De Zeeslag bij Knokke (1340)

Johan Ballegeer

In onze Gids voor de Zwinstreek  (1)  maken wij summier gewag van het Maagdenschip dat met vrouw en muis verging in het Zwin bij het Hazegras. Als eerste (gewaagde) bron gebruikten we daarvoor Saint-Hilaires “Raadselachtig Vlaanderen” (2) wat historici de wenkbrauwen kan doen fronsen. Later dikten we dit verhaal wat aan tot een kolderachtig vertelsel voor een jeugdtijdschrift. Zo kolderachtig dat we aan ons zelf gingen twijfelen. Was er een Slag bij Sluis geweest op Sint Jansdag 1340 ? Ongetwijfeld. Maar was die slag wel bij Sluis geleverd?

En was er een Maagdenschip dat met man en muis verging? En wat ons het meest intrigeerde. Werden er mortieren en kanonnen gebruikt. Immers het maakt nogal opgang dat de allereerste artillerie gebruikt zou geweest zijn in de Slag bij Crécy (1346) waar “onze” graaf Lodewijk van Everts zou sneuvelen. Inderdaad. De Engelsen hadden daar een kanon mee (één). Dit maakte zo een donderend lawaai dat de paarden van de Fransen opschrokken en er vandoor gingen. De Engelse boogschutters deden de rest. Over die boogschutters hebben we het verder.

Er rezen dus heel wat kritische vragen bij ons over die “Slag bij Sluis, te Knokke of daaromtrent”.

Dat deze “zeeslag” als de “Slag bij Sluis” de geschiedenis is ingegaan is begrijpelijk. Edward III wilde nu eenmaal in de toen belangrijke haven Sluis ontschepen om door te reizen naar Gent waar zijn gegijzelde Filippine van Henegouwen verbleef onder de hoede van Jakob van Artevelde. Deze was zelfs peter van haar aldaar geboren zoontje John of Gaunt (Jan van Gent). Knokke daarentegen was in 1340 een onooglijk boerendorp.

Waarom werd er eigenlijk oorlog gevoerd?

In 1314 was Filip de Schone gestorven zonder rechtstreekse mannelijke erfgenaam. Er volgden hem kort na elkaar enkele ooms en neven op. Nu meende Edward III van Engeland (en misschien had hij wel gelijk) dat hij even veel of zelfs meer recht had op de troon en de kroon van Frankrijk. Hij had reeds enkele bezittingen op het vasteland via Eleonora van Aquitanië. Zo had men meteen de poppen aan het dansen. In 1328 eist Edward dus de kroon op. Hij kwartileert zijn wapen met de drie gouden geluipaarde leeuwen van Willem van Normandië (ook al een Fransman) met de drie zilveren lelies op een veld van keel (wapen dat tot 1801 zal gevoerd worden).

Edward III Plantagenet chanteert Vlaanderen met de wolhandel. Artevelde laat Edward als koning erkennen (en zich zelf als ruwaard van Vlaanderen). Hij poogt zelfs de Black Prince, zoon van Edward III als graaf van Vlaanderen te doen erkennen, maar dit gaat wat te ver voor de Vlamingen. In 1328 breekt de oorlog los. Twee Franse admiralen Béhuchet en Quiéret belegeren Portsmouth en gebruiken daar reeds iets wat als een kanon kan doorgaan. Ze nemen voor de kust van Walcheren (na weer eens een artilleriebeschieting van Middelburg) vijf Engelse schepen (Our ships!!!) nl. de Saint-Christophe (die ze omdopen tot Christophe de la Tour), de Saint-George, de Saint-Nicolas en de Saint-Denis.

Dit zou zo wat het begin geweest zijn van het vormen van een Franse vloot, iets wat de Franse koningen tot nu toe verwaarloosd hadden. In het begin van 1340 moorden de mannen van Béhuchet en/of Quiéret en Barbavera de ganse bevolking van Cadzand uit. Zoiets moet je doen om Vlaanderen tegen je op te zetten. Bovendien roept paus Benedictus XII (uit Avignon) het interdict uit over Vlaanderen. Misschien zou dit in onze tijd weinig indruk maken. Maar in die tijd!

Wat is een interdict?

