De Sint-Annaverering te Mude (1)
René De Keyser
De oude benaming van Sint-Anna-ter-Muiden is kortweg Mude. Dit blijkt uit de zeer talrijke bewijsplaatsen bij Karel De Flou. (2)
Mude verkreeg stadsrechten in 1242. (3) De kerk van Mude wordt voor het eerst vermeld ca. 1300. In 1332 wordt voor het eerst gewag gemaakt van de parochie Mude. Het oudste bewijs van verering van de Heilige Anna te Mude vinden we in 1388: “L’église de Saint Anna â la mud". (4)
1331, Een oudere vermelding?
J. Pycke schrijft: “Kanunnik Henri Braem van het kapittel van de kathedraal van Doornik ondernam in 1331 twee bedevaarten naar Sint-Anna-ter-Muiden: de eerste op 25 maart, de tweede op 21 oktober”. (5)
Belangrijk is op te merken dat hier de stad vermeld wordt en niet het bezochte heiligdom of de vereerde relikwie, alhoewel deze twee bijzonderheden bij de overgrote meerderheid van de vele bedevaartplaatsen in het register ingeschreven, wel worden medegedeeld.
Ogenschijnlijk is de mededeling over de bedevaarten van Kanunnik Braem in tegenspraak met de tekst over de eerste vermelding van Sint-Anna-ter-Mude (zie hoger).
Wij hebben hier zeer waarschijnlijk niet de oorspronkelijke tekst uit het register van het kapittel van Doornik, zodat we niet weten of in de oorspronkelijke teksten werkelijk Sint-Anna vermeld wordt of dat de auteur de benaming Sint-Anna er heeft aan toe gevoegd tot grotere duidelijkheid en identificatie van de plaats Mude.
Indien in het register van de akten van het kapittel van Doornik uit 1330-1341 werkelijk Sint-Anna vermeld wordt, dan is dit de oudst gekende bewijsplaats.
Een bewijsplaats uit 1402
Na zijn dood op 30 januari 1384 werd Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, opgevolgd door zijn schoonzoon Filip de Stoute. Deze was de zoon van Jan II de Goede, koning van Frankrijk, en was tevens hertog van Bourgondië. Door zijn huwelijk met Margaretha van Male werd Filip de Stoute ook graaf van Vlaanderen.
Aan hem konden de inwoners van Mude een betere herinnering bewaren, zoals blijkt uit de tekst van twee oorkonden,
In de eerste oorkonde, gedateerd 3 mei 1402, bevestigt Filip de Stoute dat de kerkmeesters van de parochiekerk van Sint-Anna-ter-Mude hem er onlangs op gewezen hadden, dat zij sedert lange tijd ten voordele van hun kerk één Ib Vlaams grote ontvingen van elk schip dat op Zondag en andere feestdagen in de haven van Sluis werd gelost of geladen. Maar dat door de onrustige tijden en de rebellieën die lang in de streek voorkwamen, alle bewijsstukken en ook het geld van dit voorrecht zijn verloren gegaan.
Uit het onderzoek dat de graaf had laten uitvoeren, bleek de oprechtheid van de beweringen van de kerkmeesters. Zij hadden werkelijk sedert lange tijd deze inkomsten ten voordele van hun kerk mogen innen.
Daarom gaf de graaf ter ere Gods en “Mevrouwe Sinte Anne” en de kerk octrooi en recht om de Vlaams grote voor elk schip dat op Zondag en feestdag werd gelost of geladen in de haven van Sluis, verder te ontvangen door de kerkmeesters ten voordele van hun kerk. Het geld dat ontvangen werd, moest opgeborgen worden in een besloten ruimte, waarvan de kerkmeesters en de waterbaljuw elk een sleutel hadden. De kerkmeesters moesten aan de waterbaljuw rekenschap geven over het gebruik van dit geld en de waterbaljuw en alle gerechtsdienaars moesten er over waken dat de kerkmeesters alles ontvingen waar ze recht op hadden. Aan dit vernieuwde recht voor de kerk van Mude had Filip de Stoute echter ook een voorwaarde verbonden. De graaf en gravin wilden deelachtig zijn in alle missen, gebeden en andere devoties in de kerk te Mude en zo lang de graaf en de gravin leefden, moest ter hunner intentie op de tweede dag van oktober een H. Geestmis opgedragen worden. Na hun dood moest die mis op dezelfde dag vervangen worden door een requiemmis. (6) De kerkmeesters moesten in geweten aan de verplichting voldoen, maar moesten ook een bewijsschrift van dit alles laten opmaken en zegelen door burgemeester en schepenen van Mude en deze schepenakte moest overgemaakt worden aan de grafelijke rekenkamer te Rijsel. Dank zij deze laatste verplichting, kennen we ook de tekst van de tweede oorkonde in verband met Mude. Deze tekst vermeldt dat de kerkmeesters het octrooi dat zij van Filip de Stoute ontvingen, vertoond hebben aan burgemeester en schepenen van Mude en bevat ook een afschrift van het zelfde octrooi.
