De Gemeentelijke meisjesscholen te Knokke en hun Onderwijzeressen

Pierre Decuypere

Zoals we reeds opmerkten bij de aanvang van een vorig artikel (1) bevinden we ons ook hier niet op een onbetreden terrein.

Meerdere auteurs hebben reeds bijdragen geleverd over het lager onderwijs voor meisjes te Knokke (2). Wij hebben dan ook van die werken dankbaar gebruik gemaakt.

Toch was het nuttig bijgaand artikel te schrijven omdat het voornamelijk steunt op talrijke notulen van de gemeenteraad betreffende de gemeenteschool voor meisjes, die in een negental registers werden opgetekend over een periode van 1858 tot in de jaren vijftig, met enkele leemten voor de periode 1913-1924. Deze notulen zijn van groot belang omdat de beslissingen door het gemeentebestuur van Knokke werden genomen als inrichtende en bestuurlijke macht.

Mijn echtgenote Yolande Lammerant heeft uit de talrijke beraadslagingen van de gemeenteraad oordeelkundig deze overgenomen; daarvoor onze beste dank. De heer R. Staelens, Inspekteur-Generaal van het basisonderwijs en de Inspektrice Mevr. C. Vrielynck zijn we dankbaar voor de verschillende registers en documenten over onderwijszaken die we mochten inzien.

Eerst nog een korte samenvatting van het onderwijs te Knokke, zoals het bestond voor de oprichting in 1855 van de eerste gemeentelijke gemengde school. Reeds in 1829 en na de wet van 23 februari 1842 herhaaldelijk in 1845 op 3 mei en einde 1852 werd, hetzij op aanmaning van de hogere overheid hetzij op eigen initiatief van de gemeente Knokke, door deze laatste pogingen ondernomen om, in plaats van de bestaande privéschool, een gemeenteschool op te richten. Die pogingen mislukten enigszins telkens bij gemis aan lokale financiële middelen en of provinciale en staatssubsidies (3).

1. Naar een gemeentelijke meisjesschool

Afd. 1. Voorafgaande oprichting van een gemengde gemeenteschool op de Dorpsplaats, huidig M. Lippensplein (1855-1870)

Eerst in 1855 besliste de Knokse gemeenteraad een school voor jongens en meisjes te bouwen met de daarbij horende woning voor de schoolmeester. Die gebouwen werden opgericht op de Dorpsplaats nabij de kerk op een terrein door de gemeente aan de kerkfabriek gekocht. Dit perceel grond was groot 14 aren 15 ca en paalde ten oosten aan de Dorpsstraat. Het pleintje dat gevormd zou worden door het gebouw van de nieuwe school en het huis van bakker Lievens zou dienen tot plaats en desnoods tot markt. De werken werden uitgevoerd door Frans Dobbelaere voor de prijs van 8.925 fr. Het schoolgebouw was 10.58 m lang, 8.86 m breed en 4.09 m hoog. Meester Ackerman gaf er les en gedurende het schooljaar 1858-59 telde de school 69 leerlingen (50 jongens en 19 meisjes). De tuin had een oppervlakte van 5 a 88 ca. (4).

 

2015 02 23 113921

Afb.1 Kopie van de schilderij van de gemeentelijke meisjesschool (get.) F. Practor -1896. (privé bezit familie Van Steene)

Afd. 2. Ontwerp van afzonderlijke meisjesschool in de Dorpsstraat, (huidige Sebastiaan Nachtegaelestraat (1865-1870).

1) In 1865 werd wegens de aangroei van de bevolking de noodzakelijkheid ingezien een tweede schoollokaal in de gemeente op te richten om de meisjes en de jongens afzonderlijk onderwijs te kunnen geven (5). In een zitting van 10 mei 1865 gaf de Knokse gemeenteraad nauwkeurig de redenen aan voor de oprichting van een gemeenteschool voor meisjes (6). De raad besliste eenparig, maar nog in voorzichtige termen “in grondbeginsel een onderwijs voor meisjes in te richten, een gemeentelijke onderwijzeres te benoemen en een schoollokaal met woonst voor de onderwijzeres te bouwen, onder voorbehoud dat slechts later het tussenkomende aandeel der gemeente zal bepaald worden”.

Afschrift van dit besluit werd gezonden naar de arrondissementscommissaris met verzoek de provinciale bouwmeester ter plaatse te krijgen om van de ontworpen “bouwing” een plan en bestek op te maken.” Een partij land gelegen te Knokke-dorp met een drijwoonstig huis er op staande gekend ten kadaster sectie D nr 630/a, 630/b, 634/d (...) te groote van 16 are 50 ca palende noord de dorpsstraat en behorende aan het armbestuur was zeer geschikt voor het oprichten van een schoolgebouw.

2) Op 14 juni 1866 verleende de gemeenteraad, onder voorbehoud van bekrachtiging door de bevoegde overheid zijn akkoord met de opgegeven bouw- en aankoopprijzen (7). De raad legde de nadruk op de moeilijke financiële toestand van de gemeente. Toch aarzelde hij niet opofferingen te doen voor het onderwijs, maar hoopte dat de staat en de provincie in die mate zouden willen subsidiëren dat de gemeente ten hoogste in 1/6 van de uitgaaf zou moeten bijdragen (8).

3) Op 28 februari 1868 verleende de raad haar goedkeuring aan de akte verleden voor notaris Proot te Dudzele van de aankoop door de gemeente aan het armbestuur van hoger vermelde grond voor de prijs van 1.790 fr.

Ter zitting van 20 juli 1868 nam de raad kennis van de aanbesteding van het schoollokaal voor meisjes. Het nazicht van de aanbiedingen gaf volgende uitslag: De Vlaminck Philip, Knocke 15.032 fr.; Deckers Jan, Westkapelle (9) 17.525 fr.; Philip De Vlaminck, timmerman te Knokke en Jan Nachtegaele, rentenier werden aanvaard; de eerste als aannemer, de tweede als borg voor het bouwen van een lager schoollokaal te Knokke mits de som van 15.032 fr (10).

4) Om alle moeilijkheden en vertragingen te voorkomen in de betaling voor de in aanleg zijnde werken (steenwegen en bouwen van gemeenteschool) was de gemeenteraad van oordeel dat hij het college van burgemeester en schepenen diende te bemachtigen om tijdelijk, totdat de subsidiën van provincie en staat zouden uitbetaald worden, zich met een bankier van Brugge te verstaan ten einde een openstaande rekening op naam van de gemeente Knocke in te schrijven, met een intrest van ten hoogste 5% ’s jaars en op last alle drie maanden, van de gedane bewerkingen aan de raad kennis te geven. De gemeenteontvanger mocht desnoods die zending vervullen doch in gelijke waarden (11).

Nadat de voorzitter talrijke stappen aangewend had om een lening van 30.000 fr te verkrijgen, evenwel zonder resultaat, was hij eindelijk gelukkig te kunnen mededelen in de zitting van 7 april 1869 dat de heer Jooris Eggermont, grooteigenaar en legatie raadsheer te Brugge, bereid gevonden was een bedrag van 30.000 fr in lening, mits de aangeduide voorwaarden, toe te staan (12).

Door de raad werd aan de heer Jooris Eggermont een bedankingsbrief gericht, waarvan de hoogdravende stijl treffend de geest van die tijd weerspiegelt; we laten hierna enkele uittreksels volgen (13).

5) Op vraag van de provinciale schoolopziener van het lager onderwijs om het cijfer te kennen welke de gemeenteraad zich voorstelde de nieuw te benoemen gemeentelijke onderwijzeres te betalen, nam de raad in zitting van 21 september 1869 volgend besluit: “De raad begerende een goede gediplomeerde onderwijzeres te bekomen die in vergelijking met deze van de bijzondere scholen voor meisjes der naburige gemeenten, de voortreffelijkheid van het officieel onderwijs zou betonen, besluit “eenpariglijk” de voordracht van de heer provinciale schoolopziener af te wachten, alsmede in grondbeginsel in het schoolbudget te harer behoeve volgende sommen toe te staan (14).

6) Bij brief van 19 augustus 1870 liet de kantonnale schoolopziener de gemeenteraad weten dat het verkieselijk was de nieuwe school te doen “verstrekken” voor het onderwijs der knechtjes, en de oude die nu diende voor de knechtjes (en de meisjes) aan te wenden voor het onderwijs van de meisjes.

Het is wel uitzonderlijk te noemen dat gedurende vijf jaar schikkingen getroffen werden om een nieuwe gemeentelijke meisjesschool op te richten in de Dorpsstraat (S. Nachtegaelestraat) om uiteindelijk de schoolopziener te horen zeggen dat die nieuwe gemeenteschool beter zou betrokken worden door de knechtjes en dat de meisjes de oude school van 1855 op het Dorpsplein best zouden aanwenden, zonder bepaalde redenen op te geven.

De heren leden van de gemeenteraad beperkten zich er toe te verklaren dat zij het gevoelen van de schoolopziener deelden, de verwisseling der scholen zouden doen samenvallen met het aanstaande schooljaar startende op 1 oktober 1870 (15).

Omtrent het jaar 1870 aldus direkteur Gaston Van Steene liet het onderwijs te Knokke nog veel te wensen over. Menig oud verslag vermeldt dat er over de opvoeding en het onderwijs der jeugd bitter geklaagd wordt (16). Toch was er met de inrichting in hetzelfde jaar 1870 van een dubbel onderwijsnet een infrastruktuur tot stand gekomen die het eerste onderwijzeresse Joanna Mullier 1870, Nathalie Van Steene (1878) en Elodie Lievens-Degreve (1888) mogelijk zou maken een degelijk gemeentelijk onderwijs voor meisjes uit te bouwen.

