Frans Slabbinck

De rijkdom van de eenvoud kennen alleen de eenvoudigen. Ons vader was een eenvoudig man!

Drie jaar na moeder ging hij heen in een tijd waarin het geloof op zoek is naar een nieuwe eigenheid. Waarin hoop méér en méér wanhoop wordt, en liefde vereenzelvigd met andere begrippen.

Vader leerde ons de natuur liefhebben en zò ook onze evenmens. Hij putte uit de wisseling van de jaargetijden bij gewas en dier, en bracht het over.

Zij liefde uitte zich in strengheid, vervolgens in een glimlach en later in een monkeling. Nadien in een verzoenend gebaar, en in de winter van zijn leven in het stilzwijgen van de rijpheid der jaren.

Nochtans had hij méér plichten dan rechten gekend.

Zijn glimlach en zijn zorgen zijn voorbij;
zijn lieve aandacht voor de aardse dingen
die door zijn hoofd en door zijn vingers gingen
en alles wat hij was voor U en mij.

En tot zolang: vertroost elkander dan
met wat hij was en blijft voor nu en later:
groothartig echtgenoot, beminde vader,
vriend zonder weerga en rechtvaardig man.

(onuitgegeven - Anton van Wilderode)

André D'hont

2018 06 15 165452In 1968 vertelde hij ons in een merkwaardige Dagklapper over het leven in de buurt tussen duin en polder bij het Kalf. Frans overleed te Knokke op 8 juli 1982 op 85-jarige leeftijd.

Met 16 kinderen onder een dak

Frans Slabbinck is van 1896, maar hij was nog niet de oudste van het gezin van Theophiel Slabbinck. Hij zou ook niet de laatste zijn, want ze kwamen ten slotte met 16 kinderen in het kleine huisje aan de rand van de Kalfduinen. Bij wat dan het uitgebreide golfterrein zou worden, een “slag in” aan de Boslaan van nu, links als men van het Kalf of van de Maegher Scorrelaan kwam. Dit was dan bij die magere schorre zelf, waar de poldertjes meer in ’t zand zaten.

– De kinderen werden gekocht bij Natje Bouillon, onze naaste gebuur van rechtover, waar nu reeds villa’s staan. Het gebeurde daar, omdat het bij ’t onzent niet alleen te nauw was, maar ook omdat de andere kinderen er niets mochten van zien. 's Avonds werd de nieuwe boreling dan met moeder op een stoel naar huis gebracht. Wat er weer één meer was bij vader Theophiel. Het is maar gestopt aan de zestiende. We sliepen met acht op zolder, allemaal in “koetsen”, elk zijn vak, onder de pannen en wij met onze neus maar enkele tientallen centimeter eronder, 's Winters hing de rijm aan de pannen te pinkelen. Vader timmerde zelf de beddebakken. Er kwamen ook zes van dit soort alkoven in het ovenkot, de rest beneden. We sliepen op “schroling”; kaf als ge wilt. En het beste om ons te dekken, waren zakken.

2018 06 15 165522Theophiel Slabbinck en Leonie Loeys met de 15 kinderen vóór het huisje waar ze allemaal woonden. Vooraan v.l.n.r. Frans, Elodie, Theophiel, en Leonie, Leopold en Alice; achteraan in de zelfde volgorde : Elisabeth, Martha. Emma, Irma. Clement, Pier, Maria, Joseph, Flavie, Bertha en Gusta. Deze foto dateert van 1925.

Maar zonder kindergeld of wat nog, hebben moeder en vader hun 16 spruiten grootgebracht en vandaag tot de achterkleinkinderen toe hebben de nakomelingen al de ommekeer van Knokke meegemaakt.

– Van waar is Theophiel Slabbinck gekomen?

– Hij was de zoon van Pieter Slabbinck, die te Oostkerke het café van ’t Gemeentehuis openhield. Pieter heeft zich reeds jong doodgedronken aan de straffe druppels van toen. Maar het café bestaat nog! Theophiel is in 1890 naar Knokke komen wonen als hij trouwde met Leonie Loeys, de dochter van Jan Loeys, die bij Zevekote aan de Oosthoek woonde. Daar waren ook verscheidene kinderen, ook een paar die naar Amerika trokken. Vader en moeder zijn van ’t jaar 1890 af gaan wonen in dat huisje bij de magere schorre. Het is er nu nog, maar geheel verlaten. ’t Was op de cijns en ’t heeft nu uitgediend. Mijn zuster is er nog lang gebleven, maar nu ook verhuisd, ’t Zal wellicht afgebroken worden...

– Theophiel heeft, naar wij weten, naam gemaakt op ’t Hazegras?

