Liederen uit de Oorlog 1914-1918
Johan Ballegeer
Inleiding
In het raam van onze publikaties naar aanleiding van de twee wereldoorlogen had ons redactielid Germain Vandepitte het geluk de hand te kunnen leggen op een verzameling Liederen uit de oorlog 19 14-1918. Ze werden bewaard en ons bezorgd door ons medelid Robert Peere uit Lissewege en zijn in een calligrafisch handschrift genoteerd door Robert’s vader, smid Jozef Peere, oudstrijder 14-18.
Enige toelichting aangaande vorm en stijl lijkt niet overbodig. Bij nazicht van metrum en ritme blijkt dat de teksten in een Nederlandse tussentaal van die tijd geschreven zijn. De dichter was min of meer geletterd. Of dichters? Ons lijkt het dat de liederen spontaan ontstaan zijn, in groep gezongen en wel dienden gezongen te worden in een dialect dat als het niet Westvlaams is, dit dan toch sterk benadert.
Deze teksten zijn pure volkspoëzie, onstaan in de tijd van grote nood en verdriet, enigszins te vergelijken met de eerste blues van de negerslaven. Waren onze jongens beter af in de loopgraven?
Dit dialectisch zingen blijkt al uit de eerste regel: Vrienden staat op DE uur is geslagen.
Dit moet natuurlijk gezongen (gelezen) worden als Vrienden stoat ip d’eur is geslegen. Anders heeft het bepaald lidwoord de voor uur geen zin. Om deze redenen meenden wij niet aan de spelling, noch aan de woordenschat te mogen raken.
Onuitgesproken, doch duidelijk merkbaar is de verontwaardiging om de aanval van de Duitsers op 4 augustus 1914. Men bedenke dat Vlaanderen toen eerder op Duitsland dan op Frankrijk was georiënteerd. Denk aan de “Bierstüben” en de “Ratskellers” die we op prentkaarten uit die tijd zien. Denk aan de leurders met zeisen en molenstenen van voor 1914. Het waren vaak juist deze die de invallende Uhianen als verkenners en gidsen gebruikten. En wij hadden een Beierse koningin. Albert 1 noemde zich nog niet van België, maar “van Saksen-Coburg-Gotha”. Hij was ridder van het Gulden Vlies van de Oostenrijkse tak.
Pas koning Boudewijn zou weer in die orde worden opgenomen, maar dan wel in de Spaanse tak.
De woede en de verontwaardiging van onze jongens was des te groter. Ook de Duitsers waren verrast over Belgiës tegenstand. Ze waren ervan overtuigd dat België slechts een symbolische weerstand zou bieden. Zo slim was Denemarken wel in 1940.
Wat evenwel spijtig is; we weten helemaal niet hoe, op welke wijze die liederen gezongen werden. Gewoonlijk stond bij dergelijke teksten “Op de wijze van”; werden ze met muziek begeleid? We weten dat de broer van Jozef Peere, Theophiel (Duum) piccolo (kleine dwarsfluit) speelde, maar misschien herinnert een van onze grijze tijgers zich dat nog. Misschien hoorde hij of zij, zijn of haar vader die liedjes zingen. Geef ons een seintje. Dank je (zie ook naschrift).
Tenslotte geven we liederen V Het oorlogskindken, en VI Het Nieuw Hoor logsiled, als toemaatje. Deze komen uit het schrift van Idalie Peere. In dit schrift en ook in dit van Julienne Peere (Lissewege, 20 mei 1906) vinden we alle smartlappen van die tijd. Werden de eerste liederen aan het front gezongen, de andere moesten de emoties van het thuisfront verwoorden. Het Nieuw Hoor logstied moet in vele varianten bestaan hebben. Het ging blijkbaar over verplicht te werk gestelden. Ik heb mijn moeder alleen volgend fragment horen zingen. Zij had echter de oorlog in Gent doorgebracht en zong dus wel een afwijkende versie, ook wat betreft de taal.
