De Blanckaerts
E.H. Antoon Lowycke *
Inleiding
Wie de held Blanckaert vermeldt, kan veel personen uit verschillende eeuwen bedoelen:
- Alle Blanckaert’s zijn er trots op dat ze afstammen van de Blanckaert’s die vielen op de KasseIberg in 1328.
- Veel Blanckaert’s zullen verwijzen naar admiraal Jan Blankaert die stierf in 1443.
- De meeste Blanckaert’s komen voort van een stamreeks Blanckaert, waarvan de eerste, Jan Baptist Blanckaert - Quenson (1789-1872) de bekende genealoog en rederijker was.
- Zijn zoon Hendrik I Blanckaert (l827-1899) was de vader van de Vlaamse Beweging in de Westhoek- der-Nederlanden-in-Frankrijk.
- Zijn zoon Stijn of Justin Blanckaert (1863-1942) was voorzitter van het 'Vlaams Verbond van Frankrijk'.
- Zijn zoon, dokter Pieter Blanckaert (1896-1944) werd zijn opvolger als voorzitter van het "Vlaams Verbond van Frankrijk" en schreef veel in "Le Lion de Flandre".
- Zijn zoon, dokter Hendrik II Blanckaert ( °1923), was de leider der Zuid-Vlaamse Jeugd in de bange oorlogsjaren.
- Tot dezelfde familie behoorde de Jezuïet, doctor in de godgeleerd heid en grote Vlaamse predikant, Alfons Blanckaert (1894-1960).
- Tenslotte volgt nog de bekende Vlaamse schrijver en banneling, deken Pieter,Corneel Blanckaert (1724-1799), die gedurende de Franse Omwenteling in Oostkerke ondergedoken leefde.
1. Zeven of dertien Blanckaerts sneuvelden op de Kasselberg
Alle Blanckaert’s zijn trots op die eeuwenoude afstamming van één van de Blanckaert’s die samen met Nikolaas Zannekin ( 1 ) op de 23 augustus 1328 sneuvelden in de slag bij de KasseIberg. Zij komen echter niet overeen over het getal der roemrijke "voorvechters van Kasselberg”.
A. Het magische getal zeven voor de Blanckaert’s die streden op de Heilige Berg van Vlaanderen, werd vooral gepropageerd door het tijdschrift "Le Lion de Flandre" , onder de invloed van priester Jean-Marie Gantois. Minstens zes keer vertelt dit tijdschrift over de zeven Blanckaerts. ( 2 ) In 1942, bij het overlijden van Stijn (Justin) Blanckaert, verscheen een necrologie in het blad "Vie du Nord" het cijfer zeven.( 3 ) Dit bericht werd overgenomen in "Le Lion de Flandre". ( 4 ) Bij de dood van de zoon van Stijn kwam de vermelding "afstammeling van een der zeven roemrijke Blanckaert' s, voorvechters van KasseI", weeral voor op de nagedachtenis van Dr. Pieter Blanckaert. ( 5 ) Luc Verbeke ( 6 )en A. Demedts ( 7 ) namen respectievelijk in de "Encyclopedie van de Vlaamse Beweging" en in het "Nationaal Bibliografisch Woordenboek" de traditie over van het cijfer zeven van de gesneuvelde Blanckaert’s te Kassel.
B. Dertien Blanckaert’s. De vermelding "dertien" is zeer oud. De eerste die dit schrijft is A. Hans. ( 8 ) Hier volgt de tekst: "Fier was Henri Blanckaert over die Vlaamsche eeuwenoude afstamming en hij voegde er gewoonlijk bij, dat er niet minder dan dertien Blanckaert’s in den slag van den Kasselberg in 1328 met Zannekin gesneuveld waren". Ook “Le Lion de Flandre” en “De Torrewachter” ( 9 ) vermeldt de dertien Blanckaert’s. Zeer goed op de hoogte is Ward Corsmit ( 10 ) in zijn polemiek met prof. dr. Ludo Milis. ( 11 ) Cor Smit haalt opnieuw het cijfer dertien Blanckaert’s boven.
Soms zegt men dat het afstammelingen zijn van de Blanckaerts die sneuvelden op de Kasselberg, zonder er een cijfer bij te voegen. Dat schreef P. Fredericq in maart 1913 in een Gents dagblad, en dat werd overgenomen door A. Hans op een andere plaats in zijn bovenvermeld "Frans-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderenboek". ( 12 ) Ook prof. Dr. Milis kiest geen partij; en het aantal Blanckaert’s, die vielen op de Kasselberg, ( 13 ) bepaalt hij niet.
2. Admiraal Jan Blanckaert
Sommige Blanckaert’s verwijzen naar admiraal Jan Blanckaert. Philippe L’ Espinoy in zijn "Recherches des Antiquitez et Noblesse de Flandre ( 14 ) schrijft over hem: "Il y a eu des Chevaliers en ceste noble famille qui ont eu des belles charges, comme Messire Jean Blanckaert, Chevalier qui fut Capitaine de la tour de Bourgogne les l'Escluse". Hij was in 1425 kapitein van de Bourgondische Toren bij Sluis en was gehuwd met Katelijne van Roeselare. Dit vermeldt dezelfde L'Espinoy, ( 15 ) die erbij voegt ten bewijze van het huwelijk "comme appert par le régistre de la keure de l'an mille quatre cent cinq fol. LIIII verso".
Custis ( 16 ) in zijn Jaerboeken van Brugge, schrijft dat hij behoorde tot de Brugse edelen. Hij was admiraal van Vlaanderen van 1396 tot 1432 ( 17 ) en kamerheer van Jan Zonder Vrees, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen. De stad Brugge betaalde in 1402 per dag 18 gr. aan een hoofdman, 12 gr. aan een schutter, en bovendien 6 pond gr. aan Jan Blanckaert "admirael vander zee, omme dat hi ute reeden soude ende trecken in de zee met twee scepen ghemannet ende voorzien met lieden van wapenen, omme te bevredene de coopliedeende poorters van Brugghe, die commen zouden van der maerct van Antwerpen, jeghens de likedeelres (=Friese zeerovers) die ter zee laghen".
In 1403 lag hij bij Biervliet. (18 ) Hij ging mee op heirvaart in 1421 onder Filips de Goede om de vermoorde Jan zonder Vrees op de Dolfijn van Frankrijk te wreken. Hij bleef ook onder hertog Filips de Goede admiraal en kamerheer. ( 19 ). Als admiraal is hij bekend omdat hij als weerwraak Engelse vissersvaartuigen liet aanhouden en Engelse koopvaardijschepen, geladen met wol en komende van Kales (=Calais), beval aan te vallen. ( 20 ) Jan Blanckaert overleed in 1443 en Katelijne van Roeselare "zijn wijf" stierf in 1429. Hij werd begraven in de kerk van St.-Anna-ter-Muiden. Zijn uitgesleten grafzerk, die nog bestaat in "het zuidelijk gedeelte van den toren van de kerk van St.-Anna-ter-Muiden" (zoals Janssen zegt) gaf aanleiding tot verschillende interpretaties. Vooreerst werd het jaartal verschillend gekopieerd. Karel de Flou ( 21 ) vermeldt 1413; Janssen, ( 22 ) Blois Treslong-Prins ( 23 ) en Belonje ( 24 ) geven 1443 aan als jaar van zijn sterven.
Ook de titulatuur verschilt. Janssen noemt hem "Messire" en zegt dat hij "ridderraet en camerlinc was van mijns heeren van borgogne". ( 25 ) Blois van Treslong ( 26 ) en Belogne ( 27 ) het volgende grafschrift, dat het juiste is: (27 b ) "Hier leghet Mr. Jan Blanckaert ruwaert en camerlinc van mns herë vä Burgii en capetein va Torre va Burgne die starf ît jaer MCCCCXLIII d. XXVste dach in novëber; thier leechet vrouwe Kateline vä Roesselare mr. Jans wijf die starf ît jaer XXIX".
De Torre van Borgondië of het Klein Kasteel van Sluis, gelegen tegenover het Groot Kasteel, ten noorden van de stad en aan de westzijde van de haven, was gebouwd onder Jan zonder Vrees en werd gesloopt onder Karel V. Die toren lag dus op het grondgebied van de parochie en het stadje Sint-Anna-ter-Muiden en daarom werd Jan Blanckaert in die kerk begraven en niet te Sluis. Zo bewijst H. Janssen. ( 28 ) Hij droeg als wapen: een blauw veld bezaaid met gouden leliebloemen, met een keper van dezelfde kleur. ( 29 ) Bij dit wapenschild, op het grafzerk, staat op een banderol: "heer vä Wytscate ten tegre (?)en vä Voerde". ( 27 b ) De tak vanl de Blanckaert’s uit Sluis, voerden dit wapen tot in de 19de eeuw. De Blanckaert’s van het Westland kennen het devies: "Een Blanckaert kan maar vrij leven of sterven". ( 30 ) Of de admiraal deze leuze voerde staat niet vast.
3. Jan Baptiste Blanckaert-Quenson
Jan Baptiste Blanckaert werd in Rubroek geboren op 19 februari 1789. ( 31 ) Hij was de zoon van Pieter Blanckaert (+ 1839) en Maria-Rosalia Dekytspotter die in Ledringem in 1810 gehuwd waren. Hijzelf trouwde ook in Ledringem met Maria Johanna Quenson. ( 32 ) Hij ging in Bambeke wonen zeker vanaf 1827, aangezien daar zijn zoon, Hendrik I, er op het Ingelshof geboren werd.( 33 ) Hier volgt de mooie beschrijving van het Ingelshof door Bert Bijnens. (34 )
De Ijzer loopt in de nabijheid van het Ingelshof; laatste resten van het feodaal hof en heerlijkheid, eertijds toebehorend aan de heren van Moerbeke, Nieuwerleet en de prelaten uit Sint-Omaars.
