De Molens in de Heerlijkheid Dudzele

Lic. Maurits Coornaert

Ongeveer 600 m ten westen van de kerk van Dudzele staat een grote hoeve, die nu door Van Kerschaever uitgebaat wordt. Aan de westzijde van die hofstede ligt een weide van ca. 1 ha. Dit perceel vertoont een min of meer circulaire vorm, en wordt omgeven door een 6 tot 8 m brede gracht. Die waterloop is de vroegere walgracht van het verdwenen Kasteel van Dudzele. Dit kasteel vormde het centrum van het belangrijkste leenhof in de parochie Dudzele. Daar woonde de Heer van Dudzele.

In het midden van de 14de eeuw behoorde het bedoelde leengoed aan Boudewijn van Dudzele. Deze werd ca. 1370 opgevolgd door Rogier van Gistel, die gehuwd was met Margareta, dochter van Boudewijn van Dudzele. Na Rogier volgde zijn zoon Jan I, en zijn kleinzoon Jakob I van Gistel. De zoon van deze laatste, nl. Jacob II, werd ca. 1460 Heer van Dudzele. Een twintigtal jaren later haalde hij zich de vijandigheid van de Leden van Vlaanderen op de hals. Het resultaat van dit konflikt was: dat de Vier Leden het kasteel van Jacob van Gistel te Dudzele in 1483 deden afbreken.

Jacob II beschikte echter verder over het Huis van Dudzele, in de Moerstraat te Brugge. Toen de oorlog tussen het Brugse Vrije en de stad Brugge enerzijds, en aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk anderzijds, in 1487 opnieuw uitbrak, kozen Jakob van Gistel, Pieter Lanchals en Joos van Varsenare de zijde van Maxi­miliaan. 0m die reden hebben de Bruggelingen de genoemde personen en andere aanhangers van de Aartshertog aangehouden, en in het voorjaar van 1488 op de Markt van Brugge terechtgesteld. Ja­kob II van Gistel werd begraven in een graftombe, die men vóór het hoogaltaar van Dudzele opgericht had.

Katarina van Stavele, de weduwe van Jakob van Gistel, liet het Kasteel van Dudzele niet meer herstellen. Het gebouw werd in de volgende jaren volledig afgebroken. Men verkocht de materialen aan verscheidene personen, die ze naar alle kanten wegvoerden. De Watering Reigaarsvliet haalde tientallen wagens steengruis uit het Kasteel, en vulde daarmee de diepe slagen in de heerwegen.

Op die manier werd het Kasteel van Dudzele helemaal van de kaart geveegd. Gras en onkruid overwoekerden het terrein. Alleen een grondige opgraving kan de grondvesten van het verdwenen gebouw weer aan het licht brengen. Dit is het enige middel om te weten te komen, volgens welk grondplan het kasteel opgericht werd. Er bestaat immers geen enkele afbeelding of plattegrond van dit ge­bouw (1).

We wezen reeds op de vele leenrechten, die de Heer van Dud­zele bezat. Die rechten golden over een bepaald grondgebied, dat de Heerlijkheid of het Ambacht Dudzele heette. Die heerlijkheid was ca. 24 km2 groot en omvatte:

  1. de gehele parochie Ramskapelle, die in de eerste helft van de 13de eeuw van de parochie Dudze­le afgescheiden werd;
  2. het deed van de parochie Lissewege dat, ten oosten van Ter Doest, aan Dudzele paalde;
  3. het westelijk deel van de parochie Koolkerke;
  4. de noordoosthoek van de St.Gillisparochie;
  5. een hoekje van de parochie St.-Pieters-op-de-Dijk, aan de westzijde van de vroegere St.-Laureinskapel;  
  6. het grootste deel van de parochie Dudzele, nl. de sektor ten oosten van de Lisseweegse Watergang; het deel ten westen van die waterloop viel onder het Ambacht Zuienkerke.

Binnen de omschreven heerlijkheid stonden de kerken van de parochies Dudzele, Ramskapelle en Koolkerke. In die drie kerken oefende de Heer van Dudzele de volgende rechten uit: hij kontroleerde de rekeningen van de kerkfabriek, van de Armendis, en van de bestaande gilden; hij stelde de kerk-, dis- en gildemeesters aan van de bedoelde instanties. In zijn heerlijkheid bezat hij het recht om vogels te houden, patrijzen te vangen, wild te jagen, en om molens op te richten (2). In onze bijdrage zullen we echter alleen het molenrecht van de Heer van Dudzele behandelen.

Tot zover ontmoeten we de eerste molen binnen het Ambacht Dudzele in 1416. Het gaat om de molen van Ramskapelle, die toen reeds op een wal (3) ten zuiden van de kerk stond. Die molenwal en de bijhorende 9 G vormden een leengoed. Dit leen behoorde ca. 1330 niet aan Boudewijn, de toenmalige Heer van Dudzele, maar aan Jan van Dudzele. We kunnen niet achterhalen waarom de molenwal van Ramskapelle niet van het Hof van Dudzele afhing, evenmin weten we waarom die molen en de 9 gemet ca. 1430 bij het Hof te Veldegoede in Heist gevoegd werden. Op de bewuste plaats staat nog steeds de molen van Ramskapelle (4).

De heerlijkheid Dudzele viel onder het beheer van de Watering Reigaarsvliet. De oudste ommeloper van het genoemde waterschap dateert uit 1447. Dit kadasterboek registreert de Molen van Rams­kapelle op de naam van Jan de Baenst, Heer van Veldegoede, en ver­der zes molenwallen op de naam van de Heer van Dudzele. Die wal­len hebben niet alle zes tegelijk een molen gedragen.