Moeder lief ge moet daarom niet treuren,
De oorlog zal niet lange meer gaan deuren. ....
Een vierde van een brood!
Ze krijgen ons nog niet dood.
En al die marmelade in een lepeltje gedaan.
‘t Is te vele voo’ te sterven en te weinig om dood te gaan.
Het aanleggen van liederenschriften was een veel voorkomend gebruik dat ik tot in mijn kinderjaren heb weten uitbloeden. Vaak had iemand zo’n lied op een blaadje van de straatzanger. Het werd gecopieerd, aangepast, foutief overgeschreven en met de gekste varianten mondeling overgeleverd.
Naschrift
Wat de zangwijzen betreft.
Marktzangers kenden geen muziek zodat ze bestaande melodieën namen om er hun teksten op te schrijven. Oorlogsliederen van 1914-1918 werden voor 95%, om niet te zeggen 99,9% op Franse melodieën gedicht. Voorbeelden daarvan zijn o.a. “Sous les Ponts de Paris”, “Valse Brune”, “Les Souris noirs”, “Madelon de la Victoire”, “Quand Madelon”, “Viens prés de moi” en “Reviens vers le Bonheur”. Al deze liederen waren toen heel populair in Vlaanderen en dit via de fonograaf of “spreekmachiene”.
Er waren veel marktzangers die de zangwijze niet vermelden, gewoon omdat ze de titel niet kenden van het Franse lied waaraan ze de melodie hadden ontleend. Enkel de melodie van lied IV ‘Onder het kanon’ is gekend, til. “Valse des Ombres”. (Medegedeeld door R. Hessel, waarvoor hartelijk dank).
Teksten opgetekend door Idalie en Julienne Peere berusten in het archief van de heer François Rosson.
I. Belgen vooruit.
Vrienden staat op de uur is nu geslagen
Als dat wij naar het slagveld moeten gaan
Om den vijand achteruit te drijven
Nochthans hadden wij hem niets misdaan
Wij kleine Belg, wij moesten ons tegen zetten
Met al onze macht en met een goed gedacht
Op dezen man moesten wij nu letten
Of’ anders had hij ons versmacht.
Refrein.
Daarom Belgen vooruit
Nu niet meer achteruit
Wij wagen weer ons recht
En het is daarom dat ieder vecht
Ons hart was groot
Maar onze macht was klein
Toch blijven wij Belgen
Duitsch willen wij nooit zijn.
Gij groote heeren gij hebt u har(d)t bedrogen
Gij hebt gedacht om België door te gaan
Maar onze Broeders hebben u kunnen toonen
Dat gij aan den ijzer moest blijven staan
Men beefde niet om ‘t leven te riskeeren
Ons drj kleuren zullen blijven bestaan
Waar zult gij nog zulk man vinden
Het is daarom dat wij hem moeten bijstaan.
Refrein.
Laat onze vlag maar wapperen
Zij heeft niemand niets misdaan
Alwaar dat zij passeerd
Wordt zij gesalueerd
Zij wordt bemind
Ja van groot en klein
Toch blijven wij Belgen
Duitsch willen wij nooit zijn.
II. Lied over den oorlog.
1ste couplet
Ja vrienden opgepast den oorlog is in gang
Wij moeten marcheeren voor den keizer van Duitschland
Maar schep maar goeden moed en gedraagt u goed
Het geweer geladen en mikt goed
2de couplet
Laat ons overal zien als dat wij kloeke Belgen zijn
houdt het hoofd omhoog en juicht allen gelijk
Wij gaan niet meer achteruit voor geene kasquepoint (= pinhelm)
Maar schieten hem dapper neer met ons geweer
3de couplet
Dat er een overmacht van Frankrijk en van Engeland gebracht
Gedurig schoten zij met obussen en schrapnellen neer
Men hoorde er anders niet dan mitrailleuren en geweer
Vrienden ge kunt verstaan als het er komt op aan
Dat wij voor niets meer achteruit gaan.
