Restauratie oud torentje H. Margaretakerk - Knokke-Heist
Danny Lannoy
“Wat Knokke’s pronkstuk zou kunnen zijn, staat er nu als een ruïne bij....” werd eens geschreven in een regionaal dagblad.
Dat dit sinds jaren verwaarloosde kerktorentje dringend aan restauratie toe was, is geen nieuwigheid.
In 1938 werd de toren geklasseerd als “beschermd monument”. Toen in 1982 een nieuw decreet werd ingevoerd door de Vlaamse Executieve inzake de financiering van restauratiewerken, moest de Kerkfabriek het initiatief nemen, als eigenares van het torentje. Na aandringen van het gemeentebestuur van Knokke-Heist werden in 1987 de nodige stappen ondernomen om de toren te redden van de ondergang.
De geschiedenis van een kerk is nauw verwant met die van een gemeente of stad. De oudste sporen brengen ons naar de 11e eeuw. Rond 1080 ontstonden door het opwerpen van o.a. de Evendijk een viertal parochies ten noorden van Brugge, Oostkerke, Dudzele, Uitkerke en Lissewege. Noordoost van laatstgenoemde gingen er zich vissers vestigen achter de hoge duinen en waren er zelf aktief op het schiereiland Wulpen, dat zich toen uitstrekte voor onze huidige kustlijn. Rond 1175 met de indijking van de Oudemaarspolder stichten ze er hun nieuw vissersdorp “Heis”. Circa 1200 is er sprake van de parochie “Koudekercke” die pas in de 14e eeuw de naam Heis zou aannemen.
Knokke komt voor het eerst voor in de documenten van 1227, waar men spreekt van “een hospitaal en kapel van Sint-Katerina...”. Knokke-dorp bestond uit enkele huisjes verscholen achter de hoge duinen. Topografische gegevens ontbreken om dit met zekerheid te verklaren, doch de meeste oude kaarten tonen dit duidelijk aan. In 1253 scheurde Knokke zich los als zelfstandige parochie, met goedkeuring van de bisschop van Doornik en de abt van St.-Bertijns. Uit het oudste bestaande kadasterboek (1447) halen we gegevens de wijzen dat de kerk zich in de noordoosthoek bevond van het 10e begin van de Watering Reigaarsvliet.
Uit de ommeloper van datzelfde jaar kunnen wij afleiden dat in de Papenpolder heel weinig woningen waren. Of er door zandverstuivingen het noordelijke deel van het dorp moest wijken! Een document uit 1527 daarentegen vermeldt een vijftal hoeven met vier paarden, 6 hofsteden van twee paarden, en gebouwen buiten de dorpskom.
Tussen 1300 en 1500 is weinig aan te treffen in de archieven. In 1455 stelde de bisschop van Doornik een onderzoek in naar de inkomsten van de kerk en werd melding gemaakt van “St.-Margarethakerk”. Vermeldenswaard is dat de pastoors benoemd werden door de abt van St.-Bertinusabdij te St. Omaars (Frans-Vlaanderen). Pas in 1559 kwam de benoemingsrecht toe aan de nieuw opgerichte bisschopszetel te Brugge.
Fragment van de kopergravure uit 1602 “Het Zwin en Sluis”, met de vermelding van de parochie 'Knock' (Floris Balthasars van Berckenrode 1562-1616)
Politieke en godsdienstige troebelen zouden het land overspoelen. Het feit staat vast dat tijdens de geuzenperiode (1569-1594) het kerkje te Knokke zwaar werd vernield, zoals ook alle omliggende parochiekerken. In 1600 noteerde Matthias-Lambrecht, bisschop van Brugge, dat de situatie van het kustland na de terreur van ordeloze benden (de kalvinisten) de meeste kerken in de vlammen waren opgegaan. Die niet door het vuur verwoest, kwamen bij gebrek aan geldmiddelen in verval.
Door de komst van Alexander Farnese, landvoogd van de Nederlanden, in 1584, verdween de hervorming in het Noordelijke Vlaanderen.