Afd.3 Afzonderlijke gemeenteschool voor meisjes op de Dorpsplaats, huidig M. Lippensplein (1870-1930).

Om zich een beeld te vormen van de gemeenteschool voor meisjes op de vroegere Dorpsplaats kan men best het oordeel inwinnen van iemand die gedurende jaren, omzeggens dag na dag aldaar toekwam om de Knokse meisjes onderricht en opvoeding te geven: De meisjesschool was gelegen naast de hofstede van Ménge; achter de school was een mooie tuin afgezoomd met een gracht. Daar achter waren er weiden zover men kon kijken. Naast de hoeve Ménge richting Duinbergen was er de hoeve van Jan Paye, en verder het hof van boer Bonte (17);

De meisjesschool gebouwd, zoals reeds hoger vermeld in 1855, bevond zich dus op een plaats aan de ene kant nauw aansluitend met het centrum, aan de andere kant met de landelijke omgeving.

2015 02 23 114000Afb. 2 SCHETS KADASTERKAART NR 95 1932/ KAART KNOKKE 1992

Een ideale ligging. Toch is de school nog lange tijd met een beperkt aantal klassen gebleven en dit omdat de vrije zusterschool de meisjes aantrok. Pas in 1930 met een nieuwe moderne stedelijke bewaar- en meisjesschool met zes klassen in de Onderwijsstraat (Van Steenestraat) kwam er tussen de onderwijsnetten meer evenwicht (18).

Daar de school in 1870 voor het eerst uitsluitend door meisjes gefrequenteerd werd moesten dringende maatregelen getroffen worden. De gemeenteraad besloot op 8 september van ditzelfde jaar bij de maatschappij “La Belgique”, door tussenkomst van de agent Van Damme te Westkapelle, het schoolgebouw en de meubels tegen brand te verzekeren. In dezelfde zitting werd de onderwijzeres Joanna Mullier machtiging gegeven voor de eerste noodwendigheden der school boeken en voorwerpen aan te kopen voor een bedrag van 52,52 fr. (19).

In 1880 was het, blijkbaar uitzonderlijk, nu eens niet de gemeente maar een privé-persoon Lodewijk Van Landschoot die de meisjesschool begiftigde met een bel, om het begin en einde van de speeltijd aan te kondigen (20). Op 16 december 1928 had de gemeenteraad enige last om de aankoop van een harmonium, voor een betere “verzorging” van de zangles, er door te krijgen; een krappe meerderheid van 6 stemmen tegen 5 haalde het toch (21).

In de gemeentelijke school voor meisjes werd buiten de schooluren, Franse lessen gegeven. Volgens schepen Vandenbroucke dienden deze lessen driemaal in de week gegeven te worden, telkens van 16 tot 17 uur. Vanaf de lentedagen mochten meer geschikte wijzigingen aan die uurregeling gebracht worden (22).

2015 02 23 114026Afb. 3 DETAIL REGISTER VAN HET KADASTER KNOKKE 1890-1896

Meisjes die reeds op school geweest waren, maar die vanaf hun 14de jaar nog wilden bijleren, konden de lessen, vooral op de praktijk afgestemd, volgen in de avondschool. Er werden bijvoorbeeld bepaalde lessen in de huishoudkunde gegeven.

In het woonhuis van de school werd ook in het badgetijde (zomermaanden) een bureel voor inlichtingen en een kantoor voor de burgemeester ingericht. Mogelijks een voorloper van de huidige V.V.V. (Vereniging voor Vreemdelingenverkeer). Bouwmeester Wassenhove werd met de inrichting van die burelen gelast (23).

Het kwam het schoolhoofd toe elk jaar een begroting van de uitgaven der meisjesschool op te stellen. De lijst opgemaakt door de onderwijzeres in 1871 bevatte volgende posten: vergoeding voor kosteloos onderwijs 300 fr, jaarwedde onderwijzeres 600 fr, schoolgeld der vermogende kinderen 150 fr, onderhoud van de school, meubels en woonst 25 fr, verwarming der arme kinderen 30 fr, schoolvoorwerpen voor arme kinderen 50 fr, totaal l.155 fr (24). De begroting werd voor advies naar de provinciale opziener gestuurd voor controle. Deze laatste had voor de schoolbegroting 1872 naast de sommen en na advies een bedrag in rode inkt geschreven van 90 fr in meer voor de vergoeding van de onderwijzeres en 100 fr voor haar jaarwedde. De gemeenteraad aanvaarde de aangebrachte verhogingen omdat Juffrouw Mullier haar taak goed kweet en de duurte der levensmiddelen en meer andere redens genoegzaam de voorgestelde verhogingen verrechtvaardigen (25).

Herstellings- en uitbreidingswerken

Als de school, in 1855 gebouwd op de Dorpsplaats, opdracht kreeg in 1870 uitsluitend te dienen voor het meisjesonderricht, was ze 15 jaar oud. De school zou blijven bestaan tot 1930 zodat haar bestaan een periode van 15 + 60 = 75 jaar bestreken.

Tijdens die periode waren vergrotings- en herstellingswerken noodzakelijk geworden. De uitbreiding die in de meisjesschool uitgevoerd hadden geen duurzaam karakter en waren er alleen op gericht om het tot dan toe enig lokaal bij midden van een houten schutting in twee klassen te verdelen (26).

Bij een bezoek aan de gemeentelijke meisjesschool stelde de Raad vast dat dit gebouw zich in een bouwvallige toestand bevond en dat herstellingswerken zich opdrongen. Deze werken werden door de provinciale bouwheer begroot op 2.302 fr. De begroting werd goedgekeurd en voorgelegd aan de Bestendige Deputatie (27). De gevraagde machtiging werd blijkbaar niet gegeven, want in de zitting van 26 oktober 1874 werd lezing gegeven van een brief van de arrondissementscommissaris (10.10.1874) waarin hij zijn beklag maakte over de slechte toestand waarin beide scholen (de jongens- en meisjesschool) verkeerden. De Raad stelde de echtheid van dit beklag vast en erkende de gebrekkigheid en nam “eenpariglijk” het besluit: gezien het vroeger ingediend besluit onvoldoende was om te verhelpen aan de staat waarin beide scholen zich bevonden, de provinciale bouwmeester uit te nodigen om ter plaatse te komen en een nieuwe volledige begroting van de uit te voeren werken op te maken. Zodra dit stuk zou toegekomen zijn, zou de Raad voor de bestrijding der kosten een lening aanvragen op het krediet van 20.000.000 fr, voor oprichting en onderhoud van gemeentescholen in het rijk, dat door de wet van 14 augustus 1874 geopend was. Anderzijds nam de Raad zich ook voor de Staat en Provincie aan te spreken voor het verlenen van subsidies (28).

De zaak van de herstellingswerken der meisjesschool werd terug ingeschreven op de dagorde van de gemeenteraad in zitting van 30 juni 1876 en 28 maart 1877. Uit die dagorde bleek andermaal dat niettegenstaande de erkende dringendheid der werken, er tot op heden geen enkele herstelling was uitgevoerd (29). Deze ontstentenis hield kennelijk verband met de moeilijke financiële toestand van de gemeente en de karige toebedeling van gelden door staat en provincie.

Na al die vergeefse pogingen om de werken uit te voeren, konden deze eindelijk in aanbesteding worden gegeven en zoals blijkt uit het proces verbaal voorgelezen ter zitting 4 september 1877 van de Raad, was de laagste aanbieder de heer Adolf Hautekeet, aannemer uit Brugge. Deze gaf voor de goede en getrouwe uitvoering der werken alle waarborgen. Zo stond te lezen onder artikel I van het besluit van de gemeenteraad dat Hautekeet, ondernemer te Brugge, onder de borgtocht van de Weduwe Vermander en de Weduwe Hautekeet, aanvaard werd als aannemer der verbeterings- en herstellingswerken in de meisjesschool een eerste deel voor 767 fr en een tweede deel voor 2.365 fr. Daarbij nog een levering van schoolmeubels, een bedrag van 2.018 fr.

Dat genoemde werken wel degelijk uitgevoerd werden bleek uit een brief van 20 februari 1878 van burgemeester Sebastiaan Nachtegaele gericht aan juffrouw Nathalie Van Steene, alsdan hulponderwijzeres in Blankenberge; de brief luidde als volgt: “ Joufvrouw, Wij hebben de eer Ued. hiernevens te zenden een afschrift van het besluit onzes gemeenteraads (...) waarbij gij gemeenteonderwijzeres bij onze lagere school benoemd werd (...) Thans is de ondernemer bezig het schoollokaal te herstellen en de school is onbepaald opgeschorst. Zodra zijne onderneming voltooid en de school voor de kinderen beschikbaar zal zijn, zullen wij Ued. verwittigen (...) gete. Seb. Nachtegaele” (30).