Er mocht dus niet meer gedoopt worden! Geen missen meer opgedragen voor de overledenen! Geen huwelijken gesloten! Men kon zelfs niet meer begraven worden in gewijde aarde! Voor de zeer gelovige (en bijgelovige) bevolking was dit een ramp.

Je ziel ging recht de verdoemenis in en dat allemaal omwille van een koning die je niet eens kende. Vandaar dat de bisschop van Lincoln met open armen ontvangen wordt te Heist (ook wel in de rest van Vlaanderen waarschijnlijk) om de mensen aan te manen de kant van Engeland te kiezen.

Vergeet niet dat Heist alleen al om zijn goede loodsen van belang was voor de Engelse vloot. Bisschop en gevolg dopen en wijden in en vormen zielen, harten en good-will.

Kervyn    (3)  vertelt ons dat Boudewijn, heer van Lissewege door Edward III naar Avignon gezonden werd om opschorting te wagen van alle clausules in de verdragen die betrekking hebben op het interdict over de streek. Om dit te bekomen droeg hij de akte van de Engelse koning bij zich, waarin Edward verzaakte aan de Engelse troon. Het schijnt dat Boudewijn echter niet door de paus werd ontvangen. Tot hier Kervyn. We hebben wel onze twijfels over dat verzaken aan de Engelse troon. In elk geval was Boudewijn hoogst waarschijnlijk een klerk van de Brugse vierschaar of het Brugse Vrije. L. Vandepitte vermeld hem niet als Heer van Lissewege in zijn artikel in “Rond De Poldertorens”.   (4) Een zaak die we nog moeten uitvissen. In 1340 was ene Arnold van Lissewege heer over het polderdorp.

Het Maagdenschip

De oudste kroniekschrijver Laurence Mingot zo wat de enige tijdgenoot, schrijft in zijn gedicht helemaal niets over een Maagdenschip, hofdames of maagden. Het is pas Froissart    (5) die het heeft over dit aanminnig gezelschap: “Là auoit grand foison de Côtesses de baronesse, chevaleresses et bourgeoises que venaitt voire la Royne d’Angleterre à Gand“. Daar was een groot schip met gravinnen, baronessen, freules en burgerdames die kwamen zien de koningin van Engeland te Gent.

Maar Jehan Froissart was pas drie jaar toen het Maagdenschip verging. Belet niet dat andere kroniek schrijvers hem later dankbaar hebben gekopieerd en zijn verhaal hebben aangedikt. Zo zou er een kogge met driehonderd boogschutters en een andere met driehonderd wapenknechten geweest zijn om die dames te beschermen. Vreemd dat niemand vertelt of er ook maar één enkele van die drenkelingen gered werd. En de meubels en de bruidsschat, goud en juwelen die het schip aan boord had ? Zitten die allemaal nog onder de klei van ‘t Hazegras?

De la Roncière heeft het over “une navée de dames d’Engleterre que le roy emmenait à Gand pour sa fame accompagner“   (6) en verder “Le vaiseau des dames d’honneur de la reine fut coulée â fond”.    (7)

Ook Fuller    (8) heeft het over dit Maagdenschip: “With ii sailed a convoy of fair dames and damsels”. Verder horen we er een echo van bij Farrère: “La flotte d’Edouard III complait un nef du premier rang, (9) le roi des Anglais avait embarqué toute une cargaison de belles dames anglaises destinées à servir dans son palais à Gand la reine Philippine de Hainaut, sa femme, celle-lui même qui devait sept ans plus tard, obtenir de son maître ei man la grâce des cinq bourgeois de Calais. Le nef des dames d’ honneur s’ aventura témérairement en première ligne ei fut coulée bas, avec tout son gracieux équipage ».

En tenslotte halen we nog een Engelse bron aan, nl. “Twenty-five Centuries of Sea Warfare, The Battle of Sluys”    (10)   waar Mordal schrijft: p-43 : “One highly gilded and painted ship was carrying the ladies of the court, who were to accompany the army.” En p. 44  “and the ship carrying the ladies of the court was sunk”. Of: “Een fel verguld en geschilderd schip vervoerde de dames van het hof, die het leger vergezelden”... “en het schip dat de dames vervoerde werd gekelderd”. Dus de maagden waren er en het schip werd gekelderd. Of het allemaal maagden waren hebben we niet kunnen nagaan. Maar hoe werd hun schip gekelderd. Werd pas in Crécy het eerste schot gelost?