De oorkonde van Filip de Stoute, waarbij hij in 1402-1403 bevestigt dat de kerk van Mude inkomsten genoot op het laden en lossen van schepen in het Zwin op zon- en feestdagen, is het enige bekende voorbeeld van een parochiekerk die rechtstreeks gesteund werd door de handel op het Zwin. Misschien gebeurde dit geheel of gedeeltelijk omdat Sint-Anna de patrones van de kerk was te Mude.
Een vermelding uit 1496
Philip de Scone, graaf van Vlaanderen (1482-1506), die een bijzondere devotie had voor “Madame Sainte Anne”, schonk op 14 maart 1496 op vraag van de kerkmeesters, een vrijgeleide aan iedereen die de kerk van Mude wilde bezoeken. De periode gedurende dewelke deze vrijgeleide van kracht was, werd bepaald op 15 dagen vóór het feest van de geboorte van Sint-Jan en 15 dagen erna. (8) Deze tijdsbepaling is eigenaardig. Het kerkelijk feest van Sint-Anna wordt gevierd op 26 juli. De geboortedag van Sint-Jan wordt gevierd op 24 juni. Hieruit volgt dat de vrijgeleide van Filip de Schone niet geldig was op de feestdag van Sint-Anna zelf en dat niettegenstaande de devotie van Filip voor haar. Uit de keuze van de periode rond Sint-Jan-dag blijkt de voorkeur die Filip de Schone had voor Sint-Jan, (9) die de patroon was van de grootste kerk binnen Sluis. Filip de Schone was heer van Sluis. De toeloop van bedevaarders naar de Sint-Janskerk te Sluis was wellicht veel groter dan naar Sint-Anna-ter-Muiden. De vrijgeleide voor het bezoek aan Sint-Anna was een tegemoetkoming aan de kerkmeesters van Mude om op die manier meer inkomsten te verzamelen voor de kerk. Deze vrijgeleide werd te Brugge bij Hallegebod bekend gemaakt en was drie jaar geldig (1496-1497-1498). (10)
Een beeld van Sint-Anna in 1498
In die periode stond er een beeld van Sint-Anna voor het schepenhuis van het waterrecht. In de stadsrekening van Mude van 1498-1499 komt hierover een uitgave voor: “betaald eenen scildere van eenen bilde van Sint Anne die staet voor thuus daer men de justicie van de watere komt te vernieuwen: 2 sch.gr.” . (11)
Vermits het beeld dan vernieuwd werd, moet het dus reeds geruime tijd voordien daar geplaatst geweest zijn.
Dominee H. Q. Janssen zegt dat in de zuidelijke zijkoorkapel het Sint-Anna-altaar stond en dat in een venster een brandglasraam met haar afbeelding was aangebracht. Tevens bestond er een Sint-Annagilde. (12) Het beeld stond er in 1541 nog. In dat jaar werd het opnieuw vernieuwd.
Waarvoor Sint-Anna zo al vereerd werd?
Wat betreft het Sint-Annabeeld dat stond voor “thuis van den watere” willen we nog iets mededelen dat er misschien verband mee hield. In 1980 publiceerde J. A. Brandenberg in een bijdrage het volgende: “Anna is de patrones van de scheepslieden die haar onder andere aanroepen voor een gunstige wind. Zij vervult dus de functie van reisbegeleidster. Een bekend exempel vertelt ons de lotgevallen van een schipper uit Sluis die terug kwam uit Engeland. Vlak voor de thuishaven raakt het schip in nood door mist en windstilte, even daarna begint het te stormen en te onweren. Op aanraden van een der schepelingen bidt men tot Sint-Anna en belooft men na thuiskomst haar beeld te bezoeken en te offeren. (13) Het gebed heeft onmiddellijk succes: de zon breekt door en het schip vaart de haven binnen”. (14)
Het einde van de Sint-Anna verering te Mude
Zoals hoger gezegd, is de beginperiode van de Sint-Annaverering te Mude niet nauwkeurig vast te stellen. Wel weten we wanneer die verering daar is geëindigd.