Bambeke Engelshof
Sint-Anna-ter-Muiden Grafzerk van admiraal Jan Blanckaert
Handtekening van Jan Baptist Blanckaert in 1834
Deze herenhoeve ligt bij de dorpskom en wordt uitgebaat door dhr. Fossaert; de grote stallen schenken onderdak aan 100 koeien en het landbouwalaam nodig tot het bewerken van 80 ha. Deze hoeve, omgeven door water, bezit een zeer stemmige "boerenkeuken" met grote vloertegels, broodtrog, schotels, open haard, broodoven, aloude keuken- en landbouwalaam, paardenharnassen, petroleumlampen.
De oude kelder heeft de typische toegang bewaard. In het rijk en stijlvol bemeubeld huis, het wapen van het Ingelshof, opschrift dat nog gedeeltelijk prijkt op de achterzijde van het huis; dit wapen omvat een engel, een hart, twee handen en twee sterren. De mooie kasten, staande klokken, gleis- en beeldhouwwerk, naast het bewaard gebleven oud-boerenalaam, tonen de degelijke kunstsmaak aan uit de vorige eeuwen; op de schoorsteen boven het dak, het jaartal 1778". ( 35 ) Het Ingelshof was het vierentwintigste leen van het Perron van St.-Winoksbergen. De heerlijkheid bezat de drie "trappen" van Justitie: hoog, middelbaar en lager gerecht.
Het hof had een baljuw, een griffier, twaalf schepenen, vier ammans, vier constavels (=konstabels) en vier sergeanten. Het leen strekte zich uit op Bambeke, Bissezele, Krochte en Killem. Op het einde van het Ancien Régime schatte men de inkomsten van het leen op 1300 florijnen, de hostellerie op 150 florijnen, de overgang over de IJzer te Bambeke op 12 florijnen, het "battelagerecht" op 33 florijnen, het visrecht op 30 florijnen, de vier molens op 57 florijnen en de ammanie van Bambeke op 112 florijnen. ( 36 ) De naam van het Ingelshof wordt op verschillende wijzen geschreven. De oudste vermelding uit 1292 luidt: Ingelshof. ( 37 ) Het hof wordt geciteerd als " 't Ingelshof" in 1661, 1667, 1717, 1739, 1764, 1774, 1792, 1835; als "Ingelschen Hof” in 1551, 1667, 1739; "Hingelshof" in 1717; "Ingelhof" in 1735; "Engelschen hove" in 1782; "Engelshof" in 1795, 1826; "Hengelshof" 13de eeuw; "Engelshof" in 1617, 1795,1826.
Op de carte de France staat "En Glischove" 1852 en op de stafkaart "En Gelschove" 1907. ( 38 ) In het Frans luidt dat: La cour angloise 1426 ( 39 ) en 18de eeuw. ( 40 ) De vraag naar de betekenis van de naam werd reeds behandeld door E. Van Halteren, ( 41 ) die er de betekenis "ferme Anglaise" aan geeft. Een andere interpretatie van Ingelshof is "Hof van een engel". Een derde verklaring gaat terug tot "angelumhoek". Dit zou duiden op de ligging van de hofstede in een hoek van de Ijzer. Een vierde betekenis is "hof van Ingelram" (of verkort Ingel).
De vier betekenissen waren volgens de traditie Jan Baptiste Blanckaert bekend. In de herinnering leeft Jan Baptiste Blanckaert voort met zijn verloren gegane verhaal nopens Gravin de Swarte van Atrecht, die de heerlijkheid van het Ingelshof bezat ten tijde van de Franse Omwenteling en die in Atrecht door de revolutionairen onthoofd werd. ( 42 ) De familie De Swárte bouwde de hoeve als kasteel. De achterzijde van het grote herenhuis draagt als ankers de letters D en S van de familienaam De Swarte en het opschrift "Ingels Hof". De schoorsteen aan de zijkant draagt als bouwjaar 1778. In de woning staat hier en daar op deuren en prachtige schouwen het wapen van De Swarte, en in een gebrandschilderd raam het familieschild en een schild met een engel.
Op de 6 september 1793 stieten de soldaten van de Franse generaal Buchard bij de brug van het Ingels Hof op een sterke weerstand van het leger der Verbondenen. En in 1940 leverde het Engels Expeditiekorps stevige achterhoedegevechten tegen de Duitsers. ( 43 )
Benevens zijn zin voor geschiedenis had Blanckaert een flinke aanleg voor genealogie. Hij schreef "Cahier Généalogique" in het Nederlands, die in 1954 nog in handen was van A. Wemaere ( 44 ) en die gebruikt werd door A. Bonvarlet, F. van Costenobel en R. Flahault voor de bijlage "Afstamming", (45 ) uitgegeven in 1885. Ook A. Wemaere schreef die gegevens over in zijn werk "FamilIe Blanckaert". ( 46 )Die stamreeks gaat terug tot Boudewijn Blanckaert, geboren in 1519, overleden te Zegerskapelle in 1599. ( 47 ) Benevens genealoog, was Jan Baptiste Blanckaert een rederijker en lid van de Vrije Rhetoricynen te Bambeke. ( 48 ) Hij werkte mee aan de literaire prijskamp, die in augustus 1860 plaats had in Bambeke en bekend staat als een "solemniteit en literaire feeste" tussen de rederijkerskamers van beide zijden van de Schreve. ( 49 ) In het Comité Flamand werd die wedstrijd druk besproken door Bonvarlet en Victor Derode. ( 50 ) Jan Baptiste Blanckaert was ook de grote boekenliefhebber en samensteller van de bibliotheek, die door A. Hans bij zijn zoon Hendrik I later te Zegerskapelle bewonderd werd. (51 ) Hij onderhield veel betrekkingen met intellectuelen over de Schreve in de grensdorpen. Hij stierf op 8 februari 1872 in Wormhout.
4. Hendrik I Blanckaert
Hendrik Robert Fideel Blanckaert ( 52 ) werd geboren als zevende kind van Jan Baptiste en Maria Johanna Quenson, op het Ingelshof te Bambeke in 1827. Hij huwde te Zegerskapelle in juni 1856
Adela Ambrosina Delphina Marcotte, ( 53 ) zij was geboren in Bissezele op 25 september 1838 en ze stierf in Zegerskapelle de 13 januari 1900. Zij werd aanzien als de stammoeder van de familie Blanckaert. ( 54 ) Hendrik kreeg van zijn vader zijn zin voor de landbouw mee, voor de genealogie en voor de Vlaamse strijd. Daarom wordt hij genoemd de Vlaams strijdende boer uit het Westland.
Hij was er trots op dat hij afstamde van één van de dertien Blanckaerts, ( 55 ) die met Zannekin in de veldslag van KasseI (1328) sneuvelden. In zijn jeugd leefde hij mee met de rederijkerskamers aan de beide zijden van de Schreve. Zo kwam hij in betrekking met, en werd vriend van de drukker-uitgever-boekenverkoper Désiré Allaert-Carron uit het naburige Roesbrugge. L. Millis zegt dat de drukker van hem een flamingantisch ijveraar maakte. ( 56 ) Zeker is, dat hij uit een strijdende Vlaams familiemilieu stamde. “Allaert is immers ook al in de oudst bewaarde ledenlijst van het Willemsfonds (1872) vermeld. Blanckaert en de andere Frans-Vlaamse leden betaalden via drukker Allaert hun ledenbijdrage. In 1872 waren zes inwoners van Bambeke lid, één van Zegerkapelle en één van Duinkerke. In de loop van 1872 eindigt het lidmaatschap van vijf Bambenaren en van de Duinkerkenaar. Deze massale terugloop van acht leden naar twee, kan te verklaren zijn door: het verhuizen van Blanckaert naar ZegerskapeJ". ( 57 ) Vroeg abonneerde hij zich op de Gentse liberale krant "Het Volksbelang". Het nummer van 8 oktober 1870 publiceerde een eerste anonieme brief uit Frans-Vlaanderen, die door zijn vriend Julius Vuylsteke aan de krant bezorgd was.