Was er artillerie?

Weer volgens Saint-Hilaire, zou de Genuese piraat Barbavera in dienst van Filip van Valois 3 of 4 galeien bewapend hebben met een zeer geheim wapen: een bombarde of mortier.

Militairen die we benaderden schudden sceptisch het hoofd. Een galei zou veel te licht gebouwd zijn om de terugslag van een mortier of een kanon te verwerken. En toch... In 1325 is er reeds sprake van een nibaud of pot-de-feu, een klein ijzeren kanon in de vorm van een fles dat een ijzeren pijl met driehoekige punt afvuurde. En de beschaving schreed maar verder want in 1338 beschiet Béhuchet Middelburg met een kanon en op 6 oktober wordt Southampton geplunderd door de Fransen.

Ze hebben één kanon en drie pond poeder mee. Dus in 1340 zullen er wel kanonnen geweest zijn. Zelfs Mordal vertelt het ons in zijn aangehaald werk op p. 41: “Four cannon were mounted that had never been done before.” Er waren vier kanonnen, wat voorheen nooit was gezien.

Wie is wi?

Edward III Plantagenet

Hij was naar alle bronnen vermelden persoonlijk aanwezig bij de slag. Hij was de kleinzoon van Filip IV de Schone (ons wel bekend door 1302) en Johanna van Navarra via hun dochter Isabelle de France (Paris 1292-Hertford 1358). Hoewel, Edward kan evengoed de zoon geweest zijn van Roger Mortimer de la Marche, minister en minnaar van Isabelle. Zijn wettelijke vader had meer belangstelling voor mannelijk schoon. Edward III liet zowel zijn vader als de minister-minnaar vermoorden en zijn moeder werd levenslang ‘een verplichte verblijfplaats” toegewezen. Mooie familie! Edward voerde bevel over de vloot. Hij was aan boord van het vlaggenschip samen met admiraal Morley en Jan Crabbé (zie verder) die het bevel voerde over de Saint-Thomas.

Filip van Valois

Hij was niet de rechtstreeks erfgenaam van Filip de Schone. Tussen die twee hadden ooms en broers langere of kortere tijd geregeerd. Maar de Franse legisten (=wetgeleerden) vonden plots een heel oude wettekst terug, die ze voorheen wel eens meer over het hoofd hadden gezien, waarin gestipuleerd werd dat de kroon niet kon overgaan via vrouwelijke lijn.

Jan Crabbe

In alle kronieken aangewezen als piraat, handelaar, schurk of held John Crabbe. We moeten hem hier niet uitvoerig beschrijven, dat deed C. H. Buitenhuis voor ons in “Johan Crabbe: piraat, koopman en avonturier uit Mude” in Rond De Poldertorens.   (12) Spijtig genoeg werd zijn artikel totaal verkeerdelijk geïllustreerd met 18de eeuwse fregatten, waar deze moedige Mudenaar, een Vlaming dus in dienst van Engeland, wel degelijk het bevel zal gevoerd hebben over een 14de eeuws kogge. We raden allen aan dit zeer lezenswaardig artikel weer eens onder ogen te nemen.

Jan van Heile

Hadden de Engelsen een Vlaming uit Mude als kapitein op hun vlaggenschip, de Fransen deden niet voor hen onder. De voormalige Christopher, nu omgedoopt tot Christophe-de-la Tour werd gecommandeerd door Wylaert le Flamand. Minot noemt hem John of Aile of the Sluys. In werkelijkheid gaat het hier om de Sluisse leliaard Jan van Heile die zijn heer Lodewijk van Everts in ballingschap naar Frankrijk was gevolgd. Jan werd gevangen genomen bij de bestorming van de Christopher, naar Brugge gevoerd en na een kort proces op de markt onthoofd, hoewel voor hem een belangrijke losprijs was geboden. Hij kreeg tenminste nog een proces.

Hue Quieret

Slechter verging het deze admiraal van Filip van Valois. Nu was het zo dat de Engelsen talrijke edelen mee hadden (zie verder Mingot). De Fransen echter niet. Die hadden “slechts gewone lui uit Picardië en Normandië kunnen ronselen tuk op buit en plundering. Quiéret was helemaal geen pikbroek. Hij was sénéchal van Beaucaire. De Engelsen onthoofden hem op de Christopher nadat hij zwaar gekwetst was.

het-schipSchets uit B. LANDSTROM., Het Schip.