In de kerkrekening was sprake van vernielde altaren. De gemeente beloofde een toelage, maar haar eigen kas was uitgeput, wegens onderhoudskosten van te Knokke gelegerde soldaten. In 1596 werd een aanbesteding uitgeschreven voor restauratiewerken aan de glasramen, het altaar en de bogen. Een jaar lang duurden de werkzaamheden, wat wijst op de omvang van de vernielingen. Gedurende die periode trokken Knokkenaars naar Westkapelle om er de eredienst bij te wonen. De pastoor en koster van de buurgemeente kregen vergoeding uitbetaald voor de heilige missen. Waarschijnlijk moest een der kerkbeuken zwaar beschadigd zijn, daar verschillende cijfers in de rekeningen daar op wijzen. Tussen 1604 en 1607 werden de kostbare voorwerpen uit de kerk naar Brugge overgebracht om het beroven door rondtrekkende soldaten te verhinderen. Enkele jaren later werden ze door de kerkmeesters teruggehaald. In 1611 bleek dat de werkzaamheden bijna voltooid waren en dat er met veel luister de patrones, de “Heilige Margareta” werd gevierd. Eindelijk in 1613 werden de werken beëindigd en schonk de bisschop van Brugge een toelage van 72 pond parisis aan de kerk van Knokke.
De herstellingen van 1597 mochten als voorlopig beschouwd worden, een nieuw strodak was noodzakelijk. In 1626 kwam er een klok. Pastoor van Overbeke, bedienaar van de bidplaatsen Heist en Knokke, spande zich intens in voor de herstellingswerken van het kerkje. In 1634 wordt het kerktorentje vermeld in de kerkregisters; koperslager Jacques Labuys zou een nieuwe haan leveren; ook was er veel metsel-, timmer- en ijzerwerk. Tussen 1637 en 1639 werd een gedeelte van de vloer en het portaal hersteld. Een 600 blauwe voetstenen zouden door Alexander Roelof worden geleverd en aangevoerd door Louis de Lepelaere uit Ramskapelle. In 1640 is het kerkgebouw nog gedeeltelijk voorzien van strodak, “...de rest stond er verlaten bij....”
De toenmalige bevolking drong aan bij de deken om de kerk te herstellen met eigen handenarbeid. Ambachtslieden zouden aangesproken worden en in 1642 greep de aanbesteding plaats in de herberg van Pieter Breydel.
Het kerkhof rond de kerk was omgeven met een aarden muur die zou verhoogd worden. Jan Bouckout voerde het metselwerk uit voor 31pd gr. Jan Robert leverde arduin, klinkstenen, grendelstenen en slotplaten en Knokse boeren voerden talrijke karren kalk van Brugge naar Knokke-Dorp.
Fragment van de “Caerte van ‘t Vrye” uit 1640, opgemaakt door Claes Land Visscher met voorstelling van het kerkje van Knocke.
Timmerman Laureins Crabbe en Passchier Wouters ontvingen 50 pd gr. Pieter Vandermerghele leverde gezaagd hout ter waarde van 112 pd gr. en 5450 voetkepers, voor een nieuwe kapconstruktie. Kristoffel Dauwe bracht 435 voet eiken kepers van 3 en 4 duim dik. Er werd ook een nieuwe kerkdeur geplaatst. 33.000 Schaliën leverde men voor het dak van het kerkschip. Een zekere Toussaint en Wederom legden de schaliën voor 31 pd gr. Het materiaal kwam ter bestemming via twee schippers uit Brugge. Schaliedekker Reinier Stevens zou zich gelasten met het afdekken en de afwerking van de toren, en het portaal. Pieter Hochop werd als schilder aangeduid, terwijl P. Wouters 12 banken leverde. Jacques Van Heestere herstelde twee glasramen. De totale kostprijs der werken in 1640 bedroeg 927 pd gr. De grote kosten werden ondermeer gedekt met een lening van 200 pd gr. De bisschop deed een gift van 100 pd gr. In 1642 bleken de muren hersteld en was men gestart met de dakwerken. Aan de hand van het verslag van deken Jennyns weten we dat Knokke 100 kommunikanten telde in 1640, wat wijst op een bevolking van ongeveer 200 personen. Bij zijn bezoek aan Knokke in 1639 en 1641 sprak de deken van een nieuwe kerk in de duinen met St.-Margareta als patrones. Uit zijn verslag halen we volgende interessante tekst hier samengevat:
“Knokke, had vroeger een prachtige kerk toegewijd aan de Heilige Katarina. Kerk en dorp werden verzwolgen door de zee. Er werd toen achter de duinen een nieuwe kerk gebouwd met de Heilige Margareta als patrones. De kerk had gedurende lange tijd geen eigen pastoor. Drie parochies, namelijk Knokke, Heist en Ramskapelle, werden door één priester, vaak een dominikaan, bediend...”