In 1447 vinden we vier molens:

  1. De Pannemolen stond langs de Dudzeelse Heerweg, in de parochie Koolkerke, 1200 m ten noorden van de vroegere St.-Lenaartpoort. Op die plaats staat nog steeds een molen.
  2. De Riselemolen bevond zich in de wijk Risele, langs de Oostheerweg (de huidige Kruisabelestraat), 650 m ten noordoosten van Kruisabele. De molenwal van Risele droeg reeds enkele decenia vóór 1447 geen molen meer.
  3. De Eikemolen bevond zich 6 km ten noordoosten van de Pannemolen, op de oostzijde van de Rondsaertweg, d.w.z. in het Ambacht Oostkerke. De genoemde weg vormde daar de grens tussen de ambachten Dudzele en Oostkerke. Het blijft voorlopig een raadsel hoe de Heren van Dudzele erin geslaagd zijn om een molenwal te vestigen in het gebied van de Heren van Oostkerke. De Eikemolen is in de Godsdiensttroebelen ten onder gegaan.
  4. De Westmolen stond op de splitsing van de Dudzeelse Heerweg en de Herdersbrugstraat. Deze werd ook de Grote Molen genoemd, omdat het formaat ervan groter was dan dit van de Oost- of Kleine Molen. Tenslotte gaf men aan de Westmolen de naam Dorpsmolen, omdat die zich amper 200 m ten westen van de dorpskom bevond. De Dorpsmolen is enkele jaren geleden afgebroken. De mote werd afgevoerd. Op die plaats staat nu huis nr 32 van het Dorpsplein. 
  5. De Oostmolen stonde langs de Oostheerweg (de huidige Stapelvoordestraat), 600 m ten oosten van de kerk. Dit molengebouw was kleiner dan de Westmolen, en heette bijgevolg de Kleine Molen. De Oostmolen en de mote zijn reeds enkele jaren verdwenen. De vroegere molenwal ligt tussen de huizen nr. 1 en 1b van de Stapelvoordestraat.
  6. Er lag nog een molenwal 100 m ten noordoosten van de hoeve Stapelvoorde, die nu door Devisch uitgebaat wordt. Die mote was wel bedoeld als een molenwal, maar nergens blijkt dat die ooit een molen gedragen heeft. Het bewuste terrein zit in de zuidwesthoek van de hoeve waar Strubbe woont.

Uit de periode omstreeks 1500 zijn vijf rekeningen van het Hof van Dudzele bewaard gebleven. Die dokumenten bewijzen dat vier van de zes vermelde wallen toen een molen droegen; dat de vier molengebouwen aan de Heer behoorden, en op zijn kosten onderhouden werden. De Heer verpachtte zijn molens voor een bepaalde termijn. De vijf rekeningen bevatten elk een rubriek, waarin de ontvanger de inkomsten en de onkosten van de molens van de heerlijkheid boekt.

I.Ziehier "tontfanc vanden 4 muelen staende binden ambochte van Dudzeele". Tot St.-Maartensdag (it nov.) 1482 pachtte Mattheus f. Hendrik Meeus de Oostmolen, tegen 78 pd. par. en 2 "capenen" per jaar (5). Na hem Jakob Donckere "de muelenare" tegen 96 pd. en 2 kapoenen. De ontvanger stipt aan: "hier behoort toe den heyser, steenreep ende den hysseren antboom". "Adriaen de muelenare" was pachter van de Westmolen tot 8 augustus 1482, tegen 81 pd.; na hem Willem Smout tegen 144 pd. en 2 kapoenen, "ende tot voorseyde Westmuelen behoort den heyser, steenreep ende hysseren andboom en­de een hyssere slove van eender roede" (6).

Pieter f. Jan Hoossche gebruikte de Eikemolen voor 3 jaren vanaf St.-Maartensdag 1481. De jaarlijkse pachtprijs omvatte "9 hoet tarwe ende 28 l. 4 s. par. in ghelde ende 2 capoenen, ende es voorwaerde dat Pietere voorseyt de voorseyde tarwe leveren moet beghinnende te Paesschen, alle 14 daghen een hoet, tot de 9 hoet terwe vervult zyn"(7); ende hier hoort toe den heysere, steenreep ende hysseren andboom". Jacob Donckere pachtte de Pannemolen van­af 16 juli 1481 voor 3 jaren tegen 72 pd. per jaar, "ende waert dat hy hiement de voorseyde muelen overghave, so sal hy jaerlix ghelden 6 l. gr., ende hier behoort toe den reep, ende prys (=de waarde is) 3 s.gr."(8). (**)

De onderhoudswerken en de herstellingen van de genoemde vier molens werden ieder jaar gedetailleerd geboekt in de rekeningen van de Heer. We publiceren integraal de rubrieken met de bedoelde posten. Die bevatten immers heel wat termen, die specifieke onderdelen van een houten windmolen aanduiden. Ze vermelden ook allerlei omstandigheden in verband met de bouw en de uitbating van een molen.

Hier volgen de uitgaven voor de vier molens in 1481-82.