4de complet
Zulken oorlog zulke vrede in ons harte staat gij geplant
Wij zullen u geen rust meer geven maar u wel maken van kant
Op uw graf zullen wij schrijven, hier licht een moordenaar
Eenen afgezonden van den keizer, Rust nu zacht maar o barbaar.
5de complet
Herinnert gij nog den slag van Dendermonde (3) aan de vaart
Daar weeken onze mannen ook geen stapken achteruit
Drie weeken lang hielden wij hem daar staan
Maar dan zag men het bedrog stillekens aan
Wat zeiden d’officieren daar ten allen kant
Wij krijgen een renfort van Frankrijk en van Engeland
Met leugens en bedrog vrienden ik zeg het nog
Hebben die parademannen ons land verkocht(4)
Refrein.
‘Is een schoon eer voor al die helden
Voor het goud dat op hen blinkt
Moeten wij ons leven te pande stellen
Geloof vrij mij beste vriend
Na den oorlog zullen wij u prijzen voor uwe lafheid
Welke gij in Holland heeft gaan bewijzen (5)
Op het slagveld daar is uw plaats.
Voetnoten
3 Dendermonde lag in sept. 1914 in de frontlijn en bood hardnekkig weerstand. De stad werd in puin geschoten en plat gebrand.
4 In deze stroof komt vooral de onuitgesproken wrevel aan het licht die bij onze soldaten heerste ten opzichte van de geallieerden (parademannen); de beloofde versterking van Frankrijk en Engeland was niet komen opdagen. Ook toen vochten de grote mogendheden tot de laatste Vlaming.
5 De schimpscheut geldt hier deze strijdmakkers die na de val van Antwerpen naar Holland vluchtten.
III. Kluchtlied: De schoone wijven van bachten de kupe.
1ste complet
Kom luister vrienden die hier staan in ‘t rond, kom luistert hier, het is een liedje fijn
Ik zal het u hier eens ras verkonden hoe dat die wijven van achter de kuppe zijn.
Van als ze zijn tusschen al die soldaten
Ze zijn zo fier, ze weten niet hoe gaan, zij beginnen nu ook wat fransch te praten
Van als die mannen met galons daar alrijd gaan.
refrein
Ziet hoe dat gaat hier op straat
Gij als simpele soldaat
Ge kunt er geenen goeden dag van krijgen
Komt gij ze tegen op de baan
U niet bekijken
Maar hebt ge eenen galon of drij
Dan komen ze u algauw
een beetje vielen
Het is in ‘t groot en klein
Ze mogen goed van achter
de kuppe zijn.
2de complet
Kwam overlaatst een schoon juifrouwke tegen
‘k Zeg goeden dag, maar zij bezag mij ras
Ik kon van haar geen antwoord krijgen
Omdat ik geene met galonskens was
Maar voorder kwam ze eenen anderen tegen
Hij sprak haar aan, ze bleef bij hem wat staan
Zij kwam met hem, in goede klap alras
Omdat het eenen met groote galonnen was.
3de complet
Nu zijn er veel die al een paksken dragen (zwanger zijn)
Den meesten hoop zitten nu met een klein
Ze zullen het in ‘t kort wel gaan beklagen
Want later zal het wat anders zijn
Dan zullen ze hunnen nood beklagen
Dan zullen ze blijven hier in ‘t verdriet
dan zullen ze weer gaan koeien jagen
Want die galons zullen zijn voor hun te niet.
