Drie fragmenten laatmiddeleeuwse tuinpotten in baksteengoed

 E. Cools V.O.B.O.W. (1)

In 1962 vond dhr M. Coornaert enkele eigenaardige scherven aardewerk te Heist op perceel A 333, gelegen naast het Leopoldkanaal tegen de grens met Ramskapelle. Dit terrein, een voormalige weide, werd toen door een steenbakkerij als klei groeve ontgonnen. Volgens dhr. Coornaert was het perceel in de vorige eeuw uitgeveend geworden en hadden de turfstekers in de kleideklaag o.a. de grondvesten van een gebouw gevonden, deze uitgebroken en in de uitgeveende zone weggegooid. Enkele resten werden daar in 1962 bij het kleidelven opnieuw gevonden.

In het voorjaar van 1976 kregen wij de vondsten voor onderzoek in bruikleen: een fragment van een mortier in natuursteen en vijf zware, grof afgewerkte stukken aardewerk. Beide soorten archeologica hadden wij al voordien in middeleeuwse context aangetroffen op het strand van Raversijde. Het mortierfragment, gekapt uit kalksteen en verder afgewerkt op een soort primitieve draaibank, is waarschijnlijk afkomstig uit de streek van Boulogne. Een laboratoriumonderzoek zou hierover meer gegevens kunnen opleveren, doch de kostprijs ervan is in dit geval niet verantwoord.

Het aardewerk stelde ons aanvankelijk voor een probleem. Een fragment, uit slechtgezuiverde rood-bakkende klei vervaardigd, is misschien afkomstig van een baksteen, maar verder is er niets zinnigs over te vertellen. Van de vier overige scherven zijn er twee die aan elkaar passen, zodat we tenslotte over drie fragmenten beschikken, die behoren tot een nog weinig bestudeerde ceramiekgroep uit de late middeleeuwen: het baksteengoed. De studie van oude en recente vondsten in onze kuststreek en in Nederland, hebben ons intussen al iets wijzer gemaakt; doch de bespreking ervan zou ons hier te ver leiden. In afwachting van een meer uitgebreide publikatie terzake, kunnen we wel mededelen dat de drie Heistse fragmenten afkomstig zijn van Laat-Middeleeuwse tuinpotten van regionaal fabrikaat.

De determinatie danken wij aan dhr. en mevr. P. en I. Peremans-Jacobs, die bij de voorbereiding van hun licentiaatsthesis dergelijke potten herkenden op schilderijen. Het gaat hier om dikwandige, langwerpige bakken met stompvormige handvatten, op de rand versierd met vinger op indrukken.  Deze potten dienden om kruiden, bloemen en kleine boompjes in te kweken.   (1) Vergelijkbaar materiaal kennen we van Raversijde, Vlissegem, Leffinge en Oostduikerke. De globale en voorlopige datering van deze stukken, loopt van de 13de  tot het begin van de 15de  eeuw.

De naam baksteengoed slaat niet alleen op het uitzicht van het aardewerk: meer dan waarschijnlijk gaat het om nevenprodukten van middeleeuwse steenbakkerijen.

Het zou ons daarom niet verwonderen als uit een historisch onderzoek zou blijken dat op de vindplaats of in de directe omgeving een steenoven gestaan heeft.

Wij besluiten met een woord van dank aan dhr. Coornaert, niet alleen voor de vondstmelding, maar ook voor het geduld dat hij betoonde bij ons onderzoek.

Wij moeten daarbij dhr. M. Coornaert bedanken omdat hij deze scherven heeft geschonken aan Museum Sincfala, waar ze weldra worden tentoongesteld.

Voetnoten

  1. Vereniging voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in West-Vlaanderen.

    Benaderende afmetingen:  
    Grote tuinpotten: l.70 cm,   b. 0(?) cm,   h. 30 cm,   wandd. 5 cm.
    Kleine tuinpotten: l.30 cm,    b. 10 cm,       h. 7 cm,      wandd. 1,5 cm.

    De grote modellen zijn halverwege de lengte voorzien van een tussenschot.
    De kleur varieert van rood over vuilgeel naar grauwgrijs.

Drie fragmenten laat-Middeleeuwse Tuinpotten in Baksteengoed

E. Cools

Rond de poldertorens
1982
04
151-152
Mado Pauwels - Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26