In de loop van 1906-1907 bleek het nodig nog aanvullende herstellingswerken uit te voeren. In de zitting van 27 februari 1906 werd een brief van de arrondissementskommissaris voorgelezen waarin vermeld werd dat de ontworpen werken dringend waren gezien het ging om herstellingswerken. Gemeenteraadslid E. D’hooghe vroeg dit punt uit te stellen “aangezien de statie van de ijzeren weg aldaar misschien zal komen”. De raad heeft met die vraag tot uitstel geen rekening gehouden, want hij nam met algemeenheid van stemmen volgend besluit: bij de hoge overheid aan te dringen om de ontworpen werken te mogen uitvoeren (31). Welke die ontworpen werken waren kon niet achterhaald worden. Wel werd in de brief van de arrondissementskommissaris van 10 januari 1907 aangegeven dat de werken aan de meisjesschool begroot op 9.988 fr goedgekeurd werden (32). Daarmee kon overgegaan worden tot de openbare aanbesteding. Het laagste aanbod was dit van Philip Proot uit Westkapelle, belopende het bedrag van 9.944 fr (33). Het college werd gelast de bundel voor goedkeuring te zenden naar de Bestendige Deputatie. Werd die goedkeuring ooit gegeven? Het valt te betwijfelen. Hogervermelde reden van gemeenteraadslid D’hooghe moet de overheid tot nadenken gestemd hebben. Overigens zijn zoals verder zal blijken, de meisjesschool en de aanpalende landen onteigend voor de aanleg van de spoorweg en station.

Toch moeten die onteigeningen eerst plaats gehad hebben nadat in de beginjaren twintig veranderingswerken aan de gemeentelijke meisjesschool uitgevoerd werden. Die werken waren hoofdzakelijk aanpassingen aan het woonhuis van de school: a) in een klas voor de nieuw opgerichte bewaarschool, b) in een klas voor huishoudkunde en een washuis der lagere meisjesschool, c) in een kleerkamer voor de leerlingen van de bewaarschool (33/1).

Uit een proces verbaal van eindoplevering van 29.5.1922 blijkt inderdaad dat voormelde veranderingswerken werden uitgevoerd (33/2).

Afd. 4. Modern gemeentelijk schoolgebouw voor meisjes in de C. Caillaustraat (huidige Van Steenestraat) 1930-1957

1) Onteigening van de gemeenteschool voor meisjes (Dorpsplein)

In het besluit van 12 februari 1926 van de gemeenteraad kwamen volgende overwegingen voor: Er werd door het beheer van de spoorwegen een ontwerp van nieuwe “statie” voorgelegd. Het algemeen plan voorzag een wegenis en een stationsplein. Er moest rekening gehouden worden met de snelle uitbreiding van de gemeente. Het was noodzakelijk alles zo groot mogelijk te voorzien in de toekomst. Bij beraadslaging van 7 november 1924 werd beslist enige onteigeningen uit te voeren, waar de meisjesschool begrepen was.

2) Bouwen van een nieuwe school voor meisjes; aankoop gronden.

De raad besloot derhalve een nieuwe gemeentelijke meisjesschool te laten bouwen. Een geschikte grond hiervoor was kadastraal gekend onder sectie D nrs. 628/j, 629/z, 641/i, 640/b, 642/m, 642/k, 642/i (34).

Met een nieuwe school in het vooruitzicht begon het aantal klassen en onderwijzers toe te nemen. Paula Nierynck werd benoemd in 1928, Jeanne Torney in 1930, zijn in het jaar waarin de nieuwe school geopend werd (35). Om een begin van uitvoering in de kwestie van een nieuw schoolgebouw voor meisjes te verzekeren voorzag de raad erin om de nodige kredieten in de gemeentelijke begroting van het dienstjaar 1930 in te schrijven (36). De minister van kunsten en wetenschappen had reeds eerder laten weten dat de ligging der gronden, zoals hoger vermeld, goed bevonden werd. De grond had een oppervlakte van 618 m2. Eigenares Mejuffrouw Stubbe stemde toe met een prijs van 55 fr de m2, wat een totaal bedrag gaf van 33.990 fr. De gemeenteraad, gelet op de uitnemende voorwaarden van de aankoop verklaarde zich met deze akkoord (37). Anderzijds stemde mevrouw Wed. Achille Cailliau-Neyrinck er ook mede in afstand te doen van haar gronden groot 3.679 m2 mits de prijs van 270.515 fr; ook die koop werd door de raad gunstig beschouwd en goedgekeurd (38).

3) Openbare aanbesteding.

Een ontwerp voor het bouwen van de schoollokalen voor meisjes in de Cailliaustraat (Van Steenestraat) werd door bouwmeester Langeraet opgemaakt, begroot op 877.558 fr en het gemeentebestuur toegezonden. De raad nam daarop, met algemeenheid van stemmen, volgend besluit: De plans, lastenboek en bestek werden goedgekeurd. De werken zouden zo haast mogelijk in aanbesteding gegeven worden. De kosten der werken zouden gedekt worden door een lening aan te gaan bij het Gemeentekrediet van België. De staat en provincie, zouden verzocht worden een maximum aan hulpgelden te verlenen (39). De werken werden mits een globale som van 981.971 fr aan de heer Edmond Daveloose, aannemer uit Heist, toegewezen. Het ereloon van de architekt meegerekend werd dit cijfer gebracht op een bedrag van 1.050.000 fr. (40).

4) Schikking der lokalen.

Voor wat het grondplan betreft, werd ons door de technische dienst volgende schikkingen medegedeeld: 1) conciergerie 2) Inkomsthal 3) Direktie 4) 5) 6) 7) klassen 8) keuken (refter) 9) en 10) kindertuin 11) Speelplaats lagere school 12) speelplaats kleuters 13) toiletten kleuters 14) toiletten lagere school. Gemeld plan was opgemaakt door Gerard Bouckaert.

5) Elektrische verlichting en centrale verwarming.

Nopens die werken werd door de gemeenteraad gedurende lange tijd onderhandeld met de “Centrale électrique des Flandres”. Uiteindelijk kon tussen partijen een vergelijk getroffen worden. Voor het aanleggen van elektrische leidingen en toestellen plus ereloon werd een globaal bedrag van 23.160 fr vastgelegd. Van een centrale verwarming met kolen was er geen sprake meer. De toelage van staatswege beliep 1/3 van de totale uitgave, zij 7.700 fr. Het resterende bedrag 15.400 fr zou de gemeente ontlenen bij hogervermelde instelling (41). Over de centrale verwarming werd nog goedkeuring verleend; het punt werd uitgesteld om een verslag af te wachten dat door de leidende bouwkundige zou opgemaakt worden. Bij de C.E. des Flandres werden inlichtingen ingewonnen nopens het kilowat verbruik van “elektriek” in scholen, waar de centrale verwarming door elektriciteit was aangelegd. Het gemeentebestuur ondervond blijkbaar last om afstand te doen van de aloude stoof met grote buis die een goede verwarming bezorgde, maar toch waagde hij het, zonder enige verbintenis, bij wijze van proef de C.E. des Flandres te machtigen om met het a.s. winterseizoen elektrische verwarming te voorzien in een der klassen van de gemeentemeisjesschool. Wat de doorslag gegeven heeft bij het aanbrengen van de verwarming: behoud van de beproefde stoof, het experiment van de centrale verwarming (met kolen) of van de elektrische verwarming konden wij niet achterhalen (42).

6) Aankoop meubelen en leermateriaal.

Deze aankoop werd door bouwmeester Langeraet begroot op 58.372 fr. De raad nam, met algemene stemmen, een besluit waarbij de plans, lastenboek en bestek goedgekeurd werden. De werken moesten binnen korte tijd aanbesteed worden. Uit het proces verbaal van de opening der inschrijvingen deed de firma Vandermeersch en Zoon, Genthofstraat, Brugge, het laagste bod. Voor het werk en levering van meubels in limbahout en enkele in vernikkeld staal (voor de bestuurskamer en de vierde graad) werd 61.562 fr betaald (43).

7) Deskundige beoordeling van de school.

Meester B. De Langhe, die jaren lang in het Knokse onderwijs had gestaan en zich bijgevolg deskundig kon uitspreken in onderwijszaken beschreef het gebouw en de inrichting in lofwaardige bewoordingen (44).

8) Aangroei van bewaar- en lagere klassen.

De bevolking van de gemeentelijke bewaarschool voor meisjes groeide steeds aan en bereikte op 12.12.1930 een totaal van 97 kleuters. Er werd een staatstoelage aangevraagd om een derde klas te mogen oprichten (45).

Het gemeentebestuur nam kennis van het schrijven van 11.12.1930 van de kantonnale opziener inzake toekenning van een staatstoelage voor een vierde lagere klas in de school en de gebeurlijke inrichting van een vijfde lagere klas. Daar de schoolbevolking steeds in positieve zin steeg was te voorzien dat binnen korte tijd van vijf toelage-wedden zou kunnen genoten worden. Tot dan viel de wedde van de nieuwe “titularesse” ten laste van de stadskas. De raad besloot dan ook ten hare laste een vijfde klas op te richten door de eerste klas (eerste en tweede studiejaar) te splitsen, en vervolgens een staatstussenkomst voor een vijfde klas aan te vragen (46).

9) Tijdsduur van de oude en de nieuwe school.

Het gemeentebestuur belastte de heer Emiel Blommaert handelaar in bouwmaterialen te Knokke met de afbraak van de meisjesschool op het Dorpspleintje (huidige M. Lippensplein) mits een vergoeding, ten voordele van de gemeente, van een globaal bedrag van 2.350 fr. Die school die gebouwd werd in 1855, had vanaf 1870 tot 1931 dienst gedaan als lagere school voor meisjes (47). Dit gebouw, evenals de tijdens de oorlog 1944-45 erg beschadigde kerk en pastorij werden gesloopt om de rationele en harmonische ontwikkeling van de gemeente mogelijk te maken.