(f° 15r° ) "Dit zyn costen ghedaen ande Westmuelen  van Dudzele:

  • betaelt Adriaen de Muer, van vyf scoeplancken, daer de zoldre mede gheloken was 45 s. (9).
  • betaelt Jacop f. Thomas Tax, vande twee scoeplancken te verluken 4 s.
  • van thout daer of dat een tanghe meede ghemaect es 10 s. (10).
  • van een nieuwe kiste 3 l. 12 s;
  • van een hooft daer mede dat nu de vanghe up trect 6 s.
  • van 1 nieuwe houp vanghe (11) 7 l. 16 s.
  • van eenen nieuwen hasse 14 l. 8 s.
  • van een houc verbesicht ande vanghe 5 s.
  • van 4 ghezaeghde sparren omme zomen (12) of te maken, over stic 8 s., comt 32 s.
  • -van 7 blaen daer mede dat deen zyde vande muelen verloken es, over tstic 4 s. comt 28 s.
  • -vande voorseyde sparren, scheen (13) ende bladen te halen ten hysse, van Brugghe te Dudzeele 6 s. (14).
  • van drye keperhouten daer mede dat een coetse mede ghemaect es 9 s. (15).
  • van 6 wilde bardelen (= planken) verbesicht ande voorseyde coetse over tstic 3 s., comt 16 s.
  • van 100 ende 13 scheen 3 l. 10 s.
  • van dat de muelen stille stont, als den voorseyden hasse in ghedaen was 8 daghe, over den dagh 6 s., comt 48 s.
  • -betaelt Joos Scuerweghe, vanden hasse te makene ende van in te doennene 12l.
  •           (f°  15r°) de selve, van deene roede al nieu te verscheen ende te verzomene, ende dander roede al nieu versoomt, ende van te makene eene nieuwe wyntveinstre, ende up beeden zyden vanden hasse gheloken met nieuwe bardelen, ende van twiel te verstivenenne met nieuwen bardelen, ende van een nieu misspelare nuete ghedaen inde hysseren balcke, over al 6 daghen, over den dach 10 s., comt 3 l.
  • den zelven, vanden hasse te verscepene int scip van Dudzeele 6 s.
  • den zelven noch 1 dach, van dheene roede te verscheen 10 s.
  • den zelven, van 1 tanghe te makene, 1 dach 5 s.
  • den zelven, van 8 boet cammen 16 s. (sic)
  • vande vanghe in te doennen, ende vande cupe (16) te stellene ende te verluken, ende vanden bloc te sluten onder de plate, ende van een nieu stoyken te makene, ende van deen zyde bachten vande zolre te lukene, over al 4 daghen, over den dach 10 s., comt 40 s.
  • betaelt Lennout de smit, van 32 platen ghedaen inden nieuwen hasse, weghende 88 l., over tpont 18 d., comt 6 l. 12 s.
  • den zelven, van 4 crammen verbesicht ande voorseyden hasse, we­ghende 10 pont, over tpont 18 d., comt 15 s.
  • van 4 dobbel banden verbesicht anden voorseyden hasse, lanc 32 voeten, over de voet 20 d., comt 53 s. 3 d.
  • van 7 wyndebanden verbesicht andt grootte wiel, over de voet 12 d. lanc 21 voeten, comt 21 s. (17).
  • (f° 16 r°) den selven, van hysserwerc, verbesicht ande nieuwe vanghe, weghende 36 pont, over tpont 18 d., comt 54 s.
  • van 6 grote naghelen, verbesicht ande tanghe, weghende 3 pont, over tpont 18 d., comt 4 s. 6 d.
  • van eenen bant te vermakene die licht anden hasse 4 s.
  • van 4 bouten te vermakene die verbesicht zyn inde roen 4 s.
  • van 16 vingherlinghen ende van 16 scheerssen, al weghende 6 pont, over tpont 18 d., comt 9 s. (18).
  • vanden hysseren handboom te vermakene 4 s.
  • van 25 naghelen te 4 d. tstic, comt 8 s. 4 d.
  • van  100  naghelen van 4 myten tstic, comt 16 s. (**)
  • van  200  naghelen van 2 myten tstic, comt 16 s.
  • van  500  lukenaghelen, over thondert 3 s., comt 16 s. 6 d.

 

--- somme 78 l. 7 s 8 d.

 

(f° 16 v°) Dit zyn costen ghedaen ande Pannemuelen:

  • betaelt Adriaen de Muer, van karsten daer mede dat de muelen gheresen es, ende daer of dat voetwechghen ghemaect zyn 40 s. (19).
  • van tvoorseyde hout te brynghene van Brugghe ter muelen 8 s.
  • van een nieuwe merbele (=marmersteen) mids voerghelt 26 s.
  • van kalcke daer mede dat de voeten vande muelen ghemaect zyn, mids voergelt 11 s.
  • van 400 steenen ter muele te brynghene 6 s.
  • van 1 nieuwe staert, mids tvoerghelt van Wynghene ter voorseyder muelen 7 l. 16 s. (20).
  • van houte daer de voorseyde steegher (=trap)an hanghet, mids tvoerghelt 28 s.
  • betaelt een maetsenaere, vande voeten te matsene 10 s.
  • betaelt Joos Schuereweghe, vande muelen te verblocken, ende van
  • te loo te stellene, ende vande zydweech (=zijwand) te verlappen, ende vanden hasse te verscroevene, over al 5 daghen, over den dach 10 s., comt 50 s. (21)
  • den selven, van een nieuwen merbele in te doennen 24 s.
  • den selven, van een nieuwe steert in te doennen, ende van hanghebomen daer den steert an hanghet, ende 2 nieuwe loopstaken te maken, ende van 2 nieuwe stilten daer de lene(=leuning)up licht, over al 10 ½  daghen, over den dach 10 s., comt 5 l. 5 s.
  • van een spille 6 s.
  • van drie boetcramme 6 s.
  • van de voorseyde spille ende boetcrammen in te doennen, ½  dach 5 s.
  • van drie lueghescoren te verblockene, ende van deene roede te beslane 1 dach 10 s.
  • (f° 17 r°) betaelt Lennout Vlieghe smit, van 26 platen verbesicht anden hasse, weghende 86 pont, over tpont 18 d., comt 6 l. 9 s.
  • den zelven, van een beghel met eenen boutte verbesicht ande staert, weghende 32 pont, over tpont 18 d., comt 48 s.
  • van twee dobbel banden verbesicht ande hasse, lanc 13 voeten, over den voet 20 d., comt 21 s. 8 d.
  • van 100 naghelen van 4 myten stic, comt 16 s.
  • van 150 naghelen van 2 myten stic 12  s.
  • van 100 lukenaghelen 3 s.
  • ---somme 37 l. 14 s. 8 d.

