Cnoc, Knoka, Cnocke, Knokke

Samengesteld door André D'hont

De naam Cnoc is, volgens de overleveringen uit Ierland meegekomen met St-Guthago. Maar wie dan deze heilige is, te Oostkerke begraven en aldaar in 1159 reeds vereerd, werd niet precies uitgemaakt. Waar Cnoc een Keltische naam is, moet eerder aangenomen worden dat de inwijkelingen deze gegeven hebben aan de duinenhoogten die ze aantroffen. In het plaatsje Cnoc in westelijk Ireland, vernamen we dat dit woord zonder meer "hoogte" beduidt, en daar nog meer plaatsnamen op "cnoc" eindigen.

Had een zekere Vredius (?) het in 1135 reeds over Knok, we moeten naar de 13e eeuw om wat houvast te krijgen over Knoka. In 1226 had de parochie Koudekerke te Knoka een kapel en een ziekenhuis. Uit 1252 dagtekent het reglement voor de scheepvaart en de heffing der tollen op het Zwin en daarbij was sprake over Knockem. Voor 1255 vond G. Adriaenssens een document over de verkoop van grond aan de paters van Vauxcelles te Knokke.

De kern die naar het eerste vaste dorp Cnoc, Knoka, Cnocke, Knocke, Knokke leidde, situeerde zich achter de dijken in het land dat op zee bij de Sincfala, het latere Zwin, uitgewonnen werd, van de 10e tot de 13e eeuw. Hoe het verliep van de 10e tot de 20e eeuw, geven we hier mee.

Moeten we nog terug naar de Menapiërs, die vòòr het begin van onze tijdrekening de streek betrokken, die hier hun nederzetting hadden, een primitieve “pagus”. Er is maar weinig houvast om deze voorouders te omschrijven. “De Menapiërsstam die het gebied bij het Zwin betrok en zich inplantte tot Sluis, Aardenburg en Oostburg, heette deze der Levakken of de Levaci, naam die van het Vlaams kwam: de “Lege Wacht”, schreef Becanus. Julius Cesar voegde er aan toe: “De Menapiërs onderscheiden zich door hun dapperheid en barbaarsheid”. Plinus schreef een eeuw later: “Tweemaal per dag overstroomt de oceaan met zijn golven het land en men vraagt zich af hoe men er kan wonen, in een streek die meer tot de zee lijkt te behoren dan tot het land. De ongelukkige bewoners trekken zich terug tot op de duintoppen die boven de hoogste vloed uitsteken”.

Waar de Romeinen opdaagden, was er nog geen sprake van Knokke. Het uitzicht van de streek werd door de zee zelf bepaald, met vele overstromingen in de loop der eerste 10 eeuwen na Kristus.

Bij Sincfal tot Zwin sloten de polders dicht

Nu zijn nieuwe volkstammen komen aansluiten: Franken, Friezen, Saksen en ook degenen die zich uit Ierland en Schotland kwamen voegen bij wat van de Romeinen restte. Maar doorheen alles moet de taal bewaard geweest zijn die de Romeinen noteerden en die het Vlaams was. Zodat een eigen volksaard nimmer ontbroken heeft, ook niet bij de 'lijfeigenen' van het Frankische tijdvak.

In drooggekomen krekengebied waar de schapen graasden werden terpen aangelegd, zoals men nog deze ziet tussen Westkapelle en Oostkerke vanaf de weg naar Brugge. In de loop van de 9e eeuw kwamen de eerste dorpen in het gebied, met Westkapelle en Ramskapelle, waarbij Knokke dan vervolgens het meest noordelijk vooruitgeschoven plaatsje bij zee en het beschermende duin werd. Dijken werden ter bescherming aangelegd: De Vlamingdam, de Evendijk, de Zeedijk. En met de 10e eeuw moet Knokke dan werkelijk ontstaan zijn, bij de inzet van het Leenroerig tijdvak. Maar nog kwam de Post-Karolingische transgressie; zoals ook het einde van het Frankisch tijdvak kwam na de dood van Karel de Grote in 814 en met zijn zoon Lodewijk de Goede waarop het Verdrag van Verdun in 843 een hoofdstuk in de geschiedenis afsloot.

In onze geschiedenis strekt het Leenroerig Tijdvak zich uit van 843 tot 1384, met het hoofdstuk der gemeenten daarin vervat.

Het graafschap Vlaanderen strekte zich grotendeels uit ten noorden van Schelde en Leie.

