Publieke Verkopingen met brandende Kaarsen
Germain Vandepitte
1. Gebruiken en Wettelijke Bepalingen
Voor ons hebben we een stuk liggen uit het jaar 1779, waar de gebruiken bij verkoop met brandende kaarsen, goed te volgen zijn. Begin- en eindpagina(s) ontbreken wel en daardoor missen we de vermoedelijke beschrijving van het te verkopen stuk land, plus één of meer gestelde voorwaarden van verkoop en sommige details van de verklaringen en bewijsvoering van de procureur voor de schepenbank afgelegd en vertoond (1).
Alles heeft betrekking op de verkoop van een stuk land in de prochie en heerlijkheid Merendree (bij Landegem in O. Vl.). De erfgenamen, nagelaten kinderen van wijlent Pieter Vanholsbeke waaronder een minderjarige, waren verplicht te verkopen wegens nagelaten schulden van hun vader. Dit konden ze niet zonder de toelating van de oppervoogden van de "wezenkamer" en in dergelijke gevallen is een openbare verkoping voorgeschreven door de wet.
Daarom hadden Judocus, Joanne, Annemarie Vanholsbeke, alsook Martinus De Smet en zijn vrouw Marie Vanholsbeke, allen meerderjarig of "hun selfs", een rekwest ingediend om in hun naam en in deze van hun minderjarige broer Martinus, een stuk land te mogen verkopen. Dat perceel lag in het dorp van Merendree op "de meulencauter" en was 340 roeden groot. De verkoop zou doorgaan in het wethuis van Merendree en gedaan met de drie voorziene kerkgeboden, de drie brandende kaarsen en de toewijzing aan de hoogstbiedende; dit voor de vierschaar van de Heerlijkheid.
Op maandag Tweede Paasdag werd het eerste voorgeschreven kerkgebod gedaan vanop de "kerkstegel" te Merendree. Daarbij werd aangekondigd dat er een openbare verkoping zou doorgaan van een perceel land groot... enz., waarvan de instel zou plaats hebben op 8 april aanstaande om negen uur in de voormiddag in het wethuis.
Zo zijn we op die dag te Merendree, op vastgestelde tijd.
De zaak werd aangevat met het voorlezen van alle voorwaarden van verkoop:
-... (ontbreken).
-De koper moet te zijnen laste nemen alle onlosselijke renten waarmee dat land zou kunnen belast zijn, zoals: heerlijke-, kerkelijke-, armen- of spijkerrenten. Lakoniek werd er aan toegevoegd "al is 't dat dezelve alhier niet uytgedruckt nochte geexpresseert en staan" (2). Daarvoor werd geen korting of vermindering toegestaan op de totale koopsom. Evenwel zouden alle achterstallige renten aangezuiverd worden door de verkopers, tot op de vervaldagen van het lopende jaar 1779.
-Ook zou de koper boven de koopsom moeten betalen "het 's Heeren markgeldt" waaraan het stuk land mogelijks zou kunnen onderworpen zijn.
-De rechten van onterven en van erven, de zegels ervan en al wat daar aan kleeft, waren ook voor de koper.
-Evenzo moest hij, op de koop toe, nemen alle zichtbare en onzichtbare gebreken en erfdienstbaarheden zoals uitweg, passage, enz.
-De koper zou het vrij en effektief gebruik krijgen op Kerstavond e.k., mits hij dan betaalde de prijs van het pachtersrecht dat hier niet medeverkocht wordt (3).
-Ook moest de koper nog betalen, boven de koopsom, één schelling groten wisselgeld "te ponde" (4), dit tot het betalen van de onkosten van deze verkoping: het schrijven en wrijven, zoals het nu nog genoemd wordt, plus de rechten van de baljuw, de schepenen, de griffier en de prijzer, waarvan de koper verder vrij en exempt zou wezen. Wel vielen nog te zijnen koste, de onkosten door en voor de wezenkamer w.o. rekwest, oktrooi van de oppervoogden, enz.