–Hij zat al vroeg in de boerestiel en hij werd aangezien als de beste zaaier, met een grote naam tot ver in het ronde. Hij was een uitblinker. Ook als er moest vlas gezaaid worden (en dat was het moeilijkste) te Westkapelle, was het hem die men vroeg. Hij was een primus. Bij Ryckaert op ’t Hazegras werkte hij de dag door. Iedere dag vertrok hij te 5 u. te voet, en kwam pas te 19 u. thuis. Voor het zwaar werk was er in die tijd (rond 1900) van 1,50 tot 2 fr. per dag te verdienen. De dag door, een hele winter, bleef hij “daschen” met de vlegel. Met dit dorsen kon hij zo goed weg als de rest. Als hij 's avonds thuis kwam, deed hij dan nog zijn eigen oogst af op het kleine poldertje naast ons huisje. Ik moest er voor zorgen dat de lantaarn gereed stond als hij in zijn schuurtje aan het dorsen ging. Die lantaarn hing vast aan een vork die met de staart in de grond stond. Ik moest op de tas zitten en de schoven, afsmijten. Neen, ons poldertje was geen schort groot, maar we hadden nog wat land in ’t duinezand. Voor de rest konden we nog een koetje kweken. En ’s zomers konden we wat hooien in de golf.

2018 06 15 165546Het thans verlaten huisje bij de Maegher Scorre, waar de familie Slabbinck destijds groeide.

2018 06 15 165603Frans Slabbinck en zijn echtgenote Martha Slosse vertellen het levensverhaal van vader Theophiel en zijn Knokse kroost.

– Vader scheen dan wel nooit moe?

– Een bewijs: dat hij er nog 16 kinderen bij had. In tegenstelling met zijn vader, heeft hij van zijn leven niet gedronken. En hij is er 90 geworden. Als jongen van 15 jaar ben ik ook meegetrokken naar ’t Hazegras. Ik ben er achtereenvolgens zwijnepoetser, melker, paardeknecht en stoker bij de dorsmachine geweest. Ik trok mee te voet. Moeder ging dan op haar beurt nog iedere dag zover om eten te brengen. Ze profiteerde ervan om een zak gras terug te brengen voor de beesten. Vader werkte werkelijk met plezier. Als we terug thuis waren, was het verder werken. En als ik kloeg over de dorst dan pakte vader zijn drinkbus en reikte mij die over.

Ze was nog helemaal vol! Neen, hij had van heel de dag nog geen “spoge” gedronken. En wij die almaardoor een slok koffie of kerrepap vandoen hadden.

– Wie was daar allemaal in de weer op ’t Hazegras?

– Bij de mannen waren dat Innocent Fockenier (Lo Fokke), Pier Viaene (Pier Byl), Henri Bossaert, Henri Meulemeester (Arie Kruke), Pier Demeire en Constant Monteville. Naast de arbeiders waren er ook de vrouwen...

– … met ook een oud lief, kwam Frans’ vrouw tussen.

– We keken wij er ook niet nevens. Wel, daar waren Romance Monteville, Eugenie Viaene (Pier Byls dochter), Valerie, Romanie en Marie Reubens (van Constant), Elodie en Leontine Degraeve.

– Maar wie waren de 16 bij u thuis ?

– Er blijft nog een mooie foto over van het gezin uit 1925. Daarop ontbreekt alleen Louise. Zij was getrouwd met Leon Bossaert en trok in 1922 naar Canada, waar ze in 1923 in het kinderbed stierf. Maar dan zijn er nog steeds 15 op de foto, met vader Theofiel en moeder Leonie in hun midden. Leopold was de oudste, van 1891 en die de oorlog van 1914-18 deed. Dan kwam Elodie, die met Camiel De Groote trouwde; dan Frans, ikzelf, die Martha Slosse vond; op de eerste rij nog Alice, die vrouw Maurice Lierman werd. Op de achterste rij staan v.l.n.r.: Elisabeth (trouwde de Engelsman Shantry); Martha (met Constant De Graeve); Emma (F. Vlaeminck); Irma (Pier Degroote); Clement; Pier (Sidonie Lingier); Joseph; Maria (Frans Lierman); Flavie, die driemaal trouwde; Bertha (Achiel Vlaeminck); Gustha (Theophiel Vlaeminck). Met de vermenigvuldiging kwamen er van pee Theofiel en metje Leonie reeds 38 kleinkinderen en 67 achterkleinkinderen. In 1940 werd het gouden jubileum gevierd, maar moeder is dan kort na de oorlog gestorven, terwijl vader de 90 bereikte. Tante Zenobie, die zijn jongste zuster was, leeft nog te Westkapelle.

– Dat moest geen eenvoudige zaak zijn met zo’n bende in huis?