Sedert de 8e eeuw behoorden welbepaalde gedeelten grondgebied toe aan leenheren. Daar was de leenheer of suzerein, dan de pachters van de landbouwklasse die vrij waren, ten slotte de lijfeigenen die belast werden. Deze toestand moet men dan ook bij ons zien in deze eeuwen, toen de nieuwe lokaliteiten bij de gemeente op zelfbestuur aanstuurden.

Over het uitzicht van onze streek in deze periode houdt Prof. Dr. A. Verhulst ook stil bij het Zwin: “De zeeboezem vormde in de 8e eeuw de zuidelijke grens van het land der Friezen en werd Sincfal genoemd. Onder die naam bleef hij tot in de 11e eeuw bekend. Daarna, vanaf de 13e eeuw, werd hij Zwin genoemd, zoals ook Jacob van Maerlant getuigt. Deze naamverandering is een gevolg van het feit dat gedurende de tweede faze van de Duinkerke - III - transgressie, in de 12e eeuw, de Sincfal zich ver landinwaarts uitbreidde. Deze kreek van de zeeboezem wordt in 1187 voor het eerst Zwin genoemd en nadien ging deze naam over op het geheel”.

– Het eigenlijke Zwin werd nog niet door de transgressie van de 1e helft van de 11e eeuw gevormd. Daartoe was de transgressie in de streek ten noordoosten van Brugge nog niet sterk genoeg. In het overstromingsgebied werden slechts enkele weinig belangrijke kreken gevormd op ’t gebied van de huidige gemeenten Westkapelle en Ramskapelle. Om het gebied te beperken werd de (thans volledig afgegraven) Blankenbergse dijk opgeworpen. Door bodemkundige vaststellingen weet men met zekerheid dat het eigenlijke Zwin niet ouder is dan de 12e eeuw en nooit verder dan tot Damme bevaarbaar is geweest. Voor die tijd was Brugge aangewezen op de toevallige omstandigheid, zoals die in de 9e eeuw het geval was. Deze kreek was echter zeker verland in de 10e eeuw. De vermelding van een kapel te Westkapelle in 1110, dicht bij het inbraakpunt van de overstroming, bewijst dat deze toen van geen betekenis meer was of dat men het gevaar voor nieuwe overstromingen vanuit de Sincfala door dijkaanleg wist te keren.

Van de Sincfala tot het Zwin zouden de dijken de polders beginnen uit te winnen. Dr. Verhulst haalt aan hoe ondertussen nog omstreeks 1134 ’n nieuwe transgressie vanuit de Sincfal in zuidwestelijke richting aanzette, maar door het grote dijksysteem opgevangen werd.

2018 06 18 141535XIe eeuw. Noordzee.
Het Knokke van nu moet men voor de 13e eeuw niet aan zee trachten te situeren. Er was geen zicht op Walcheren. Wel vormde het gebied één geheel met het schiereiland Wulpen en keek men verder op het eiland Schoneveld, dat nog voor Walcheren lag. Wulpen en Schoneveld werden in 1561 door de golven verzwolgen en van dit jaar af kwam men pas benaderend tot het huidig uitzicht van de kust, dat door de duinhoogten beschermd was, de polders door de aarden dijken.

RECHTS: Xe eeuw Scheldedelta (de Hoon). De monding van de Schelde in de 10e eeuw, volgens een kaart van de Hoon. Vòòr Knokke lagen nog Wulpen en Schonevelde, in 1561 door de golven verzwolgen. Waar Wulpen lag bevindt zich nu de zandbank van Paardenmarkt.

De overstromingen kwamen steeds uit de richting van de Sincfala, later Zwin geheten, en drongen achter de duinenrij door. Want er bleef steeds een duin, daar waar Knokke gesitueerd is en zulks doorheen de geschiedenis vanaf de Menapiërs. De dijken werden naar het duin toe gebouwd en de polders werden naar het Zwin toe uitgewonnen met de dijken.

’Cnocke’ werd voor het eerst vernoemd in het privilegie van Johanna van Konstantinopel in 1217. Zodat men kan aannemen dat Knokke reeds in dc 12e eeuw vaste grond gevonden had achter de dijken. Toen waren reeds sedert de 10e eeuw de verschillende polders uitgewonnen die door de gemeenschappelijke Graaf Jansdijk van 1253 verzekerd werden. Knokke was toen gelegen in het Brugse Vrije onder de ambacht Lissewege. De oever van het Zwin lag zowat ter hoogte van het huidige Albertplein te Knokke.

