Verslagen & Mededelingen
De Brugse Tegelrie te Ramskapelle

Maurits Coornaert

De stad Brugge kocht in 1331 een perceel van 17 ha te Ramskapelle; De bovenlaag van dit perceel bestond uit 1.5 tot 2 m polderklei, en onder die laag stak ongeveer 1 m daring, d.i. polderturf. Brugge beschikte daar over een ruime voorraad grondstof en brandstof, waarmee het in de volgende tientallen jaren miljoenen stenen bakte.

Een baksteen heette in de middeleeuwen "quareele" of "quareelteghele" of gewoonweg "teghele". Een steenoven was een "quareelovene" of "teghelovene" of "teghelrie". De steenovens van Brugge te Ramskapelle werden meestal "der steden teghelrie" genoemd.

In het voorjaar van 1962 gingen onze Voorzitter en ondergetekende zien naar het terrein te Ramskapelle, waar de huidige Heistlaan door het landschap getrokken werd. Ze zagen dat de graafmachines de puinheuvel van een middeleeuwse steenoven opengelegd hadden. In de betreffende weide vonden ze nog een drietal hoogten, die ook reeds lang verlatene, overgroeide steenovens bleken te zijn. Daarrond lagen uitgegraven, moerassige stroken grond.

Daarna konden we, dank zij de ommeloper van 1447, uitmaken dat het bedoelde perceel inderdaad de Brugse Tegelrie bevatte. Vervolgens excerpeerden we uit de Brugse stadsrekeningen van de 13de en de 14de eeuw, de posten aangaande de bouw, het onderhoud en de productie van de Brugse steenovens.  Met die gegevens stelden we een voorlopige studie op, die verscheen in Rond de Poldertorens, 7de jaar n° 1 en 3 (1965).

Dr. Luc Devliegher , toonde zich bereid om samen met ons een van de Brugse steenovens te onderzoeken. Een drietal leden van onze Kring ,Guido Bullynck, Juan Poppe en Kristiaan Heyneman, hebben in het voorjaar 1974 enkele zaterdagen opgeofferd, om ons en L. Devlieghere te helpen bij het opgraven van een puinheuvel naast de Noordwatergang.

In de massa steenafval, sintels en half gebakken aarde, stootten we algauw op de resten van de oostelijke muur met de sporen van tochtgaten. We vonden ook enkele overgeblevene gebakken stenen, en een deel van de vloer bestaande uit bakstenen. Telkens een gedeelte van de steenoven vrij gelegd was, werd het bereikte resultaat door L. Devliegher opgemeten en op een plan ingetekend. Ondertussen nam men foto's van de verscheidene fasen van het opgravingswerk.

L. Devliegher brengt het verslag van de opgraving in de Handelingen voor Geschiedenis (Soc. d' Em.) CXVI, N° 3-4, p. 273­-79 (1979). Op een deskundige manier bespreekt schrijver de samenstelling van een veertiendeeuwse veldoven, de middeleeuwse methode van stoken en bakken, en het formaat van de karelen. Deze laatste waren van het Brugse formaat, d.w.z. "van der groter voorme". Zulke grote bakstenen worden vanaf de 17de eeuw met de naam moefe aangeduid.

Alle details van de opgegraven oven staan op een plattegrond ingetekend. Een kaart situeert de Brugse Tegelrie in de zuid-westhoek van Ramskapelle, op de noordwestzijde van de Noordwatergang. Langs deze waterloop werden de moefen naar Brugge gevlot.

Van de foto's die in de loop van het graafwerk genomen werden, toont schrijver er vier waarop delen van de zijmuur en van de vloer voorkomen. (1)

Nota

Een uitgebreide studie over de Brugse Tegelrie en de middel­eeuwse steenbakkerij, zoals de heer Maurits Coornaert die heeft opgemaakt, zal naar het einde van dit jaar 1980, te lezen zijn in het derde deel van het grote werk van deze auteur "Westkapelle en Ramskapelle", aansluitende bij "Knokke en Het Zwin" en "Heist en de Eiesluis".

Verslagen & Mededelingen - 1. De Brugse Tegelrie te Ramskapelle

Maurits Coornaert

Rond de poldertorens
1980
02
093-094
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26