-De koper moest de principale koopsom en de schellingen te ponde betalen binnen de eerste veertien dagen na de uiteindelijke toeslag. Dit in handen van de prijzer Daniel Vyncke, die gemachtigd was het geld te ontvangen en daarvan een kwijting te geven, mits hij natuurlijk daarvan " rekeninge bewijs ende reliqua" zou doen voor de wezenkamer. Dan zal hij, de koper, op de dag van betaling ook in erve gesteld worden ttz. het in eigendom verwerven.
-Het stuk land werd verkocht zuiver en onbelast van alle losselijke belemmeringen, waardoor de koper de koop niet meer ongedaan kan maken en gebonden blijft aan woord en bod. Hij mag de koopsom niet "in zijn burse" houden, ook al werden er nog enkele belemmeringen gevonden, daar deze door de verkopers zullen aangezuiverd worden om hem te kunnen leveren "suyver goed voor suyver geld".
-Aan de koper zouden de nodige titels van verwerving overhandigd worden, voor zover de verkopers daarvan voorzien zijn; en de koper zal zich daarmee moeten vergenoegen.
-De koper moet er zich toe verbinden de derde dag na het doven van de laatste kaars, voor zijn geboden koopsom en verder opgelegde lasten, een voldoende borg te stellen; en bij in gebreken blijven zal de verkoping bij executie geschieden "à folle enchère" en dat alles met het branden van een kaars, zonder verdere of andere formaliteiten te moeten vervullen of in acht nemen (5). De minopbrengst, plus onkosten zullen verhaald worden op de in gebreke blijvende koper; en bij gebeurlijke meeropbrengst, komt het de verkopers ten goede.
-Deze voorkoping geschiedt volgens de voorschriften van de parate executie (dadelijke uitwinning door ten uitvoerlegging van een vonnis) waardoor de instellers, verhogers en kopers door hun woord en bod gebonden blijven aan alle gestelde voorwaarden. Wat ook hun hoedanigheid mocht zijn of waar ze ook mochten wonen. Bij betwisting kon de zaak in eerste aanleg alleen zijn verloop hebben en krijgen vóór de schepenbank van de prochie en heerlijkheid van Merendree.
-De verkopers behouden zich het recht voor te mogen aannemen als effectieve koper, de voorlaatste insteller of verhoger zo de laatste bieder hun geen vertrouwen schonk. Deze gekozene was verplicht zijn woord en bod gestand te doen, met alle verplichtingen daaraan verbonden.
-De verkopers kunnen ook, na gedane instel of verhogingen, de verkoping schorsen, zo het gebodene hun geen voldoening geeft; of ook, kunnen ze een vierde en allerlaatste kaars laten branden, indien ze dat verlangen (een super abondantelijke keirse).
-De verkopers geven ook, volgens de voorschriften, speciale machtiging aan de procureur Judocus Vyncke om, na de verkoping van het land, "uit erven te gaan en de eed van non amortisatie te doen alsook de koper te laten erven".
Toorconden 8. april 1779. Ondert. Judocus Vanholsbeke, Maretus (sic) de Smet. Het merk van Joanne Vanholsbeke, Annemie Vanholsbeke, Pieternelle Vanholsbeke.
Ons present: J. (S ?) Vanholsbeke, J.L. Vyncke.
******
Na deze lange tirade werd eindelijk de eerste kaars ontstoken. Tijdens het branden kwam een eerste bod van Isaak Wyckaert voor vijftig ponden groten Vlaams wisselgeld; wat later verhoogd met vijf ponden groten door Geeraard Van Schauwenberghe. Na verscheidene oproepen bleek niemand bereid er wat aan toe te voegen, zodat bij het uitdoven van de kaars, Geeraard als insteller aanbleef.
De tweede "termijn" of zitting was voorzien voor 15 april. Na zich te hebben overtuigd dat het kerkgebod gedaan was volgens de voorschriften, werd aangevangen met de voorlezing van de verkoopsvoorwaarden en de kennisgeving van de instelprijs; waarna de kaars werd aangestoken. Na verscheidene oproepen, en toen de kaars aan zijn laatste opflakkeringen toe was, kwam er een hoger bod van Daniel Vyncke (de prijzer) met een verhoging van vijf ponden gr.