 

Dit zyn costen ghedaen ande Oostmuelen:

  • betaelt Joos Schuereweghe, van twiel te verpassene, ende van 4 bouten daerin ghesloten, ende van te verlukene an beeden zyden vanden hasse, ende van 6 boetcrammen daer in te doennen, over al 2 dachen, over den (dach) 10 s., comt 20 s.
  • den zelven, vande voorseyde boetcrammen, over tstic 2s. comt 12 s.
  • betaelt Adriaen de Muer, van 4 blaen die verbesicht zyn ant hasseghat 17 s. 
  • den selven, van een hout daer mede dat tgrote wiel verstyft es 10 s.
  • van 12 scheen 8 s.
  • betaelt Joos Schuereweghe, van een tanghe te makene 1/2 dach 5 s.
  • van een nieuwe cupe 3 l. 12 s.
  • (f° 17 v0) betaelt Adriaen de Muer, van twee wilde barderen daer mede dat de voorseyde cupe boven ghedect es 3 s.
  • betaelt Joos Schuereweghe, vande voorseyde cupe te stellenen ende te verdeckene, ende vande roen te verscheene, mits tstoyken te cortene vande Westmuelen 2 dachen, over den dach 10 s. comt 20 s.
  • betaelt Adriaen de Muer, van thout daerof dat de tanghe ghemaect es 20 s.
  • betaelt Lennout smit, van 250 mytenaghelen 10 s.
  • van 200 lukenaghelen 6 s.
  • van 100 lattenaghelen 2 s.                              [1 d. gr. = 24 miten]
  • van 12 naghelen van 2 myten, 12 d.                  [1 d. par. = 2 miten]
  • van 6 naghelen weghende 3 l., over tpont 18 d., comt 4 s. 6 d.
  • van een stroop slutende met twee scheersschen, verbesicht ande pestele, weghende 5 l., over tpont 18 d., comt 7 s. 6 s. (22).
  • van een wyndebant verbesicht andeene lasch, lanc 4 voeten, over de voet      12 d., comt 4 s.

---somme 10 l. 15 s.

( f° 18 r°) Dit zyn costen ghedaen ande Eeckemuelen:

  • betaelt een smit van Brugghe, van 4 crammen verbesicht ant sciveloop 6 s. (23).
  • van de liggher te reen 3 l.
  • betaelt meester Valentin timmerman, van 1 hout daer of dat 4 velghen of ghezaecht zyn 3 l. 12 s. (24).
  • betaelt de zaghere van Brugghe, vande voorseyde velghen te zaghene 48 s.
  • vande voors. velghen te voerene van Dudzeele ter muelen 8 s.
  • vande cammen te hallene van Brugghe ter muelen 4s. 6 d.
  • van kalcke daer meede dat de steen gheresen es 2 s. 6 d.
  • van een houden lasch 40 s. (die post is doorstreept en vervangen door "desen lasch es betaelt by.Gheraert Lammaert")
  • vanden lasch te halene ter muelen 8 s.
  • van een brackoen (25) daer mede dat twiel verstyft es 8 s.
  • in ofslaghe van dat de muelen ghinc met eender roede 14 daghen, comt           8 daghen, comt 43 s. (26).
  • noch in ofslaghe vandat de voorseyde muelen stille stont, als de steen ghereet was, ende als tsciveloop verspilt was, ende als tnieu harnachs inghedaen,          14 daghen, comt 4 l. 8 s.
  • betaelt Joos Schuerweghe, van 3 boetcrammen, over tstic 2 s., comt 6 s.
  • den zelven vande steeghere bet up te hanghene, ende vande roede te beslane, eenen dach 10 s.
  • van twiel uut te doenen ende te makene, te weten vier nieu voervelghen in te doennen, ende van twee styx achter te lappene, ende van twiel te verstyvene, ende vande 4 houde tumelaers in te doenen, ende de roede te beslane, over al    7 daghen, over den dach 10 s., comt 3 l. 10 s.
  • (f° 18 v0) van een nieu harnasch in te doennen in tgrote wiel 9 l. 12 s.
  • vande lichgher te keerene, van een nieuwe busse inte doennen, ende onder de steen te maetsene, ende van tscanneljoen (27) te makene daernaer dat de velghen gezaecht waren, over al 4 daghen, over den dach 10 s., comt 40 s.
  • vande voorseyde busse 6 s.
  • vande roede uute doennen 5 s.
  • vande lasch in te doennen 30 s.
  • betaelt Lennout smit, van 8 boucten ende van 8 scheerschen ende van achte vyngherlynghen verbesicht ant wiel, weghende 36 pont, over tpont 18 d., comt 54 s.
  • van twee hanckers vermaect daer de steeghere anhanghet 2 s.
  • van 4 windebanden lanc 8 voeten, over de voet 12 d., comt 8 s.
  • van 50 naghelen van 4 myten stic, comt 8 s.
  • van 75 naghelen van 2 myten tstic, comt 6 s.
  • van 250 mytenaghelen, comt 10 s.
  • van 150 lukenaghelen 4 s. 6 d.