Blanckaert doet een aanval op de Franse overheersing: de jeugd heeft geen kans om de moedertaal te leren en te spreken; het Vlaams lijdt geweld; alles moet Frans zijn. Een postscriptum geeft de raad om voorzichtig te zijn en zijn naam niet te vernoemen "want de Franse politie is overal en zij is wantrouwig". ( 58 ) Het gevolg was een boekenactie in 1870, hervat in 1872. Op 7 januari 1871 wordt zijn brief gepubliceerd over "muiterij en desertie" onder de miliciens in het Noorderdepartement. "De opstandelingen en deserteursstreken met de deportatie naar het strafkamp te Cherbourg". "Driehonderd gemobiliseerden uit Hazebroek heeft men moeten ontwapenen en onder geleide van een sterke afdeling linietroepen naar Kales vervoeren" (59 ) om naar het strafkamp gebracht te worden. Prof. dr. Ludo Millis meent dat Blanckaert zijn lezers heeft misleid nopens die gebeurtenissen. ( 60 ) Er zijn echter andere bronnen o.m. de krant L' indépendance Belge ( 61 ) en Duinkerkse bescheiden, die de opstand bevestigen. Veel jongens vluchtten naar België en wensten dat "de Vlaamse Westhoek van Frankrijk zou afgescheurd worden en wederom gevoegd wierde met hun Vlaamsche stambroeders van de Belgique".( 62 ) Vuylsteke, de vriend van Hendrik Blanckaert, verliet de redactie van het Volksbelang in 1875 en pas in 1897 verschijnt een reisverslag over de Verloren Hoek met kleine steedjes, waar men Nederlands spreekt. "Ik hoop dat onze stambroeders ons eens zullen komen verlossen van dat vervloekte Waalse juk en dwingelandy". ( 63 )
In 1897 handelt Hendrik over de verkiezingscampagne van generaal Boulanger. Deze militaire kandidaat gebruikt Franse en Vlaamse aanplakbiljetten. In de vertaling was de Franse term "République" door "Regering" vervangen en "Vive la Patrie" door "Leve het Vaderland". De tegenstanders, de republikeinen, volgden de tweetalige weg en "de Vlamingen van het Noorden zijn republikeinen en kennen geen ander Vaderland dan Frankrijk. “Leve Frankrijk". ( 64 ) Er verscheen als protest een derde affiche: "Vlaemingen, dat zijn wij, en wij en zijn geen Franschen. Wij en hebben geen anderen Vaderland als Vlaenderen; en Frankerijke en is onze Vaderland niet, maer hij is eene zugepompe, die sichten 300 jaer onze zweet optrekt naer Parijs. Leve het Vaderland". H. Blanckaert weet hierbij nog te vermelden dat "de politie al die affiches heeft doen afscheuren, zelfs aan de haven van Duinkerke, waar men ze op de schepen en masten had geplakt". ( 65 )
Privaat archief, opschrift van een boek "West-Vlaanderen" bevatte voor de Franse revolutie ook de Westhoek van de Nederlanden-in-Frankrijk
Zegerskapelle Huis op de "plaatse" waar Hendrik I bezocht werd door prof. Paul Fredericq
Zegerskapelle
Voorzijde van het grafmonument van de Blanckaerts
Op de 17 april 1897 verschijnt een "verslag van de reis van Julius Vuylstekes vriend, professor Paul Fredericq. Ziehier de beschrijving van Hendrik Blanckaert: "Blanckaert is een flinke magere ouderling, recht als een kaars met fijnen kop, verstandige ogen en schertsende lippen. Hij nodigde mij uit om in de warme keuken met hem koffie en boterhammen te gaan gebruiken. En daar maakte ik kennis met zijn vriendelijke echtgenote, zijn zoon Justin, die nu de hofstede bestuurt en diens vrouw". ( 66 ) Daarna trok de vriend "met vader Blanckaert naar 'de vout', een hooge groote kamer boven den kelder" en bewonderde de bibliotheek, geërfd van zijn vader, Jan Baptist. ( 67 ) Blanckaert voegde aan die bibliotheek o.m. het bekende boek van Simon Styl, waarin op het schutblad stond: "Dezen boek behoort aan Sieur Blanckaert, Henry, lantbouwer te Zegherskapel, in dat deel van Vlaanderen door de Franschen overweldigd". ( 68 ) Hendrik Blanckaert, die zijn brieven in het Volksbelang tekende als "Uw gewezen stamgenoot, simpele Vlaamse boer" of "Uw dienstwillige stamgenoot" of "Uwen dienstwillige dienaar".( 69 ) kwam volgens de familietraditie in ruzie met de eigenaar van zijn hoeve, het Ingelshof, omwille van een tweede uitweg. De grondbezitter wou een gekasseide weg van zijn landhuis naar de strate gelijk Blanckaert er een gelegd had van uit zijn hofstede. Hendrik was de oude familieleuze indachtig: "Een Blanckaert kan maar vrij leven, of sterven" en hij weigerde "een knecht te zijn van meneere". ( 70 ) In 1871 verliet hij het Ingelshof ( 71 ) in Bambeke en nam zijn intrek op het Peenhof te Zegerskapelle. Hij ging daarna "rentenieren in een lief huis aan den voet van dèn schoonen gotischen kerktoren van Zegerskapelle". ( 72 )
Hij stierf er op 4 juni 1899 en werd begraven in het bekende Blanckaert’s graf aan de evangeliekerk op het kerkhof. De latere kanunnik Loten schreef een korte gedachtenis voor het “Comité Flamand”, ( 73 ) en Prof. Paul Fredericq pende een "In Memoriam” dat verscheen in Hansyboek. ( 74 )
5. Styn of Justin Blanckaert
Styn, uit te spreken op Zuid-Vlaams "Sting", was de gewone volksnaam voor Justin Blanckaert, ( 75 ) geboren te Zegerskapelle op het “Peenhof” op 11 september 1863. Justin Joris Stanislas Blanckaert huwde Elodie Maria Lucia Laurent ( Zegerskapelle 14 juli 1929, oud 61 jaar). ( 76 ) Styn won op het vijfde Congres van het Vlaams Verbond te Belle in 1928 de eerste prijs voor toponymie. ( 77 ) Daarin schreef hij een geschiedenis van het Peenhof: "Het handschrift” is onvindbaar. Het Peenhof was een heerlijk leen, gehouden van Het Hof van Kassel. Het foncïer was honderd twintig bunders groot. Het Peenhof bezat hoog, midden en laag gerecht. De baljuw moest echter een beroep doen op de schepenen van de vierschare. ( 78 ) Het leen wordt vermeld in 1573. In 1697 schrijft men "Pennehof".
In het Frans schrijft men "Le fief de Penes". ( 79 ) De naam Peenhof kwam van de bezitters, de heren van Pene. In 1496 was Johan d' Ongnies eigenaar om wille van zijn vrouw Maria van Gistel; in 1521 Lodewijk d' Ongnies, in 1697 de graaf van Warou, in 1713 Frans van der Borcht, in 1774 Antoon Taffin heer van Broeucq. ( 80 ) De bewoners van het Peenhof waren Hendrik Blanckaert-Marcotte, Styn Blanckaert-Laurent, Jules Looten, Joost I Rommelare-Looten, Joost II Rommelaere-Adriaensens. ( 81 ) Styn werkte mee aan Le Beffroi de Flandre,( 82 ) was directeur van tijdschriften van het Verbond: “Le Lion de Flandre” en “De Torrewachter”.( 83 ) Na het verdwijnen van “De Vlaamsche stemme”, (gesticht door A. Lescroart), de “Bulletin de l' Union des Cercles Flamands” (onder Germain Flauw) redde hij samen met J. M. Gantois de Vlaamse Beweging door het uitgeven van een Nederlands tijdschrift "De Torrewachter". ( 84 ) In 1928 behoorde hij immers tot de oprichters van het “Vlaams Verbond van Frankrijk”. ( 85 ) In 1930 voerde hij een actie om hetzelfde regime van Oksitanie, Baskenland en Bretagne voor Zuid-Vlaanderen te verkrijgen. ( 86 ) Op het 7de congres van KasseI, maakte hij een "Rapport sur l’ enseignement de la langue flamande. ( 87 ) Het Nederlands onderwijs was zijn stokpaardje. Op het 5de congres van Belle had hij zijn talenkennis bewezen door de eerste prijzen “vertaling" en “thema” te behalen. ( 88 ) Hij schreef later zijn bekende pleidooi voor het Nederlands. ( 89 ) Op eigen kracht had hij Duits en Engels geleerd. ( 90 ) In 1930 stond hij aan het hoofd van een delegatie Zuid-Vlaanderen op het Guido Gezellefeest in Brugge. Zij waren er officieel uitgenodigd en A. Jansen voerde er het woord in naam van Zuid-Vlaanderen. ( 91 ) In 1931 breekt een pennentwist uit nopens "Le reniement du Lion de Flandre sur le beffoi de Bailleul. Het Verbond had gevraagd een Vlaamse Leeuw als windwijzer op het herbouwde Belfort te plaatsen. Eugeen Cortyl was de aanvoerder van hen die een zeemeermin wilden. Styn maakte er diplomatisch een einde aan. ( 92 ) In Zegerskapelle werd de jonge René Despicht tot kapelaan benoemd. Hier dan een citaat daarover van André Demedts: “Om gezondheidredenen zond zijn bisschop hem in 1903 als kapelaan naar Zegerskapel, waar hij vriend van den huize werd bij de Blanckaert’s". ( 93 )
Innige vriendschap sloot J. B. met Z.E.H. Schodduyn ( 94 ) en met Nikolaas Bourgeois, voor wie hij een lovende bespreking schreef over zijn boek “Le Berceau sous le Beffroi” ( 95 ) Justin was ook een groot verdediger van de Zuid-Vlaamse molens (Vlaams congres van St. Winoksbergen 1931), ( 96) van de marionetten (congres van Hondschote 1932), ( 97 ) van de beiaarden (congres van Broekburg 1933). ( 98 ) Zijn flinkste verwezenlijking was het 11de congres in zijn geboortedorp Zegerskapelle op 5 augustus 1934.
Zegerskapelle - Peenhof
Zegerskapelle - zijkant van grafmonument van de Blanckaerts
Stijn Blankaert
Zegerskapelle - Ligsteen op het graf van Stijn Blanckaert
Dit congres ondersteunde vooral het toneel in de volkstaal. ( 99 ) Op het 12de congres van Malo, begon Justin Blanckaert trots zijn rede in het Nederlands: "Aan de Vlaamse koningen der zee".( 100 ) De grote betekenis van Justin Blanckaert ligt hierin, dat hij de brug sloeg tussen de laatste rederijkers en de tweede en derde generatie van de Vlaamse strijders. Hij organiseerde nog in 1929 in Eke een Vlaamse Dag ( 101 ) en de rederijker J. Campagne droeg hem een gedicht op. ( 102 ) Hij genoot een groot aanzien in zijn gemeente, waar hij tot aan zijn dood voorzitter van de kerkraad en ook enige jaren "adjoint au maire" of schepen is geweest. ( 103 )
Na vice-président van de Société des agriculteurs du Nord,( 104 ) werd hij "président honoraire".( 105 ) Styn Blanckaert stierf te Zegerskapelle op 8 februari 1942. ( 106 )
J. M. Gantois liet in de “Le Lion de Flandre”, in een zwarte omlijsting, een In Memoriam verschijnen ( 107 ) en in “De Torrewachter” kwam de lijkrede van A. Debuyser van "de tweede generatie", ( 108 ) overgenomen in Vital Celens "Zoo schrijven de Fransch Vlamingen". ( 109 ) De derde generatie met Hendrik II Blanckaert, was aanwezig toen men op zijn graf een ligsteen met het sobere opschrift "Hier rust een Vlaming" plaatste.( 110 ) “La Vie du Nord” liet een "curriculum vitae" verschijnen, overgenomen in “Le Lion de Flandre”. (111 )
6. Pieter Blanckaert
Dr. Pieter Blanckaert ( 112 ) werd geboren in Zegerskapelle op Allerheiligen 1896 ( 113 ) als zoon van Justin, hierboven vernoemd, en Elodie Laurent. (114 ) Vader Justin schreef in een brief, september 1912, aan A. Hans: "dat mijn oudste zoon Pieter, heden 16 jaar oud, student in het College Onze-Lieve-Vrouwe-ter-Duinen te Duinkerke de zelfde (bibliotheek) eerbiedig zal behouden als mijn opvolger. ( 115 ) Hij ging voor dokter studeren o.m. te Parijs, (116) en vestigde zich eerst in St.Winoksbergen en daarna te Ooie-aanZee.( 117) Een stenen Vlaamse Leeuw sierde zijn woning, die hoog gelegen was langs de rijksweg. Reeds als student was hij werkzaam in het Vlaams Verbond van Frankrijk. Hij huwde met Antoinette Dewaele uit Warrem (Warhem). ( 118 )
In 1930 maakte hij deel uit van de officiële delegatie uit Zuid-Vlaanderen naar de Guide Gezellefeesten te Brugge. ( 119 ) Op het 9de congres van Hondschote (1932) werd hij secretaris van de sectie "hygiëne en voeding" en lid van het "Comité de Défense des Moulins" ( 120 ) Hij ging de molenaars ten huize bezoeken om een vakvereniging te stichten. ( 121 ) Zijn vriend R. Van de Meule (schuilnaam voor Broeder Dumoulin uit Spijker) draagt hem het toneelstuk "Met Dokter Trekbeen" op. In 1934 vertaalt hij voor de prijskamp van het Vlaams Verbond "Een intervjew met Abraham Lincoln" uit Nederlandsch Magazijn van 1862 en de fabel van La Fontaine "Les voleurs et l' âne". Hij diende ook een verhandeling in:"Une toponymie du pays d'Oye". (122 ) Deze verhandeling was het begin van een nieuwe richting in zijn leven. Hij ontdekt de Nederlandse plaatsnamen in de streek van de Nederlanden-in-Frankrijk, en wel tussen de A en de Wimereux. Het volgend jaar verschijnt zijn "Généralités sur la toponymie du pays d'Oye entre Gravelines et Calais". ( 123 ) Hij bewijst daarin dat de bevolking in het land van Ooie niet autochtoon is, omdat alle Vlamingen werden weggevoerd naar Engeland. Vanaf 1937 helpt hij als vicepresident zijn vader Styn o.m. met de rede in het stadhuis van Duinkerke op het congres aldaar ( 124 ) en op de begrafenis van de grote Vlaming Benjamin Van den Broucke in Broekburg. ( 125 ) Het volgende jaar spreekt hij de rede uit bij de inhuldiging van het grafzerk van de familievriend, kanunnik Schodduyn, te Ambletuwe (Ambleteuse). Op de steen staat gebeiteld "Wees Vlaming, die God Vlaming schiep".