Deken Jennyns schreef echter in 1642 dat het torentje met spits enkele jaren voordien volledig werd heropgericht. In de rekeningen van 1632 vond pastoor Opdedrinck gegevens over de aanbesteding van de nieuwe toren, met de vermelding van een feestmaal met pastoors, kerkraad en werklieden. Alle gebruikte bouwmaterialen, de ambachtslieden en de persoon die de windwijzer leverde, worden vermeld. Uit documenten halen we eveneens dat het metsel-, timmer en ijzerwerk “tot het maecken vanden torre” in 1634 zijn afgewerkt. We kunnen dus aannemen dat het huidige torentje in 1632-1634 werd gebouwd, waarschijnlijk naar het model van de vroegere kerktoren. In 1645 werd een nieuwe venster geplaatst boven de “lyckdeure”. Men kan zich afvragen of er al dan niet een kerk meer noordwaarts bestond, toegewijd aan de Heilige Katarina, of dat op het zelfde plaats een nieuwe kerk werd opgericht...!
Detailopname van de zonnewijzer met het wapenschild
van Marc Albert Azazola d‘Ognati.
Er is ondermeer sprake van:
“Ander betalinghe van reparaties”. “Levering van calck. Daglonen en andere materialen tot het maken van den Torre van de kercke...”.
Een heel interessant gegeven is verwijzend naar de toren:
“En is gedistruineert (vernietigd) bij den storme ten jare 1636...”.
Een ander bewijs dat de toren vroeger gewit werd:
“Betaalt aan Anthoin Gailliaert voor levering van blus-calck voor de kercke bij Cnocke in opdracht en rekening de Pauw (toenmalig pastoor).
“Ten Jare 1633. Betaald aan François P.Bollemans stroodekker in ordonnaties (opdracht) van de Pauw...
Betaelt aan Pieter Schaut voor levering van zeshondert rogghe ghevley in opdracht en rekening de Pauw (gedorsen roggeschoven) gebruikt tot het dekken van de kerk ten jare 1634.
Betaeld aar Maes voor verbeteringe van toren bij Cnocke.
En dat er met de stabiliteit van de toren iets mis zat bewijst:
“Verbetering in het evenwicht van de Torre betaelt aan Rathave Cools en Ignatus de Pauw."
Verdere rekeningen spreken van:
"Betaelt aan Loys Beyne twee vaten Calck voor de kercke... betaelt aan Crist. Pirrin voor levering van vier hondert ghevley (schoven) tot ‘t vochtig bidhuys daar Pieter Breydel woont in opdracht en rekening de Pauw...”
Verbetering aan de torre betaelt aan Pieter Cools voor levering van twee style midtgaders baddens voor de kercke... Betaelt aan Joos Hoornaert voor levering plijster werk... aan Jan Kerckhof voor duurzaam timmerhout voor de kercke.
Kerkarchief Knokke F°35 R°-36v° - Rijksarchief Brugge - Genoteerd door bestuurslid G. Adriaenssens.
In 1670 wordt melding gemaakt van het witten van de toren met kalk. Aan de zuidkant van het kerkhof werd in 1672 een nieuwe pastorij opgetrokken. Toen was onderpastoor Frans Devos, nog bedienaar te Knokke en te Heist; hij werd aangesteld als pastoor te Knokke. Een van de eigendommen van de kerk was herberg “De Rode Leeuw” met schuren en stallingen ongeveer 100m zuidwaarts van de kerk in de dorpsstraat. Enkele verbouwingen gebeurden met “eenich steen uitgherent op het kerckhof”, wat wijst dat het vermoedelijk stenen waren van muurresten van de oude kerk na de afbraakwerken van 1642. De burgemeester van het Vrije, Marc Albert Arazola d’Ognati had de duinen tussen Knokke en Heist in pacht en zou er in 1648 de plaatselijke St.-Sebastiaansgilde oprichten. Hij was het dan ook die op de zuidkant van de kerktoren een in natuursteen verwerkte zonnewijzer schonk. Deze bevat het wapenschild van Arazola d’Ognati met jaartal 1648. In heraldische taal is het schild “van zilver met groene boom en twee zwarte wolven aan de voet van de boom... wapenhelm met vijf zilveren en groene struisveren.”
