Verslag
1. De West-Vlaamse Archeologen dag te Kortrijk
Maurits Coornaert
Op zaterdagvoormiddag 27 maart 1982 vergaderde de V.O.B.O.W. d.i. de Vereniging voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in West-Vlaanderen, in de KUL, Campus Kortrijk. Daar waren ca. 60 belangstellenden opgekomen. Dit publiek bestond uit: onderwijsmensen uit bet hoger- en middelbaar onderwijs; studenten en afgestudeerden uit de afdeling archeologie; een aantal liefhebbers, die zich in de oudheidkunde bekwaamd hebben, of zich op die discipline wensen toe te leggen.
Prof. Andre Van Doorselaer leidde de vergadering. Spreker verklaarde vooreerst dat de West-Vlaamse Archeologendag opgezet was, om kontakten te leggen tussen de personen, die aan verscheidene opgravingen in de provincie meegewerkt hebben. Daarbij kwam de bedoeling om te luisteren en te kijken naar het rapport van de gepresteerde activiteiten, en de bereikte resultaten onder elkaar te bespreken. Ook konden de nieuwelingen de werking van V.O.B.O.W. leren kennen, en zich bij de vereniging aansluiten. Na die inleiding brachten zes leden een verslag over bun prestaties. Ze toonden degelijke dia’s en gaven nuttig commentaar.
Marc Soenen heeft, samen met enkele vrienden, de opgravingen op de Kemmelberg weer aangepakt en verder gezet. Daar ligt een bergvesting uit de Keltische periode. De zoekers gingen ook dieper in op de vondsten uit de steentijd. Het is nu duidelijk geworden dat, op de bedoelde vindplaats, de bewoning tot de midden-paleolithische tijd teruggaat.
Wij kennen Hugo Thoen reeds als de archeoloog, die de Gallo-Romeinse zoutwinningen te Leffinge, Raversiide en Zeebrugge onderzocht of bestudeerd heeft. De resultaten van. dit en ander opzoekingswerk in de Vlaamse kuststreek publiceerde spreker in zijn studie: "De Belgische kustvlakte in de Romeinse tijd". Verleden jaar werkte H. Thoen in de Panne. Daar onderzocht hij op een strook grond, die niet door de Duinkerke II overstroomd werd, een bewoningslaag uit ca. 700 v.C., waar hij materiaal van een zoutwinning ontdekte. Spreker werkt thans samen met Suzanne DE Cock uit Oostende, te Bredene waar een Romeinse nederzetting opgegraven wordt.
Marc Rogghe heeft te Kerkhove, op een heuvelrug langs de , Schelde, een Romeinse bewoning onderzocht. Daar vond hij een horreum, d.i. een officiële graanopslagplaats, die door een klein garnizoen bewaakt werd. Naast en op die Romeinse nederzetting ligt een Merovingische woonplaats uit de 6de eeuw. Dirk Janssens heeft gewerkt aan de St.-Maartenskerk te Kortrijk, en te Heestert in een Romeinse villa. Die woning stond op de reeds vermelde Scheldeoever.
Frans Verhaeghe legt zich vooral toe op het type van middeleeuwse woonsite, die bestaat uit een hoeve omringd door walgrachten. In Lampernisse en de omgeving heeft hij tientallen woonplaatsen van die aard onderzocht. Het omwald perceel omvat meestal 10 tot 20 aren. De grachten zijn 10 tot 15 m breed. Rond 15% van de bedoelde woonplaatsen liggen zelfs twee grachten. De omwalde perceeltjes vertonen velerlei vormen. Anderzijds begon spreker in 1980 te Vlissegem een oude bewoning te onderzoeken. Die steekt onder een lichte verhevenheid in een weide.
Tenslotte gaf Mariette Jacobs een interessant overzicht van de vondsten langs de Potteriereië te Brugge. Daar werkte in de late Middeleeuwen een pottenbakkerij. Spreekster heeft, samen met een paar vrienden, de stortlagen opgegraven. De ontelbare potscherven werden verzameld, gereinigd en, voor zover het reeds mogelijk was, gecatalogeerd. De 50.000 tot 60.000 stukken dateren uit de periode omstreeks 1400. Daarvan is 80 % rood aardewerk met een loodglazuur, 15 % grijs aardewerk, en 5 hoog versierd pottenbakkerswerk. Spreekster wees erop dat de producten van de bewuste pottenbakkerij, niet alleen in de stad Brugge, maar ook op de hoeven van onze Polderstreek gebruikt werden.
Prof. Van Doorselaer besloot de vergadering.