 ---Somme 40 l. 6 d. 

***

II. De "Ontfanc van Muelenpachten" in 1503 meldt de volgende molenaars en prijzen:

  1. de  Westmolen, Pieter f. Jan Zoete, 108 pd. par. per jaar, 3 jaren vanaf 1 december 1502;
  2. de Pannemolen, Vincent van Baelberghe, 82 pd. per jaar, 3 jaren vanaf 13 januari 1503;
  3. "aenghaende de Oostmuelne te Dudzeele, mids dat die ghebroken es ende ledich staet, daer omme hier niet";
  4. de Eikemolen Tomas f. Mattheus Pieters, 52 pd. 16 s. per jaar, 3 jaren vanaf 13 juli 1503. De ontvanger beklemtoont: "de Eeke muelne staende int ambocht van Oostkerke" (28). Vervolgens de herstellingen in 1502-1503.

(f° 7 v°) Huutgheven van refectien an de muelens ter Panne, te Dudzeele, sichtent der laeste rekenynghe.

Eerst an de Westmuelne te Dudzeele

  • betaelt van een nieuwen steenreep 2 l. 8 s.
  • betaelt Jacop Alaerts den muelenmeester, vanden asse te versteepelen, ende den merbelsteen te verlegghene, ende van 6 cammen int grote wiel, ende van een nieu stic an een hende van een heck, lanc synde 10 voeten, comt over al vander stoffe ende werke 2 l.
  • 25 naghelen van 4 myten stic, ende 50  van 2 myten stic, ende 50 myte naghelen, ende 10 luukenaghelen, comt 12 s. 6 d.
  • betaelt den selven Jacop, vande roen te beslane inden asse 10 s.

---Somme 5 l. 10 s. 6 d.

Ande Pannemuelne

  • betaelt Jacop Alaerts de meulemeester, van de heken te vermakene syn tweestere 20 s. (29)
  • van een ghesaecht sparre in vier stic omme zomen 8 s.
  • betaelt Jacop Alaerts, van de merbelsteen verleyt, ende scyfloop verpast ende ghewent, eenen dach syn tweestere 20 s.
  • betaelt Anthonis de Vroede, van de naghelen die verbesicht waren ande wyndeweech, ghelyc een brievekyn vanden selven Antheunis mencioen makende es, ende by quytancie 40 s. 6 d. (30).
  • betaelt Vincent de molenare, van stille stane alsmen de wynweech in dede 20 s.
  • betaelt Pieter vande Storme, van houten, sceersen met vingherlinghen, ghelyc een brievekyn van Pieter verclaerst 3 l. 6 s.

---somme 9 l. 12 s. 6 d.

An de Eekemuelne

  • betael van 2 muelesceen omme de heken te vermaken 18 s.
  • van 200 mytenaghelen ende 100 luukenaghelen 10 s. 6 d.
  • betaelt Jacob Alaerts, van eenen nieuwen asse te leveren, ende van die in te doene alsoot behoort, over de voorseyde asse ende vanden werke te doenen, over al 24 l.
  •  (f° 8 r°) betaelt noch den selven Jacob, van twee lasschen te leveren, ende van te makene beede inde voorseyde muelne te doene, over tmakene ende leveren 14 s. gr. valent 2 l. 8 s.
  • betaelt Adriaen de Muer, van drie 25 muelesceen, te 6 s.gr. over thondert, comt 4 s. 6 d. gr. ,valent 2 l. 14 s.
  • betaelt den selven Adriaen, van 4 ghesaechde kercsparren in tween sceen omme zomen inde voorseyde heken, te 8 gr. over elc sparre, comt 32 gr. valent 32 s.
  • betaelt Pieter vande Storme, van 24 blaetbanden vermaect, ende van 4 vlieken ende van 4 crammen int hooft vanden asse, ende van 2 plaetbanden over de voorseyde platen, lanc 12 voeten, ende eenen heckebant lane 7 voeten, ende van eenen groten bant vermaect int hooft vanden asse, ende van 6 sceersen, comt al te same, ghelyc een brievekyn vanden selven Pieter verclaerst, draecht 9 s. 5 d. gr., comt hier up betaelt 5 l. 6 s.
  • betaelt Jacop de naghelmakere, van 400 mytenaghelen ende 100 lattenaghelen ende 100 naghelen van 2 myten stic, ende 50 naghelen van 4 myten stic, comt 32 1/2 gr., vlant 32 s. 6 d.

---somme 45 l. 1 s.

III.  De molenpachters in 1506 :

  1. de Westmolen, Tomas Pie­ters, 108 pd. par. per jaar, 3 jaren vanaf 1 december 1505;
  2. de Pannemolen, Vincent van Baelberghe, 72 pd. per jaar, 3 jaren vanaf 1 januari 1506;
  3. "aengaende de Oostmuelne te Dudzeele, es of (= afgebroken), ende thout was vercocht ende was ghebrocht inde rekenynghe 1500 viere, dus hier niet; een nota in de marge:"zy den wal verpacht ende overbrocht";
  4. de Eikemolen, Adriaan Joris, 48 pd. per jaar, 3 jaren vanaf 13 januari 1506 (31).