Na de Vrede van Munster zou de oorlog weinig invloed hebben op de Vlaamse kust. Wel bestond er een torenwacht en kustwacht. Men had te kampen met rondtrekkende Spaanse en Hollandse soldaten die van Sluis naar Oostende trokken en omgekeerd. De parochie moest zelf in 1694 haver en hooi leveren te Brugge voor de Spaanse militairen. Door het invoeren van belastingen kunnen we ons een beeld vormen van de aktiviteiten rond de dorpskerk. Vooreerst hadden we de herberg “De Zwaan” met Maerten Dewildere als kastelein, molenaar Hubrecht Vandenbulcke, schapenhouders Jan Tavernier en Jan Degroote, herbergier Cornelis Deboodt in de “Weiman” en Hendrik van Lenderbeke in de “Rode Leeuw”; Adriaan Pepers hield er de “Weiknecht” open er brouwde er zelf zijn bier samen met winkelier-bakker Jan d’Asseville. In 1696 telde de Papenpolder (ten noorden van de kerk) zowat acht woningen.
Een verslag van deken Dominicus Galle uit 1716 vermeld; dat de muren der kerk gemetst waren met kalk en duinenzand. Hij had opmerkingen over het uitzicht van de muren die jaarlijks moesten gekalkt worden. 55 Jaar later is het hoofdman Karel Meire die het schepencollege van het Vrije mededeelde dat de kerk in vervallen toestand was en dat de bisschop naliet de nodige onderhoudswerken uit te voeren. Verzakkingen in de vloer, schaliën die ontbraken en sneeuw doorlieten, en de bepleistering die van de muren afschilferde. Rond de kerk had men last van vee dat tussen de graven liep bij gebrek aan een degelijke omheining of muur. In mei van hetzelfde jaar zond Het Vrije, metser Hendrik Bultynck naar Knokke om de toestand van de kerk na te zien. In juli, bij een tweede vaststelling waren er opnieuw opmerkingen over het ontbreken van de kerkmuur. Op een 13 meter ten zuiden van kerk vond men sporen van muren en moefen in leem; gelijkaardig funderingen waren ook westwaarts van de kerk. In 1640 had deken Jennyns dit ook reeds vastgesteld. Mogelijk werden de stenen van de kerkhofmuur aangewend om de beschadigde huizen rond de kerk te herstellen, of werden zij gebruikt bij de verbouwingswerken aan de eigenlijke Heilige-Margaretakerk. In 1774 waren 304 kommunikanten op een bevolking van ongeveer 450 zielen. Toenmalig pastoor Trouveyn noteerde dat er 78 woningen waren op het grondgebied van de parochie Knokke; landmeter Gilliodts hield het bij 85 huizen.
In 1794, onder het Nieuw Regime, kreeg Knokke hoofdman Sebastiaan Nachtegaele als “maire”. In november 1814, bij de verplichte volkstelling, waren 548 bewoners ouder dan 12 jaar, 262 jonger dan 12, totaal 810 verdeeld over 144 huisgezinnen. Uit de gekende kadasterkaart van P.C. Popp uit 1845 is de duidelijke aangroei merkelijk vast te stellen. Niet alleen rond de dorpskern, doch ook op de wijk ‘t Kalf staan veel huizen; tot 1873 was daar het gemeentehuis om tenslotte naar het dorp te verhuizen in de herberg “De Zwaan”.
Kadasterkaart van P.C. Popp uit 1845 met het kerkgebouw op perceel 325.
Gedurende de Franse republiek in 1796 werden de kerkregisters opgeëist en de eigendommen aangeslagen en verkocht. De pastoors dienden rond die periode onder te duiken en in een of andere schuur de H. Mis op te dragen. Na het konkordaat van juli 1801 kwam een nieuwe pastoor naar de parochie Bernardus Lippens. Aantekeningen uit de ommeloper van 1806 tonen ons aan dat niet alle bezittingen van de kerk waren verkocht. De bevolking was tussen 1820 en 1840 gestegen van 240 tot 1140 zielen. Dat was dan ook een van de redenen dat het kerkje te klein bleek te zijn.
Op 1 oktober 1841 wilde de kerkraad reeds enkele kleine percelen grond verkopen om de kosten te helpen dragen van de bouwwerken. Het duurde echter tot 1852 eer de Provincie toelating verleende en subsidies toekende voor de uitbreidingswerken. Provinciaal bouwmeester architekt P. Buyck zou twee even hoge zijbeuken van zes traveën lang laten bijbouwen. Zo werden de zijmuren van de oude kerk als dusdanig vervangen door zuilen en spitsbogen. De staat kwam tussen voor 1833,32 fr, de provincie voor 1865 fr. De opzichter der werken, timmerman J. Bastoen, kreeg een vergoeding van 167 fr. Uit de rekeningen van 1852 vinden we volgende inlichtingen nopens enkele bijkomende werken aan de kerk.