Op het 15de congres van Heingriedswilre (Wierre Effroi) en Witzand sprak hij de rede uit "Au Rivage Flamand de Witzand" en verontschuldigde zijn oude zieke vader. ( 126 ) Dit congres dat hij samen met J. M. Gantois organiseerde, was het eerste congres buiten de Westhoek in het Boonse. Het bevestigde dat voortaan zou gewerkt worden overal waar eens Vlamingen, die nu verfranst waren, hadden gewoond. Een tweede gevolg was, dat in het land van Sinte Godelieve, in de café van het pelgrimsoord "Sainte-Godelaine" de "Groupe d' Etudes Louis De Baecker" werd gesticht. ( 127 ) Het doel was o.m. studie van etymologie (128 ) van de Nederlandse taalnamen buiten de Westhoek. Dr. Pieter Blanckaert zette het werk voort in vier bijdragen. ( 129)
In 1941 bij het hervatten van de uitgave van "Le Lion de Flandre" maakt hij bekend en beschrijft het enig Germaans kerkhof te Prouvere (Preuves) in het Boonse. ( 130 ) Hij gaf er een beste beschrijving van. In 1942 stierf zijn vader Styn, president van het Vlaams Verbond, en Pieter Blanckaert volgde zijn vader op. “Gantois “ schreef zijn bekende artikel "Blanckaert est mort, vive Blanckaert". ( 131 ) Als voorzitter nam Dr. Blanckaert drie belangrijke beslissingen. Ten eerste liet hij “De Torrewachter” weer afzonderlijk ver schijnen op 1 juli 1942. Ten tweede stichtte hij, samen met Gantois, zijn zoon Hendrik II en Florin, een jeugdbeweging: De Zuid Vlaamse Jeugd (1942). Ten derde gaf hij aan die jeugdbeweging een blad: De Jonge Zuid-Vlaming (1 jan. 1943 – 1 oogstmaand 1944). Deze drie beslissingen, samen met zijn zin voor etymologie en onder invloed van Karel de Flou ( 132 ) de uitbreiding van de beweging tot de hele Nederlanden-in-Frankrijk over de A, waren van grote betekenis voor de Vlaamse Beweging aldaar. Dokter Pieter Blanckaert onderging de dood, op 4 oktober 1944 in Mark-bij-Kales, toen hij ondanks het gevaar, op een ondermijnde weg een zieke ter hulp snelde. ( 133 ) Op zijn begrafenis sprak de pastoor van Ooie-aan Zee een opgemerkte rede uit, die gedeeltelijk op zijn bidprentje overgenomen werd. Indruk maakte, dat hij als dokter geen honorarium aan de armen vroeg, alsook dat hij "de souche flamande profondément pieuse" zijn leven gaf voor zijn naaste.
7. Hendrik II Blanckaert
De latere dokter Hendrik II Blanckaert ( 134 ) werd geboren als zoon van dokter Pieter Blanckaert en Antoinette De Waele ( 135 ) op 12 augustus 1923 in Parijs, waar zijn vader studeerde. ( 136 ) Hij was de vierde Blanckaert die de Vlaamse vlag hoog hield in Zuid-Vlaanderen. ( 137 ) In mei 1943 werd hij tot leider van de Zuid-Vlaamse Jeugd benoemd. ( 138 ) Hun uniform was een groen hemd met de klauwende Vlaamse Leeuw. ( 139 ) Die jeugd droeg daarop een zwarte gordel en schouderriem. De mouwen werden opgerold en er was geen hoofddeksel voorzien. Dejonghe slaat de bal mis, wanneer hij zegt dat zij de Hitlerjeugd kopieerden; ( 140 ) het uniform was veeleer afgekeken van de Zuid-Nederlandse VNV. ( 141 )
Hendrik II volgde nauwgezet de politiek van priester Gantois en hield zich strikt aan diens richtlijnen: "Noch rechts, noch links, zelfs niet in het midden, maar erbuiten en erboven". (142 ) In hun lokaal hingen de wapens van de zeventien provinciën en er werden maandelijks vergaderingen gehouden. Hendrik II lanceerde het, maandparool en gaf de uitleg, die daarna in hun blad verscheen. Aldus voerde hij het woord over Reinout van Bonen (Boulogne), (143 ) Zannekin ( 144 ) en de eerste Graven van Vlaanderen, die Markgraaf waren. ( 145 ) Ze hielden propagandatochten naar Kassel, Dowaai (146 ) en Albegem (Abbeville). Hier herdachten ze Joris van Severen. ( 147) Er waren relletjes op het kerkhof omdat ze de Franse soldaten afkeurden, die Van Severen vermoord hadden. ( 148 ) Hendrik Blanckaert nam deel aan de eerste ledendag van het VNV Studentenfront in Gent in 1943 ( 149 ) en hield een rede op het 17de Congrès flamand in Rijsel. ( 150 ) Hij schreef bijdragen in “De Jonge Zuid-Vlaming” en “De Torrewachter” onder eigen naam en onder schuilnamen: Rik van Ooie en Rik. Zijn voornaamste Nederlandstalige bijdragen zijn: ten eerste het gedicht "Kasselland", dat het eigen lied van de Jonge Zuid-Vlamingen werd ( 151 ) en de Gerard Lyesprijs won, ( 152 ) en ten tweede het prozastuk "Kameraadschap in de Zuid- Vlaamse Jeugd". ( 153) Dit werd door V. Celen in zijn werk "Zo schrijven de Fransch Vlamingen" (154 ) opgenomen en door Luc Verbeke en professor Milis aan zijn overgrootvader Hendrik Blanckaert bij vergissing toegeschreven. ( 155 ) In de donkere dagen van de bevrijding in 1945 ( 156 ) mocht Hendrik II Blanckaert voor Vlaanderen en zijn ideaal kluisters dragen en werd door de jeugd van dit land bewonderd.
Pieter Blanckaert
Ooie-aan-zee Leeuw op het huis van Pieter Blanckaert
Alfons Blanckaert
Hendrik Blanckaert II
8. Alfons Blanckaert
Alfons Blanckaert ( 157 ) werd op Lichtmis of 2 februari 1894 in Kassel geboren. Hij was de zoon van René Blanckaert - Cousyn en de kleinzoon van Hendrik I Blanckaert. Hij studeerde aan het Jezuïeten college in Brussel en daarna in Aalst. Hij trad binnen op 24 september 1911 in het noviciaat van de Compagnie van Jezus in Drongen. Hij deed zijn literaire studies in Namen van 1911 tot 1913 en werd er als brancardier gemobiliseerd. Door de Frontbeweging werd hij een overtuigde Vlaamsgezinde. Gedemobiliseerd, werd het heimwee naar zijn Westland te groot en trad binnen in de Franse Provincie S. J., genoemd van Champagne. Daar de Jezuïeten nog altijd uit Frankrijk verbannen waren, deed hij zijn scholasticaat en zijn noviciaat op het eiland Jersey en nadien zijn theologie in Edingen in Vlaanderen. Hij werd op 24 augustus 1924 door Monseigneur Rasneur in Doornik priester gewijd. Daarna werd hij benoemd in Mouvaux, Rijsel, Bonen, Tranzele (Le Transloy) als pastoor, opnieuw in Rijsel, Bonen, Reims, St.-Martin d'Ablois, Reims, Rijsel, en Neufvilles-bjj-Zinnik (Soignies),( 158 ) waar hij op 20 mei 1960 overleed. (159 ) Hij preekte in het Nederlands en het Frans vooral missies, die pareltjes van welsprekendheid waren. Dr. Alfons Blankaert S.J. was bij het ontstaan van het Vlaams Verbond de geëerde predikant voor de congressen. Zijn rede "Voor het Vlaamsche Volk in Nood", gehouden op het 3de congres op 23 juli 1926 in Hazebroek, verscheen in "Le Beffroi de Flandre" ( 160 ) en werd overgenomen door V. Celen. ( 161 ) Deze rede, die afzonderlijk verschenen zou zijn, had een grote invloed op de gedachtegang van de eerste jaren van het Vlaamsch Verbond. E. Brésin (alias J. M. Gantois) haalt die toespraak aan in zijn “Historique du Mouvement intellectuel Flamand”.( 162 ) Dr. A. Blanckaert was tot aan zijn dood de bekende en geliefde Vlaamsgezinde Jezuïet uit de Westhoek der-Nederlanden-in-Frankrijk.