4de complet
Nu voor het laatste, vrienden groot en klein
Beklaag geen wijven die van achter de kuppe zijn
Jong en getrouwd, ze zijn allemaal gelijk
Beklaag ze niet want Vis al een venijn
Ze willen allen de groote madame uithangen
Met hunnen krollen en hun schoon kleeren aan
Maar dat ze nog maar een beetje wachten
Het zal in ‘t kort, met hun wel zijn gedaan.
laatste refrein
Ik zeg het u, geloof mij vrij
Nu sluit ik maar mijn lied
Van het zingen van al die fiere wijven
Die gij hier achter de kuppe ziet
Ze zijn gelijk schijven
met al hun groot verstand
Die souvenir van die galons zullen ze houden
Dat is ‘t verstand van al die boerenvrouwen!
IV. Onder het kanon.
1ste couplet
Als ‘t slaat middernacht en men houdt de wacht
Dan schijnt het land in droomen
In een duisternis geberg en gewis (7)
Een leven vol droeflieid gewis
Hoort gij de donkere nachten
‘Gegrol ginds ver op de lijn
En hebt gij in uwe gedachten
Dat daar van uw broeders in zijn.
Refrein
Hoort gij de kanonnen binst den nacht
Gruwelijk klinken zijn toonen verbrijzeld alles door zijn kracht
Ginds langs kanten en weiden bij ‘t nachtelijk uure
Staat een volk te lijden in ‘t moordend vuur
‘t Zijn soldaten.
2de couplet
Word men afgelost
Van niemand geen troost
Men blijft met ons smerten alleene
Ver van Moeder zoet
Die eens was zo goed
Is dat mij nu lijden doet
Geen vriendelijk woord hoort men spreken
Slechts verwensching voor den vijand
Ginds ver is men weer aan het schieten
Een gevecht is weer aan den gang (8)
3de couplet
Daar in ‘t naakte veld
Rust nu den held
Die gaf het voor zijn vrijheidsleven
In een grond beslijkt
Rust zijn dierbaar lijk
Waar slechts een houten kruis op prijkt
Daar ligt hij nu gansch alleene
Zelfs Moeder weet niet van het graf
Waar zij haar zoon moet beweenen
Waar verdiende zij toch die straf
Slotrefrein.
Daarom gij o Belgen die niet strijdt
Vergeet nooit die dappere telgen die stierven voor t land zijn vrijheid
Bebloemd die heldengraven onbekend want allen zijn braven
Bid en beweent soldatengraven.
Voetnoten
7 Op het liedblad door Tamboer uitgebracht staat volgende tekst: In een duisternis, gevaar en gerits (medegedeeld door R. Hessel).
8 Dit tweede couplet is wel het meest schrijnend. Bedenk dat het meestal ging om jongens van amper zeventien (vrijwilligers) tot zeventwintig (men trouwde veel later dan nu!). De nood aan tederheid en de sexuele nood was zeer groot, toch denken ze meer aan moeder dan aan verloofde of vrouw. Dat er overal wijven waren tot zelfs Bachten de Kupe leert ons het Kluchtlied: De schoone wijven van bochten de kupe.
V.Lied
Kan den keizer geen genade geven
steekt hem op een eiland voor zijn leven
met water en droog brood
het is nog te zoet zo ene dood.
De moordenaar van zoveel mannen
zij moesten hem levend verbranden
wij hebben nu al genoeg gesouffreerd (van souffrir)
dat den keizer maar kreveert.
Den duitsch met grote legermachten
die kwam ons klein Belgenland
zo gans en heel versmachten
en alles steken in (de ) brand.
De droefheid die was overdreven (groot)
wij lijden zoveel hongersnood
terwijl zij strijden voor hun leven
uit alle kracht ter dood.
Zij plunderen bij dage en bij nachte
daarbij staken z’alles in brand
niemand kon ons lijden verzachten
zij verwoesten ‘t hele Belgenland.
Het is nu vier volle jaren
dat wij in volle smart en nood
gedwongen zijn door die barbaren
de gramschap die is overgroot.