De laatste zitting of toeslag werd voorzien voor de 22e april, zelfde plaats, maar om twee uur in de namiddag. Zoals voorzien, werd ook nu nagegaan of het kerkgebod korrekt gedaan was en na lezing van de "conditiën" en bekendmaking van instelprijs en ophoging, werd de derde kaars aangemaakt. Een eerste bod kwam van Isaak Wyckaert voor een bedrag van vijf ponden groot; waarop
Geeraard Van Schauwenberghe er een pond bijdeed, evenals Daniel Vyncke, terwijl ook de baljuw Cornelis Emmanuel Van Ackere er nog een pond tegenaan smeet. De griffier schreef erbij "voor hem of op command". Pieter De Meyere verhoogde en bracht het totaal op 70 ponden gr.
Onze Geeraard wist van geen wijken: nog een pond! Na dit bod bleef alles stil. Dat veranderde ook niet na herhaalde oproepen.
Toen lieten de verkopers weten dat ze de volgende verhoger een wijngeld van éénderde van zijn bod zouden toekennen (6). Niemand beet in het lokaas. Na beraad werd dit wijngeld tot de helft van het bod verhoogd. Daarop werd ingehaakt door Pieter De Meyere die er drie pond tegenaan gooide en blijkbaar de anderen de wind uit de zeilen nam, daar niemand nog een kik gaf. De ultieme pogingen tot aanwakkeren van de kooplust werden gesmoord door het uitdoven van de walmende kaars. Proficiat Pieter! Het perceel land was aan De Meyere gebleven voor de som van vierenzeventig ponden groten Vlaams wisselgeld, waarbij natuurlijk nog de kosten kwamen eerder gestipuleerd, verminderd evenwel met het wijngeld.
Dit alles werd door de griffier Vanhulle opgeschreven en in akte vermeld op datum 22 april 1779. De akte voor de wezenkamer werd in de vierschare verleden op 6 mei door griffier Vanhulle ten overstaan van de baljuw Van Ackere, de weesheere Pieter Herteleer, burgemeester Joannes Vandevelde, Jacobus Maenhout en Judocus De Meyere als schepenen. Procureur Judocus Vyncke liet opmerken dat de verkoping zeer voordelig uitgevallen was, hetgeen beaamd werd door burgemeester en schepenen die daarover de voogd van de wezenkamer, Jan Roeges, hadden gesproken.
Pieter De Meyere betaalde in handen van de prijzer Daniel Vyncke, de som van zevenenzeventig ponden 14 schellingen groten Vlaams wisselgeld voor de koop van het land, de schellingen te ponde daarin begrepen.
Judocus Vyncke, de procureur, verscheen ook in de schepenbank (datum niet gekend) als gemachtigde procureur van deze verkoping, waarbij hij zijn vader Daniel Vyncke verontschuldigde wegens ziekte. Niettemin was hij in het bezit van alle nodige akten en brieven, ook deze waarin verkopers en koper hem verzochten het nodige te doen voor de procedure van "ontervenisse en ervenisse" als naar gewoonte.
Dit was trouwens al gebeurd: de verkopers waren wel en wettelijk "ontuyt, ontgoed, ontgift ende onterft", waarna Pieter De Meyere in erve werd gesteld. Ook de eed was afgelegd geworden, dat de verkoop of koop niet gebeurd was om het land te laten overgaan "in geestelijke of dode hand" rechtstreeks noch onrechtstreeks, daar des Majesteits edikten dit verboeden (eed van non amortisatie) (7).
"Aldus gedaan en gepassert" zijn de laatste woorden van onze tekst.
Voetnoten
- In de bibliotheek van de Heemkundige Kring St.-Guthago te Oostkerke.
- We twijfelen er toch een weinig aan over daarover niets bekendgemaakt werd. Niemand koopt toch een kat in een zak.
- Pachtersrecht: het geheel van rechten die in Vlaanderen de uittredende pachter bezat op het omlopend kapitaal van de bodem: recht prijzie van stalmest en stro, ploegrecht, houtrecht, zelfs recht op staketsel en andere afsluitingen. (P. Lindemans, Geschiedenis v d Landbouw in België, dl I, p 280-281.)
- Eén schelling per pond: is dus 1/20 of 5 %.