- aan Dobbelaere voor metselwerk 64,56 fr
- aan Henri Lamote voor smeedwerk 7,01 fr
- aan dhr Clarisse voor reiskosten bouwkundige 7,00 fr
- aan Van Houtte veldwachter “voor nachtwaking der kerke” 2,18 fr
- voor ‘t kuisen der kerkvensters en andere daguren 13,20 fr
- aan Joseph Gisou schaliedekker 433,07 fr
- aan Verheye timmerman 226,69 fr
- aan De Sloovere voor twee dekstenen 13,76 fr
Zeldzame opname uit 1899 van het kerktorentje, gezien vanuit het zuiden met aangebouwde zijbeuken uit 1852.
Veldwachter Van Houtte kreeg een speciale vergoeding voor het bewaken van de bezittingen der kerk, gedurende de werken. De hoofdsom van de aanbestedingen bedroeg 11.000 fr. Aannemer De Sloovere kreeg een bijkomende vergoeding van 58,00 fr voor het leveren van kalk en leien. Herstellingen aan sloten en smeedwerk werden door een zekere Bernolet uit Brugge uitgevoerd ten bedrage van 49,35 fr. Jan Reynaert leverde 50 nieuwe stoelen voor de nieuwe zijbeuken aan 86,36 fr.
Een hele reeks rekeningen uit 1896 wijzen op de talrijke herstellingen die werden uitgevoerd, ondermeer aan Pierre Decock, plafonneur-entrepreneur voor leveren van cement, en voor daguren 42,25 fr; aan metser Jan Baes voor daguren en leveren van 800 “brabandsche steen met transport” (48,91 fr) en aan timmerman Deckers uit de Kerkstraat voor het leveren van planken, scharnieren, een zitbank, schilderen van het kruis, en andere herstellingen 25,81 fr. Schilder Louis De Jonghe ontving 16,91 fr voor het wassen van het tabernakel en leveren van 15 g verf en werkuren.
De kerk rond de eeuwwisseling langsheen de schilderachtige Kerkstraat, gezien vanuit het zuiden.
Binnenzicht van de H. Margaretakerk vóór de vergroting in 1905.
Door de toenemende toeristische aktiviteiten van de ontluikende badplaats “Knocke-aan-zee”, door de komst van talrijke hotels, handelszaken en de aangroei van de bevolking gingen reeds in 1902 stemmen op om de kerk op een andere manier te vergroten. Er werd door de kerkraad geopperd om een kruisbeuk en koorparty te bouwen. Pas in 1905 werd de aanbesteding uitgeschreven en kreeg aannemer August Debever uit Oostende het werk toevertrouwd, begroot op 50.904,20 fr. De kerkfabriek ging een lening aan van 9.000 fr en 8.000 fr aan 3,5% bij de kinderen Knockaert en de heer Devos.
De muren van het kerkschip werden bepleisterd, de gewelven voorzien van een eikenhouten ribbengewelf met bepleistering op latten- en kepergewelf. De ramen met traceringen in witte steen kregen loodglas. De gemetste zuilen werden geplaatst op een basement van “Petit Granit”, achteraf bepleisterd en beschilderd. De laat-Gotische verwerkte kapitelen werden in witsteen uitgevoerd.
Gedurende de beide wereldoorlogen was geen noemenswaardige schade, doch bleek dat de kerk in zeer bouwvallige toestand was. Men sprak zelfs over instortingsgevaar en daar de kerk buiten het torentje weinig of geen historische waarde bezat (niet de mening van de schrijver) werd besloten het te slopen. De Antwerpse architekt J. Ritzen zou in 1952 de plannen opmaken voor de nieuwe basilicastijle kerk. De werken werden toevertrouwd aan de firma Cottyn. In 1955 werd de eerste steen gelegd door Mgr De Smedt, bisschop van Brugge. In 1957-1958 ruimde de oude St.-Margaretakerk plaats voor de aanleg van het voorplein der nieuwe kerk. Uitgezonderd het oude torentje verdween het stemmig kerkje uit het dorpsbeeld van Knokke. Het kerkhof was reeds ontruimd en gedeeltelijk overgebracht naar het St.-Helenakerkhof aan de huidige Deklerckstraat.