In een zeer degelijke bijdrage over Sint-Anna in het Parochieblad van Brugge schreef E.H. English onder meer : “Nog oude beevaarten tot Sint-Anna in ‘t Brugse ommeland vinden we in de middeleeuwen te Aardenburg en te Mude, dat nog altijd Sint-Anna-ter-Mude heet; en waar veel Bruggelingen zich lieten inschrijven in de Sint-Annagilde. Wanneer de Protestanten er baas bleven, vluchtte men ‘t beroemde mirakelbeeld naar Oostkerke, waar ik het nog vermeld en vereerd vind in 1620”. (15)
Bronvermelding komt in het parochieblad niet voor, zonder twijfel is de bron het decanaal verslag over de kerk in Oostkerke uit 1620. (16) Dit verslag vermeldt uitdrukkelijk dat het Sint-Annabeeld uit Mude herkomstig zich in de kerk van Oostkerke bevond. Voor wat Oostkerke betreft, zijn er over de verering van de Heilige Anna geen verdere gegevens gekend.
Tot besluit kunnen we aannemen dat de verering van de Heilige Anna te Mude misschien reeds bestond in 1330-133 1. Volledige zekerheid is er pas ± 1388.
Door de godsdienstoorlogen op het einde van de 16de eeuw geraakte de verering in verval en was er zeker beëindigd in 1620.
Voetnoten
- L. Gilliodts-Van Severen, Inventaire des archives de la ville de Bruges, Brugge, deel 6, 474: Octroy St.Anne 14 maart 1496.
- K. De Flou, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen etc., Mude, kolom 574.
- L. Gilliodts-Van Severen, Coutumes des petites villes et seigneuries enclavées, T. II, Cadsant, Caprycke, Damme, Dixmude, Eecloo, Brussel 1891.
- A.R.A.B. Rekenkamer nr. 45325. Renteboek van de stad Sluis. Het Renteboek wordt gedateerd in 1388, maar is waarschijnlijk iets jonger; in elk geval uit de periode van Filip de Stoute (1384-1404). Op folio 55 wordt vermeld dat de kerk van “Saint Anne â la Mude” een eigendom of rente bezat binnen Sluis. Handleiding bij de kaarten over de verspreiding van de Annadevotie in Nederland tot 1800, Zeist, 1992, 29: Sint-Anna-ter-Muiden: Annakerk stichting waarschijnlijk ± 1241. Deze vroege datering dient zeker nader te worden gestaafd. De eerste melding van Sint-Anna komt pas tot het tegendeel wordt bewezen in 1388 voor.
- J. Pycke, Les pélérinages de dévotion dans la première moitié du XJVe siècle, le cas des membres du chapitre de la cathédrale de Tourna,, in : Horae Tornacensis, Recueil d’études publiées â l’occasion du VIII centenaire de la consécration de la cathédrale de Tournai, Tournai 1971, 111-130.
- A. Van Nieuwenhuyzen, Ordonnances de Philippe le Hardi, de Marguerite de Male ei deiean sans Peur. 1381-1419, Brussel, 1974, t. II, 554-555: Confirmation du droit de la fabrique de Sainte Anne a Mude. Arras 3 mai 1402 Arras 4 juillet 1403.
- A. R. A.B. Voorlopige inventaris van de Chartres van Vlaanderen. 1ste reeks 9de -17de eeuw, p. 289, nr. 1691, Récepisse sous scel de la ville de Mude.
- L. Gilliodts-Van Severen, Inventaire des archives de la ville de Bruges, T. VI, 474, Octroy St.Anne 14 maart 1496.
- R. De Keyser, Het Sint-Janshoofd te Sluis en te St.-Anna-ter-Muiden, Rond de Poldertorens, XXIX, 1987, 2, 89-91.
- S.A.B., Hallegeboden.
- H. Q. JANS SEN, St.. Anna ter Muiden, beschouwd als plaats~, sedert het ontstaan der stad Mude in 1241, en als christelijke gemeente, van den aanvang der XIVe eeuw tot op onze dagen, eene geschiedkundige proeve, Middelburg, 1850, 13, nota 13.
- Ibidem.
- In Sint-Anna-ter-Muiden?
- J. A. Branderberg, Uitingen van de Anna devotie op Schouwen Duiveland in de late middeleeuwen, Kroniek van het land van de zeemeermin, 5, Uitgave van de vereniging Stad en Land van Schouwen Duiveland Dr. J. A. Brandenberg heeft zeer recent over Sint Anna een doctoraat gemaakt en in 1990 gaf hij bij de uitgeverij Sun te Nijmegen een boek uit, Heilig Familieleven. Verspreiding en waardering van de historie van Sint Anna in de stedelijke cultuur in de Nederlanden en het Rijnland een het begin van de moderne tijd 15de – 16de eeuw.
- M. English, Dagklapper, Deel III, 1952-1953-1954, Brugge, 77 (Parochieblad, 7, nr. 30, 27 juli 1952).
- R.A.B., inventaris 44, nieuw kerkarchief nr. 396, Decanaal verslag 1620.