Petrus Cornelius Blanckaert
9. Petrus Cornelius Blanckaert
Petrus Cornelius Blanckaert ( 163 ) werd geboren in 1724 te Zegerskapelle als zoon van Michiel en Marie Katerina Hondenmarck.( 164 ) Hij studeerde onder meer aan de universiteit van Dowaai ( 165 ) en werd priester gewijd in 1751.( 166 ) Hij werd kapelaan te Westkapelle en in 1761 pastoor in Wormhout ( 167 ) en deken van het districkt St.-Wonoksbergen in 1781. (168 ) In Womhout richtte hij in 1762 de “Broederschap van de Gelovige Zielen” op; in 1763 die van “De Rozenkrans”, in 1765 die van “Het Heilig Sacrament”; in 1766 die van “Sint-Pietersbanden”. Hij verwierf voor zijn kerk relikwieën van Sint Pieter en de brieven voor de relieken van Sint Joachim; en hij plaatste die van het Heilig Kruis in een zilveren "feinsel" (schrijn). Hij bekwam nog in 1770 relikwieën van Sint Hubrecht, in 1773 van Sint Winok, van O.L.Vrouw, Sint Rochus en Sint Donatus. Hij stelde het 40-urengebed in. (169 ) Hij stichtte de Zondagschool opnieuw. ( 170 ) Deze korte opsomming van activiteiten geeft een overzicht van de apostolaat methodes in de 18de eeuw.
Pastoor Blanckaert deed in 1774 drie klokken hergieten en wijdde een vierde nieuwe. ( 171 ) Er bestond nog één klok voor de oorlog 1940-45. Hij deed de kerk in 1762 hervloeren met witte en zwarte marmeren "schorren".( 172 ) De kerk bezit thans nog twee meesterstukken onder zijn bestuur gemaakt: ten 1ste de prachtige communiebanken in 1763 met het geld van zijn voorganger, pastoor van de Walle, gebeeldhouwd en ten 2de de nieuwe pastoorsbiechtstoel in 1764 met opschrift van de schenkster:"Gejont door Anne Catherine Deniel". Hij herstelde de sacristie en het orgel. ( 173 ) Hij bouwde een pastorie in 1765, waar thans opnieuw familieleden van de Blanckaerts wonen. Maar pastoor-deken Blanckaert is vooral beroemd, omdat hij in 1784 de kapel van Sint Bonaventura op het gehucht ''De Klokke" te Zegerskapelle heeft uitgebreid met 11 voeten en ze heeft herwijd. ( 174) Deze kapel, die in de Westhoek het nationaal heiligdom is, zoals O.L.V. van Groeninge in St. Michiels te Kortrijk, paalde immers aan de stamhofstede, geboortehuis van pastoor Blanckaert. ( 175 )
De vergadering van "de stand" der order van de geestelijkheid van de "Assemblée bailliagère" van Belle, koos op 3 april 1789 Petrus Corneel Blanckaert tot afgevaardigde bij de Algemene Staten te Parijs. ( 176 ) Hij schreef een brief naar Monseigneur Charles Alexander, graaf van Arberg, bisschop van Ieper, om raad te vragen en zijn ontslag aan te bieden. ( 177) Nu zijn er twee sententies. De eerste beweert dat pastoor Blanckaert ontslag nam wegens gezondheidsredenen en zijn hoge leeftijd. ( 178 )
De tweede sententie, die later tot stand komt, vertelt dat Blanckaert zijn ontslag nam onder druk van zijn bisschop,( 179 ) die zelf zijn plaats wou innemen. Mgr. d' Arberg werd gekozen op 14 april 1789, maar omdat hij "regnicol" (inwoner van de Zuidelijke Nederlanden, bestuurd door een koning) was, werd zijn kandidatuur afgewezen. In zijn plaats werd de heer Van Baviere, pastoor van Terdegem, gekozen.( 180 ) Als voornaamste geschriften van pastoor P. C. Blanckaert kunnen vermeld worden:
- drie schriften met aantekeningen in het latijn, uit de tijd van zijn studies te Dowaai; ( 181 )
- twee korte Latijnse geschiedenissen over het beeld van O.L.V. van Tranen in de kerk van Wormhout; ( 182 )
- een schrift, dat bewaard werd in het gemeentelijk archief, met de geschiedenis van de confréries en de klokken; ( 183 )
- een klad van een brief aan zijn bisschop gericht nopens zijn ontslag als afgevaardigde te Parijs; ( 184 )
- zijn grote werk, getiteld: Kort verhaal, waarover verder meer. ( 185 )
Wormhout, parochiekerk: biechtstoel besteld door deken Blanckaert
Wormhout, parochiekerk: Nederlands opschrift op biechtstoel besteld door deken Blanckaert
Wormhout, pastorij gebouwd door deken Blanckaert thans nog bewoond door de juffrouwen Blanckaert
Wormhout, parochiekerk herdenking-schilderij voor deken Blanckaert
Deken Blanckaert nam actief deel aan het rederijkersleven van zijn tijd. In 1766 was hij aanwezig bij een toneelstuk en het programma vermeldt zijn naam. Dat zal wel niet de enige keer geweest zijn dat Blanckaert, die zo goed de pen kon hanteren, aanwezig was. ( 186 ) Als ander detail zij hier vermeld, dat hij de twist won met de Amman De Cock van de heerlijkheid Haeringhe, liggend gedeeltelijk op Wormhout. De Amman hield zondags, tegen de toenmalige kerkelijke wetten in, verkopingen van kleren en linnen uit sterfhuizen. Deken Blanckaert zond een verzoekschrift aan de heer de Caumartin, intendant van Vlaanderen en Artezië, en kreeg gelijk. ( 187 )
Er bestaat een geschilderd portret van deken Blanckaert, geschonken door de juffrouwen Blanckaert uit Wormhout, aan het museum van Juffrouw Devos wonend in de pastorie van de voorganger van Blanckaert, pastoor Vande Walle. ( 188 )
De inhoud samenvatten van zijn dagboek "Kort verhael ofte beschijvinge van de alderdroevigste omwentelinge van Vrankrijk en zonderlijk van het gonne aen mij P. C. Blanckaert, pastor van Wormhout en deken der Christeneyd in het besonder, ten tyde van deze is voorgevallen", samenvatten is praktisch onmogelijk. Dit diarium geeft jaar voor jaar zijn zwerftocht doorheen Europa weer. Alle steden en dorpen, waar hij rondzwierf, vermelden, behoort tot het onmogelijke.
Wij geven hier de korte samenvatting weer uit de uitgave "Ballingschap": Hier wijzen wij in 't kort naar zijn aantekeningen, de weg die hij gevolgd heeft in zijn ballingschap: Poperinghe, Yper, Elverdinghe, Zarren, Brugge, Gent, Moerbeke, Hulst, Liefkenshoek, Lillo, Stabroeck, Hoogstraeten, Wortel, Tilburg, Boxtel, Schenkel, Gemehrt, Boxmeer, Terhaag, Calcar, Rees, Werth, Bocholt, Coesveldt, Nottelen, Altenberghe, Munster, alwaar hij vele uitwijkelingen van Zeeuws-Vlaanderen zal ontmoet hebben, Werth, Rees, Emmerich, Keulemberg, Rotterdam, Sluys, Damme, Brugge, Heyst-aan-Zee, Brugge. Die lange en vermoeiende reistocht geschiedde in de Oostenrijkse Nederlanden, 't is te zeggen, het tegenwoordige België, Holland en Westphalië of Neer-Duitschland. ( 189 )
Er bestaan drie landkaarten over die zwerftocht: 1ste gedrukte kaart van 1885 uit het boek “Ballingschap", 2de de getekende kaart van Lemacker uit 1887 in het Museum Devos in Wormhout; 3de de gekleurde kaart van Capelle in het boek, Le Manuscrit. Eén enkele geeft Oostkerke (Damme) aan. En toch ... de heer René De Keyser zal in het volgend nummer van "Rond de Poldertorens" de gebeurtenissen omtrent het verblijf van pastoor Pieter Corneel Blanckaert te Oostkerke meer in het bijzonder behandelen.
Deken Blanckaert werd ziek in Brugge. Hij overleed er op 19 mei 1799 in het Sint-Janshospitaal.( 190 )
Om te besluiten wil ik een tekst vermelden, die het dankbare Wormhout in het koor van zijn parochiekerk aanbracht:
"Memento praepositorum vestrorum qui vobis locuti sunt verbi Dei. Ad Heb. Cap. 14 v.7 // R. D. ac M. Petri Cornelii Blanckaert, filii // Michaëlis et Mariae Catharina Hondermarck // nati in Zegerscappel anno 1724, facti sacer // dos in anno 1751. Past. hujus parochiae anno // 1761 . et decani Xni districti Bergensis anno // 1781. remansit in hac parochia ad annum 1791 // Gravescente vero persecutione. et é suà ecclesia // ejectus, petiit Belgicam. Brugisque in domino // obdormivit 19 a Mai . 1799 ...” "
De verdere tekst is, van beneden gezien, niet leesbaar.
Voetnoten
* Ere-Aalmoezenier E.H. Antoon Lowyck, medestichter van de Sint Guthago-kring, eindopsteller van "Ons Heem", is een uitnemend kenner van de Westhoek-der-Nederlanden-in-Frankrijk. De laatste jaren heeft hij een heel stuk van zijn vrije tijd (tussen talrijke bezigheden in) besteed aan een studie over de Blanckaert’s. Hij was zo vriendelijk de primeur van deze studie ter publicatie aan "Rond de Poldertorens" aan te bieden. Te meer dat een paar van de historische figuren uit deze familie, rechtstreeks met Oostkerke en Sluis te maken hebben.