1907 - Binnenzicht van de uitgebreidde St.-Margarethakerk.
Architectuur
Op grond van architektonische kenmerken moet het torentje dateren uit de 14e-15e eeuw en rekening houdend met de gegevens die wijzen dat het praktisch volledig werd herbouwd mogen we aannemen dat het juiste jaartal 1632 moet zijn. Het werd opgetrokken in rode baksteen (formaat 29,5 x 14 x 7 cm) en heeft een hoogte van 19,25 m.
Aan de noord- en zuidzijde hebben de rechtstanden en spitsbogen rechte kanten wat kan wijzen op een 14e eeuws element. Aan de overige kanten zijn er wijzigingen gebeurd. De oostelijke spitsboog is hoger dan de noord- en zuidelijke; op de westkant, daarentegen zat een segmentboogingang onder de spitsboog. (gewijzigd na de 1e W.O.) Binnenin zijn oudere rechtstanden merkbaar boven de segmentboog. Mogelijk wijst dit op een overblijfsel van de vroegere westelijke boog waar de vieringstoren een geveltoren werd!
Het torentje van de Knokse kerk vertoont sterke gelijkenis met het oude torentje van Heist, het vroegere Koudekercke.
Het kerktorentje van Heist in 1880.
Sterke vermoedens kunnen wijzen dat de oorspronkelijke torens rond dezelfde periode werden opgetrokken. We weten reeds dat de pastoors beide kerken bedienden, en dat er 14e-15e eeuwse kenmerken merkbaar waren. De kerk van Koudekercke brengt ons terug naar 1226, dit in de charters van St.-Bertijn. De vroegere kerk van de deelgemeente Heist bevond zich ten zuiden van de huidige dorpskom. Enkele jaren geleden werd het oude kerkhof ontruimd; alleen nog de pastorij is de stille getuige van de vroegere dorpskom. (hoek Heistlaan-Koudekerckelaan) In de 2e helft van de 16e eeuw had de kerk 3 beuken, die niet gespaard bleven van vernieling door de geuzen. Het torentje dagteekende van 1503; de hoogte zonder spits bedroeg 25,10 m. In 1871 werd de nieuwe St.-Antoniuskerk opgetrokken in het toen reeds sterk toeristisch Heist.
In 1875 begon de gedeeltelijke sloping van het oud kerkje. Ondanks pogingen om het als monument te klasseren verdween in 1884 de oude kerk. Hier vonden we, tot tegenstelling van het Knoks gebouw, dat in 1630 de zijbeuken werden gesloopt en de bogen dichtgemetseld; m.a.w. bleef de middenbeuk en de toren behouden. Heeft dit te maken gehad dat de dorpskom van Heist zich 400 m noordwaarts bevond van het eigenlijke Koudekerke! Een waterverfschilderij van Jean Baes uit 1880 toont ons het overblijvend torentje van de kerk van Heist.
Detailopname van een der galmgaten en van de toegangsdeur op voor de restauratie de westkant van de toren.
Opname uit 1888 van de onderzijde van de kerktoren
met gekalkte muren en geteerde plint.
Kerkrekeningen uit 1670 wijzen op het kalken van de kerk en toren. Uit een heel zeldzaam fotobeeld, genomen rond 1888 kunnen we echter vaststellen dat de vroegere kerkbeuk uit 1852 en toren wel degelijk waren gewit, zij het dan gekalkt. Onderaan was een zwart geteerde plint voorzien. Bij de verbouwingswerken halfweg de 19e eeuw werden de bijkomende zijbeuken nooit van kalk voorzien. Was dit werk te omvangrijk of te duur! Een feit staat vast dat na 1888 geen herkalkingen meer plaatsvonden. Dit bewijs halen we uit talrijke foto’s en postkaarten naast de tal van schilderijen die rond 1900 werden geborsteld door binnen- en buitenlandse kunstenaars.
Rond 1890 werd afgezien van verder onderhoud aan de buitenmuren. Geleidelijk aan verdween dan ook de kalklaag van de bakstenen. Andere zeldzame foto’s tonen aan dat aan de noordkant van de toren eenzelfde aanbouw bestond met een leien dak. Boven de hoofdingang van de westkant bestond een klein vierkant venster, wat later werd verbouwd tot een ronde vensteropening. Tot 1888 bevond er zich een kruisbeeld op de achtergevel van de eigenlijke kerkbeuk (oostkant); dit kruis werd later overgebracht op de kop van de aangebouwde zijbeuk (westkant) om na de verbouwingen aan de toren een plaats te vinden op de zuidkant van deze tot op heden.