Hoger gaven we reeds een kort overzicht van de aangroei in de initiale periode van de bewaar- en lagere klassen der meisjesschool in de Van Steenestraat. Zoals zal blijken uit een navolgende rubriek over de onderwijzeressen, zette de vermeerdering van de klassen zich verder door tengevolge van een verhoogde schoolbevolking en een betere opvang der leerlingen in een nieuw gebouw. Dit laatste, geopend in 1930 zou tot de zeventiger jaren in gebruik blijven. Bij haar ontslag in 1957 werd juffrouw Hilda Van Steene opgevolgd in de school van de Onderwijsstraat door de navolgende directrice: Juffrouw Louise Willems (1957-63), juffrouw Julia D’hont (1963-64), Mevrouw Helene Van Bauwel-Poppe (1964-72), Juffrouw Jeanne Torney (1972-1973). Daarna is het schoolgebouw nog lang blijven leeg staan. Het deed nog eertijds dienst als muziekacademie, tijdelijk gemeentehuis (gedurende de restauratiewerken aan het neogotische stadhuis op het Verweeplein) totdat het door de politiediensten in gebruik werd genomen.

Na 1973 werd de schoolbevolking van de Onderwijsstraat opgenomen in de nieuwe jongensschool van de Edw. Verheyestraat en kwam er in Knokke een gemengd onderwijs tot stand (47/1).

Onderwijzeressen in lagere gemeentelijke meisjesschool en bewaarschool

Afd. 1. In de lagere gemeentelijke meisjesschool.

 Onder deze rubriek wordt gehandeld over de onderwijzeressen die onderricht gaven respectievelijk 1) in de gemeentelijke meisjesschool op het Dorpsplein 2) in de genoemde school alsook in de meisjesschool van de Cailliaustraat en 3) alleen in die laatste straat.

Dorpsplein:

1) Juffrouw Jeanne Françoise Mullier, geboren te Gent op 28 november 1846, gediplomeerd op 19 juli 1866 door de jury van de normaalschool van Mesen (Messines), en sindsdien hulponderwijzeres in Beernem, werd ter zitting van 28 juli 1870 met algemeenheid van stemmen aangesteld tot onderwijzeres in de onlangs gebouwde (herstelde) meisjesschool te Knokke die met oktober a.s. moest geopend worden (48). Op 20 augustus 1870 stuurde de arrondissementskommissaris kopie van de benoemingsakte en van het diploma van J. Mullier (49) naar de gouverneur, aan wie hij vroeg de eedlegging toe te laten. Op 30 november 1870 stuurde de provinciale inspekteur de gouverneur de gebruikelijke inlichtingen nopens Mullier (51).

Ter zitting van 5 februari 1878 nam de gemeenteraad kennis van het ontslag bij brief van 1 februari 1878. Vanwege de alsdan 32 jarige onderwijzeres had men zo iets zeker niet verwacht. Niettemin besloot de raad unaniem het gevraagde ontslag toe te staan. In dezelfde zitting van 5 februari 1878 werd ook lezing gegeven van een verzoekschrift van enige niet vereenzelvigde inwoners die vroegen dat het onderwijs van de “meiskens” aan de nonnen zou toevertrouwd worden (52). De raad had op 6 januari 1876 de arrondissementscommissaris gevraagd inlichtingen te nemen bij de kantonnale opziener nopens het resultaat van zijn onderzoek naar het gedrag van Juffr. Mullier. We vonden in het register van de gemeenteraad geen enkel stuk meer in deze zaak, zodat wij de juiste reden van het ontslag niet konden achterhalen.

2) Juffrouw Nathalie Van Steene

Werd geboren te Lissewege op 16 oktober 1851 en gediplomeerd door de jury van de normaalschool te Tielt. Deze stelde vast dat de genoemde leerlinge de wettelijke voorziene proeven over drie jaren met succes doorstaan had (53).

a) Hulponderwijzeres in Blankenberge.

In een zitting van 26 juli 1872 benoemde de raad van Blankenberge juffrouw Nathalie Van Steene tot hulponderwijzeres benoemd in de lagere gemeenteschool ter vervanging van de ontslagnemende Juffrouw Augusta Potvliege. Op 23 september 1872 werd ze gemachtigd door de gouverneur haar eed af te leggen, waarna zij gerechtigd was haar functie uit te oefenen. Nadat ze op 20 februari 1878 tot hoofdonderwijzeres te Knokke was bevorderd, werd haar door de gemeenteoverheid van Blankenberge eervol ontslag verleend (54). Het valt op dat meerdere instanties waaronder de burgemeester, hoofdonderwijzeres Adams, provinciaal opziener Germain, medisch inspekteur en geestelijk kantonnale opziener unaniem hulde brachten aan Nathalie Van Steene bij haar heengaan, en haar vele hoedanigheden loofden die haar in staat stelden tijdens haar zesjarig verblijf in Blankenberge, de jeugd aldaar een goed onderricht en opvoeding te bezorgen (55).

b) Hoofdonderwijzeres te Knokke.

Na het ontslag van J. Mullier op 1 februari 1878, keerde die naar haar geboortestad Gent terug (56). Er werd herhaaldelijk een bericht gepubliceerd in de moniteur nopens de betrekking van onderwijzeres te Knokke. Stelden zich kandidaat, juffrouw Nathalie Van Steene, hulponderwijzeres te Blankenberge en Phalrailde Vervarcke, hulponderwijzeres in Damme. Na onderzoek van de getuigenissen van bekwaamheid en zedelijkheid benoemde de gemeenteraad bij geheime stemming van 20 februari 1878 (vijf stemmen tegen vier) Nathalie Van Steene. Na machtiging door de gouverneur legde zij de eed af in handen van de kantonnale inspecteur.

Burgemeester Nachtegaele zond dezelfde dag nog een kopie van het benoemingsbesluit naar betrokkene en liet haar tevens weten dat er momenteel werken werden uitgevoerd aan de school (57).

Bij brief van 16 maart 1878 stuurde de kantonnale opziener naar de provinciale inspecteur de gebruikelijke inlichtingen nopens Nathalie Van Steene (58).

Op 25 april 1878 deelde zij haar eerste bevindingen mede aan de kantonnale schoolopziener: “de schoolvoorwerpen voor behoeftige kinderen bevonden zich in een slechte staat. Verleden donderdag werd de school geopend: 68 leerlingen waren opgekomen. Alleen vijf à zes leerlingen konden lezen; de overige wisten niets”. Het zou haar moeilijk vallen daarin orde te brengen. Ze hoopten niettemin dat, met moed en vlijt, alles binnen enige jaren zou verbeteren (59).
Het is begrijpelijk dat in de gegeven omstandigheden Nathalie Van Steene een aanvraag indiende om een gediplomeerde onderwijzeres of minstens een hulp toegewezen te krijgen. In afwachting werd door de schoolopziener de zuster van de hoofdonderwijzeres Idalie Van Steene aangeworven voor de laagste klas, tegen een bedrag van 800 fr ‘s jaars (60). Wat het verzoek van Nathalie Van Steene betrof, moest nog jaren gewacht worden eer Elodie Degreve benoemd werd, eerst als “sous- institutrice provisoire” (25 juni 1888) en daarna als “sous-institutrice primaire” (27 juni 1889) (61).

Op 28 maart 1905 diende Nathalie Van Steene een verzoek in om op pensioen gesteld te worden. De vraag werd na gunstig advies door de raad ingewilligd (62).

Wie meer wil weten over de persoon van Nathalie Van Steene, leze de treffende getuigenis van Mevrouw Suzanne Parmentier die als kind de hoofdonderwijzeres persoonlijk had gekend (63).

3) Juffrouw Idalie Van Steene.

Het gemeentebestuur van Knokke had van februari tot 20 april 1879 in de Moniteur en andere bladen bekend gemaakt dat de plaats van hulponderwijzeres openstond. Op 9 juni had zich nog niemand aangeboden en de schoolopziener oordeelde dat het geraadzaam was de zuster van de onderwijzeres, bij haar inwonend, in te schakelen voor de voorlopige dienst; haar jaarwedde werd bepaald op 800 fr (64). De raad aanvaardde de gestelde voorwaarden en Idalie werd aangesteld voor de laagste klas (in feite reeds vanaf 1 januari 1879 in dienst).

Op haar verzoek werd ze eervol ontslagen (65) met als reden dat ze in het huwelijk zou treden en de gemeente verlaten (66).

4) Mevrouw Elodie Lievens-De Greve.

Elodie De Greve (Wachtebeke 15.8.1868) behaalde op 20.8.1887 voor de jury van de rijksnormaalschool voor onderwijzeressen te Gent het diploma voor het lager onderwijs. Dit document vermeldde dat de kandidaat aan de verplichtende vakken voldaan had en niet verplichtende leergangen had gevolgd: godsdienst, huishouden, hofbouwkunst, vormleer, natuurlijke wetenschappen, gezondheidsleer en boekhouden (67).

De gemeenteraad van Knokke in zitting van 27 juni 1889 was van oordeel dat de openstaande plaats diende begeven te worden waar Elodie Degreve enige kandidaat was; ze werd met algemeenheid van stemmen benoemd. Haar jaarwedde werd vastgesteld op 550 fr, kosteloos onderwijs 250 fr, aandeel in de schoolgelden 100 fr, in totaal 1.000 fr.

Volgens een in R.A. Beveren-Waas gevonden stuk van 12.9.1889 get. “l’inspecteur principal” (onl.) was E. Degreve eerst benoemd geweest als “sous-institutrice provisoire” (25.6.1888) en daarna als “sous-institutrice primaire” (27.6.1889) (68).