Hetgeen wij hier moesten beleven
zowel bij nachte als bij dag
de wreedheid die was overdreven
overal dat droevig weegeklaag
Die duitsch die wrede bandieten
zij moordden en brandden terstond
en kwamen zoveel bloed vergieten
dat alles lag geveld ten grond.
Dank aan u lieve soldaten
gij hebt ons verlost van deze pijn
wat kon geld en goed baten
elk kan weer gelukkig zijn.
De blijde dag is nu verschenen
dat wij bevrijd zijn uit den nood
de duitsche honden zijn verdwenen
de vreugde die is overgroot.
VI. Het oorlogskindeken.
Daar kwam een klein lief kindekijn
gespoeld aan Vlaanderens zee
op de arden van het windeken (airken)
Het kwam en stak zijn handeken
naar vaderken zo mooi
die voor zijn dierbaar landeken
sinds lang ten strjde toog
In Duitschland zit uw vaderken
gevangen thans en wacht
van liefde slaat elk kaderken
voor u bij dag en nacht.
Groei op mijn oorlogskindeken
tot knaapje vroom en vlug
straks brengt het vredeswindeken
uw vader rap terug
Mijn jong blond bengeltje
uwen vader heeft verdriet
want zijt gij moeders bengeltje
uw vader kent u niet.
VII. Het Nieuw Hoor Iogslied.
Moeder gij moet niet treuren.
hebt mede lijden met u kind.
troost u verdriet en smert en pijn.
wilt van ons niet verlaten zijn.
en als wij naar huis toe gaan
zullen wij met ons mutstje opstaan.
maar worden wij hier veracht.
wij hebben noch niet die ons leven verzacht.
Refrein.
Honnerientje mijn vriendintje
Vis meschien voor een korte rijdt,
dat ons schoentjes zullen blinken.
en ons mustje op zijn de (... ?)
wij leven zonder beven.
wij zijn nooit meer op ons gemak
Mle nachten te verzachten.
in de barak op onze stroo zak.
s’Morgens koffie als oliezop
s’middags rapen en beten gekokt
en tevreden met het derde van een brood
h’is te wijnig om te leven en te veel om te krieveren
s’avondts weder koffie
wat marremelade in een lepeltje gedaan
dat is het eten voor een ganchen dag.
ziet wat een belgiechen man vermah.
s’Morgens staan wij als gevangen op rang.
dan steeken zij ons een spade in de hand
is dat nu geen echten dwang.
Graven gaan maken voor onze vijandt
is dat nu geen echten dwang.
en wij weten niet voor hoelang.
sondag voor ons amuzement
moeten wij werken voor duwels serpent.
Vrienden voor het sluiten van mijn lied
Wat er nu ook is geschiedt
het was op een zaterdag achter de noen.
moesten wij allen ons kleren afdoen
en wij moesten voor den doktoor gaan staan
en hij verdriegde van ons te slaan
wij waren zoo met een veertig te gaar
Zelfs ook de jongens van veertien jaar.
Publikaties
Mij is een heel dun boekje bekend met “Volkse Oorlogsliederen”, verzameld door Leon DEFRAEYE, VOS. DEERLIJK. Het bevat 18 liederen zonder muziek of melodievermelding, en het werd uitgegeven in 1938.
Ook in tal van al dan niet heemkundige tijdschriften kan men oorlogliederen terugvinden,
- “Deerlijk in oorlogstijd”, uitg. 1931(4 oorlogsliederen)
- “Deerlijks tweede oorlogsboek’, uitg. 1932 (3 oologsliederen)
- “Marktzangersliederen uit Erpe-Mere” van J. DE VUYST (bevat 10 oorlogsliederen)
- Het liedboek “Zo de ouden zongen”, uitgave Drieske Nijpers vzw., uitgegeven in 1983 bevat 53 oorlogsliederen.
Steeds gaat het om marktliederen die reeds eerder door verschillende marktzangers werden uitgegeven op vliegende blaadjes.
Roger Hessel