Nicolas Behuchet

Eveneens “admiraal” twee bevelhebbers op een schip! -werd gewoon na een pro forma proces veroordeeld als dief. Had hij twee jaar eerder niet de Christopher gestolen? Men hing hem dus hoog en droog aan de ra.

Pierre Barbavera

De Dritte im Bunde was wel een zeeman afkomstig uit Genua in dienst van Filip VI dus. Hij keurde de strategie van B. en Q. totaal af. Hij zou met een van zijn bombarden het Maagdenschip gekelderd hebben. Barbavera kon de dans ontspringen. Het waren vooral zijn mannen die Cadzand brandschatten. Barbavera vluchtte in 1340, doch bij gebrek aan bekwame zeelui kwam hij in 1346 weer in de gratie van Filip.

Hoe ging het er aan toe?

Toen de Engelse vloot voor Blankenberge arriveerde, lieten ze enkele koggen stranden. Men zond ruiters te paard naar het Zwin om te zien wat er gaande was. Een bos! Een woud van masten rapporteerden de verkenners. Inderdaad. Meer dan tweehonderd Franse koggen lagen in drie linies dwars over het Zwin per drie aan elkaar vastgebonden en verankerd. Zo zien we op het hier bijgevoegd kaartje (fig. 2). om te beginnen bestond Retranchement nog niet! Over de juiste situering van het Nieuw Zwin gaan we het hier niet hebben. Maar als de Fransen dan al tweehonderd en tien koggen hadden. En als ze deze over drie linies verdeelden en wetend dat een kogge gemiddeld tien meter breed was en een diepgang had van drie meter, zie bijgevoegde tekening (fig. 1), dan moet tussen Mude en Sluis een vaargeul met een nuttige breedte van meer dan duizend en vijftig meter hebben gelegen. Dus kan de slag van Sluis niet bij Sluis plaats gegrepen hebben. Het Zwin was dan immers al aan verzanding toe!

En hier verwijzen we weer eens naar M.Coornaert    (13)  waar hij het heeft over een wat eerdere zeeslag. Deze uit 1213, die zogezegd plaats had bij Damme, maar volgens hem best tussen Knokke en Kadzand kan plaats gegrepen hebben. En zo gebeurde het ook met de zogenaamde Slag bij Sluis, suggereert Coornaert. Barbavera zette Béhuchet en Quiéret ertoe aan het ruime sop te kiezen. Maar de twee Fransen waren landrotten. Ze verkozen de verdediging. Admiraal Morley deed een schijnaanval en koos weer volle zee.

Toen pas probeerden enkele Franse koggen de strijd aan te binden. Pas op het middaguur hadden Morley en Crabbe de zon en wind in de rug en tegelijk de opkomende vloed. De Fransen hadden circa 200 schepen waarvan 173 transportschepen met 20 000 soldaten, 23 bargen en 6 (anderen zeggen 3) galeien. Per schip hadden ze 200 man en 400 kruisboog schutters. De Engelsen echter hadden 12 000 boogschutters. Nu moet men al deze getallen met de nodige reserve benaderen.

Maar die Engelse boogschutters! Zowel de boog als de pijl was uit taxushout. Van zodra men in Engeland had vastgesteld dat men met de twee meter hoge “Welshe” boog en de bijna één meter lange pijl, doeltreffend tot op 180 meter twaalf schoten per minuut kon lossen tegen slechts twee met een kruisboog, verbood Edward III elke andere sport en kon men zijn belastingschulden afbetalen met taxuspijlen en bogen, dus taxus in plaats van taxen.   (14)

De Engelsen gingen schijnbaar op de vlucht. Met de vloed keerden ze terug. Men vocht van ongeveer twee uur tot zonsondergang (24 juni, langste dag!). Farrère   (15) beweert dat er 50 000 deelnemers waren en dat 25 000 van hen sneuvelden. En wij geloven dat. Van de 210 Franse koggen werden 163 in brand gestoken, gekelderd of gekaapt. Wat we ook maar geloven.

zeeslag-bij-sluisZeeslag te Sluis. Kaartje uit Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen, Brussel, 1974. p. 261.