Tussen beide oorlogen moet ook nog noordwaarts de toren een kleine kapel zijn aangebouwd die verdween met de slopingswerken van de kerk in 1957.
Postkaart rond 1950, kort voor de afbraak.
De vier ogen op de begane grond van het Knokse torentje zijn volgens Luc Devlieger oorspronkelijke vieringsbogen. Hier zouden tegen vrijstaande muren van de toren steunberen zijn aangebouwd. In de zuidwest hoek kwam een traptorentje met 25 treden, dat van jongere datum zou zijn dan de zuidelijke vieringsboog. Aan de westkant werd de vieringsboog gewijzigd door het aanbrengen van de ingang naar de kerkbeuk. (kruisribbengewelf) De oostelijke segmentboogopening van de 1e verdieping is de oudste.
De vierzijdige toren met basis 8.84 m gaat over naar een achtzijdig vlak door halfronde trampen, langs buiten door halve piramiden afgedekt. De galmgaten zijn verdeeld door een rij bakstenen. Een kraalprofiel is langs de buitenkant merkbaar tussen twee afgeschuinde kanten. Onder de zonnewijzer is een smalle vensteropening die in de 19e eeuw en zelfs tot rond 1923 was dichtgemetseld. Dit moet vermoedelijk zijn samengegaan met de afbraak van de aanbouw aan de zuidgevel van de toren op de begane grond. Op diezelfde plaats kwam het kruis, dat oorspronkelijk op de kop van de zuidelijke beuk was ingeplant. Het kruisbeeld is er nog steeds omhuld door sierige klimop.
De nieuwe kerk in aanbouw
Nog iets over de klokken:
De oude 340 kg wegende klok dateert uit 1827 en werd gegoten door Michiels uit Doornik. Gedurende de 1ste W.O. in 1917, werd ze door de bezetter geroofd om in 1921 terug in Knokke te belanden. In 1943 werd ze andermaal aangeslagen om op het einde van de oorlog terug te keren. Als oorlogsschade viel te noteren: het houten gewelf in het hoogkoor was vernield, en muren en daken bleken beschadigingen opgelopen te hebben.
Goten en kornissen waren op tal van plaatsen doorboord en afgerukt. De stabiliteit der zuilen werd in vraag gesteld. Talrijke scheuren waren duidelijk merkbaar. Het glaswerk van de meeste ramen was verbrijzeld of beschadigd. Schoren moesten geplaatst worden om instorting te voorkomen.
1957 De H.Margarethakerk wordt gesloopt buiten het geklasseerde torentje.
Bibliografie
- Maurits Coornaert, 1974 Knokke & het Zwin (Lannoo-Tielt)
- Maurits Coornaert, Heist & Eiensluis (Lannoo-Tielt)
- Luc Devliegher, 1970 Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen deel 4 De Zwinstreek (Lannoo-Tielt)
- Danny Lannoy, 1976 Van Polderdorp tot Badplaats. Bijdrage tot de geschiedenis van Knokke (Van Vooren-Matthijs-Knokke)
- J. Opdedrinck, 1913 Knocke-sur-Mer, Histoire et Souvenirs (Van Kerkschaver-Knocke)
- J. Opdedrinck, 1968 Geschiedenis van Knokke
- J.E De Langhe,
- A.M. Ghekiere, (Lannoo-Tielt)
- Jozef G.M. Van den Heuvel, 1985 Geschiedenis van de H. Hartparochie van Knokke-het-Zoute 1935-1985 (Marc Van de Wiele-Brugge)
- Rijksarchief Brugge, Kerkregisters Brugse Vrije, No12436 1632-1638
- Gemeente archief Knokke-Heist, bundels Herstel H. Margaretakerk
- Jozef Bossu, Kaarten uit “Vlaanderen in oude kaarten” (Mappamundi)
- foto’s en postkaarten verzameling D. Lannoy – Archief: Cnoc is ier
Korte voorgeschiedenis tot herstel van de oude toren van de St.-Margaretakerk
- 29.10.59 Brief kerkfabriek naar gemeentebestuur met vraag tot herstelling van de geklasseerde toren. Gemeente wijst erop dat de kerkfabriek bouwheer is.