- Over opstand 1328 zie P. De Smuttere, La Bataille du val de Cassel, Rijsel 1883; en vooal Pleinion Naibh (K.De Vleeshouwer), Zannekin en de Vrijheidsstrijd van het kustland van 1323 tot 1328, Tielt 1928. Voor de documenten zie vooral H. Pirenne, “Le soulèvement de la Flandre maritime 1323-1328”, “Documents inédits”. “Inventaire des biens confisqués sur les Flamands morts à la bataille de Cassel”; uitgave van “Comm. Royale d'Histoire”, Brussel 1900. L. Hendrickx, De Sociale samenstelling van het Vlaamse leger in den slag van Cassel 1328, in Nederlandsche Historiebladen 2, 1939, p. 88-90. Zie ook: Gedenkboek Nikolaas Zannekin 1328-1978, Handzame 1978.
- Lion de Flandre, 13 (1941) nr. 6 p. 304; en 14 (1942) p. 44. Bijvoegsel “Torrewachter” 14 -1942 – nr. 6, p. 206; Torrewachter nr.18 p. 290; nr. 20, p. 408; nr. 21, p. 144; nr. 23, p. 529.
- Justin Blanckaert, in “Vie du Nord”, 14 februari 1942.
- Justin Blanckaert, in “Lion de Flandre”, nr. 14 (1942), p. 290.
- Ter nagedachtenis, in “De Blauwvoet-Gulden Vlies, Zuid-Vlaanderen”, p. 1.
- L. Verbeke, Blanckaert Henri, “Encyclopedie. van de Vlaamse Beweging”, Tielt 1973, kol. 187.
- A. Demedts, Blanckaert Justin, landbouwer en Vlaams strijder, “Nationaal Bibliografisch Woordenboek”, Brussel 1970, dl. 6, kol. 30.
- A. Hans, “Fransch-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen”, Gent 1913, p. 5. Alle andere vermeldingen van "dertien" gaan rechtstreeks of onrechtstreeks op die tekst terug: bv B. Bijnens, Houtland Autoroute, in Frans-Vlaams Jaarboekje V (1972) p. 87.
- “De Torrewachter”, VI (1934) nr. 70, p. 1.
- W. Corsmit, De Frans-Vlaming Henri Blanckaert; en zijn correspondentie met het Volksbelang van Gent, in Jaarboek Zannekin 2 (1978-1979) p. 119.
- L. Millis; “Frans-Vlaanderen en de belangstelling van de 19de eeuwse Vlaamse intellectuelen, Franse Nederlanden Jaarboek 1972, p. 175-193 (vooral p. 185).
- A. Hans, a.w. p. 21.
- L. Millis,Blanckaert Henri Frans-Vlaams voorman, Nationaal Bibliografisch Woordenboek, Brussel 1977, dl. 7, kol. 72.
- Ph. L'Espinoy, Recherches des Antiquitez et Noblesse de Flandre, Dowaai 1631, blz. 539. H. Janssen, St.-Anna-ter-Muiden, Middelburg 1850, p. 239. .
- L'Espinoy, id; H. Janssen, id.
- Ch. Curtis, Jaerboecken der stadt Brugge, Brugge 1738, 1ste uitgave, blz. 340. Zie ook H. Janssen, id.
- Hier volgen de voornaamste bronnen over admiraal Blanckaert: Ch. Curtis, a.w.; “Mémoires pour servir à l'histoire de la France et de Bourgogne”, Paris 1729, dl. II, p. 92-165; H. Janssen, a.w. p. 248.: P. C. Bloys van Treslong-Prins, “Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Zeeland”, Utrecht 1919, p. 12; “Mededelingen der Academie der Marine van België”, boek I (1936-1937) p. 50; Tijdschrift: “Neptunus”, Oostende 1969, p. 98; E. A. Gerbosch, “Amiraux et Corsaires belges”, Brussel 1943, p. 72; J. B. Belogne, “Stenen Charters”, Amsterdam 1948, p. 44. Wij danken de heren Ghyssaert en Van Belle voor de laatst vermelde bronnenopgave. Zie ook J. Van Rompaey: “Het grafelijke baljuwschap in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode”, Brussel 1967, p. 618.
- M. Coornaert: De verdediging v d kust van Noord-Vlaanderen vanaf 1300, “Rond de Poldertorens” 11de j (1969), p. 90-91. Hij citeert Rekening stad Brugge 1403-12, f° 55 v°. Wij danken dhr. R. De Keyser voor deze mededeling. Zie ook M. Coornaert, “Knokke en het Zwin”, p. 216.
- Ch. Curtis, id. en H. Janssen, id.
- “Neptunus” 1969, p. 98; P. Degryse, “Onze nationale Zeemacht in “Het Leger en de Natie” 1952, p. 300.
- De Flou p.33
- Janssen p. 238-239.
- Blois van Tres p. 12.
- Belonje p. 45.
- Janssen p. 238
- Blois p. 12.
- Belonje p. 238. // 27 b. Wij hebben persoonlijk de grafzerk gelezen en gefotografeerd op 15/6/1981.
- Janssen, a.w., p. 240-241. En M. Coornaert, “Knokke en het Zwin”, Lannoo Tielt 1974, p. 215 en 224.
- Ph. L'Espinoy, a.w. p. 539; H. Janssen, a.w. p. 239; P. C. Blois van Treslong-Prins, a.w., p. 12.
- Zie vertaling in Justin Blanckaert, “La Vie du Nord”, Rijsel, 14 februari 1942; alsook in “Lion de Flandre”, 1942 nr. 18, p. 290, waar de tekst onnauwkeurig vertaald werd: “Un Blanckaert ne saurait vivre et mourir que libre”
- A. Hans, a.w., blz. 5 en na hem andere bronnen zeggen dat hij in Zegerskappelle geboren is.
- A. Wemaere, “Familie Blanckaert”, Drincham 1954, p. 9. Alsook bidprentje. W. Corsmit, “De Frans-Vlaming Henri Blanckaert en zijn correspondentie met de Volksgazet van Gent”, in Jaarboek 2, 1978-1989 Zannekin, p. 119, doet hem in Zegerskappelle geboren worden. Hij volgt daarin A. Hans, a.w. p. 5 en anderen
- A. Wemaere, a.w. p. 10.
- B. Bijnens, Houtland II Autoroute,in. Frans-Vlaamse Jaarboekje VII (1974 ), p 13
- Bijnens, De Hoeve, in Fr-Vlaamse Jaarb. IX, geeft het jaartal 1775; en R. De Beer, Bambecque,z.d. z.p. geeft 1777.
- W. Van Hille, “La cour féodale du perron de Bergues”, Gent z.d. p. 115-116.
- K. de Flou, Top. Woordenboek. III, kol.1074-1075, citeert "mem. Soc. Dunk”. 1853-55, p. 383. Zie ook De Beer, id.
- K. de Flou, id.
- Van Hille, a.w., p. 116.
- K. de Flou, id.
- E. Van Halteren, “Examen des toponymes et autres mentions d'origine flamande figurant sur les cartes au 1/20000 de l' Inst. Géogr. National, Bulletin du Comité Flamand de France XVII” 1964, p. 245.
- L. De Backer, “Recherches historiques sur la ville de Bergues”, Brugge 1849, p. 165. R. De Beer, “Histoire de Bambeque”, “Revue de l' Houtland” V 1981 p. 27.
- R. De Beer id bracht het oude gebrandschilderd raam met de engel aan. Die engel doelt op de naam Ingelshof.
- A. Wemaere, a.w. p. 9
- A. Bonvarlet, F. van Costenoble en R. Flahault, “Ballingschap van den Eerweerden Heer Petrus Cornelius Blanckaert 1791-1799”, Brugge 1885, p. 79. Verder geciteerd als "Ballingschap". De "Afstamming" is een bijlage, ongenummerd.
- A. Wemaere, id.
- A. Wemaere, a.w. p. 1.
- Over de "Vrije Rhetoricynen" zie BCFF II (1860 –‘61-‘62), p. 455.
- Noten in BCFF II, p. 242, 269, 276 en 361.
- BCFF, id., alsook voor V. Derode: “Un concours de rhétorique dans un village flamand de France”, zelfde jaargang, pz. 298.
- A. Hans, a.w. p. 19. E. Coornaert, “La Flandre française de langue flamande”, Parijs 1970 p. 324, beschuldigd hem van "irrédentisme".
- Over Hendrik I Blanckaert werden als voornaamste bronnen gebruikt: C. Looten: “Seance 20/6/1899, Bulletin Comité Flamand de France”, nouvelle série, dl I (1880-1893) p. 392; A. Hans, a.w.; A. Hans: “Onze Stamgenooten in Frankrijk, Gedenkboek van het Algemeen Nederlandsch Verbond”, Amsterdam 1923, p. 244-259. Hij wordt aangehaald in "Lion de Flandre" (Torrewachter) XIII (1941) p. 51; XIV (1942) p. 55, 95, 157, 206, 290, 303, 514, 517, 529; L. Persyn, “Bij onze stamgenooten in Zuid-Vlaanderen”, “Onze Volkse Plicht”, Zannekin: “Arbeidsgemeenschap voor Vlaanderen”, I (1943) nr. 2 p. 11; V. Celen: “Zo schijven de Frans-Vlamingen”, Brugge 1944, p. 217-218; het uittreksel "Kamaraadschap" uit dit boek, wordt door L. Verbeke, a.w. en L. Millis, a.w., geciteerd als werk van Hendrik I Blanckaert, dit uittreksel komt uit het zeldzame tijdschrift "De Jonge Zuid-Vlaming" (1943) nr. 9, en is van de hand van Hendrik II Blanckaert; als bewijs kon nog gelden zijn biografie beschreven in hetzelfde boek, p. 227; A. Wemaere, a.w. p. 9-10; L. Verbeke: “Vlaanderen in Frankrijk”, Antwerpen 1970, geciteerd als Vl. in Fr., p. 125; E. Coornaert: “La Flandre française de langue flamande”, Parijs 1970, p. 324-325; L. Verbeke, a.w.; B. Bijnens, a.w.; L. Millis, Frans-Vlaanderen en de Gentse liberalen van "Het Volksbelang" in de late negentiende eeuw, Hand. Maatsch. Gesch. en Oudheidk., Gent 1974, XXVIII p. 115-140; L. Millis, Paul Fredericq en Frans-Vlaanderen, Werkgroep Geschiedenis, Volkskunde, Heemkunde, Waregem 1975, p. 11; L. Millis, a.w., Nationaal Bibliografisch Woordenboek, 1977; L. Millis, Frans-Vlaanderen in de belangstelling van de 19de eeuwse Vlaamse intellectuelen, De Franse Nederlanden, Jaarboek 1977, p. 175-193. Zie verdere bronnenopgave aldaar in noot 1, p. 191; W. Corsmit, De Frans-Vlaming Henri Blanckaert en zijn correspondentie met het Volksbelang van Gent, Jaarboek Zannekin, Eindhoven 1978-‘79, p. 119-124
- A. Wemaere, a.w. p. 9
- A. Wemaere, a.w. p. 9-10.