En de dames?

Geen enkel kroniekschrijver vertelt ons wat er nu eigenlijk met die dames gebeurde. Wel dat de Engelsen de Fransen uit hun benepen positie lokten. Wel dat iemand het Maagdenschip wat dichterbij liet komen opdat de dames zouden genieten van de Franse nederlaag. Coornaert    (16) zegt trouwens dat ook de Bruggelingen op de oever bij de zeeweringen stonden toe te kijken. Niet alleen toekijken! Wie van de Picardiërs, Normandiërs of Genuezen zwemmend zijn hachje poogde te redden, werd op de oevers of het strand genadeloos doodgeknuppeld. Pas tegen de avond kwamen de Bruggelingen met bargen aanzetten om het massacre af te werken.

De Slag bij Sluis bij Knokke... (17)

*******************

Lithes, and the batail 1 sal bigyn of English men and Normandes in the Swyn

Laurence Minot

1 Minot with mowth had menid to make Suth sawes and sad for sum mens sake;

The wordes of sir Edward makes me to wake, Wald he salve us sone, me sorow suld slake

5 War mi sorow slaked, sune wald 1 sing; when God will, sir Edward sal us bute bring.

Sir Philip the Valas east was in care, and said sir Hugh Kyret to Flandres suld fare,

and have Normondes inogh to leve on his lare,

10 All Flandres to brin, and mak it all bare. Bot, unkind coward, wo was him thare;

when he sailed in the Swin it sowed him sare. sare it tham smerted that ferd out of France;

there lered Inglis men tham a new daunce.

15 The burjase of Bruges ne war noght to blame; 1 pray Jhesu save tham fro sin and fro schame!

For thai war sone at the Sluse al by a name, whare many of the Normandes tok mekill grame.

When Brug and Ipyre hereof herd teil,

20 Thai send Edward to wit, that was in Arweil; than had he no liking langer to dweli,

he hasted him to the Swin, with sergantes snell, to mete with the Normandes that fals war and feil,

That had ment, if thai might, al Flandres to quell.

25 King Edward unto sail was full sune dight, with erles and barons, and many kene knight;

thai come byfor Blankebergh on Saint Jons night. that was to the Normondes as well sary sight;

zit trumped thai and daunced, with torches ful bright,

30 In the wilde waniand was thaire hertes light. Opon the mom after, if T suth say,

a mery men, sir Robard out of Morlay, a half eb in the Swin soght he the way;

thare lered men the Normandes at bukler to play.

35 Helped tham no prayer that thai might pray, the wreches is wonnen, thaire wapin es oway

the en of Norhampton helpid at that nede, als wise men of wordes, and worthli in wede,

Sir Walter the Mawnay, God gif him mede!

40 Was bold of body in batayl to bede. the duc of Lancaster was dight for the drive,

With many mody man that thoght for to thrive; wele and stalworthy stint he that strive,

that few of the Normandes left thai olive.

45 Fone left thai olive, bot did tham to lepe; men may find by the flode a c. on hepe.

Sir Wiliam of Klinton was eth for to knaw; mani stout bachilere broght he on raw;

it semid with thaire schoting als it war snaw.

50 The bost of the Normandes broghte thai ful law. thaire bost was abated, and thaire bud tham bide.

The gude erle of Glowceter, God mot him glade! Broght many bold men with bowes ful brade;

To biker with the Normandes baldely thai bade,

55 And in middes the flode did tham to wade. to wade war tho wrecches casten in the bnim;

the kaitefs come out of France at lere tham to swim. 1 prays John Badding als one of the best;

Faire come he sayland Out of the suth-west;

60 To prove of tha Normandes was he ful prest, tili he had foghten his fl11, he had never rest.

John of Aile of the Sluys, with scheltron fhl schene, was comen into Cagent cantly and kene;

but sone was his trumping turned to tene;

65 Of him had sir Edwards his will, as 1 wene. the schipmen of Ingland sailed fit swith,

that none of the Normandes fro tham might skrith; Who so kouth wele his craft thare might it kith.

of al the gude that thai gat gaf thai no thite.