Elodie Degreve werd door de gouverneur op 16 augustus 1889 gemachtigd de eed af te leggen; onmiddellijk mocht zij haar functie uitoefenen. Na haar huwelijk met Emiel Lievens verbleef ze te Knokke, eerst in een huis in de Smedenstraat naast de woning van Cornelius Nachtegaele, broer van de burgervader en daarna nog een tijd in het Hôtel Communal, uitgebaat door Coleta Deckers, echtgenote Van Houtte. Ik herinner me niet dat tante Elodie als bestuurster het woonhuis van de school betrokken heeft; ze verhuurde het wel tijdens de zomermaanden (69).

Op 26 januari 1899 huwde Elodie met Emiel Lievens (1867-1947) zoon van bakker Karel Lievens. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren: Madeleine (1899), Germaine (1902) en Suzanne Marie (1904). Elodie zette zich ook in voor de uitbating van het hotel Lievens en de organisatie van de bloemencorso en optocht met hulde aan de Knokse schilders (70).

Een register uit de jaren 1898-1923 bevat een vijftigtal opstellen of konferenties nopens onderwerpen van uiteenlopende aard die getuigen van een grote zorg van de onderwijzeressen voor de opleiding en het onderricht van de hun toevertrouwde kinderen. Elodie Degreve heeft op dit vlak verdienstelijk werk geleverd (71).

Na het ontslag van Nathalie Van Steene in de avondschool en als hoofdonderwijzeres werd Elodie Degreve ter zitting van 9 mei 1905 en 5 februari 1906 als enige kandidaat tot elk van die functies benoemd. Haar wedde werd respektievelijk vastgesteld op 350 fr en 1.500 fr (72).

Tijdens de zitting van de raad van 3 oktober 1922 werd de brief van Mevr. Lievens-Degreve, waarin ze haar ontslag aanbood, voorgelezen en aangenomen met eenparigheid van stemmen. Haar rustgeld werd bepaald op 6.042 fr; het jaarlijkse aandeel van de gemeente kwam op 2.416 fr (73).

Onderwijzeressen in de gemeentelijke meisjesschool op het Dorpsplein en in de Cailliaustraat (Van Steenestraat).

5) juffrouw Alice Vandermarcke.

Nadat Elodie Degreve op 9 mei 1905 tot hoofdonderwijzeres was benoemd, werd de plaats van hulponderwijzeres vakant verklaard. Kandidaten voor die plaats waren Alice Vandermarcke en Pelagie Scheurs. Bij geheime stemming (23 mei 1905) bekwam eerstvernoemde vijf stemmen tegen vier en werd tot de functie aangesteld. Haar jaarwedde werd bepaald op 1.100 fr met indiensttreding op 1 juli 1905 (74). Op 15 februari 1906 benoemde de raad met eenparigheid Alice Vandermarcke tot hulponderwijzeres in de avondschool met een wedde van 160 fr.

Hoofdonderwijzeres Degreve, samen met juffr. Vandermarcke stelden een algemene samenvatting op van de opmerkingen en aanbevelingen door de schoolopzieners verricht in de jaren 1909, 1910 en 1911 (75).

We vonden een paar konferenties op naam van A. Vandermarcke die een ontleding inhielden van de begrippen eigenwaarde (24.3.1913) en schoonheidsgevoel (13.1.1920) (76).

Nadat Mevrouw Lievens-Degreve in 1922 haar pensioen toegewezen werd, benoemde de gemeenteraad in hetzelfde jaar juffrouw Vandermarcke tot hoofdonderwijzeres (77).

De gemeentelijke meisjesschool volgde niet de snelle uitbreiding van die der jongensschool en had na de oorlog 1914-18 nog steeds maar twee leerkrachten (78). In de jaren twintig werd de leemte enigszins aangevuld door de benoemingen van Mevr. Delanoye-Hoemacker (1.11.1922) en van Juffrouw Hilda Van Steene (1.10.1923), maar het zou eerst in de dertiger jaren zijn, nadat de nieuwe meisjesschool in de Cailliaustraat opgericht was (1929-1930) dat een hoger aantal benoemingen, in coformiteit met het wettelijk kader, opgedreven werd (79).- Gedurende al die tijd stond de meisjesschool onder de leiding van de hoofdonderwijzer Vandermarcke.

Op 10 april 1953 bracht de kantonnale opziener het gemeentebestuur in kennis dat hoofdonderwijzeres Vandermarcke in de loop van 1953 de gevorderde leeftijd van 70 jaar zou bereiken en derhalve haar ambt zou moeten neerleggen, ten laatste voor het begin van het nieuwe schooljaar 1953-54. Bij brief van 24 augustus 1953 werd dit betekend en ingewilligd (80).

6) Mevr. Leontine Delanoye-Hoemaeker.

werd op 1 november 1922 tot hulponderwijzeres benoemd (81) en na een proef voor de jury, toegewezen aan de vierde graad.

We vonden de naam van de onderwijzeres verslaggeefster Hoemaeker terug op het rapport van een vergadering gehouden door het schoolhoofd en de onderwijzeressen van de meisjesschool (9.1.28.) (82).

Mevr. Delanoye-Hoemaeker, bij beslissing van het schepencollege aangesteld tot bijzondere leermeesteres in de lagere meisjesschool op het centrum (= dorp), werd door de gemeenteraad belast, in voornoemde hoedanigheid, lessen te geven in de huishoudkunde, het handwerk, en de kinderverzorging (83) dit gedurende 21 1/2 uren in de week.

7) Mej. Hilda Van Steene.

Als zesjarige leerlinge (1910) ging Hilda Van Steene naar de stedelijke meisjesschool (Lippensplein) en zou daar ten gevolge van de oorlogsomstandigheden nagenoeg negen jaar moeten verblijven. Dit viel haar zwaar. Gelukkig beleefde ze af en toe toch goede momenten; zo wist ze ons volgende anecdote te vertellen (84).

Na de oorlog volgde Hilda Van Steene gedurende vier jaar de leerkursussen in de normaalschool te Brugge. Op 1 oktober 1923 werd ze door het gemeentebestuur benoemd tot hulponderwijzeres (85). Ze haalde het op de mededingende postulanten Helena Vandermarcke en Elza Loeys. Toen Hilda zich als onderwijzeres aanmeldde in de meisjesschool, dezelfde die ze als leerling gefrequenteerd had, trof ze daar alleen aan, de bestuurdster A. Vandermarcke en Mevr. Delanoye. Over de leerlingen heeft ze niet te klagen gehad; ze waren allen braaf en “meegaande”. Het is zo waar dat, toen ze veel jaren later kommissaris Hongenaert en Jerome Sys tegenkwam, beiden haar zegden dat ze de beste herinneringen bewaard hadden aan hun verblijf in de bewaarschool. We vonden inderdaad in het verslag van een bestuursvergadering van 14.1.1928 dat Juffr. Van Steene gelast was met het toezicht over de leerlingen van de bewaarschool, in afwachting van de komst van de titularis (86).

Bij het huwelijk van haar zuster Mevr Rosa Van Steene, stond mej. Hilda alleen in voor de huishouding en voor de verzorging van haar zieke moeder. Om aan die toestand het hoofd te kunnen bieden zag zij zich verplicht een verlof zonder wedde aan te vragen. Op grond van de aangebrachte redenen en de voorgelegde geneeskundige attesten stond de G.R.K. de sollicitante tweemaal een verlof zonder wedde toe van 15 december 1928 en 1929 (87). Tijdens dit verlof werd Hilda Van Steene door mevr. Nierynck, alsdan waarnemend onderwijzeres, vervangen.

Toen mevr. Alice Vandermarcke op 1 september 1953 haar ontslag had ingediend was de plaats van hoofdonderwijzeres met klas vakant geworden. Bij geheime stemming werd Hilda Van Steene, geboren te Knokke, 1904, gediplomeerd te Brugge op 28 juli 1923 door de G.R.K. met algemeenheid van stemmen benoemd tot hoofdonderwijzeres met klas. (88).

Ten gevolge van het ontslag van Hilda Van Steene op 1 september 1957 werd de plaats van schoolhoofd openstaand verklaard. Het was Mej. Louise Willems, geboren te Mariakerke op 29.7.1909, gediplomeerd te Brugge op 30.6.1828 die door het gemeentebestuur op 28.8.1957 met algemeenheid van stemmen benoemd werd. Haar indiensttreding werd bepaald op 1 september 1957.

8) Mej. Jeanne Torney

Ten gevolge van de inrichting van de vierde graad in de stedelijke meisjesschool alhier, was er een bediening van onderwijzeres vakant. Op 6 december 1929 benoemde de G.R.K. bij geheime stemming (10 stemmen voor en 4 onthoudingen). Ze werd geboren te Antwerpen op 6 juni 1906, gediplomeerd te Brugge op 30 juni 1926.

Door een functie in de beroepsschool nam zij tijdelijk verlof zonder wedde. Wanneer een einde werd gesteld aan de bediening in het technisch onderwijs (1951) werd betrokkene opnieuw opgenomen in het stedelijk meisjesonderricht (89).

Wanneer nu bij algemeen ministrieel besluit van 26.8.1953 tot opheffing van overtollige bedieningen en ter beschikkingstelling van overtollig personeel moest overgegaan worden, was Jeanne Torney die ter beschikking werd gesteld (90).

Onderwijzeres in de gemeentelijke meisjesschool van de Cailliaustraat (Van Steenestraat).

9) Mevrouw Paula Nierynck.

Met ingang van 1 oktober 1930 werd de lagere meisjesschool vier toelage wedden toegekend voor de bestaande klassen. Gezien de aangroei van de bevolking werd er ook een vijfde klas gepland. Voorlopig werden de betalingen door de stadskas gedragen (91).

