefboom, het radbraken, onthoofden en andere leuke spelletjes.

Het kon eveneens een lijfstraf zijn waarmee men het leven niet inschoot, maar wel verminkt werd: afhakken van hand, afsnijden van neus, brandmerken en geselen, waarbij dan ook meestal een uitstoten uit de maatschappij of zijn leefmilieu gebruikelijk was: het bannen voor een bepaalde tijd of zelf levenslang.

Dit laatste had voor gevolg dat er alom in het land rechtenloze mensen rond zwierven zonder middelen van bestaan; en die geen andere keus hadden dan te bedelen of voort te leven aan de zelfkant van de maatschappij. 0m daar een oplossing aan te geven, werden tucht-, spin-, rasp- en bedelaarshuizen opgericht. Deze waren de directe voorlopers van het huidige gevangenissysteem.

Ondanks deze maatregelen bleef men de toestand niet meester en het was juist deze rechtenloze en bandenloze menigte, die de rechtstreekse oorzaak was van de Franse Revolutie, die in feite begon op het platteland en zijn definitieve opgang vond aan de Bastille.

Evenwel waren er vroeger ook gevangenissen, maar die bestonden, algemeen gezien, enkel om de verdachten in voorarrest te houden tot vonnis was geveld.

Het rechtsgebied van bet Brugse Vrije liep grosso modo boven of op de lijn Nieuwpoort, Diksmuide, Kortemark, Torhout, Maldegem, St.-Laureins tot Biervliet. Maar niet dit gehele grondgebied viel onder de juridictie van de schepenen van het Vrije. De steden Brugge en Oostende vielen daar buiten, evenals de kleine of smalle steden zoals Blankenberge, Damme, het Vrije van Sluis, enz. Ook moest rekening gehouden worden met de talrijke en belangrijke en­claves van de Proosdij en het Kanunnikse van Sint-Donaas te Brugge. Al deze en ander uitzonderingen beschikten over een eigen rechtsmacht. Vroeger zelfs hadden de heerlijkheden een eigen vierschaar maar later werd daar meestal van af gezien wegens de grote onkosten die dit meebracht. Zo kreeg tegen een jaarlijkse vergoeding, het Vrije meestal de middelen en hogere justitie in handen, terwijl de lagere kleine veroordelingen tot een geringe geldboete meer in handen bleven van de heer.

De vierschare of rechtbank van het Brugse Vrije werd gevormd uit beide burgemeesters en de schepenen, bijgestaan door de griffier, ook schepen maar tevens jurist.

De rechtstreekse vertegenwoordiger van de souverein was voor het ganse Vrije de hoogbaljuw. Ieder ammanschap, ambacht of heerlijkheid had zijn baljuw of berijder, terwijl deze op iedere parochie vertegenwoordigd was door een officier.

Over het gehele grondgebied opereerden verder nog de souvereinsgasten. Enkel in de plakkaten werden deze ook maréchaussees genoemd. Hun functie was tenaastebij gelijk aan deze van de huidige rijkswacht.

Een arrestatie moest door bet College (burgemeester en tenminste twee schepenen plus de griffier), bevolen worden of minstens bekrachtigd zo het gevallen betrof waarin de gerechtsdienaars ambtelijk waren opgetreden.

Voor kleine zaken konden de gevangenen vanuit het gevang rechtstreeks voor de vierschaar gebracht worden; en zo er bekentenissen volgden, kon seffens gevonnist worden.

Meestal echter begaven zich twee schepenen en de griffier naar het gevang, waar een eerste verhoor plaats vond en waar het er in de eerste plaats om te doen was de identiteit van de gevangene vast te stellen, het aanzeggen waarom hij gearresteerd werd, en de vraag of hij schuld bekende. Nadien verscheen de beklaagde in de Kamer waar de verdere examinaties plaats vonden, evenals de verhoren van de opgeroepen getuigen. Daar ter plaatse kon ook beslist worden een gevangene een scherp verhoor te laten ondergaan, dit was dan de tortuur.

Veelal werd vooraf bepaald hoelang de beklaagde de foltering moest ondergaan, evengoed kon het zijn tot een bekentenis werd bekomen. Deze bekentenis moest dezelfde dag of uiterlijk ‘s anderendaags buiten dwang herhaald en ondertekend worden door het slachtoffer. Over het algemeen weigerden ze dat en zeiden enkel te hebben bekend door de overgrote pijn. Een herhaling van de tortuur of een bedreiging ermee, was meestal voldoende om de verlangde ondertekening te bekomen. Toch moet gezegd worden dat men gewoonlijk pas tot de tortuur zijn toevlucht nam, als er ernstige aanwijzingen waren ten overstaan van de schuld van de beklaagde. Uitzondering dan voor de periodes van vervolgingswaanzin in zake geloofsbelijdenis en de heksenjachten, waar alle logica zoek was.

Ook vandaag kennen we nog deze problemen.

Staren we ons niet blind op de folterpraktijken van vroeger.