De herstelwerken in 1505-1506: (f° 9v°) Huutgheven van refectien ande muelens ter Panne, te Dudzeele, sichtent der laeste re rekenynghe.

Eerst ande Pannemuelne

  • betaelt Mattheus Denys, van 25 muelesceen 18 s.
  • den selven van 2 ghesaechde sparren omme zoomen 12 s.
  • den selven, van 1 alf waghescot 5 s. (32).
  • betaelt Willem van Duvennee, van twee daghen ande heken (hekkens of wieken) vande muelne te werken, ende van drie voorwegghen (33). Omme inden asse vande muelne, comt over al, ghelyc een brievekyn verclaerst 30 s.
  • betaelt Jan de Cueninc smidt, van 350 mytenaghelen 14 s.
  • van 200 lattenaghelen 3 s.
  • van grote naghelen 4 s., ghelyc een brievekyn verclaerst.
  • betaelt Anthonis de Vroede naghelemakere, van 100 mytenaghelen 4 s.
  • van 25 naghelen van 2 myten 2 s.
  • van 50 luukenaghelen ende 50 lattenaghelen 2 s.
  • betaelt Willem van Duvennee muelewerkere, van eenen nieuwen pestele ghelevert ende ghemaect, ende inden asse ghedaen, omm 15 s. gr., valent 9 sL.
  • den selven van eenen nieuwen wintpuelwe in te doene, ligghende onder den asse, met tghuendt dat daer an behoort, te wetene den asse up te scooren, ende weder gheloken met nieuwen bladeren, comt samen 10 s. gr. , valent 6 l. (34).
  • den selven, van drie coppele bladeren 24 s.
  • betaelt Pieter de Vriese, by hem ghelevert den voorseyden wyntpuelwe, lanc 12 ½  voeten, ende die jeghens hem ghecocht ende betaelt, present Claeys Tant ende Willem van Duvennee, omme 3 l. 12 s.
  • betaelt Adriaen Banc, vande selve wintpuelwe te halen te Moerbrugghe, metsghaders 2 gr. van te helpen doen ladene, comt 12 gr. ghelyc dyversche brievekyn hier al of mancioen makende, synde van der betalynghe 12 s.

---somme 25 1. 6 s.

(f° 10 r°) Ande Eekemuelne

  • betaelt Pieter de Vriese, van eenen nieuwen pestele by hem ghelevert, omme inden voorseydden asse te doene 6 l.
  • vanden selven pestele ende eenen lasch vander muelne inde heken, vander Westmuelne tot der Eekemuelne te doen voeren 13 s.
  • betaelt Adriaen de Muer, van 2 ghesaechde sparren omme soomen inde voorseyde heken vander muelne te doene 12 s.
  • van 400 mytenaghelen 16 s.
  • van 100 lattenaghelen 18 s.
  • van naghelen van 4 myten stic 2 s.
  • betaelt Willem van Duvennee muelemakere, vande nieuwen pestele in te doene, ende van twee nieuwe te makene inde voorseyde muelne, comt over al 6 l.
  • betaelt Adriaen Joris muelenare, ende den selven Adriaen dat of ghesleghen van synen pachte, van dat de muelne ghinc met eender roede, van svridaechs voor midwintere tot inde ghoede weke voor Paesschen, ende dat by ghebreke vanden groote watere, datmen gheen waghens en mochte doen voeren den pestele, ligghende byder West­muelne al ghereet omm in te doene, ghelyc dat blyct by een brievekyn van affirmacie vanden selven muelnare, daer vooren afslaande 11 s. gr., valent 6 l. 12 s.

---Somme 20 l. 16 s. 6 d.

***

IV. De molenaars in 1510

  1. de Westmolen, Vincent van Baelherghe, 96 pd. par. per jaar, 3 jaren vanaf 15 december 1507, "met condicien waert datter eene brauwerie stonde, so wert de voor­seyde Vincent ghehouden te betaelne" 108 pd.; de ontvanger hoekt 108 pd. , zodat we moeten aannemen dat er, op het terreien van de molen, toen ook een brouwerij werkte; Kornelius f. Mattheus Meeus de pacht tegen dezelfde voorwaarden, 3 jaren verder;
  2. Klaas f. Pieter Maes gebruikte 1 jaar de Pannemolen, nl. tot 13 januari 1511; daarna werd er geen inkomst meer geboekt, "mids dat daer gheen pachtere en was te ghecryghene, ende daeraf dyversche ghehoden (= openhare bekendmakingen) ghedaen waren";
  3. ook de Oostmolenwal hracht geen pacht op;
  4. Tomas Pieters pachtte de "Heekemuelne staende int ambocht van Oostkerke", 6 jaren vanaf 1 sept. 1507; de eerste drie jaren betaalde hij 47 pd. 4 s. per jaar, en de laatste drie jaren 48 pd. per jaar (35). Ziehier het onderhoudswerk in 1509-1510:

(f° 9r°) Huutgheven van refectien ande molene ter Panne, te Dudzeele, sichtent der laester rekenynghe.

