Aantekeningen rond een houten Afleidingsbuis anno 1756
Albert De Keyser
Kort geleden kregen we een aantal 18de en 19de eeuwse documenten van de gecombineerde Robbemoreel-, Gouverneurs- en Crayens- polders ter inzage. Daarbij ook het verzoek na te gaan of er wat insteekt voor ons tijdschrift. Er steekt inderdaad wat in, maar het zal nog menig uurtje vragen om het er uit te halen. Een stuk echter was op zichzelf merkwaardig genoeg om er te worden uitgepikt en het afzonderlijk te behandelen en te publiceren.
Laten we vooraf onze polders wat situeren: ze liggen noordwest van Sluis, de landsgrens loopt doorheen de Robbemoreel- en de Crayens- polder. Dit houdt meteen in dat ze een internationaal waterschap vormen met een gezamenlijke oppervlakte van 155 ha.
Het uitgepikte document handelt over de aanbesteding en de uitvoeringsvoorschriften tot het maken en leggen van een houten afwateringsbuis. In bijlage volgt de integrale oorspronkelijke tekst en een door ons gemaakte tekening, die hopelijk toelaat zich een voorstelling te maken van een dergelijk werkstuk. Onze tekening is uiteraard amateurswerk; we vragen daarom wat welwillendheid bij het beoordelen ervan.
Ziehier dan wat toelichtingen. Hierbij volgen we meestal het chronologisch verloop van het bestek. De maten zijn uitgedrukt in voeten en duimen; vermoedelijk is hier de Brugse maat gevolgd. Daarvan is de voet 27.44 cm lang; er gaan 11 duimen in de voet, dit geeft dus een duimlengte van 2.49 cm.
De eigenlijke buis is gevat in vierkante ramen waarvan de binnenzijde 2 voet of 55 cm meet. De ramen worden hier "cassijnen" of "gereelen" genoemd. We kennen in onze dagelijkse omgangstaal het vensterkozijn, dat we in A.B.N. het kozijn noemen. In verouderde Franse woordenboeken staat cassin = raam. Niet iedereen weet dat "dag" ook de binnenkant van een kozijn of raam betekent, maar bouwvakkers en timmerlui gebruiken het nog altijd.
Aan de kant van de polder had het raamwerk afwijkende maten. Het was een verlaat d.w.z. met in het raam een schof (schuif, schot) om op- of neergelaten te worden, naargelang de noodzaak het water in de polder te houden of af te laten. Het schof kon bij middel van een ijzeren band voorzien van gaten, worden vastgezet. Aan het andere uiteinde van de buis was het wat eenvoudiger. Daar diende een val (klep), langs boven scharnierend op een as, te worden ingehangen. Deze opende of sloot dus automatisch naar gelang het waterpeil verschilde in de binnen- of buitengracht.
De ramen moesten in eik zijn, maar de planken van grenenhout. Dit laatste is afkomstig van de grove den, is zeer harsrijk en dus goed weersbestendig aan ongunstige omstandigheden. Iedere zijde van de buis diende gedicht (geloken) te worden met twee planken (deelen) van 5 cm dikte, die ongeveer 1.5 cm in elkaar moesten geploegd zijn, d.i. vergaard met messing en groef. Was zulks, zoals nu meest gebruikelijk, volgens A op onze tekening, of volgens B wat nog voorkomt bij waterwerken? Wij weten het niet.
De vloer van de buis moet binnen de ramen liggen; de bovenplanken aan de buitenkant op het raamwerk. Het is onduidelijk of de zijkanten binnen of buiten dienden te liggen; vermoedelijk aan de binnenzijden. Dit om reden van betere doorstroming, minder kans om slib en plantenresten vast te houden en voor een gemakkelijker eventuele reiniging.
Het formaat van de te gebruiken spijkers was bepaald met een getal 40 en een onleesbare afkorting, vermoedelijk van libra (pond). Om hieromtrent wat wijzer te worden hebben we geschikt lijkende spijkers gewogen; 40 spijkers formaat 105x4,5 mm wegen ongeveer 500 gr of een pond.
Houte buijse tot suatie
Waar zou nu de buis worden gelegd? Het bestek schrijft voor: door de buiten contrescarp van het werk van de Nachtegaal, dicht bij de oude buis. Het "werk van de Nachtegaal" is de Zwaluwstaart noordwest van, en zijnde een vooruitgeschoven verdedigingswerk, bij het Fort Sint-Donaas.
De grachten van de zwaluwstaart zijn op de huidige topografische kaart duidelijk te zien; en ook de buurtschap "De Nachtegaal" is welbekend. Ook de precieze ligging van de oude buis is geen probleem. Twee plannen uit het archief van de Raad van State, 26/9/1752 bewaard op het Alg. Rijksarchief te ' s Gravenhage, vermelden en tonen de plaats van de "houte buis tot uitwateringe van de landen van St.-Anne".
In "Rond de Poldertorens 8 jg. nr. 3 P 94 en 16 jg. nr. 3 P 148 werd een plan van het St.-Donaasfort gepubliceerd. Daar, waar op deze kaart de letter T staat, lag de oude buis, d.i. ongeveer 325 m ten zuiden van de Greveningedijk en ongeveer op dezelfde hoogte als waar de zwaluwstaart breder wordt.