Voor de vakant verklaarde betrekking werd bij geheime stemming met briefjes Paula Nierynck, geboren te Mariakerke (12.5.1895) gediplomeerd te Brugge (1.8.1914) benoemd. Zij haalde het op Maria Daled met 6 stemmen tegen 5 (16.1.1931) en trad in dienst op 1 februari 1931. Op 24 september 1934 vroeg zij een buitengewoon verlof zonder wedde, om het ambt van opzienster over de vrouwelijke handwerken voor het hoofdtoezichtsgebied Kortrijk uit te oefenen, (benoemd 10.9.1934) (92). Een jaar later (1.9.1935) diende Paula Nierynck haar ontslag in als lager onderwijzeres; toegestaan door de G.R.K. in de voor de ontslagneemster bijzonder vleiende woorden (93).

10) Mej. Raymonde Aertssen.

Gezien het ministrieel schrijven van 27.2.1934 waarbij het gemeentebestuur kennis kreeg dat er een zesde klas mocht tot stand gebracht worden met de gunst van Openbare toelagen, benoemde de raad Raymonde Aertssen, geboren te Knokke op 23 maart 1910, gediplomeerd te Brugge op 29 juni 1929 tot het ambt. Haar wedde werd volgens de wettelijke barema’s bepaald op 13.000 fr met geregelde verhogingen van 2.000 fr, zij 15.000 fr. Zij kwam in dienst op 1 mei 1934 (94).

11) Mej, Paula Poppe.

Bij het tot standkomen van een zevende klas met toelagen van de staat benoemde de raad Paula Poppe die het won van een medekandidaat Juliette Declerck (6 stemmen tegen 5). Er dienden eerst uitbouwwerken te worden uitgevoerd aan de school. De wedde bedroeg 15.000 fr en de indiensttreding was 1 november 1934 (95).

12) Mej. Louise Willems.

De redenering van de K.G.R. die zijn besluit van 9.4.1937 voorafging eindigde als volgt: de vierde graad van de lagere gemeentemeisjesschool te Knocke wordt door een voldoend aantal leerlingen bezocht. Dit wettigt niet alleen het behoud van twee klassen onder opzicht van subsidies, maar motiveert de aanspraak op een weddetoelage bij het opstellen van een bijzondere leermeesteres (96). Toch lezen we verder dat een betrekking van onderwijzeres aan de gemeentelijke meisjesschool open stond en dat er ruchtbaarheid gemaakt werd door het schepencollege nopens die openstaande bezoldigde bediening.

Na kennis genomen te hebben van de aanvragen ging de G.R.K. bij geheime stemming met briefjes over tot de benoeming van juffrouw Louise Willems (10 stemmen) geboren te Oostende op 29 juli 1909, gediplomeerd te Brugge op 30.6.1928 in de hoedanigheid van onderwijzeres in de lagere gemeentelijke meisjesschool. Haar wedde werd bepaald volgens wettelijk barema op 13.000 fr (grondwedde) plus 2.000 fr (geregelde verhogingen). Haar indiensttreding werd vastgesteld op 1.5.1937.

13) Mej. Julia D’hont.

Blijkens een ministrieel schrijven van 10.5.1938 mocht de lagere meisjesschool, wegens een achtste klas, de subsidies voor een jaar genieten mits in de gemeente inmiddels de schikkingen trof tot het uitvoeren van de noodzakelijke werken. Na dit jaar zouden de toelagen definitief toegekend worden. Ruchtbaarheid werd gegeven door het college voor de betrekking; de G.R.K. benoemde vervolgens met algemeenheid van stemmen Julia D’hont, geboren te Knokke op 6.11.1913 en gediplomeerd te Brugge op 30.6.1932 in hoedanigheid van onderwijzeres in de lagere gemeentemeisjesschool. Haar wedde werd vastgesteld op 13.000 plus 2.500 fr; de indiensttreding was 1 oktober 1938 (97).

Afd. 2 In de gemeentelijke bewaarscholen.

Aansluitend bij de zeven behandelde rubrieken, dient ook een nadere uitleg gegeven te worden over de onderwijzeressen in de bewaarscholen. Deze werden opgericht in de lagere gemeentelijke meisjesschool die zich bevond op de Dorpsplaats (Lippenslaan) en in deze van de Van Steenestraat.

Bewaarschool op de Dorpsplaats.

1) Mevr. Vermeulen-Torreborre

Uit een brief van de gouverneur van 17.5.1920 aan de minister van kunsten en wetenschappen blijkt dat werken in de gemeentelijke meisjesschool uitgevoerd worden om er een bewaarschool in op te richten; volgt in 1922 de benoeming van juffr. Torreborre als bewaarschoolonderwijzeres (98). Op 18 juli 1932 werd Mevr. Vermeulen-Torreborre, wegens ziekte, in een toestand van beschikbaarheid gesteld. Dat was andermaal het geval in de loop van 1929 en 1932. Maar in de Almanach Royal van 1935 en 1938 kwam de naam Vermeulen-Torreborre weer opduiken. Volgens B. Delanghe was betrokkene benoemd op 12.4.1920, de kinderen zeer toegewijd, gedroeg ze zich als een moeder. Ze moest herhaaldelijk haar bediening wegens gezondheidsredenen onderbreken en overleed gedurende de oorlog 1940-45 (99).

2) mej. Jeanne Torney.

Toen op 13.4.1928 de froebelklas in twee werd gesplitst, kwam een plaats vakant. Door de raad werd Jeanne Torney benoemd met 6 stemmen tegen 5 voor Desmet. Haar wedde werd bepaald op 10.400 fr.

3) Mej. Raymonde Aertssen.

Ten gevolge van de benoeming op 6.12.1929 van Mej. Torney was er een plaats vakant in de bewaarschool. Mevr. Aertssen, geboren te Knokke op 23.8.1910, gediplomeerd te Brugge op 29.6.1929 werd als onderwijzeres benoemd, in vervanging van Mej. Torney. Ze trad in dienst op 1.1.1930 (100).

Bewaarschool in de Cailliaustraat (Van Steenestraat)

4) mej. Paula Poppe.

Het tot stand komen van een derde bewaarklas gaf aanleiding tot de benoeming op 16.1.1931 van Paula Poppe, geboren te Blankenberge op 21.5.1909, gediplomeerd te Brugge op 29.6.1929 als onderwijzeres in de gemeentelijke bewaarschool vanaf 1.2.1931.

werden later nog benoemd als onderwijzeres in de bewaarschool:

5) Na de oprichting van een vierde klas, Mej. Mariette Hautelet met 6 stemmen en 4 onthoudingen (witte briefjes), geboren te Oostende op 9.9.1908, gediplomeerd te Brugge op 13.7.1929 (101).

Het door Mevr. Nenquin-Hautelet op 12.1.1943 ingediend ontslag werd in de zitting van G.R.K. van 10.2.1943 aanvaard. Gunstig advies werd verleend voor de toekenning van een pensioen.

6) Na de aanstelling van juffrouw R. Aertssen in de lagere afdeling, mej. Julia D’hont, geboren te Knokke op 6.11.1913, gediplomeerd te Brugge op 30.6.1932. Zij genoot een wedde van 10.800 fr en trad in dienst op 1.6.1934 (102).

7) Juffrouw Victorine Willems, geboren te Oostende op 27.10.1919 gediplomeerd te Brugge op 15.7.1936. Haar wedde werd vastgesteld op 10.850 fr; indiensttreding 1.7.1939 (103).

8) In vervanging van Mevr. Vermeulen-Torreborre, mej. Aertssen Ada, geboren te Brugge op 19.2.1920 en gediplomeerd te Brugge op 15.7.1938. Indiensttreding 1.12.1946 (104).

Bij besluit van de G.R.K. 17.12.1956 werd Ada Aertssen ten bestendige titel als toezichtster benoemd voor de leerlingen die in de school het middagmaal gebruikten.

9) Met algemeenheid van stemmen Mej. Paula Erebout, geboren te Blankenberge op 15.12.1923, gediplomeerd te Brugge op 15.7.1941 (105). De indiensttreding werd vastgesteld op 1.6.1950. Bij verzoekschrift van 4.9.1950 vroeg genoemde bewaarschoolonderwijzeres een buitengewoon verlof van vijf dagen om te huwen. Het ministerie adviseerde slechts twee dagen verlof. De gemeenteraad vond de ingeroepen redenen (moeilijkheden voor beide families om in het zomerverlof met elkaar in contact te komen) aanvaardbaar. Ze kreeg verlof van 18 tot 23 september ‘s middags. Het gemeentebestuur ging meteen over tot stemming met briefjes tot de benoeming van een waarnemende leerkracht. De stemopname gaf volgende uitslag: Mevr. Jansen-Van Parys Godelieve (10 stemmen), geboren te Koolkerke op 17.4.1918, gediplomeerd te Sint-Amandsberg op 13.7.1935. Ze mocht in dienst treden van 18.9. tot 23.9.1950, telkens ‘s middags. De bezoldiging geschiedde volgens wettelijk barema: 2 dagen ten laste van de staat, 3 dagen ten laste van de gemeente (106).

10) Emma Debucquoi was een geval apart. Ze had als bewaarschoolonderwijzeres gefungeerd in de gemeentelijke meisjesschool alhier van 12.10.1919 tot 31.3.1920, maar er was geen spoor van haar benoeming tot dit ambt in de notulen van de gemeenteraad of college. Aan de hand van documenten in het gemeentearchief (betaalstaten) kon uitgemaakt worden dat voornoemde werkelijk haar ambt had uitgeoefend. Om de toestand van betrokkene te regelen werd door de raad bij geheime stemming overgegaan tot de benoeming met terugwerkende kracht (van 12.10.1919 tot 31.3.1920) (107).