70 Two hundreth and mo schippes in the sandes had oure Inglis men won with thaire handes,

The kogges of Ingland was broght Out of bandes, and also the Christofir, that in the streame standes.

In that stound thai stode with stremers flul still,

75 Tili thai wist ftull wele sir Edwards will. Sir Edward our gude king, wurthi in wall,

faght wel on that flude, faire mot him fali als it es custom of king to confort tham all,

so thanked he gudely the grete and the small,

80 He thanked tham gudely, God gif him mede! Thus come oure king in the Swin tili that gude dede.

This was the bataile that fell in the Swin, where many Normandes made mekill din;

wale war thai armed up to the chin;

85 Bot God and sir Edward gert thaire boste blin. thus blinned there boste, ams we wele kin;

God assoyle thaire sawls! said all. Amen.

Wie was Laurence Minot ?

Minot (1300?-1352) was wel degelijk een tijdgenoot van de slag. Hij was geboren in de noordoostelijke Midlands van Engeland, althans naar zijn dialect en taalgebruik te oordelen. Waarschijnlijk was hij geen priester of monnik, hoewel sommigen dit veronderstellen. Hoewel hij het, in tegenstelling met sommige chroniqueurs, heeft over de moed van Edward is dit nog niet het bewijs dat L.M. aanwezig was bij de slag.

Luister en ik zal beginnen over het gevecht tussen de Engelsen en de Normandiërs in het Zwin. (18) Minot heeft ter wille van sommige personen met eigen woorden ware en droevige verhalen willen maken. De woorden van de nobele Edward maken mij ongerust, wilde hij ons spoedig redden, mijn verdriet zou verdwijnen.

5 En als mijn verdriet weg zou zijn, dan zou ik zo gaan zingen. Als God het wil zal de edele Edward ons beterschap brengen. De edele Philippe van Valois was in zorgen geraakt en zei de nobele Hugues Quiéret naar Vlaanderen te gaan en genoeg Normandiërs te verzamelen die geloofden in zijn woord.

10 Heel Vlaanderen in brand te zetten en het helemaal leeg te maken. Maar, de wrede lafaard!, daar bekwam het hem slecht. Het binnenzeilen van het Zwin bezorgde hem heel veel zeer. Die krijgstocht uit Frankrijk bracht hem veel misère. De Engelsen leerden hem daar een nieuwe dans.

15 De burgers van Brugge was niets te verwijten; ik bid Jezus hen te sparen van zonde en schande, want ze waren namelijk snel bij Sluis, waar menigeen onder de Normandiërs groot onheil overkwam. Toen Brugge en leper hierover hoorden spreken

20 lieten ze het weten aan Edward die in Orwell was; toen had hij geen zin meer om daar nog langer te blijven, hij haastte zich snel met krijgsvolk naar het Zwin om de Normandiërs te ontmoeten die vals en wreed waren, die hadden ze gekund, heel Vlaanderen hadden willen verwoesten.

25 Koning Edward was heel snel klaar om uit te zeilen met graven en baronnen en menig koen ridder. Ze kwamen voor Blankenberge op de avond voor Sint Jan: dat was voor de Normandiërs een erg pijnlijk gezicht. Toch trompetten ze nog en dansten met heldere fakkels,

30 Maar het licht van hun hart was als ‘n afnemende maan. De volgende morgen, als ik het juist vertel, zocht een goeie man, Sir Robert Morley, bij halve eb zijn weg in het Zwin. Daar leerden ze de Normandiërs spelen met het schild.

35 Er hielp hun geen enkel gebed dat ze baden: de ellendelingen zijn overwonnen, hun slagkracht is weg. De graaf van Northampton hielp in die nood als man met wijze woorden en waardig in z’n wapenrusting. Sir Walter Manny, God moge hem belonen.

40 Was sterk van lichaam om strijd te leveren. De hertog van Lancaster was klaar om te stormen met menig moedig man die uit was op succes. Dapper en wel bracht hij de strijd tot een goed eind waar weinigen onder de Normandiërs levend uit kwamen.

45 Ze lieten er weinig leven, maar deden ze springen (in zee): men kan er bij de zee honderd op een hoop vinden. Sir William Clinton was gemakkelijk te herkennen. Hij stelde veel dappere ridders op voor de strijd, hun schieten leek op sneeuwen,

50 ze deden het snoeven van de Normandiërs erg afnemen, hun grootspraak en hun grote trots werden neer geslagen. Ver konden ze niet vluchten, ze moesten daar blijven. De goede graaf van Gloucester, God moge hem verblijden. bracht veel dappere mannen mee met brede bogen.