Eerst an de Westmuelene te Dudzele

  • betaelt Pieter vande Storme smet, van een nieu platebant an den asse vander molene lanc 7 voeten, te 2 gr. den voet; ende van 6 sceersen ende 800 vingherlinghen, comt same ghelyc een brievekyn vanden selven Pietere verclaerst, bedraecht 24 s.
  • betaelt Anthonis de Vroe, van naghelen ghelyc een brievekyn van­den selven Anthonis ghescreven verclaerst, bedraecht 24 s.
  • betaelt Adriaen Roelins, van een bart onder den merbel te legghene 3 s.
  • betaelt Willem van Duvennee muelewerckere, van de platebant ende den merbelsteen te verlegghene, ghelyc een brievekyn vanden selven Willem ghescreven verclaerst, draecht 20 s.

(f° 9v°) Ande Pannemolene

  • betaelt Adriaen de Pottere, van een nieu lasch ende molesceen ende een ghesaecht sparre ende andere hout te Brugghe te halen 6s.
  • van een nieu kaste die onder den merbelsteen licht 4 s.
  • betaelt Anthonis de Vroe, van naghelen, ghelyc een brievekin van hem verclaerst, bedraecht 10 s.
  • betaelt Maertin de naghelmakere, van naghelen, ghelyc een brie­vekin van den selven Maertin verclaerst, bedraecht 21 s.
  • betaelt Pieter vande Storme smet, van een nieu platebant anden asse vander molene 8 voeten, te 2 gr. de voet, comt 16 s.
  • betaelt Willem van Duvennee molewerkere, vanden nieu lasch in te doene, ende den pestele huut ende in te doene, te windene, ende den andere lasch ooc in te windene, over al 5 s.gr. valent 3 l.
  • den selven, vanden merbelsteen te verlegghene, ende den plate­bant ront anden asse te slane, daer vooren 20 s.
  • vanden nieu lasch 6 s.gr., valent 3 l. 12 s.(parisis)
  • van 25 molesceen 18 s.
  • van een ghesaecht sparre omme zoomen and heken 7 s.
  • van een waghescot bart omme wegghen inden asse 6 s.        

---somme 12 l.

Ande Eekemolene

  • betaelt Pieter de Vriese, van een nieuwe staert omme in de molene te doene 7 s., valent 4 l. 4 s.
  • betaelt Adriaen de Muer, van 25 molesceen 28 s.
  • betaelt van naghelen 5 s.
  • betaelt Willem van Duvennee, van een dach an de heken vander molene te vermakene syn tweestere 20 s.

---somme 6 l. 7 s.

***

V. De inkomsten van de drie molens in 1518 

Gabriël Willemsens en Willem de Zwaghere pachtten de Westmolen tegen 120 pd. par. per jaar, 3 jaren vanaf 14 december 1516. De ontvanger kon echter geen ontvangst boeken, want "dat behoort Mer Joncvrauwe Anna van Ghistele toe". Bij de Pannemolen en de Eikemolen staat dezelfde aantekening, maar worden de molenaars niet vermeld. Dit betekent dat Anna van Gistel, die in 1507 haar vader Jan II van Gistel opvolgde, als Vrouw van Dudzele, de pachtgelden van de drie molens mocht innen. Op de wal van de Oostmolen stond nog steeds geen molen.

Ziehier de "reparacien ghedaen ande muelens ter Panne, te Dudzele, ende ter Eecken muelen, zichtent der laster rekenynghe”.

Eerst betaelt van reparacien anden Westmuelen

  • Gabrieel f. Jacops Willems, van een hondert plaetnaghels, van scheersen ende vinderlinghen, van 64 cammen ghecocht tjeghens Jacop vander Biest, ende anders, over al blyct by een bilget de partye int langhe 9 l. 13 s. par.
  • den zelven, van een hanghe, van 12 cammen, van bart, een eeckin rebbe lanc 12 voeten, van een nieuwe busse, van platen, ende ander, over al 3 l.
  • betaelt Jacop f. Jacop Pauwels ende Pieter Smoud muelenwerckers, van dat zylieden ghewrocht hebben anden voorseyden muelen, van twiel te verschietene, van twiel te vermakene, ende cammen in te doenen, den scyfloop te keerne, ende anders, over al blyct per quitancie 24 daghen, te 10 s. par. den dach,    comt 17 l.

Ande Pannemuelen

  • Als aenghaende de Pannemuelen, daer en es dese jaerschaere gheen reparacien an ghedaen.

Ande Eeckenmuelen

  • betaelt Jan Doensins, van coope van wagenscot omme de voorseyde muelen mede te luuckene, van vier spanen ende naghels, van 13 muelenscheen, van een yseren stop ende van naghelen, comt al tsamen 14 l.
  • betaelt Jacop f. Jacop Pauwels ende Pieter Smoud muelenwerckers van dat zylieden ghewrocht hebben anden voorseyden muelen, van voorseyde waghenscot te reedene, te grouvene, te messene (36), van cammen te viercantene, de hekin te verlappene, ende anders , over al 27 daghen, te 10 s. par. den dach, 13 l. 10 s. (37). 

***

De rekeningen van de Heren van Dudzele leren ons, niet alleen een aantal molenaars, maar ook verscheidene ambachtslieden kennen: de molenwerkers Adriaan Demuer, Willem van Duvenee, Joos Schuerweghe, Pieter Alaert, Pieter Devriese, Jacob Pauwels en Pieter Smout; de timmerlieden Jacob Tax, Valentin ? en Mattheus Denys; de smeden Lennout Vlieghe, Pieter Vandestorme en Jan Deceuninc; de nagelmakers Anthonis Devroede, Jacob ? en Maarten ?.

Tweemaal zien we dat het vervoer van materialen over de waterweg verliep. Twee belangrijke onderdelen werden uit Moerbrugge en Wingene aangevoerd. Overigens nemen we aan dat de meeste van de bovenvermelde personen in Brugge of in de omgeving van de stad woonden.