Hij dankte de zes sprekers om hun verdienstelijk werk en hun interessante voordracht. Hij verklaarde dat de ondergrond van West-Vlaanderen een rijkdom aan archeologisch materiaal bevat. De meeste vondsten gebeuren echter bij toeval, of moeten door middel van een noodopgraving veilig gesteld worden. V.O.B.W. rekent dus op de aandacht en de hulp van de lokale liefhebbers. Dezen weten immers waar in hun eigen streek graaf- en bouwwerken gebeuren, en zij kunnen dadelijk contact opnemen met de leden van de Vereniging.
Daarop werd aan de aanwezigen een lijst van contactadressen uitgedeeld. De leden van St.-Guthago kunnen zich tot de volgende, dichtst bijwonende personen wenden: Jozef Penninck, Lege Weg 133, 8200 St.-Andries, 050/314576; Etienne Cools, Duinenstraat 155, 8400 Oostende, 059/3000901; Piet Monballyu, Oost-Proosse 11, 8000 Brugge, 050/331337. Men kan zich als lid aanmelden bij de voorzitter van V.O.B.O.W.: Werner Vens, Prinsdomlaan 16, 8700 Izegem, 051/304111.
Aansluitend bij ons verslag over de vergadering van V.O.B.O.W. wijzen we op enkele archeologische activiteiten, die in de laatste jaren in de omgeving van Brugge verricht werden, of nu aan de gang zijn. Met de hulp van een paar leden uit onze Kring, en onder leiding van Dr. Luc Devliegher, hebben we in 1974 een oven van de Brugse Tegelrie te Ramskapelle onderzocht. Het verslag van die opgraving staat in onze studie "Westkapelle en Ramskapelle", p. 345-347. Maar het grootste deel van de genoemde steenbakkerij zit nog onder het gras. Hier wacht een interessante opdracht voor jonge archeologen. Ze staan voor een enige gelegenheid om een steenoven uit de 14de eeuw op te graven en te bestuderen.
Voor dat het noordelijk deel van de gemeente Dudzele helemaal onder het slib, of in de nieuwe waterwegen zou terechtkomen, heeft J. De Meulemeester in 1979 de mote van Kathem onderzocht.
Die terp bevindt zich 3 km ten noorden van de kerk van Dudzele, langs de Heistse Heerweg die van Dudzele naar Heist liep. Voor de indijking bestond de genoemde weg reeds als een schapenwegel; die de woonterp Dudzele met de Rugge (=Koudekerke) verbond. Onder de mote vond J. De Meulemeester een Romeinse laag.
De resultaten van zijn opgravingswerk werden gepubliceerd in Archeologica Belgica, nr. 232, Varia I (1980).
Nele Vandermoere uit Oedelem behaalde in 1981 de licentie kunstgeschiedenis en archeologie. Haar proefschrift behandelt hoofdzakelijk de Tichelhoogte ten oosten van Oedelem. In die kleiheuvel zitten de resten van de ovens, waar gedurende de Middeleeuwen de bekende Oedelemse daktegels gebakken werden. Haar bevindingen sluiten aan bij de gegevens, die we in "Westkapelle en Ramskapelle" gepubliceerd hebben (p. 296; 323-330). Hopelijk kunnen we bij een volgende gelegenheid de studie van N. Vandermoere bespreken ten behoeve van onze lezers.
Bieke Hillewaert uit Oostkamp bereidt thans een proefschrift voor, waarmee ze de licentie kunstgeschiedenis en archeologie hoopt te halen. Haar opdracht slaat op het grondgebied van onze Kring. Vooral in de streek van Oostkerke verzamelt zij op de akkers archeologische resten, die door de ploeg naar boven gehaald worden, en die meestal uit de middeleeuwse tijd dateren. Wij twijfelen er niet aan, dat Bieke Hillewaert in de Zwinstreek interessante voorwerpen zal vinden, en dat zij de voornaamste vondsten aan onze lezers zal bekendmaken.
Daar is nog een andere jonge archeologe, Ann Seys, die hoopt op een licentie kunstgeschiedenis en oudheidkunde. Ook zij komt werken in de streek van de Sint-Guthagokring. Ann Seys koos namelijk het grondgebied van het oude Damme, waar zij al heel wat interessante archeologische vondsten deed.
Vanzelfsprekend hebben nog andere personen op andere plaatsen in het Brugse de archeologie beoefend, en niet het minst binnen de stad Brugge. Het behoort echter niet bij de opzet van deze korte bijdrage, om ook die opgravingen te bespreken. Trouwens de resultaten van die opzoekingen werden reeds gepubliceerd, of zullen eerlang bekendgemaakt worden.