55 Ze stelden dapper voor om tegen de Normandiërs te vechten en ze deden ze lopen in ‘t midden van de zee: de ellendelingen werden in zee gegooid om er te waden; die schurken waren uit Frankrijk gekomen om daar te Ieren zwemmen. Ik prijs John Badding als een der besten.

60 Hij kwam mooi aanzeilen uit het zuidwesten, helemaal klaar om de Normandiërs op de proef te stellen. Hij had geen rust eer hij genoeg had gevochten. Jan van Eylen uit Sluis met een schitterend regiment was vechtlustig en dapper naar Cadzand gekomen.

65 Maar dra werd zijn trompetten in ellende gekeerd: ik denk dat edele Edward met hem zijn zin deed. De zeelui van Engeland zeilden heel snel zodat niemand de Normandiërs hun kon ontgaan. Al wie zijn vak goed kende kon het daar tonen.

70 Van al het bezit dat ze verwierven moesten ze niets afgeven. Meer dan tweehonderd schepen op de stranden hadden de Engelsen gewonnen met hun handen. De koggen die van Engeland waren werden losgemaakt en ook de Christopher die op de rivier lag.

75 Op dat moment lagen ze met hun oorlogsvlaggen stil totdat ze heel goed wisten wat Edward wilde. Nobele Edward, onze goede koning, hoogwaardig uitverkoren, vocht flink op het water, het moge hem tot eer strekken. Zoals het de gewoonte is van een koning ze allen aan te moedigen,

80 zo dankte hij vriendelijk de groten en de kleinen. hij dankte ze vriendelijk, God lone ’t hem. Zo kwam onze goede koning in het Zwin tot mooie wapenfeiten. Dit was de slag die plaats greep in het Zwin, waar veel Normandiërs groot lawaai maakten.

85 Ze waren tot de tanden wel bewapend. maar God en koning Edward stopten hun gepoch. Zo viel hun trots, dat weten we heel goed. Moge God hun zielen sparen. Ik heb gezegd. Amen.

Voetnoten

  1. Ballegeer, Gids voor de Zwinstreek, Antwerpen, 1986, 151-152.
  2. P. De Saint-Hilaire, Raadselachtig Vlaanderen, Brussel, 1975, p. 12.
  3. J. Kervyn De Lettenhove, Histoire de Flandre, 1847, II, p. 234-23 5.
  4. L. Vandepitte, Aantekeningen bij de Heren van Lissewege, in: Rond de Poldertorens, VIV, p. 69 e.v.
  5. J. Froissart, Chroniques, Uitgegeven door J.Kervyn de Lettenhove. 26 dl. 1867-77.
  6. Ch. De La Ronciere, Histoire de la Marine Française, p. 446.
  7. Idem. p. 449.
  8. J.F.C. Fuller, The Decesive Batties of the Western World and their Influence upon History, T, London, 1954.
  9. C. Farrere, Histoire de la Marine Française, Paris, 134.
  10. J. Mordal, Twentyfive Centuries ofSea Warfare, (eerder verschenen bij Laffont, Parijs, 1959 onder de titel 25 Siècles de Guerre sur Mer).
  11. Ibidem,p.41.
  12. C.H. BuitenhuisS, in: Rond de Poldertorens, 34, p.41.
  13. M. Coornaert, De Zeeslag van 1340 in het Zwin gezien van op de linkeroever, in: Rond de Poldertorens, 34, p.2l.
  14. B. Tuchman, De waanzinnige veertiende eeuw, Brussel, 1986. p. 93.
  15. C. Farrere, o.c.
  16. M. Coornaert, o.c.
  17. Bronnenmateriaal ons bezorgd door ons bestuurslid Germain Bonte, waarvoor dank.
  18. Vertaling ons bereidwillig bezorgd door prof. dr. J. Verdonck, waarvoor onze dank.

De zeeslag bij Knokke (1340)

Johan Ballegeer

Rond de poldertorens
1995
02
039-050
Mado Pauwels
2023-06-19 14:33:01