Zoals ik zei maakte vader al de bedden zelf. Toen Elodie begon te naaien is ze een grote steunpilaar geweest in het gezin. Dokter Lamoral stond ons veel bij en bezorgde oude klederen. Hoe groot de broeken ook waren, ze konden steeds dienen. De broekspijpen werden er af gesneden en zo kwam het dat de spriet dikwijls tot de knieën zakte. We liepen op kloefen. Als we ’t ongeluk hadden die klompen te breken, dan moesten we er toch, aaneengezet, op voort tot de zool versleten was. Om ’s zondags naar Knokke naar de mis te gaan, hadden we een paar zondagse kloefen, die geblonken waren. En we gingen om de beurt naar ’t dorp, om mekaar langs dezelfde wegel te ontmoeten voor de uitwisseling. Zo hadden de “meisejongers” een schoon hoedje kunnen bemachtigen, en ook zij moesten het om de beurt op hebben. Dan maar afspreken langs de zandwegel. Bij Natje Bouillon, onze buurvrouw, hadden we elk een spaarpot. Iedere cent die we konden bemachtigen, droegen we daar naartoe. Dit was dan de cent van de kerk die we uitspaarden op zondag. De 5 centiem die we voor de kermis kregen, passeerde wel langs de kramen maar werd niet opgedaan, om ook in de spaarpot te kunnen onderduiken.

– Dan hadt ge heel wat centen gespaard?

– Reeds toen ik een jongetje van 15 was, heb ik helpen pikken. Zoals ik zei, was dit bij Ryckaert, waar nu Lannoye woont. Voor het rapen van 100 eieren kreeg ik 15 centiem, en als er een koe naar de stier kwam, kreeg ik ook iets. ’s Zondags hield ik op de hof dikwijls de thuiswacht. Dan trokken de baas en de bazin met de “feteure” naar de hoogmis op het dorp. Het was een grote wagen, waarin nog 4 of 5 kinderen zaten, en getrokken werd door een fors boerepaard. Ik ben ook wel eens meegegaan, langs de Oosthoek en de Zoutestraat. De voituur werd gestald bij Carlos in de “Bodewien”. Daar was een afspanning waar de paarden konden gestald worden. De stal bestaat overigens nog altijd, want ik heb er dit jaar nog “erpels” in gegoten. Het gebeurde op de thuiswacht dan, dat de schuur van de hofstee van Van Assel afgebrand is. Ik heb ’n donderslag gehoord en de bliksem in het strodak zien inslaan. Politiekommissaris Hoornaert heeft er mij dan over ondervraagd. Ik liep er naartoe en riep naar de “meisejongers”. Ze schreeuwden dat al de kalvers nog binnen zaten. Er lagen er al twee dood in ’t deuregat, door de bliksem getroffen. De andere heb ik buitengelaten. De stier stond gespannen aan zijn koord te trekken en ik moest achter een broodmes lopen om hem los te maken. Dat was me nog iets.

2018 06 15 165631De h. Clément Slabbink, benjamin van het gezin der 16, werd direkteur van de Tennis Club van het Zoute. Door graaf Lippens werd hij onderscheiden met het Ereteken van de Arbeid.

– Er is een boek over te schrijven...

– Wel, ’k had 1.400 fr. gespaard als in 1914 de Duitsers kwamen en iedereen klaar was om weg te lopen. Moeder vluchtte ook met de bende kinderen en ’k gaf haar al mijn geld. Verder dan Lo Fokke, op 50 meter van de grens, trokken ze wel niet. Daar sliepen al heel wat vluchtelingen in de schuur, ook in de keuken. Daar was ook Pol Loeys, mijn moeders vaders broer. Ze zijn echter gauw naar huis teruggekeerd. Pol, de oudste broer, was soldaat van klas 1911, toen al niet meer geloot werd. Hij was 3 jaar sldaat en als hij moest terugkomen brak de oorlog uit, zodat hij nog 4 jaar kon bijdoen in de loopgrachten. Ikzelf ben niet opgeroepen geworden, omdat er nog 11 achter kwamen. Mijn 1.400 fr. heb ik niet teruggezien, maar ’t neemt niet weg dat ik nog veel gespaard heb en grond gekocht in de Polderstraat, waar we nu steeds wonen.

– Ge zijt dan uw eigen weg gegaan?

– Tot 1919 ben ik op ’t Hazegras gebleven. Dan ging ik werken naar Zeebrugge, bij een Engelse kompagnie, die ook scheepswrakken uithaalde te Oostende. Onze Pier ging op de koolbunkers. In 1921 kwam ik voor een jaar op de steenoven van Decuypere, langs de oude weg naar Westkapelle. In 1922 ging ik naar de oude frontstreek, waar ik leerde metselen. Kamiel Van Hove en Stien Proot zetten ginder hofsteden. In 1924 kwam ik terug, bedreven in de “matsenaarsstiel”. Ik werkte hier dan voor Frans Desmidt en 20 jaar lang voor Cyriel Degroote, aan de “Majestic”, de “Picadilly” en zoveel gebouwen meer. Mijn eigen huis heb ik vooral kunnen bouwen omdat ik daarbij 13 jaar lang “seizoen gedaan” heb. Het huisje aan de magere schorre heb ik ook opgetrokken en wat veranderd.

Het huisje waar 16 kinderen grootgebracht werden door Theophiel en Leonie.

Frans Slabbinck met 16 kinderen onder een dak

André D'Hont

Cnocke is Hier
1982
19
034-038
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01