- 15.12.59 Provincie deelt mede dat herstellingen door kerkfabriek dienen uitgevoerd te worden.
- 17.12.59 Wegens de hoge kosten aan de nieuwe kerk (23 MF) wordt vraag nogmaals gericht aan gemeente.
- 07.01.60 Collegebesluit: men gaat niet in op het verzoek van de kerkfabriek om als bouwheer op te treden. Wel gunstig advies voor de plannen: raming 394.992 fr. Architekt Jos Ritzen maakt lastenboek op.
- 14.04.60 Kerkfabriek beslist om als bouwheer op te treden.
- 13.06.60 Gemeenteraad geeft gunstig advies met algemeenheid van stemmen.
- 02.08.60 Melding dat het dossier berust bij Stedebouw.
- 64 Dossier bij Ministerie van Openbare Werken en Justitie voor aanvullende onderzoek.
- 02.09.64 Vraag Provincie of de toren wordt aangewend voor de eredienst.
- 09.09.64 Antwoord dat bij processiegelegenheden er toegang moet zijn naar de kapel O.L.V. van Fatima, dat er klokken worden geluid en dat dit de toegang is van het N-Westelijk deel van de gemeente tot de kerk – “deze in is twee gesneden door de drukke verkeersader de Lippenslaan...”
- 26.04.66 Er wordt gewezen dat de aanbesteding moet plaatsgrijpen voor 31.07.66. De Provincie is akkoord voor de 20% betoelaging.
- 01.06.72 K.B. Oprichting van de Dienst Monumenten & Landschappen
- 07.09.73 Melding dat de Gemeenteraad akkoord is met de aanduiding van Marcel Driesmans als ontwerper. Nieuwe raming: 1.639.789 fr.
- 29.10.76 Gemeenteraad is eenparig akkoord met de aanvraag tot herstellingswerken aan de toren.
- 11.06.78 Klacht kerkfabriek over toestand van de toren een aanslepend dossier. Kontakt met ontwerper en gemeente.
- 18.04.80 Intrekking van het besluit inzake de nieuwe reglementering op de overheidsopdrachten. Nieuwe toelage bij K.B. aan te vragen. Nieuw lastenboek en bestek wordt goedgekeurd raming: 1.147.373 fr.
- 24.09.80 Dossier overgemaakt aan Monumenten & Landschappen
- 06.01.81 Opmerking van architektonische aard vanwege M&L
- 16.09.81 Vergadering gemeente en M&L en ontwerper. Nieuw ontwerp.
- 24.02.82 Vraag aan ontwerper voor aangepast ontwerp.
- 10.02.83 Geen gevolg....
- 10.03.83 Melding: Besluit van de Vlaamse Executieve 1.7.72 dat kosten der werken gedeeltelijk moet gedragen worden door de eigenaar: dit is de Kerkfabriek.
- 19.07.83 Brief kerkfabriek: kunnen onmogelijk de kosten dragen.
- 18.11.85 Schrijven M&L naar kerkbestuur: wijzen op de hoogdringendheid van de herstellingen.
- 25.06.86 Opzeg van overeenkomst met architekt, daar kerkfabriek thans eigenaar is.
06.10.86
15.12.86 - 17.12.86 Opzeg architekt ondertekend.
- 30.01.87 Aanstelling architekt H. Verhaeghe als ontwerper van de oude toren door kerkfabriek. Nieuwe raming: 3.510.000 fr.
- 12.08.87 Vraag aan gemeente om buitengewone toelage van 774.120 fr toe te staan. Zal worden toegekend bij het indienen van het ontwerp.
- 1988 Onderhoud met afgevaardigde M&L
- 01.07.90 Uitvoeringsontwerp goedgekeurd door de Kerkraad.
- 27.09.90 Coördinatievergadering college/ kerkfabriek/ M&L bespreking procedure.
- 07.10.90 Beslissing: uitvoeren zonder subsidies.
- 25.10.90 Goedkeuring Kerkraad.
- 13.12.90 Dossier op Gemeenteraad.
- 28.02.91 Gunstig advies vanwege Provincie.
- 11.06.91 Openbare aanbesteding, raming: 5.982.584 fr.
- 09.91 Start restauratie-renovatiewerken Oud-Torentje H. Margaretakerk. Aannemer: P. Nys.