- A folle enchère: met opbod en onmiddellijk toewijzen aan de hoogst biedende, en het branden van slechts één kaars. Geen andere voorwaarden werden gesteld, hoewel wij stellen dat het afficheren en het kerkgebod wel moesten gebeuren.
- Wijngeld: soort aanmoedigingspremie. Hoewel nu minder voorkomend werd voor enige jaren bij ons regelmatig een instelpenning toegekend.
- In dode hand: aldus werden de goederen genoemd in het bezit van kerkelijke of geestelijke instellingen. Deze betaalden geen of veel minder belastingen.
******
Bijlage
Germain Vandepitte
Onder het Oostenrijkse Bewind werden heel wat hervormingen gepland en sommige daarvan ook uitgevoerd. Voornamelijk Keizer Jozef II was zeer op zijn tijd vooruit en dankte daaraan ook de (smadelijke) bijnaam die hij meekreeg in onze schoolboeken: de keizer-koster. Zeer ten onrechte.
Het was ook onder zijn regering dat het plan werd opgevat wat meer eenheid te brengen in de rechtspraak van zijn zeer verscheiden en veelsoortig gekleurd rijk. Daartoe verscheen hier in 1787 het nieuw "Reglement over civile rechtspleginge voor de Oostenrycksche Nederlanden" (1). Dat nieuw reglement moest ingaan op 1 mei 1787; doch wegens de felle tegenstand, is het bijna niet toegepast geworden, en waar wel, is het na zeer korte tijd opgeheven geweest (2). Had Jozef II met zijn decreten, ordonnantiën, enzovoort, in kerkelijke aangelegenheden de geestelijkheid tegen zich in het harnas gejaagd, evenals de gelovigen met zijn begrafenisvoorschriften, nu kreeg hij ook van de bestaande rechtsorde tegenwind.
Om bij ons vorig onderwerp aan te sluiten, geven we hier uit het bewuste Reglement van 1786, (in vrije omzetting van de tekst) de voorschriften betreffende de publieke openbare verkoping bij rechtsmacht. Ietwat aarzelend, zijn we toch geneigd te geloven dat voor verkopingen waarin de Wezenkamer betrokken was, dezelfde regels golden als bij een andere verkoping bij exécutie. Wij geloven dat deze voorschriften voor publieke verkoop bij rechtsmacht, zeer dicht onze huidige wetgeving op dat gebied benaderen.
Naast de inleidende procedures tot exécutie, moest een schatting gemaakt worden van het te verkopen goed; dit op aanvraag van de exécuterende partij, en waar de rechter moest op ingaan zonder uitstel (par. 336).
Indien binnen de dertig dagen noch schuldenaar noch schuldeiser iets van zich laten horen, moest de prijs van de schatting aanvaard worden door beide partijen (par. 337).
Als integendeel één van de partijen binnen deze 30 dagen verzoekt om exécutie, moet de rechter zonder uitstel dit verzoek inwilligen "ende stellen te dien eynde dry gelycke termynen, elcken van 30 dagen". Wel bepaald moesten ook plaats, dag en uur opgegeven worden waar de verhoging zou plaats vinden. (Verhoging, omdat hier een schatting was voorafgegaan en deze soms als richtprijs gold.) Bovendien moest hij ook laten weten en kennis geven dat, indien de verkoop niet afgesloten werd op de eerste dag noch op de tweede op de prijs van de schatting of hoger, men de toewijzing zal doen op de laatste en derde dag, zelfs tegen een prijs die lager is dan de schatting (par. 339).
Indien de verkoping van erfgoederen "van enige omvang waren en gelegen op het platteland", mocht en kon de rechter uit vrije wil besluiten om de termijn van de oproepingen te stellen op 90 dagen. Ook zal hij de macht hebben om de termijnen te verlengen mits hij maar niet teveel boven de totaliteit gaat van de drie termijnen samen (par. 340).
In de plakbrieven moeten de verkoopsvoorwaarden duidelijk vermeld worden (par. 341). De affichering van de advertenties moesten worden gedaan volgens de gewoonte van elke plaats, maar uiterlijk drie dagen na datum waarop de rechter tot verkoop beslist heeft (par. 342).