- Over het probleem dertien of zeven Blanckaerts, zie boven, onderverdeling I, a, b en c.
- L. Millis, Bibliografisch Woordenboek, a.w. kolom 73. Het leven van D. Allaert verscheen in de IJzerbode, j. II (1981) nr. 4, p. 25-26. Zie aldaar over de betrekkingen tussen Blanckaert en Allaert.
- L. Millis, id. Jaarboek, a.w. p. 190 en 191 noot 34
- W. Corsmit, a.w. p. 120, alwaar verdere details. Zie oorspronkelijk A. Hans, a.w. p. 8
- A. Hans, a.w. p. 80; E. Coornaert, a.w. pz. 324.
- W. Corsmit, a.w. p. 124, noot 2.
- A. Hans, a.w., p. 9.
- A. Hans, a.w. p. 10-11; stamgenoten , a.w. p. 249 W.Corsmit, a.w. p. 120; E Coornaert, a.w. p. 324
- A. Hans, a. w. , p. 12
- A. Hans, a.w. p. 14.
- W. Corsmit, a.w. p. 122-123, overgenomen uit A. Hans, a.w., p. 15 en geciteerd bij Stamgenooten, a.w., p. 251.
- A. Hans, a.w., p. 19; W. Corsmit, a.w., p. 123.
- Voor de samenstelling van de bibliotheek, zie A. Hans, a.w., en W. Corsmit, a.w., p. 124, noot 3.
- A. Hans, a.w., p. 20.
- Zie handtekening onder de brieven in A. Hans, a.w., p. 8, 13 en 17.
- Over het familiedevies, zie noot 30.
- Zie noot 57 en A. Hans, a.w. p. 6
- A. Hans, a.w.; p.17.
- C. Looten, a.w., p. 393
- A. Hans , a.w., p. 5-6.
- Over Justin Blanckaert werden als voornaamste bronnen gebruikt: A. Hans a.w.; “Le Beffroi de Flandre”, passim; “Le Lion de Flandre”, passim; “De Torrewachter”, passim; A. Wemaere, a.w.; “La Vie du Nord, XIV” 1942, p. 290-291; L. Persyn, a.w.; V. Celen, a. w.; p. 96; L. Verbeke, A. Demedts, a.w.; Justin Blanckaert, “Le Bilinguisme en Flandre”, in Ons erfdeel, IX 1966 p. 125-128; M. Castre, “La Flandre au Lion, Duinkerke 1977, p. 25; J. M. Gantois: “Bezinning bij een verjaardag”, Langemark 2de uitgave; p. 7.
- V. Celen, a.w., p. 224; A. Wemaer, a.w., en op het grafmonument te Zegerskapelle.
- “Beffroi de Flandre” 1928, numéro spécial, p. 8, vermeldt zijn Monographie de Zegers-cappel.
- A. Vanhove, Essai de Statistique féodale de la Flandre Maritime, in ACFF XXXIX (1932), p. 263.
- K. de Flou, a.w. Dl. 12, kol. 497.
- A. Vanhove, a.w., p. 264.
- Gegevens nopens de bewoners, ons medegedeeld door de huidige bewoners.
- J. Blanckaert: “Le cinquieme congrès Flamand de France”, “Le Beffroi de Flandre” 1928, nr. spécial, p. 2-3.
- L. Verbeke, a.w. kol. 187; A. Demedts, a.w., kol. 39.
- LLDF, I (1929) nr. 5, p. 1 en 17; 1 (1929) nr. 8, p. 3-4.
- A. Demedts, a.w. kol. 38.
- LLDF, II -1930, nr. 8 ?, p. 1, 2 en 21.
- LLDF, 1930, nr.3 p. 3-8. J. Blanckaert, Bilinguisme scolair en Flandre Franç., Ons Erfdeel 1966, nr.4 p. 126-128.
- 5e Congrès Flam. de Fr., Beffroi de Flandre. 1928, nr. spéc. p. 8.
- LLDF 1930, nr. 9, blz. 3-8 en nr. 11, p. 7-10.
- A. Demedts, a.w. kol. 38. //
- LLDF 1930, nr. 11, p. 52.
- LLDF 1931, nr. 13, p. 59-60; en nr. 15, p. 46.
- A. Demedts, Figuren uit Frans-Vlaanderen: René Despicht, in. KFV Mededelingen II 1974 nr. 2, p. 22.
- LLDF 1932, nr. 20, blz. 70 //
- LLDF 1935, nr. 37, p. 1-3.
- LLDF 1931, nr. 15,16,17,18; en Torrewachter 1931, nr. 34, p 3-4 en nr. 35, p. 4.
- LLDF 1932, nr. 23, p.1 en nr. 24, p. 303-309; Torrewachter. 1932 nr. 47, p. 1.
- LLDF V (1933), nr. 29 -30, p. 149.
- LLDF,VI (1934), nr. 35,p. 1 ; V Celen, a.w. p.
- LLDF 1935, nr. 41, p. 181; V. Celen, a.w., p. 169.
- LLDF 1929. nr. 2, p. 31.
- Torrewachter 1929, nr. 6, p. 2
- Citaat van A. Demedts, a.w., kolom 38.
- LLDF 1942, p. 291; L. Verbeke, a.w., kol. 187.
- LLDF IV (1932), nr. 19, blz. 33.
- LLDF XIV (1942), p. 53; Torrewachter. XIV (1942), p. 205-206; V. Celen, a.w. p. 224; A. Wemaere, a.w. p. 11; L. Verbeke, a.w., p. 187 en A. Demedts, a.w., p. 38.
- LLDF 1942, p. 53.
- Torrewachter, 1942, p. 207-208.
- V. Celen, a.w., p. 207.
- LLDF 1942, p. 53; Torrewachter 1942, p 205.
- La Vie du Nord, 1942, febr.14; LLFD 1942, p. 290.
- Over Dr. P. Blanckaert werden als voornaamste bronnen gebruikt: A. Hans, a.w.; A. Wemaere, a.w., p 11; V.Celen, a.w.; L. Persyn, a.w.; De Blauwvoet, Het Gulden Vlies, Zuid-Vlaanderen nr. 14 Ter nagedachtenis Pieter Blanckaert; Dr. P. Blanckaert, De Vlaamse Voorman overleed 15 jaar geleden, Het Pennoen X (1959) vr. 6, p. 7; Vl. in Fr., a.w., p. 89; B. Bijnens, a.w., p. 88; L. Verbeke, a.w., kol. 187; M. Castre, a.w., p. 30; J. M. Gantois, Bezinning bij een verjaardag, Langemark 2de uitgave, p. 7. Als voornaamste bron van inlichtingen werden de drie tijdschriften Le Lion de Flandre, De Torrewachter en De Jonge Zuid-Vlamingen gebruikt.
- A. Wemaere,a.w., p. 11.
- A. Wemaere, a.w., p. 11; L. Verbeke, a.w., p. 187.
- A. Hans, a.w., p. 20.
- L. Verbeke, a.w., p. 187.
- De Blauwvoet, a.w., p. 1.
- Zie Bidprentje.
- LLDF, II (1930), p. 52.
- LLDF 1932, nr.23, p. 284. Hij besprak later het boek over molens van zijn vriend J. Dezitter "Nos derniers Moulins de Flandre, LLDF 1939, nr. 28, p. 47.
- LLDF, V (1933), nr. 28, p. 170.
- LLDF 1935, nr.41, p.183.
- LLDF 1936, nr.43, p. 25-27.
- LLDF. IX 1937, nr. 53, p. 167.
- LLDF 1937, nr. 54, p. 198.
- LLDF, X 1938, nr. 8-9, p. 262-267.
- LLDF 1938, nr. 8-9, p. 270.
- Het Vlaamsch Verbond, Le Groupe d' Etudes de Louis De Baecker, in LLDF X, nr. 8-9, p. 268-272; en Le Groupe Louis De Baecker, Le Visage thiois de Boulogne et du Boulonnais, LLDF X (1938), nr. 869, p. 273-284 en nr. 10-11, p. 301-310.
- P. Blanckaert, Les Ancêtres des Flamands, LLDF 1939, nr. 13 p. 28-32; nr. 14, p. 68-75; nr. 15, p. 115-119; nr. 16, p. 151-156; nr. 17, p. 185-192.
- P. Blanckaert, Decouverte d'un cimetière germanique en Boulonnais en 1938, LLDF 1941, nr. 10, p. 469-475.
- LLDF XIX (1942), nr. 16, p. 157.
- De invloed van K. de Flou's "Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de Graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het Graafschap Ponthieu" Brugge, 18 delen, was enorm. Zie LLDF, passim. Er was ook een invloed van H. Clarebout's "Origines de la population de la Flandre maritime", Rijsel 1936, 115 bladzijden + illustraties.
- Bidprentje: De Blauwvoet, a.w., p.1; L. Verbeke, a.w. p. 187. B. Bijnens, a.w., p. 88, zegt dat hij stierf in Ooie-aan-Zee.