We vonden nog in een niet genummerd inventaris een vermelding betreffende Marcella Viaene, Knokke 1940, maar konden de benoeming, ontslag of andere gegevens nopens die persoon niet achterhalen (108).

Besluit

 Hoewel verschillende pogingen van de hogere overheid en van de gemeente aangewend werden om een degelijk onderwijs op te richten – pogingen die niet slaagden wegens een gemis aan financiële middelen en provinciale subsidies – duurde het tot 1855 vooraleer een gemeentelijke gemengde school op het Dorpsplein werd opgericht. Dit bracht meteen de opdoeking van de privé-school met zich mee.

De aangroei van de bevolking maakte het nodig een tweede school in de gemeente op te richten. In de jaren 1865-70 streefde men er voor jongens en meisjes een afzonderlijk onderwijs te geven. Zo zouden een aantal “welhebbende” personen die hun dochters een behoorlijk onderwijs wensten te verstrekken, niet verplicht zijn ze, op grote kosten, elders te zenden. De meisjesschool zou komen op een zeer geschikte plaats, palende ten noorden aan de Dorpsstraat (S. Nachtegaelestraat). Eerst toen het gebouw er werd opgetrokken, kwam de schoolopziener tot de bevinding dat de nieuwe school best zou dienen om de jongens er in onder te brengen en de oude school ter beschikking te stellen van de meisjesafdeling. De gemeenteraad verklaarde zich akkoord met de visie van de opziener.

Het afzonderlijk onderwijs voor jongens en meisjes leverde in den beginne geen denderende resultaten. Hoe zou dit mogelijk geweest zijn voor de eerste onderwijzeressen die slechts over een zeer beperkt aantal klassen beschikten (aanvankelijk maar één, naderhand bij middel van een schutting gesplitst in twee) en die al hun werkzaamheden alleen of hoogstens met een hulponderwijzeres, als ze er een vonden, of met een enkele hulp moesten beredderen.

In de beginjaren 1920 werden in de gemeentelijke meisjesschool veranderingswerken uitgevoerd aan het woonhuis van de onderwijzeres, waardoor twee klassen konden bijgewonnen worden. De toestand verbeterde enigszins met de benoemingen van Mevr. Leontine Delanoye-Hoemaeker en mej. Hilda Van Steene respectievelijk in 1922 en 1923. Maar het was eerst toen in de loop van 1924 de lagere meisjesschool en andere erven voor de aanleg van het nieuw station onteigend werden, dat de bestuurlijke overheid rekening hield met de snelle uitbreiding van de gemeente en het noodzakelijk achtte alles zo groot mogelijk te voorzien voor de toekomst.

Derhalve kocht het gemeentebestuur in de Cailliaustraat enkele gronden waarop de nieuwe meisjesschool zou gebouwd worden, met voldoende lokalen om alle studiejaren in onder te brengen, inclusief de vierde graad. Die nieuwe school werd in 1930 in gebruik genomen (huidig Politiecentrum). In de jaren dertig kon men eindelijk tot de benoemingen van het nodig aantal onderwijzeressen overgaan waardoor de gemeentelijke meisjesschool tot een inrichting met een volledig aantal klassen uitgroeide en borg stond voor een degelijk onderwijs, dankzij de inzet van al de leerkrachten in de lagere- en bewaarschool. Deze hebben zich voor de Knokse schoolbevolking zeer verdienstelijk gemaakt.

Nader vermeld in voorgaande tekst:

de schooljuffrouwen, foto op vooromslag:

Vooraan: Hilda Van Steene, Leontine Delanoye-Hoemaeker, Alice Vandemarcke, Vermeulen-Torreborre, Jeanne Torney.

Achteraan: Marcella Viaene, Helena Poppe, Paula Poppe, Raymonda Aertssen, Louise Willems.

2015 02 23 114105

Voetnoten

(1) P. Decuypere, het onderwijs in de gemeentelijke jongensschool, 19e begin 20ste eeuw, Cnoc is ier, 1993, 29 e.v.- in onderhavig artikel gebruiken we de volgende afkortingen G.R.K. Gemeenteraad van Knokke. - R.A. Beveren-W. prov. bestuur W.VL,- 4de afd, nr...: Rijksarchief Beveren-Waas, provinciaal bestuur van West-Vlaanderen, 4de afdeling, nr... - Verzameling R. Van Steene. - Reg. B. Verzam. R. Staelens: Register B. uit de verzameling R. Staelens. - Afb.: Afbeelding.

(2) J. Opdedrinck, Knocke-sur-mer, Knokke, 1956, 69, 88-91. - G. Van Steene, De Zeekust en Knocke, Brugge 1930, 104, 106. - G. Van Steene; schets van de geschiedenis van het lager onderwijs te Knocke 1830-1930, Knokke 1930, 5 en 6. - A. D’hont, Op school te Knokke, in Cnoc is ier, nr 19, 1982, 6-9. - D. Lannoy, Van Polderdorp tot Badplaats, Knokke 1976, 199-203.

(3) J. Opdedrinck, 67. - G. Van Steene, l04. - A. D’hont, 6.

(4) J. Opdedrinck, 67. - D. Lannoy, 198. - A. D’hont, 6, 12 en 14.

(5) G. Van Steene, 104.

(6) Het valt in het inzicht van het staatsbestuur alom de geslachten te scheiden en afzonderlijk onderwijs door te voeren. In de gemeente zijn er een aantal welhebbende personen die wensen aan hun dochters een behoorlijk onderwijs te geven, zonder verplicht te zijn, hen op groote kosten elders te zenden (...) Het beste middel daartoe is in de gemeente een doelmatig onderwijs voor meisjes te bewerken toevertrouwd aan een onderwijzeres voorzien van een diploma en biedende de vereiste waarborgen van zedelijkheid en bekwaamheid. Daartoe zal een schoolzaal met woonst en tuin voor de onderwijzeres moeten ingericht worden (G.R.K. 10 mei 1865 fol. 47/v.)

(7) Bouwing van school met woonst 13543 fr aankoop van de nodige schoolmeubelen 1263 fr, Aankoop van grond: 1790 fr. In totaal: 16.596 fr (G.R.K., reg. 1858 -1873, fol. 55/v en 56).

(8) ibid.

(9) mijn overgrootvader aan moeders kant.

(10) G.R.K. Reg. 1853-1873, fol. 76/v

(11) G.R.K. 26 februari 1869, f. 83 en 83/v.

(12) G.R.K. 7 april 1869, f. 86 en 86/v.

(13) Mijnheer, Ter zitting van heden 13 april 1869 hebben wij mededeling van uw geerden brief van 8 dezer ontvangen waarin gij ons bereid verklaart de som van 30.000 fr in lening te geven. Wij achten het ons een groote plicht Ued. grondhartiglijk te bedanken voor uw goedheid en onuitsprekelijke welwillendheid (…). Wij verwachten ons niet aan dien alleszins vleiende brief waar gij in hooge uitdrukkingen (...) wijst op de onschatbare weldaden van een doelmatig onderwijs voor de beide geslachten (...) waarmede onze gemeente staat begiftigd te worden na lange jaren op het achterplan te zijn geweest. (G.R.K., reg 1853-1873 f. 86/v en 87).

(14) 1. vergoeding kosteloos onderwijs 300 fr

  1. jaarwedde 600 fr
  2. schoolgelden 150 fr
  3. onderhoud school en meubels 25 fr
  4. verwarming der school 40 fr

Totaal: 1.115 fr

(G.R.K. Reg. 1853-1873 f 89)

(15) G.R.K., Reg. 1853-1873, fol. 101, zitting 8 sept. 1870

(16) G. Van Steene, 104 en 105.

(17) Mededeling van Mejuffer H. Van Steene, begin 1994.

(18) A. D’hont, 10.

(19) G.R.K., zitting van 8 september 1870, fol. 101.

(20) D. Lannoy, 202.

(21) G.R.K., ref. 1925-1929, fol. 264.

(22) G.R.K., zitting van 10 december 1928, f. 264.

(23) G.R.K., zitting van 25 oktober 1910, fol. 517.

(24) G.R.K., zitting van 22 oktober 1870, fol. 102/v.

(25) G.R.K., zitting van 23 december 1872, fol. 122.

(26) G. Van Steene, 104. - A. D'hont, 7.

(27) G.R.K., zitting van 28 oktober 1872.

(28) G.R.K., zitting van 26 oktober 1874.

(29) G.R.K., zitting van 30 juni 1876 en 28 maart 1877.

(30) Dit stuk en nog verschillende andere documenten met betrekking tot Nathalie Van Steene werden ons wilwillend medegedeeld door mevrouw Rosa Vermeire-Van Steene, die al die tijd een verzameling archiefstukken van haar tante zorgvuldig bewaard heeft.

(31) G.R.K., zitting van 22 februari 1906.

(32) G.R.K., zitting van 10 januari 1907.

(33) G.R.K., zitting van 14 mei 1907.

(33) (33/1) Brief van 24.3.1920 van de kantonnale opziener aan de hoofdopziener (R.A. Beveren -W. provinc. bestuur W.VL., 4de afd., 1920-1940, niet genummerd).

(33/2) Dit proces verbaal is getekend door F. Desmidt, schepen en J. Stockx, afgevaardigden van het gemeentebestuur, bijgestaan door L. Wassenhove, bouwmeester, J. Bernolet, bestendig afgevaardigde, Joris Verheecke, inspecteur bouwmeester van de provincie, N. Willaert, hoofdinspecteur L.O., J. Boels, geleider van bruggen en wegen (Ibid.).