Ter griffie moest gedeponeerd en in goede orde bewaard worden de akte van schatting die ook moet melding maken van de lasten die op de goederen drukken; daarnaast ook de verkoopsvoorwaarden, opdat eenieder daarvan zou kunnen kennis nemen en gebeurlijk kopie laten maken; dit laatste dan wel op hun kosten (par. 343).
Zo er niemand verschijnt op de eerste noch op de tweede zitting, zal men dit voorval vermelden op het plakbiljet dat de volgende zitting aankondigt (par. 345).
Als er kandidaten opdagen moest men hen nauwkeurig inlichten over de prijs van de geschatte goederen, de lasten die erop lagen en de voorwaarden waaronder die goederen werden verkocht; waarna de exploitant de verhoging laat beginnen (par. 346).
Wanneer er na de eerste geboden niemand meer verhoogt, zal de exploitant verscheidene malen het hoogste bod herhalen, roepende met luide stem: "voor de eerste maal". Daarna zal hij vragen of iemand nog een hoger bod doet. Wordt dat niet gedaan, dan roept hij nogmaals op als hiervoor erbij voegende "voor de tweede maal"; en hij zal iedere keer zo handelen als er een hoger bod komt (347).
Mocht men gedurende het oproepen om een onderbreking vragen, om overleg te plegen, zo moet men dat toestaan voor een kwartuur; maar nooit meer dan éénmaal (par. 348). .
Wanneer de hoogste en laatste verhoging uitgeroepen is voor de tweede maal, zonder dat er gevolg wordt aan gegeven, zal de exploitant de verhoging nog moeten uitroepen gedurende vijf minuten en vragen of er gegadigden zijn voor een hoger bod. Na afloop van die vijf minuten en zonder resultaat blijvend, zal de verhoging gesloten worden met de woorden "voor de derde maal" en het goed zal toegewezen worden aan de laatste bieder, al was hij daar alleen geweest en al had hij niets geboden boven de prijs van de schatting, ja zelfs een mindere prijs (par. 349).
Wanneer de koper aldus het goed toegewezen is, na sluiting van de laatste oproep, kan niemand hem nog verplichten het goed terug af te staan (par. 350).
Er zal stiptelijk op gewaakt worden dat de voorwaarden tot verkoop nageleefd worden. In geval van in gebreke blijven, zal men op verzoek van één van de partijen, overgaan tot een nieuwe publieke verkoping, zonder echter een nieuwe schatting te moeten doen. Alleen één termijn (zitting) moet gesteld worden op de kosten van de falende partij; en het goed moet worden toegewezen, zelfs tegen een mindere prijs. Indien echter de schuldenaar, voor aanvang van de zitting, met gerede penningen voor de dag kwam, natuurlijk verhoogd met de gedane kosten, dan moet deze offerte aanvaard worden zonder verder te procederen tot herverkopen van het goed (par. 351).
Het goed, toegezegd op de verkoping, mag maar in handen van de koper gegeven worden, na betaling of borgstelling door de koper, tenzij tussen de betrokken partijen een overeenkomst gesloten werd (par. 352).
Als de eiser ook beslag wil laten leggen op het meubilair van de schuldenaar, zal hij deze moeten aanwijzen. Vallen daarbuiten: de noodzakelijke kleren, instrumenten of gereedschappen die de schuldenaar nodig heeft om te voorzien in de nooddruft van hem en zijn familie. Ook mag geen beslag gelegd worden op de meubelen in het huishouden, noch op andere dingen die hij nodig zou hebben voor zijn gebruik of die hem al te grote schade zouden berokkenen of waarvan de verkoop hem zou te schande maken (ignominie) (par 153).
Nota"s
- Reglement over de civile rechtspleginge voor de Oostenrycksche Nederlanden; tot Brussel, by Pauwels, drucker van Syne Majesteyt, op de Merckt M.D.C.C.L.X.X.X.V.I. (1786); Prys seven stuyvers op gemeyn pampier, en thien stuyvers twee oorden op fyn pampier. Extract uyt het privilegie: Josephus, by de gratie Godts enz. .. doen weten dat genegen wesende ter ootmoedige bede van Gerardus Pauwels, boeckdrucker ende boeckverkooper binnen onse stadt Brussel, wy hebben hem toegelaeten, geconsenteert ende geoctroyeert, dat hy alleen ende ter uyt-sluytinge van alle andere, sal mogen drucken de Edicten, Ordonnantien, Placcaeten ende andere stucken die hy soude konnen belast syn te drucken van onsen 't wegen … enz.