Voetnoten

  1. De bovenstaande alinea’s zijn een beknopte samenvatting van een paar paragrafen uit onze studie over de parochie Dudzele.
  2. M. Coornaert, Westkapelle en Ramskapelle, de topografie, de geschiedenis en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse Tegelrie, p. 273 (1981).
  3. De termen hoge wal, molenwal en mote beduiden een kunstmatige verhevenheid.
  4. M. Coornaert, o.c. p. 272 en 384.
  5. Kapoen: gesneden, vetgemeste haan.
  6. Heyser= vermoedelijk hijser, katrol, takel. De Bo 948:steenreep, dikke kommel (=kabel) dien men vastlegt aan den molenas van boven, en van onder aan den looper, wanneer men dezen wilt optillen en van den ligger afwenden". De ligger is de onderste molensteen die horizontaal vastligt; de loper is de bovenste steen die rond loopt. Een handboom is een staaf waarmee men wrikt. Verwijs-Verdam VII, 1311, uit De Bo: slove, een houten, lederen of metalen band rond een steel of iets dergelijks. De Bo 818: roede,"de pestel met beide zijne roeeinden". MW: molenroede, balk van een molenwiek waaraan de hekken bevestigd zijn.
  7. Hoet, inhoudsmaat voor granen = ca. 1,75 hl.
  8. KFD 405, RHD 1481-82, f° 5r°-5v°.
  9. Luiken, look, geloken = dichtmaken, afsluiten; vgl. Beloken Pasen.
  10. M. Coornaert o.c. p. 364, nr 83: de beschrijving van een tang.
  11. De Bo 1070: vange,"soort van breeden hoepel die rond het vangewiel sluit, om den gang van den molen te stuiten, m.a.w. rem.
  12. De Bo 1245 : zoom, "een lange riggel uit hout gezaagd, die parallel met het roe-einde de schee’n verbindt, en deel van 't hekken maakt". MW: zoomlat, plank aan molenwieken, waarop de zwichtborden liggen, langs een van de zijden van de molenroede.
  13. De Bo 848: "de schee’n van eene molenwiek zijn de menigvuldige riggels, die van den eenen kant in het roeëinde, en van den anderen kant in het buitenzoom, het hekken uitmaken waarover het zeil uitgespannen wordt".
  14. De genoemde stukken werden over het ijs van de bevroren Lisseweegse en de Dudzeelse Watergang naar Dudzele gesleept.
  15. Verwijs-Verdam III, 1669: koets, legerstede, ledikant.
  16. De Bo 514:"het ronde torenachtig metselwerk waar bovenop de kop rust met den as en de zeilen, en waarbinnen graan gemalen of olie geperst wordt". Hier gaat het om een houten kuip.
  17. Windband; metalen band om iets heen gewonden.
  18. De Bo 1143: vingerling,"eenen beugel of ring die plat is; de mulders steken vingerlingen op de pestelhouten"; 851: scheers, "dunne, platte, spits toeloppende spie van ijzer of koper".
  19. Korsten zijn de buitenste planken van een gezaagde boom; die konden als voetbrug dienen.
  20. De Bo 948:"de steert van eenen molen bestaat uit zware lange balken die, onder aan de molen vast, schuins door den steeger neer dalen tot bij de grond, waar zij gesteund worden door loopscharen.
  21. Te loo stellen = loodrecht zetten; verschroeven = verdraaien.
  22. De Bo 736: "pestels zijn de twee lange stukken hout, die kruiswijs door de kop van de molenas steken, en waar de wieken aan gevestigd zijn".
  23. De Bo 861: schijfloop, "een vervangwiel omrand met menigvuldige spillen of kerven, waar de tanden ingrijpen van een kamwiel.
  24. MW: velg, houten buitenrand van een wiel; een der stukken waaruit een velg bestaat.
  25. Verwijs-Verdam I, 1415: bracoen, balk.
  26. De molenaar kreeg afslag van de pachtsom.
  27. Verwijs-Verdam VII, 296: scampelioen, scannelioen, uit het Frans échantillon, vorm, model.
  28. KFD 406, DHD 1502-1506, f° 4r°.
  29. "syn tweestere" = met zijn tweeën.
  30. De Bo 1210: windweeg, "de kant of wand van een molen, die naar de wind gekeerd staat als de molen draait".
  31. KFD 407, RHD 1505-1506, f° 4v°.
  32. De Bo 1178: wageschot, "soort fijn eilenhout".
  33. De Bo 1192: wegge; "zware houten spie".
  34. De Bo 1210: windpulm, "zware balk in wiens midden de halssteen ligt, waarop de hals van de molenas rust en draait".
  35. KFD 408, RHD 1509-10, f° 4v°.
  36. MW: de messing is het uitstekende deel van de kant van een plank, dat sluit in de groef van een andere plank.
  37. KFD 409, RHD 1517-1518, f° 6v°, 14r°-14v°.

Gebruikte afkortingen

  • KFD       Kerkfabriek Dudzele
  • RHD      Rekening Heer van Dudzele
  • l.          libra of pond
  • pd.        pond = 20 schellingen
  • s.          schelling =12 deniers
  • d.         denier of penning
  • m.        mite
  • 1 gr.     1 denier groten = 24 miten
  • 1 pd.gr. = 12 pd. parisis.

De Molens in de heerlijkheid Dudzele

Maurits Coornaert

Rond de poldertorens
1983
02
047-064
Els Van Broeck - Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26