5 augustus 1831
De artillerie van het Vrijkorps in een zeegevecht met de Hollanders bij de Zwinmonding te Knokke.
Vertaling: André D'hont
Doden en gekwetsten - Enkele merkwaardige wapenfeiten.
De Jagers-Verkenners van Brugge waakten na de Onafhankelijkheid van België over de vrede bij het Hazegras te Knokke. Ook tijdens de zomer van 1831 waren ze steeds op hun hoede. Wat nodig was.
Vanaf 3 augustus 1831 werden vijandelijkheden van de Hollanders gemeld. Er was een schermutseling bij Maldegem, te Strobrugge. Te Brugge werden de geruchten verspreid dat een Hollandse oorlogsvloot in de Hont gekomen was, bij de monding van de Schelde. Op 3 augustus drongen zelfs twee schepen tot Rupelmonde door, om er vier handelsboten van eigenaars uit Brussel buit te maken.
Op 4 augustus arriveerden ploegen uit Lapscheure, Hoeke, Moerkerke en Westkapelle te Brugge om de dreigende aktiviteit van de Hollanders te sinjaleren en een aanval te voorspellen.
In de vroege ochtend van 5 augustus kwam een ruiter in allerijl van het Hazegras om te melden dat twee schepen bij de kust in het zicht waren. Men zou later vernemen dat het twee kanonneerboten waren van de Hollandse Zeemacht onder bevel van de Luitenanten Bouricus en Van Maldeghem.
De artilleriesoldaten van het Vrijkorps spanden bij de Kruispoort te Brugge onmiddellijk hun stukken in om zonder uitstel naar Westkapelle te trekken, van daar naar het Hazegras te Knokke. Men had de manschappen in de straten moeten opkloppen. De Jagers en de le groep van de Burgerwacht zouden wel nog moeten beraadslagen, in zover dat het marsorder enigszins vertraging opliep. Het bleek dat een deel van de Burgerwacht niet over geweren beschikte. Het was ook reeds 4 u. in de namiddag als deze groep kon vertrekken, vergezeld van een infanterie-afdeling en de gemeentelijke Wacht met een kanon.
Het Vrijkorps was met de artillerie reeds tegen 11 u. in het Hazegras aangekomen. De twee vijandelijke schepen waren ondertussen dichter bij de kust genaderd en drongen zelfs het Zwin binnen, zeker om de sluis van het Hazegras te vernielen. Deze vernieling zou erg geweest zijn, waar alle vruchtbare grond ten noorden van Brugge onder water zou gelopen zijn, met het rampzalig gevolg voor de oogst die nog overal in bloei stond.
Reeds bij hun aankomst zetten de Jagers hun stukken in slagorde bij de sluis en ze openden het vuur. Jager Bourguignon, die bevel voerde over het kanon, stelde vlug vast dat de opstelling verkeerd was en hij koos een andere, onder het vuur van de vijand. Maar in de nieuwe stelling stond men zodanig bloot dat niemand naar voor durfde gaan om het kanon te laden. Bij deze aarzeling deden Bourguignon en een van zijn mannen, genaamde Deckers, het nodige.
Bourguignon richtte de loop. Bij het eerste schot werd de reling van een der kanonneerboten getroffen; bij het zevende schot werden twee vijandelijke stukken ontmanteld en de boot van luitenant Bouricus geraakte op drift om vast te lopen.
De bemanning zocht zijn heil op het vaartuig van luitenant Van Maldeghem en, waar de aftocht door de getijenstroming tegengewerkt werd, kon er na heel wat pogingen in geslaagd worden de boot te verschansen achter de dijk van Kadzant.
De troepen die pas in de namiddag uit Brugge vertrokken waren, arriveerden samen met de kompagnie onder bevel van luitenant August Colens in de late avond te Westkapelle.
Enkel de post van Hoeke was op die dag aangevallen geweest. De vijand werd door een afdeling van het 8e Linieregiment teruggeslagen.
's Anderendaags, op 6 augustus, werd de strijd algemeen.
De Hollanders kwamen in de ochtend over de grens, drongen de Belgische voorposten terug en waren op zeker ogenblik meester over het Hazegras.