Om dan over de aanvang van Knokke als dorp te spreken, moet men bepaald naar de 13e eeuw, met een eigen doopskerk en een pastoor. Maar zoals Maurits Coornaert bij zijn opzoekingen moest vaststellen bestaan er maar weinig dokumenten naar de 17e eeuw toe. Waar stond de eerste kapel? Deze werd bepaald op een duinenhoogte opgetrokken, benoorden de buurt van het latere dorp. Volgens Coornaert zou het dorp Knokke halfweg de 14e eeuw ten hoogste 10 à 15 huizen omvat hebben. Ten noordwesten werd een buurt gesitueerd die Schaarte heette, met een tiental huizen, helemaal oostwaarts Vijfhuizen met vissers, ook ’n 10-tal woningen. Zowel Schaarte als Vijfhuizen werden door de zee vernield, het eerste door de duinen ondergedolven waar nu het Albertstrand is. In zijn geheel gezien telde Knokke in de 14e eeuw een 40-tal woningen.

Delanghe vond wel bepaald terug hoe Knokke in 1227 vermeld werd: “Ecclesian de Coudekerke, cum capella et hospitali Sancti Catherine de Knoka”. Of een aanhaling over “de kerk van Coudekerke, met de kapel en 't hospitaal van Knokke”.

Uit 1252 dateert dan de meest gekende “eerste vermelding” van Knokke, zoals pastoor Opdedrinck deze in zijn geschiedenisboek bracht. Het is het reglement voor de scheepvaart en de heffing der tollen op het Zwin, uitgevaardigd door gravin Margaretha van Konstantinopel en zoon Gewijde van Dampierre. Daarin is ook “Knocken” begrepen. Het “Jaarboeck der stad Brugge” vermeldt voor 1200 dat een belasting geheven werd op de goederen die het land binnen kwamen, “vier grooten van ieder pont”, en ten voordele van de Heer van Gistele. Deze liet dijken bouwen op de meest zwakke punten, vanaf de zee tot Sluis.

Tot 1253 vormde Knokke één parochie met Coudekerke (Heist) en had slechts een hulpkapel. Op 7 okt. 1253 werd de kapel parochiekerk.

Over de 13e eeuw is niet zo heel veel aan dokumenten overgebleven. Van 1260 moet een kaart van Gewyde van Dampierre dagtekenen, met nog Schoonvelde op. We vonden er ook geen nadere gegevens over. Gewyde werd dan ook vernoemd bij de “Haseghers poulre”, de eerste Hazegraspolder van 1294. Kwam 1302, als de koning van Frankrijk zijn gezag wilde herstellen over het graafschap Vlaanderen en Filips de Schone graaf Gewyde van Dampierre terzijde stelde en in zijn naam deed besturen door Jacob de Châtillon. De reaktie kwam met de Brugse Metten. Volgde de Guldensporenslag.

2018 06 18 141744Bij het Oud Zwin aan de Vagevierpolder stroomde weleer het Oud Zwin, maar de grond werd er sedert de Spanjaarden sterk omgewoeld. Daar kwam reeds in de 14e eeuw het Witte Huis met Vijfhuize, deze laatste in het begin van de 15e eeuw door een storm weggespoeld.

Men vindt er nog steeds sporen van verdwenen huizen bij de huidige, nog bestaande Witte Hoeve.

De dijkgraven zouden grote verantwoordelijkheid toegewezen krijgen. In zijn aard is hij nog tot vandaag de dag zowat de burgemeester van een waterschap. De dijken hebben ook het vast uitzicht van het land bepaald. Zoals dan weer Prof. Dr. A. Verhulst schreef:

– Niet minder nadelig voor het behoud van het eigenlijke Zwin als zeearm naar Damme moeten de inpolderingen vanaf het begin van de 13e eeuw geweest zijn. Men bereikte aldus in de 14e eeuw een lijn gevormd door de Graaf Jansdijk. Deze ontstond in het begin van de 15e eeuw toen op last van hertog Jan zonder Vrees, graaf van Vlaanderen, het zeewerend gedeelte van de dijken der meest recente noordelijke polders werd versterkt en opgehoogd, waardoor een lange zeewerende dijk ontstond. De polders langs de zeezijde van deze dijk werden, ten gevolge van de overstromingen in de late 14e en het begin van de 15e eeuw en wegens de ongunstige ekonomische toestand van de late middeleeuwen, niet vóór de 17e eeuw bedijkt.

Ondertussen ging het Zwin als zeevaartweg teloor. In de 14e eeuw zouden de zeeschepen wel nog tot Damme doordringen, maar op het einde niet meer verder dan Sluis.

Tot het begin van de 16e eeuw zou Brugge wel trachten nog zoveel mogelijk te redden.