- Als bronnen voor Hendrik II Blanckaert werden gebruikt: V. Celen, a.w., p. 217-18 en 227; A. Wemaere, a.w., p. 11; Vl. in Fr., a.w., p. 100; E. Dejonghe, Het Vlaamsch Verbond van Frankrijk, in Un mouvement séparatiste dans le Nord et le Pas de Calais sous l' occupation (1940-1944), p. 63-64 en 73; J. M. Gantois, Bezinning bij een verjaardag, Langemark, z.d., 2de uitgave, p. 38; En vooral de tijdschriften LLDF, Torrew. en De Jonge Zuid-Vlaming (=DJZV).
- A. Wemaere, a.w., p. 17.
- V. Celen, a.w., p. 227.
- Torrewachter XVI 1944, nr. 161-162, p. 9.
- LLDF, XV 1943, p. 209.
- Torrewachter 1944, nr. 161-162, p. 9.
- Dans ces conditions, ses emprunts à la terminologie nazie n' étaient que des formules vides sans puissance émotive, et la ZuidVlaamsch Jeugd, une pâle singerie des jeunesses hitlériennes. E. Dejonghe, a.w., p. 73
- DJZV, 1943, p. 9.
- Torrewachter XVI 1944, nr. 181-182, p. 8
- DJZV, I 1943, nr. 1, p. 5
- DJZV 1943, nr. 2, p. 1-3.
- DJZV 1943, nr. 3, p. 9
- DJZV 1943, nr. 5, p. 8-10.
- Torrewachter 1943, nr. 155, p. 1 en DJZV I 1943, nr. 6, p. 1.
- E. Dejonge, a.w. p. 63-64.
- DJZV 1943, nr. 5, p. 4
- DJZV 1943, nr. 9, p. 6.
- DJZV 1943, nr. 4, p. 1.
- LLDF XV 1943, p. 180.
- DJZV 1943, nr. 9, p. 3.
- V. Celen, a.w., p. 217-218 en 227.
- L. Verbeke, a.w., p. 187, alwaar hij onder het trefwoord . de Literatuur V. Celen verkeerdelijk citeert. Ook L. Milis, a.w., kol. 74, verwijst onder Literatuur naar die bron.
- Hij werd in 1946 veroordeeld tot twee jaar gevangenis (Brief van Nicolaas Bourgeois van 31/12/1946.
- Als bijzonderste bronnen over Alfons Blanckaert werden gebruikt: Le Beffroi de Flandre, juli 1926 en mei 1928; Vital Celen, a.w., p. 26-28 en 225-226; A. Wemaere, a.w., p. 10; J. Deleu, Dr. A. Blanckaert S.J. overleden, in Ons Erfdeel IV 1960, p. 50 en vooral een "lijst" uit Les Archives de la Province de France septentrionale de la Compagnie de Jesus.
- Lijst uit; Les Archives de la Province de France, waar alle benoemingsdata vermeld zijn.
- J. Deleu, a.w. in Ons Erfdeel IV 1960, p. 50.
- A. Blanckaert, Voor het Vlaamsche Volk in Nood, Le Beffroi de Flandre, 1926 juli.
- V. Celen, a.w., p. 26-28.
- E. Brésin, Historique du Mouvement Flamand de Flandre Francaise, Le Beffroi de Flandre, 1928 juli, p. 16.
- Als voornaamste bronnen over Petrus Blanckaert werden gebruikt: A. Bonvarlet, Communication, in DCFF, VI 1875, p. 183. A. Bonvarlet, Notice sur Mr. l 'abbé P. C. Blanckaert, Rijsel 1882, 21 blz;, overdruk uit DCFF, XIV 1877-1883, p. 267-284, geciteerd als "Notice". A. Bonvarlet, Note supplémentaire sur l'abbé P. C. Blanckaert, Rijsel 1883, 7 p., overdruk uit DCFF, XIV 1877-1883, p. 461-467, geciteerd als "Note".' A. Bonvarlet, F. van Costenoble en R. Flahault, Ballingschap van den Eerweerden Heer Petrus Cornelius Blanckaert 1791-1799, Brugge 1885,79 blz., geciteerd als "Ballingschap". L. Harrau et Ed. Blomme, Le manuscrit de M. P.C. Blanckaert, Duinkerke 1902, 69 blz., overdruk uit Bulletin Union Faulconnier, V 1902, p. 191-261, geciteerd als "Manuscrit". A. Wemaere, a.w., p. 25. En tenslotte V. Arickx, Gevluchte Franse priesters in West-Vlaanderen en vooral in de KasseIrij Kortrijk 1792-1794, in De Leiegouw, IX 1967, nr. 1, p. 73-74.
- Notice, p 3; Ballingschap, p. 3, alwaar zijn doopakte wordt overgeschreven; Manuscrit, p. 1; A. Wemaere, a.w., p. 25; V. Arickx, a.w. p. 74 nota 39
- Ballingschap, p. 4; G. P. Witsoet, Algemeen Bewijsboek, Ieper 1979, p. 18 zegt: "den eerste publica van het collegie van den H. Vedastus tot Doway anno 1744".
- Notice, p. 4; Ballingschap, p. 4; A. Wemaere, a.w. p. 25. V. Arickx, a.w., p. 74 nota 39.
- F. Van Costenoble, Clergé de la Flandre Maritime en 1791, Rijsel 1885, p. 11, overdruk uit ACFF 1883-1886. Notice, p. 4; Ballingschap, p. 5. A. Wemaere, a.w., p. 25. V. Arickx, a.w., p. 74 nota 39.
- Notice, p. 10. Ballingschap, p. 10. A. Wemaere, a.w. p. 25. V. Arickx, a. w. p. 74 nota 39.
- Notice, p. 5-8; Ballingschap, p. 5-8.
- Note, p. 7.
- Notice, p. 8 en 20-21, overgenomen uit schrift. "Aantekeningen", bewaard in archieven, gemeente Wormhout. Zie ook Ballingschap, p. 8.
- Notice, p. 8. Ballingschap, p. 8.
- Notice, p. 8. Ballingschap, p. 8.
- Notice, p. 11; Note, p. 4; Ballingschap, p. 10-11 en 73-74.
- Notice, p. 11; Note p. 1; Ballingschap, p. 11 nota 1.
- Notice, p. 11; G. Lepreux, Nos représentents pendant la Révolution, 1898, p. 238; Ballingschap, p. 11; T. Leuridan, Le clergé de la Flandre Wallonne pendant Ie Révolution française, 1889, p. 23 (wij konden dit werk niet inzien). L. Lemire, L'abbé Dehaene et la Flandre, Rijsel 1891, p. 14 en 204. Manuscrit, p. 1; A. de Saint Léger en Ph. Sagnac, Les Cahiers de la Flandre maritime en 1783, Duinkerke 1906,dl I, p. XLIV en dl 11, 1e parie, p. 484-538. C. Richard, Election des évèques d'Ypres et de Tournai aux Etats-Généraux de 1789, in Annales de l' Est et du Nord, IV 1908, p. 161-174; C. Looten, Lettres de François Joseph Bouchette 1735-1810 in ACFF, XXIX 1908-1909, p. 154 en 157. F. Ficheroulle, Les Elections des Députés aux Etats Généraux de 1789 à Bailleul, in Beffroi de Flandre, nr. 24 juin 1921, p. 19. E. Vansteenberghe, Les Réunions du Tiers-Etat à l' Assemblée bailliagère de Bailleul, in BCFF, VII 1923, p. 144. L. Detrez, La Flandre religieuse sous la Révolution 1789-1801, Rijsel, Parijs en Brugge, 1928, dl. 1 1789-1794, p. 153 en 157. J. Peter en Ch. Moulet, Histoire religieuse du Département du Nord pendant la Révolution 1789-1801, Rijsel 1930, dl. I, p. 52-53. R. Warlemont, L'élection des évêques de Tournai et d' Ypres à l'assemblée nationale et la genèse du mandat représentatif de droit public, in Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, LVIII 1950, p. 413-439. A. Wemaere, a.w., p. 25. V. Arickx, a.w., p. 74-75. B. Bijnens, Repressie in Frans-Vlaams Jaarboekje, I 1968, p. 57. L. Preneel, Karel-Alexander van Arberg , in Standen en Landen, nr. 44 1968, p. 118. L. Verbeke, Vlaanderen in Frankrijk, Antwerpen 1970, p. 58. G. P. Witsoet, Algemeyne Bewijsboek, Ieper 1979, p. 18.
- Wormhout, dekanaal archief, document Blanckaert, waarop een noot van een andere hand staat, vermeldend: “Extrait du Cahier des demandes et doléances du Clergé de la Flandre Maritime".
- Zo staat het in de brief, vermeld in noot 177, alsook in Notice, p. 11; Ballingschap, p. 11.
- C. Richard, a.w., p. 161-174. C. Looten, a.w., p. 154. L. Detrez, a.w., p 157; hij citeert A. de Saint Léger, La Flandre maritime sous la domination française, p. 406 en vlg., alsook Les cahiers de 1780, dl. I, p. XLIV. L. Preneel, a.w. p. 118.
- Ballingschap, p. 20. C. Richard, a.w., blz. 162. C. Looten, a.w., p. 154. L. Detrez, a.w. p. 153. J. Peter, a.w. p. 53. L. Preneel, a.w., p. 118. G. Witsbet, a.w. p. 18.
- Ballingschap, p. 4, noot 1.
- Notice, p. 15-19. Ballingschap, p. 69-71.
- Notice, p. 20. Ballingschap, p. 5.
- Onze beste dank gaat naar de huidige deken van Wormhout, die ons een fotokopie van die brief bezorgde.
- Ballingschap, p.17-68. Le manuscrit, p. 3-69.
- Notice, p.6; Ballingschap. p.9, beide vermelden programma als bewaard in archief Comité Flamand, onder serie J, nr. 197.
- Notice, p. 9; Ballingschap p. 9: beide vermelden een "Plakkaart", gedrukt in Duinkerke bij Nicolaus Weins, in folio.
- Het portret is afgebeeld in Notice en in Ballingschap.
- Notice, p. 12. Ballingschap, p. 15.
- Notice, p. 12-13. Ballingschap, p. 15. Le Manuscrit, p. 1 en schilderij in de kerk.