By brieven van octroi van S. M. gegeven binnen Brussel, den 18 November 1786, geparapheert Crump. Vt. geteeckent De Reul. - G. van Dievoet Prof.Dr., De Ontwikkeling der Rechtswetenschappen. Algemene geschiedenis der Nederlanden dl VII, p 318. Fibula-Van Dishoeck, Haarlem 1980.
******
2. Vroeger in het Brugse
Dr. Jos De Smet
Wijlen Dr. Jos De Smet bezorgde ons de volgende bijdrage.
De publieke verkopingen bij brandende kaars bestonden vroeger ook bij ons. Men mocht opbieden zolang de kaars bleef branden; wanneer de kaars uitdoofde, was de laatste opbieder de koper.
Deze verkoping bij brandende kaars werd altijd voorgeschreven voor verkopingen bij rechtsmacht van onroerende goederen.
In de costume van het Brugse Vrije uit het jaar 1542 wordt voorgeschreven in artikel 38, dat handelt over de verkoping van onroerende goederen "by executie" of rechtsmacht, dat dergelijke verkoping moet gebeuren in die zitdagen, die iedermaal aangekondigd worden door kerkgebod, ' t is te zeggen dat de verkoping aangekondigd moet worden aan de kerkdeur of van op de kerkstegel, de zondag na de hoogmis. Op iedere zitdag werd een kaars gebrand, en gedurende het branden mocht men opbieden, "ende de laste verhooghere ende meest byedende" werd beschouwd als insteller of koper, naargelang het ging om de eerste twee zitdagen of om de laatste zitdag (1).
In de gehomologeerde of definitief vastgestelde costume van de stad Brugge van 26 augustus 1619, waarin de meeste bepalingen uit vroegere keuren werden opgenomen, handelt het 24e hoofdstuk "Hoe men gecostumeert is te procederen in actiën reele". Artikel 10 van dit hoofdstuk bepaalt dat, na het afkondigen van de verkoping, drie zitdagen zullen worden gehouden om de acht dagen, "ende zoo wie ten laetsten sitdaeghe, ten uuytgaene van de keerse, meest van (=voor) ’t zelve parcheel biedt, wordt daeraf absolut proprietaris" (2).
In de twee oudst bewaarde schepenregisters van Damme, die gaan over de jaren 1567-1577 en 1585-1591, vinden we in talrijke akten van hypotheek, de bepaling dat, bij het uitblijven van de terugbetaling, de verkoping van het in pand gegeven goed zal gebeuren "by vercoopinghe ter halle geboden ende ‘t barnen van drie kerssen, zonder breedere wettelichede daertoe te moeten oorboiren" (19 november 1571). ’t Is te zeggen dat de verkoping zal aangekondigd worden door hallegebod of officiële voorlezing de zondag van op het pui van het stadhuis, en op drie zitdagen zal een kaars gebrand worden, gedurende welke tijd de liefhebbers zullen mogen opbieden. Wie het laatste bod deed op de laatste zitdag, werd eigenaar zonder verdere "wettelijkheden" of procedures (3).
In een andere akte lezen wij:"daer anne te moghen verhalene by heerlicke executie, realick ende de faict, by ’ t bernen van drye keerssen, van acht daghen te acht daghen, zonder eenighe andere proceduren ofte vervolch van wette te moeten doene" (19 juni 1586). De schuldeiser zal dus, in geval van niet-betaling, zich mogen schadeloos stellen (verhalene) met de verkoping door de schepenen (heerlicke executie), ten definitieven titel (realick ende de faict). De schuldeiser moet daartoe geen geding inspannen voor de vierschaar; op zijn vraag moesten de schepenen, zonder meer, de verkoping van ambtswege aankondigen en voorzitten (4).