Bij de inzet van 1400 bestond Knokke dus hoofdzakelijk uit de polders ten zuiden van de Graaf Jansdijk. Daarbij sloot reeds Knokke-dorp aan met de beschermende duinen ten noorden. De schutters die de latere St-Sebastiaansgilde zouden vormen, waren in den beginne gewapende wachten.

2018 06 18 141831Pieter Pourbus schilderde in 1571 op een enorm doek de kaart van het Brugse Vrije. Cnocke (K) ziet men hier bij de kerk bezuiden de duinen, dichtst naar zee toe de Graaf Jansdijk in een boog tot voor de kreken van het Zwin. De witte lijnen duiden de dijken aan, de zwarte de sloten en de kreken.

De Graaf Jansdijk was van de 13e eeuw af de bestaande dijken bij het Zwin komen versterken, langs de kust verlengd in het begin der 15e eeuw. De polders langs de zeezijde van deze dijk werden, ten gevolge van de overstromingen, in de late 14e en het begin van de 15e eeuw en wegens de ongunstige ekonomische toestand van de late middeleeuwen, niet vóór de 17e eeuw bedijkt. Aldus prof. A. Verhulst. Het Zwin ging ondertussen als zeevaartweg teloor. In de 14e eeuw zouden de zeeschepen wel nog tot Damme doordringen, maar op het einde niet meer verder dan Sluis. Bij de inzet van 1400 bestond Knokke dus hoofdzakeliik uit de polders ten zuiden van de Graaf Jansdijk. Daarbij sloot reeds Knokke-dorp aan met de beschermende duinen ten noorden.

In 1426 werd een duinenwachter aangesteld en het reglement vermeldde dat noch honden noch katten in de duinen toegelaten weden. In 1428 was het ook verboden vee in de duinen te brengen. In 1452 verkocht Filips de Goede het beheer en de opbrengst van de Vlaamse Oostduinen. Langs het Zwin trokken in 1468 met één getij nog 150 boten tot Sluis.

2018 06 18 142006Caerte van 't Vrije, oorspronkelijk door C.I. Visscher

Knokke St-Katrien lag bij het begin van 1500 in het bisdom Doornik, onder de dekenij Brugge. Het bisdom Brugge werd in 1559 in het leven geroepen en Knokke behoorde tot de dekenij Damme. We waren in he Spaans tijdvak gekomen. De dorpskom bestond reeds rond de kerk, in de 15e eeuw onder bescherming van de H. Margaretha. Maurits Coornaert vermeldt dat het schuttershof op zowat 150 m ten zuiden van de kerk gevestigd was. Bij de kerk woonde in 1559 kleermaker Geraard Janssens en een herberg werd uitgebaat door Jan Guldegaerde. In de winter van 1574-75 zakten de Zeegeuzen op Knokke af en zaaiden dood en vernieling.

2018 06 18 142023De Graaf Jansdijk bij het Kalf waar de eerste gemeente voet vatte in de 13e eeuw om Knokke te worden. Waar de molen nu nog staat zou er oorspronkelijk een watermolen geweest zijn, terwijl er wellicht ook een kleine aanlegkade bij de Kreken was op deze plaats.

2018 06 18 142050Het Noorder Deel van Graefschap Vleandren vervatende Het Vrije.

Het Noorder Deel van Graefschap Vleandren seer perfectelyck bij een gestelt ende uyt gegeven door Pieter Verbist. Anno 1644.

Onder bevel van generaal Andrea de Cantelmo werden de Spaanse verschansingen, de aarden forten gebouwd: het fort St-Pol aan het N-W van de St-Paulusvaart, het Isabellafort bij de Vrede, het Teresafort 200 m. noordwaarts, St-Bernardus (Papenmuts) waar het zuiveringsstation is.

Op voorgaande kaart van Visser zijn de forten groter dan in verhouding aangeduid. De kaart van Verbist geeft alles beter weer.

Bij de aanvang van de 17e eeuw begonnen de Spanjaarden bij het Zwin een fortenlijn aan te leggen. Met nieuwe dijken ontstond een volledig nieuw landschap. In 1610 konden te Knokke de voorwerpen van de kerk teruggebracht worden. In 1611 werd het feest van St-Margaretha op plechtige wijze gevierd. De dorpskerk werd hersteld en in 1613 voltooid. In 1626 was Jan Dullaert hoofdman van Cnocke. Maar het dorp bleef in de greep der Spaanse soldaten: In 1642, toen het kerkgebouw voltooid was, telde de gemeente zowat 200 inwoners. Van dit jaar dagtekent het nog steeds bewaarde eerste dokument der St-Sebastiaansgilde. Met de 18e eeuw liep het Spaans tijdvak ten einde.