De lezer lette ook op:
- De korte tijdspanne tussen de dag van de aanbesteding en het beëindigen van het werk;
- De zware boete, nl. 1/66 van de aannemingsprijs voor iedere dag die de vastgestelde periode overschreed;
- De wijze waarop de aanbesteders zich voor ieder risico veilig stelden. Papier, inkt en het loon van de griffier lijken ook nogal prijzig te zijn geweest. Tenslotte kunnen we even glimlachen bij het breed gebaar van de welstellende grondeigenaars tegenover "de Armen van St.-Anna" d.i. de dis, maar dat hen evenwel niets kostte. De vermoedelijk ook maar schamele aannemer zal er wel voor gezorgd hebben dat de behoeftigen door dit werk er niet beter op geworden zijn.
Bijage
P. Verlinden (?) Reliëfzegel: Clein Segel 1737, Nederl. Leeuw M: D: Jonge - 12 Stuivers.
“Bestek of conditieën ingevolge van welke die van de directie van den Robbemoreel, Gouverneurs en andere gecombineerde polders, ingevolge de resolutie genomen op het doen der laetste gedaene rekeninge van gemelde polders gedaen den 19 Mey 1756 sullen aanbesteeden het maeken en leggen van een houte buijse tot suatie van gemelde polders en is als volgt”;
“De maete tot dit werk sal moeten weesen elf duim in de voet. Eerstelijk sal dese buijse moeten lank weesen dertig voeten, twee voeten hoog en twee voeten breet dus twee voeten vier kant off dag binnen de gereelen, aen de binne kant met een schoff en van buijten met een zee valle daer in aen een ijser asje”.
“De planken tot dit werk sullen moeten weesen van goet greijnen hout dick twee duijm de welke wel in elkanderen moeten geploegt werden een halven duijm diep op ses cassijnen off gereelen die verdeelt moeten werden na den eijsch vant' werk en geloken met aen ijder kant twee deelen”.
“De cassijnen off gereelen moeten weesen goet eijken hout ribben van vier en vier duijm, sullende den vloer van de buijse moeten gewerkt werden van binnen het cassijn en aen de sijden, van booven van buijten het cassijn, en dus de planken verbonden na den eijsch vant’ werke”.
“Het cassijn daer het schoff in moet koomen moet weesen van goet eijken hout swaer vier en ses duijm en het schoff moet weesen van eijken duijms houts verdubbelt met een ijser tong daer aen breet drij duijm met gaeten daer in, bout en slot”.
“Het gemelde cassijn sal hoog moeten weesen vijf voeten en weijt na advenante van de buijse de welke wel digt in gemelde cassijn van binnen moet ingewerkt worden na vereijsch van't werk, de spijkers tot dit werk moeten weesen 40 “??
“Den aenneemer sal tot het leggen van deese buijse moeten delven door de buijten conterscharp van het werk den agtergael, ter plaetse die hun sal werden aengeweesen, digt bij de houde buijse, diep tot gelijk den gront van de veste daer het water in sueeren moet en alsoo dese buijse leggen een weinig schietende na den buijten kant opdat het water wel sueeren soude”.
“Alsmede aen weer eijnde van de buijse den gront soo daanig opdelven van binnen tot den watergank en van buijten tot aen de veste, ter wijte van ses voeten in de gront opgaende doceeren voet op voet”.
“Den aennemer sal in het aenvullen off decken gehouden weesen te doen in het eerste met goede rulaerde en die wel moeten aenstampen tot dat de buijse geheel en wel gedeckt is, en voorts het geheele werk wel aen te vullen ter hoogte en beloop van de glassie en ten contentemente van de besteeders”.
“Den aennemer sal het aenvullen soo moeten reguleeren dat aen wedereijnden het soo geschiede met een behoorlijk tallu en het selve tallu bedekken met groene gerssooden na den eijsch van ’ t werk.
Den aennemer moet verdagt weesen dat dit werk sal moeten gedaen off opgemaekt weesen binnen den tijt van vier weeken, en als dan in staet weesen dat hetselve voor goet kan werden opgenoomen, op peene van verbeuren een gulden daegs dat sij langer werken, ten proffijte van den armen van St.-Anna ter Muijden”.
“Wanneer het werk voor goet sal wesen opgenomen sal aen den aenneemer werden verleent ordonnantie van betaelinge op den penningmeester van dese polder Maerten Van De Kerckhove”.
“Den aennemer moet betalen voor het maken en schrijven van dit besteck met het maken van een copie de somme van drij gulden”.
“Den aenneemer sal moeten stellen een off meer borgen ten contentement van de besteders de welke sullen weesen verbonden en aenspreekelijk een voor al in Solidum”.
“Die dit werk aenneemt en aen dese condition niet kunnende voldoen sal hetselve andermael werden opgehangen, minder besteet werdende sal daer van niet proffijteeren en meerder besteet werdende sal de schaede op sijn persoon werden verhaelt”.
“Wie dit werk laagst inschrijfft sal winnen drij gulden”.
“Op de voorgestelde conditie is dit werk aengenomen bij Hendrick Van Bijnen voor de somme van elf ponden Vls (=Vlaams) off sesentsestig guldens en hebben hem tot borge gestelt Jacobus Van Antwerpen en Adriaen Cornelissen”.
“Aldus gedaen op dato als boven”.
(is getekend:)
Hendrik Van Bijnen Jacobus van Antwerpe.