Na de aanhechting van onze gewesten bij de Franse Republiek, door het decreet van 9 vendémaire jaar IV (1 okt. 1795), werden de goederen van de kerken en kloosters en deze van de émigrés of naar het buitenland gevluchte inwoners, door de Republiek verbeurd verklaard en gevoegd bij de Domaines Nationaux. Bij het volk kreeg dit goed de naam van Zwart Goed. Dit goed werd weldra publiek verkocht in één enkele zitdag, waarbij echter achtereenvolgens twee kaarsen werden gebrand, die de duur van het opbod bepaalden.
In het proces-verbaal van de verkoping op 11 floréal jaar VII (30 april 1799) van negen gemeten en tien roeden land te Lapscheure, verre oostnoordoost van de kerk, en die voortkwamen uit "de stichting Van der Bank" in de Brugse St.-Donaaskerk, lezen we tot slot dat onder het branden van de eerste kaars citoyen Joret, een hoge Franse ambtenaar uit Brugge, 925 frank bood, en dit in opdracht van de Compagnie Manet in Parijs; en daarna citoyen Swarte, een andere Franse ambtenaar uit Brugge, 930 frank. Onder het branden van de tweede kaars werd niet meer geboden, zodat het land toegewezen werd aan Jean Baptiste Schwarts (5).
Enkele dagen vroeger, op 4 floréal VII (23 april 1799) was de eeuwenoude hoofdkerk van Sint-Donaas te Brugge verkocht, met de gebouwen die er bij behoorden, onder andere de woningen van de kanunniken op de Malenbergplaats. De goederen waren verdeeld in vier loten. Voor het eerste lot, de kerk, werden bij het branden van de eerste kaars tweemaal een opbod gedaan, eerst van 1.500.000 door citoyen Renier, en daarna 1.600.000 fr door citoyen Maeyens. Er was recht van samenvoeging en daarom werd, nadat geen enkel opbod was geschied bij bet branden van de tweede kaars, het eerste lot voorlopig toegewezen aan Maeyens. Voor het tweede lot was er slechts één bod, namelijk 320.000 fr door citoyen Renier. Bij het branden van de tweede kaars bood niemand meer, en het lot werd voorlopig toegewezen aan Renier. Het derde lot werd voor 225.000 fr voorlopig toegewezen aan citoyen Pierrar. Ook voor het vierde lot was er slechts één bod, namelijk 170.000 fr door Maeyens.
Terstond daarop werden de vier loten samengevoegd en nu definitief verkocht. Bij het branden van de eerste kaars boden achtereenvolgens citoyen Vermeulen 3.000.000 fr, citoyen Renier 3.700.000 fr en eindelijk citoyen Maeyens 4.000.000 fr. Bij het branden van de tweede kaars werd niet meer geboden, en daar het laatste aanbod van Maeyens hoger lag dan het totaal van de sommen geboden voor de vier loten afzonderlijk, werd alles toegewezen voor 4.000.000 fr aan Dominique Maeyens, meester-timmerman te Brugge (6).
De Sint-Donaaskerk werd later afgebroken om een rechtstreekse toegang te hebben van de zuidzijde van de Burg naar de Philipstokstraat (7).
Weet iemand hoelang dit opbieden bij het branden van een kaars bij ons in gebruik is gebleven? Vroeger heb ik nog een dergelijke verkoopakte gezien van omstreeks 1830.
Nota's
- L. Gilliodts van Severen, Coutume du Franc de Bruges, Deel III Brussel 1880, blz. 642.
- L. Gilliodts van Severen, Coutume de la Ville de Bruges, Deel I, Brussel 1874, blz. 70.
- Rijksarch. Brugge, Brugse Vrije, Register 17062, f° 93.
- Rijksarch. Brugge, Brugse Vrije, Register 17063, f° 35 v°.
- Rijksarch. Brugge, Leiedepartement N° 657, affiche 171 nr 24.
- Rijksarch. Brugge, Leiedepartement N° 657, affiche 169 nr 1.
- Over het slopen van Sint-Donaas, zie A. Viaene. Het einde van een kathedraal, Biekorf 1949, blz 169-180 en De toren van de Brugse St.-Donaaskerk, gesloopt met hout en vuur, Biekorf 1954, blz 254-256.