2018 06 18 142119De met alle bijzonderheden opgemaakte kaart van generaal de Ferraris uit 1773. Op dit grondplan van Knokke ==> v.l.n.r. bij de pijlen: het dorp, de Hasegars-polder, het Fort St-Pol en de Hasegars-schorre.

Het 2e Oostenrijks tijdvak liep van 1713 tot 1792. Het leidde vooral na 1740 tot een periode van vrede voor Knokke. In 1759 werd de steenweg naar Westkapelle aangelegd op de plaats van de voormalige Kragendijk. Met 20 voet breed, vertrok de weg vanaf de kerk om te Westkapelle aan te sluiten bij de steenweg naar Brugge. Een weg van 20 voet breed verbond anderzijds ook Knokke met Ramskapel1e. Tussen de Zeedyck (Graaf Jansdijk) en de Ceuveldijk liep de Calfstraete (nu nog steeds de Kalfstraat).

De Oostenrijkers spanden zich in om het grondgebied nader op de kaart vast te leggen. Hiermede werd aangevangen in 1772, onder leiding van generaal Graaf Joseph de Ferraris. In 1773 verbleven Oostenrijkse militairen drie dagen te Knokke om de nodige opmetingen en vaststellingen te kunnen doen. In een "Mémoire" werd vermeld dat de streek doorsneden was met dijken, grachten en kanthagen, terwijl in de winter steeds gevaar bestond voor overstromingen. Zandachtige grond was er bij de duinen met slechte wegen in de zomer, vette grond van ongelijke kwaliteit daarachter en onberijdbaar in de winter. De landbouw was vooral gericht op tarwe, verder boekweit, rogge, haver, klaver en aardappelen. De vette weiden brachten veel hooi op, maar ze kwamen tijdens de winter dikwijls onder water als gevolg van de regenneerslag. Brandstof werd gezocht in de kanthagen en de taliebossen, maar dit was onvoldoende, zodat steenkool moest ingevoerd worden uit Henegouwen. In de Zouteschorre droogden de bewoners koeiendrek om ’s winters 't vuur aan te steken.

2018 06 18 142208De Zwinstreek van Knokke tot Sluis, de kaart van Van der Maelen, in het Franse tijdvak (1792-1815). Hierop merkt men dan de Nieuwe Hazegraspolderdijk, aangelegd in 1783, met daarbinnen 648 ha van de nieuwe Hazegraspolder. Op 23 sept.1811 stak Napoleon het Zwin over met een vissersbootje om naar Sluis te varen, de Grote Plaat (Eiland van Damme) langs.

2018 06 18 142243van 1862 tot 1911. Op deze overzichtskaart van Gaston Van Steene ziet men hoe de kustlijn voor Knokke evolueerde tussen 1664 en de 20e eeuw. Waar in de 17e eeuw het verschil tussen ebbe en vloed geweldig was bij het ontbreken van meer dijken, had men rond 1900 af te rekenen met ontzanding voor het centrum en meer duinenvorming naar het Zwin toe.

2018 06 18 142303De St-Margarethakerk, het hart van het oude dorp door de eeuwen heen. De weg naar de duinen werd de Kerkstraat met zijn landelijke woningen, allemaal verdwenen bij de afbraak vòòr de 2e oorlog.

2018 06 18 142326

2018 06 18 142355Het oude dorp waarin moeilijk het Knokke van nu te herkennen is. Men ziet de woningen bijde molen van Lievens in de 19e eeuw, daar waar nu de splitsing is van Koningslaan en Parmentierlaan bij het Opdedrinckplein.

Op het einde van vorige eeuw liep de spoorweg over Blankenberge enkel tot Heist.

Er was nog geen weg van het dorp daarheen en alle verkeer moest over Westkapelle. Van hier uit kwam men langs de Kragendijk tot de Smedestraat naar de kerk toe. Van het dorp trok men door de duinen naar het "strand van Graaf Jan". De badplaats klonk overwegend frans.

Om dan de reeks kaarten van Knokke en de streek af te sluiten:

2018 06 18 142443

de publiciteit voor de kaasfabriek van het Hazegras gaf de verbindingswegen daarheen mee. Het was tegen het einde van vorige eeuw en de instelling zou dan na 1903 langzaam maar zeker opgedoekt worden na de onderverdeling van het Hazegras in drie loten.

2018 06 18 142514We zijn tot vandaag de dag gekomen. Knokke is de meest bezochte badplaats bij de Noordzee geworden.

Cnoc, Knoka, Cnocke, Knokke

André D'hont

Cnocke is Hier
1983
20
004-015
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01