Majoor Polis, die het bevel voerde over de Belgische troepen, deed de Burgerwacht en afdelingen van het 6e en 8e Linie oprukken en Jagers en schutters uitspreiden. Dezen zouden de vijand met hun wapens van de tijd heel wat herrie bezorgen. Alle stellingen, Van het Hazegras tot St.-Anna, werden bij herhaling aangevallen en verdedigd, tot pas tegen 4 u. in de namiddag de vijand kon teruggedrongen worden. Hij werd achtervolgd tot bij St.-Anna-ter-Muiden en men zou deze plaats gemakkelijk kunnen veroveren hebben, maar majoor Polis vond het geraadzaam de achtervolging stil te leggen, kwestie ook dat de verwachte versterking nog niet opgedaagd was.
In het verslag van de wacht van 6 op 7 augustus kan men ten andere lezen dat "te 1,30 u. in de namiddag vier artilleriestukken, bedieners en een kompagnie van het 8e Linie over de Grote Markt trokken op weg naar Westkapelle". Ze kwamen er pas tijdens de nacht aan, als de strijd reeds over was.
De archieven van de kompagnie bevatten een brief uit Westkapelle en gericht aan de kommandant die te Brugge gebleven was met een deel van de kompagnie om de wacht te verzekeren. De brief vermeldt alle bijzonderheden over de slag. We halen volgende belangrijk uittreksel aan: "Een afdeling van de Jagers, onder bevel van luitenant Colens, bezet de voorpost en heeft de vijand onder vuur van 9 u. in de morgen tot 7 u. in de avond. Maas, Bourguignon en Deckers, kanonniers, hebben hen onverpoosd bijgestaan, in omstandigheden die zeer hachelijk waren. Een ander werd verzekerd over de Schapenbrugge door de Jagers, samen met een liniedeel, op de grote weg van Brugge naar Sluis bij St.-Anna. Onder de Jagers citeren we De Schepper, Charles de Wilde, Veys en de gemeentelijke Wacht. Andere Jagers kwamen de Burgerwacht vervoegen en ze namen deel aan de gevechten bij de Nachtegaal".
Bij dit alles bedroegen de verliezen aan Belgische zijde: vier doden en vijftien gekwetsten. Bij de Hollanders waren ze, naar het schijnt, heel wat hoger. Vier dagen later trof men nog een ongelukkige Hollandse soldaat in een bonenveld aan; hij was aan het hoofd gekwetst en leefde nog. Hij werd naar het militair hospitaal van Brugge overgebracht en men hoopte, volgens het blad dat het relaas gaf, zijn leven te kunnen redden.
Vanaf de volgende dag zetten de Jagers, onder bevel van hun makker Hyp. Jonckheere, makelaar van de Spiegelkaai, zich in om de gestrande kanonneerboot te ontwapenen. Drie gietijzeren kanonnen werden na drie dagen en vele inspanningen aan wal gebracht en op 14 augustus naar Brugge gevoerd. De stukken werden met 109 kanonballen ondergebracht in magazijn nr. 2. Burgemeester Coppieters ’t Wallant meldde in een brief van 20 augustus ontvangst van deze trofeeën.
De rekeningen van de stad Brugge vermelden de soldij op 9 augustus uitbetaald aan de Jagers en Burgerwacht die te Westkapelle onder de wapens waren: 35 cent. voor dezen te velde, 25 cent. voor de anderen bij burgers ondergebracht.
Er was heel wat lof voor Jagers en Burgerwacht.
Majoor Polis richtte op 8 augustus een dagorder, gedateerd te Westkapelle, tot de kommandant van het Vrijkorps om zijn voldoening uit te spreken over het optreden van de Jagers die onder zijn bevel stonden.
Er kwamen meer lofbetuigingen bij, van de h. Van Severen, lid van de Bestendige Deputatie en dienstdoend goeverneur, en van kolonel Alex Moyaert, kommandant van de 4e brigade van het leger van Vlaanderen, met hoofdkwartier te Damme.
Toen de Hollanders volledig verdwenen waren, werden de Belgische troepen van de grens teruggetrokken. Jagers en Burgerwacht kwamen op 19 augustus te Brugge terug.
(bezorgd door Graaf Leon Lippens)
Uit: “Les Chasseurs-Eclaireurs de Bruges”
Leden die hun bijdrage voor 1982 wensen te vereffenen, kunnen dit onmiddellijk doen door storting van 200 fr. op de rekeningen van:
- ofwel: Generale Bank: 280-0427920-90
- ofwel: Kredietbank: 478-4202601-29
- ofwel ASLK Knokke: 001-0596593-22
van de h. Harold Van Eeckhoutte te Knokke. Met dank bij voorbaat!