3. Losse Aantekeningen
Germain Vandepitte
In het tijdschrift "Land van Beveren", Heemkundige Kring Beveren-Waas, 8e jaar 1965, blz 3 tot 6, geeft de Heer Pieter Bernaers de oorspronkelijke tekst van een schepenakte van Haasdonk met datum 4 juli 1489 (1).
De heer van de Heerlijkheid Beveren, had een nieuwe banmolen opgericht te Haasdonk. Om deze te bezetten was een openbare aanbesteding uitgeschreven. Een verpachting per opbod met brandende kaarsen. De hoogste bieder werd als molenaar aangenomen. Een instelpremie was voorzien. "Zoals van ouden tijden" waren de kosten half en half voor de Heer van Beveren en de aankomende pachtermolenaar. Ook werden de kandidaten in kennis gesteld van alle voorwaarden en verplichtingen daarmee verband houdende. Een prijzie van de totale molen moest worden opgemaakt door twee molenmeesters.
"... was ten casteele te Beveren verhuert myns heeren muelen te Haesdonc ende es bleven metter keerspan daer ghebeurt als meest daer omme biedende persoon te houdene eenen Wouter Pieke alias Guiot,... ... daer of dat X schell. gr. die hadde de ghene diest up X ponden grooten instelde ghenaemt Joes Oliviers… ...item voor mijns heeren deel van de teercosten staende oic hier naer, die ghedaen waren ter instelling ende bernen van den keersen ...
... Ten insettene ende bernene van den keersen van welcker muelen verteert gheweist es ... daer of myn voors heere betaelt van ouden costumen deen helft ende de zelve mueleneere dander helft.
******
A. De Keyser
De kopie van een verkoopsaankondiging, in ons bezit, vermeldt het volgende: "Door het ambt van notaris Vanderhofstadt te Brugge zal er, op dinsdag 25 november 1879 om 11 uur 's morgens in een der zalen van het stadhuis aldaar, voortsgevaren worden tot de openbare veiling bij aanbod en uitbranding van waslichten, van gronden te Knocke en Westkapelle".
Wij maakten twee aantekeningen, jammer genoeg zonder bronaanduiding, van twee veilingen met brandende kaarsen in de Parijse Halle te Brugge, in het jaar 1805.
"Met dry zitdagen van 8 tot 8 dagen: dies den eersten tot instel heeft gedient, den tweeden tot verhoog en den derden tot verblyf dienen zal."
"Publiquelyk en volontairelyk te koopen gestelt, met het doen van dry zondagsche kerkgeboden en telkens zittinge van 14 tot 14 dagen, wanof de gene tot den instel zal dienen den 8. thermidor, de gene tot verhooghinge den 22. thermidor (10 aug.) en de gene tot absolut verblijf 6. fructidor telkens te 3 uren".
******
J. Rau
De heer W. Wouters van Sint-Andries was zo vriendelijk ons het volgende mede te delen:
"Er bestaat sedert enkele jaren een "jumelage" tussen het Sint-Janshospitaal van Brugge en het Hôtel Dieu van Baune in Bourgogne. Wij weten hoe Vlaanderen -Bourgogne reeds in de vroegste jaren van 1400, ook op cultureel gebied sterk elkanders invloed hebben ondergaan. Zowel het Hospies van Sint-Jan Brugge, als "Les Hospices de Baune" bezitten een rijkdom van kunstschatten. Beide zijn eigenaars van uitgestrekte gronden: Brugge heeft o.a. hofsteden en bossen, Baune bezit o.a. 58 ha. wijngaarden in de beroemde Côte de Baune. Van die hoogst befaamde wijn wordt telken jare op de 3de zondag van november een veiling gehouden. In het kader van de "jumelage" was dit jaar - 1982 - de heer Wouters op die beroemde en plechtige veiling tegenwoordig als officiële vertegenwoordiger van het O.C.M.W. van Brugge. Onze eerste Minister W. Martens die deze veiling moest voorzitten was verontschuldigd en vervangen door de Ambassadeur van België in Frankrijk.
Wat ons hier bijzonder aanbelangt is dat die veiling geschiedde bij het branden van twee kaarsen die de tijd van het opbieden bepalen. Dhr Wouters bezit van deze veiling een foto waarop één van de brandende "chandelles". De oude gewoonte bestaat dus nog!!!