Ze waren wreed, maar schreit het niet ten hemel dat ze vandaag de dag nog veel meer en in veel grotere mate worden toegepast, het brutaal geweld afwisselend met verfijnde methodes die én het lichaam én de geest diepe letsels toebrengen.

Misdrijven door geestelijken bedreven, werden behandeld door een speciale rechtbank van het bisdom. Zo ook de misdrijven begaan door de edelen die gevonnist werden door een speciaal hof. Waaruit blijkt dat de naam klassenrecht geen verzinsel was. Militairen werden evengoed als nu door een krijgsraad gevonnist.

Deze witteboord-criminaliteit bestaat ook nog tot op heden en we moeten er maar de recente gebeurtenissen op naslaan, nl. de zaak Lock­heed, of Watergate, en om voor eigen deur te vegen de Ruttuttutzaak.

Om tot de vierschare van het Brugse Vrije terug te keren, zien we dat de openbare aanklagers waren: de baljuw en de burgemeester van de commune. Onderzoeksrechters waren de "burgemeester van schepenen, de schepenen, bijgestaan door de griffier.

Wat opvalt is, dat er in geen enkel nagelaten crimineel proces sprake is van een verdediger, in casu de procureur of advocaat. Dit in tegenstelling tot de burgerlijke processen waar ze uiterst bedrijvig waren.

Om een lang verhaal kort te maken, zo heel veel is er niet veranderd. Misdaden zijn er nog steeds en de rechtspraak komt achterna hinken. Wat vroeger in enkele dagen, hoogstens een paar maanden was beslecht, duurt nu jaren. Macht leidt tot misbruik, dat zal vroeger zo geweest zijn en blijkbaar is het nog zo. Kijken we maar naar de zaak Maes te Rumbeke en andere meer.

Tot slot menen we onze gewaardeerde Spreker hartelijk te mogen danken voor zijn interessante voordracht en voor het inzicht dat hij ons gegeven heeft in deze moeilijke en delicate materie. Graag tot wederhoren.

 Heemkundige Wandeling op Oostkerke (17 juli 1977)

Het zonnig weertje had 65 leden aangespoord om zich op zondag 17 juli rond de woning van onze voorzitter te verzamelen. Onder de aanwezigen telden we verscheidene jeugdige personen; wat aanmoedigend is voor de toekomst van de Kring. Eerst wandelden we de bibliotheek van de Kring binnen, om er even de boeken en de tijdschriften te bekijken, die onze bibliothecaresse daar in goede orde bewaart.

Daarna stapten we langs de Spegelsweg naar de Damse vaart.

Onderweg vertelde onze Gids bijzonderheden over het kasteel, het landschap, het afweringssysteem en de bijzonderste kanaaltjes.

De Heer en Mevrouw Julien Traen, de Heer Roger Crois, onze Voorzitter  René en andere natuurkenners wezen op eigenaardigheden van bloemen en planten, die op de grasbermen en de waterkanten groeien.

De Heer Jan Callewaert had ons de toelating gegeven om in de weide achter zijn woning de Meerminnenput te bekijken. Deze put is, zoals de voorzitter verklaarde, de rest van een breuk in de dijk van de Kerkwatering. Deze dijk vormt, samen met de Krinkeldijk en de Dijk van Romboutswerve, de oudste zeewering op de noordwestoever van het Zwin.

Allerlei bruggen brachten ons over de Leopoldkanaal, Schipdonkkanaal en Damse Vaart. Toen deze avontuurlijke overtocht voltooid was, gaf onze Gids uitleg over het ontstaan en de geschiedenis van de genoemde kanalen en van de bekende Syphon.

Gestreeld door een gezonde zeewind, trokken we weldra door een landschap vol dijken en waterlopen. De Gids toonde de Dijk van Romboutswerve, waarover we zojuist spraken. We bereikten de Dijk van de Verse Vaart, die hier in 1564 door de Bruggelingen werd gegraven in de bedding van de Monnikenrede. Deze bedding was verland, en heette de Poortweide van Monnikenrede. De Gids toonde nauwkeurig de breedte van het kanaal, dat moest dienen als vaarweg van Brugge naar Sluis.

Ondertussen deelden de natuurliefhebbers verder hun kennis van de flora en de fauna uit, en hielpen ze de jongeren inwijden in de wonderen van de natuur. Het vele kijken en praten veroorzaakte stilaan dorst bij sommige wandelaars. Maar voorbij de plaats "ten Perebome" kwam de haven algauw in het zicht. De dorstigen konden hun dorst laven in de Groene Wandeling.

Tenslotte stapten we langs het Leopoldkanaal en de Pompestraat naar ons uitgangspunt terug. We danken nogmaals onze Voorzitter om die bijzonder leerrijke en aangename zondagnamiddag.

M. C.

Verslagen - Kriminaliteit in het Brugse Vrije

Erik Huys

Rond de poldertorens
1977
03
139-144
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26