(34) G.R.K., Reg. 1925-1929, fol. 45.

(35) A. D’hont, 10.

(36) G.R.K., zitting van 25 oktober 1929.

(37) G.R.K., zitting van 25 mei 1928.

(38) Details van de verkoopvoorwaarden waren: drie eerste loten 3.148 m2 à 236.000 fr, vierde lot 531 m2 à 34.515 fr, totaal 3.679 m2 voor 270.515 fr (G.R.K., Reg. 1925-l929. Zitting 15.6.1928.) (39) G.R.K., zitting 3 mei 1929.

(40) G.R.K., zitting 6 december 1929.

(41) G.R.K., zitting 23 oktober 1930.

(42) G.R.K., Zittingen 6 juni, 11 juli, 23 oktober 1930. - 6 oktober 1931.

(43) G.R.K., zittingen van 25 oktober 1930 en 9 Juni 1931.

(44) Les batiments de la nouvelle école des filles sont parfaits sous tous les rapports. Ils répondent à toutes les exigences de l’enseignement moderne et de l’hygiène (J. Opdedrinck, Knocke sur mer, Histoire et souvenirs, tweede uitgave, herzien en bijgewerkt door B. De Langhe, Knokke,1956). (45) G.R.K., zitting 12 december 1931.

(46) G.R.K., zitting van 12 en 19 december 1930.

(47) G.R.K., zitting van 21 februari en 9 maart 1951.

(47/1) Inlichtingen meegedeeld door Mevr. H. Van Bauwel-Poppe, september 1994.

(48) R.A. Beveren, Prov. Arch. W.Vl. , 4de afdeling, nr 394-395.

(49) Het diploma verklaarde dat J. Mullier goed geslaagd was in volgende vakken gespreid over drie jaar: 1) La religion et la morale, catechisme et nouveau testament 2) la lecture et écriture 3) la langue flamande et française 4) Le calcul, théorie et pratique, système des poids et mesures 5) la tenue des livres 6) La géographie de Belgique 7) Histoire générale et histoire de Belgique 8) Le dessin appliqué à la coupe de ligne et d’étoffes 10) La musique vocale 11) L’hygiène des enfants 12) La pédagogie (Ecole normale d’élèves institutrices à Messines. Messines le 19 juillet 1866. Ibid).

(51) L’institutrice a une bonne tenue 2) Elle présente des garnaties nécessaire sous le rapport de la moralité 3) On peut espérer d’après ses antécédents qu’elle se conduira convenablement à l’égard des autorités, du public, des pères de famille et des élèves (...) (Lettre inspecteur provincial au gouverneur 30.11.1870, in R.A. Beveren, Prov. bestuur W.Vl. 4e afd. nr. 394).

(52) Ibid.

(53) Verzameling R. Van Steene, mij welwillend medegedeeld in het najaar 1993.

(54) Ibid.

(55) Aldus bv. de Blankenbergse schepenen: wij delen de voldoening van de raad mede en de onze in het bijzonder over de lofbare, onberispelijke en uitstekende wijze van onderwijs, gedrag en zedelijkheid waarop gij gedurende uw schier zesjarig verblijf alhier ter school dezer stede, op het terrein der kinderen, en onder alle opzichten van onderwijs, gedrag en zedelijkheid al uw plichten gekweten hebt waarover wij Ued. den welverdienden lof toe zwaaien (Verz. R. Van Steene).

(56) J. Mullier, opvolgend verblijf: Gent, dagtekening van verklaring van uittreding der gemeente: 10 april 1878, en van uitschrapping: 20.4.1878 (register van bevolking Knokke 1876-1881, in stadhuis Heist).

(57) Verz. R. Van Steene

(58) Zie noot 51

(59) Verz. R. Van Steene.

(60) G.R.K., Zitting van 13 en 20 november 1878.

(61) R.A. Beveren Waas, Prov. W-VL, 4de afd., nr 1085.

(62) G.R.K., zitting van 28 maart 1905.

(63) A. D’hont, Cnoc is ier, nr 19, 1982, 9.

(64) De schepenen oordelen dat de toevoeging van een hulp genoegzaam verechtvaardigd was door de scheiding van het lokaal in twee klassen en door het getal leerlingen (113), welke de persoon alleen onmogelijk, met uitslag, onderwijzen kon, zonder onder haar taak te bezwijken (G.R.K., zitting van 19 juni 1879).

(65) G.R.K., zitting van 19 juni 1888.

(66) R.A. Beveren-W. Prov. W.VL., 4de afd. nr 1085.

(67) R.A. Beveren-W. 4de afd. nr 1085.

(68) Ibid.

(69) Mij welwillend medegedeeld door juffrouw H. Van Steene.

(70) D. Lannoy, Knokke en de Belle Epoque, Knokke 1993, 30-31.

(71) Ze behandelen volgenden onderwerpen: Hoe de leerlingen eenvoudige prozastukjes en kinderversjes leren voordragen (20.4.1895); hoe de onderwijzeres voordeel kan trekken uit de invloed van het milieu met het oog op het aankweken van goede gewoonten bij haar leerling (30.11.1899); leerwijze betreffende het onderwijs der tweede taal (10.5.1900); middelen door de onderwijzeres in ‘t werk te stellen om een langdurige en regelmatige schoolbijwoning te bekomen (2.2.1901); belang van het zangonderricht in de lagere school (12.7.1903) aan welke voorwaarden moeten de herhalingen beantwoorden om de leerlingen nuttig te zijn? De herhaling is de moeder van de studie en de ziel van het onderwijs (30.6.1904).

(72) G.R.K., Reg. 1889-1912, fol. 388.

(73) R.A. Beveren-Waas, 4de afd. nr 53661.

(74) G.R.K., zitting van 23 mei 1905.

(75) Register B. uit de verz. van R. Staelens, 11.9.1911.

(76) Ibid.

(77) J. Opdedrinck, 89.

(78) A. D’hont, 9.

(79) J. Opdedrinck, 89.

(80) G.R.K., zitting van 31 augustus 1953.

(81) J. Opdedrinck, 89.

(82) Bij de besprekingen van art. 27 van het reglement van de gemeentelijke lagere en bewaarschool werd bepaald in voornoemd verslag dat de onderwijzeressen belast met de bewaking der leerlingen, een half uur voor de aanvang in de klas moesten aanwezig zijn; de andere onderwijzeressen dienden 15 minuten voor het begin der klassen tegenwoordig te zijn (Gemeentearchief Knokke, nr 550.212)

(83) G.R.K., zitting 8.10.1937.

(84) Juffrouw Maria Lecot, plaatsvervangster van Elodie Degreve was een spaarzame vrouw. We moesten ons blad in twee snijden en er een opstel op schrijven. Naast mij zat Marguerite Decuypere. Tijdens het opzeggen van haar opstel, las ze luid: “Het regende veel en het donderde stijf”! De klas lachte....

Marguerite was verwonderd en verstoord, maar de dondervlaag ging vlug voorbij.

(85) J. Opdedrinck, 89.

(86) Gemeentearchief Knokke, nr 550.212.

(87) G.R.K., zitting van 25.l.en 6.12.1929.

(88) G.R.K., zitting van 31.8.1953.

(89) G.R.K., zitting van 10.3.1951.

(90) G.R.K., zitting van 2.7.1954.

(91) G.R.K., zitting van 16.1.1931.

(92) G.R.K., zitting van 5.10.1934.

(93) De G.R.K. drukte belanghebbende zijn hartelijke dankbetuigingen uit om de zelfopoffering in de uitvoering van haar ambt en de goede en gewichtige diensten (G.R.K. Zitting 8.11.1935).  – zulke flaterende bewoordingen kwamen in de regel niet voor bij het ontslag van een schoolmeesteres. Waren die niet eerder gericht tot de ontslagnemende onderwijzeres omwille van het feit dat deze een verdienstelijk en eervol buitenschools ambt had weten te verwerven?

(94) G.R.K., zitting van 27.4.1934.

(95) G.R.K., zitting van 30.11.1934.

(96) het komt me voor dat de redenering niet gelukkig geformuleerd is. Er kan bezwaarlijk daaruit afgeleid worden dat een plaats van onderwijzeres vakant is; alleen lijkt mij de redenering financiële voordelen op het oog te hebben bij het aanstellen van een bijzondere leermeesteres in de 4de graad. (97) G.R.K., zitting van 25.8.1938.

(98) R.A. Beveren-Waas, prov. bestuur W.VL. 4de afd., niet genummerd 1920-1940).

(99) J. Opdedrinck, Annexe enseignement, 90.

(100) G.R.K., zitting 27.12.1929.

(101) G.R.K., zitting 28.6.1932.

(102) G.R.K., zitting 25.5.1934.

(103) G.R.K., Zitting 26.5.1939.

(104) G.R.K., zitting 12.11.1946.

(105) G.R.K., zitting 31.3.1950.

(106) G.R.K., zitting 25.10.1950.  – Mevr. Jansen-Van Parijs Godelieve kan er waarschijnlijk nog op bogen van al de bewaarschoolonderwijzeressen, de kortste carrière te hebben gehad, minstens als haar voordien of nadien geen andere bediening werd toegekend.

(107) G.R.K., zitting 25.10.1950.

(108) R.A. Beveren-W. 4de afd. ongenummerd inv. 1920-1940.

De Gemeentelijke meisjesscholen te Knokke en hun onderwijzeressen

Pierre Decuypere

Cnocke is Hier
1995
32
036-057
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01