Historische dagen: 't Kalf met de molen in ’t nieuw.
André D’hont
"Zolang op 't Kalf de molen draait, zal er ook Knokke zijn". En de molen draait weer, met nieuwe wieken op het volledig heropgebouwde gevaarte. Op 13 september 1980 lokten de Molenfeesten bij de inhuldiging een massa bij de Graaf Jansdijk. Daar is de oudste wijk van de gemeente, 't Kalf. Men kan er de oudste hoeve zien, de Keuvels, de patersschuur van Vauxellis, het eerste gemeentehuis, de eerste molen. Voor velen is 't Kalf de molen (voor de anderen is 't café André). De molen is nog eens hagelnieuw. Het werd een grootse gebeurtenis, meteen voor het volkse leven bij Volkersgote. Waar ten noorden van de polder en de dijk de Kalfduinen kwamen met de Hoge Hul.
Als er in de loop van de 20e eeuw zoveel veranderd is, dan kon toch het schilderachtige hoekje met de molen bewaard blijven. Bezuiden de aarden dijk is er nog steeds de hofstee van Ko Loeys. Hij kwam er in 1887 uit de Vrede, toen hij trouwde met Mathilde Bonte van bij 't kapelletje. In het nabije gemeentehuis was Ko ook lid van de raad. Met Mathilde had hij 13 kinderen en de "knechtejongers gingen op de zolder slapen, de meisejongers op de voute". Vader Ko overleed op 55-jarige leeftijd in 1916. Daar beneden de molen voor het dagelijks brood voor het kroostrijke gezin. Zoon Oscar zou later verder de hoeve uitbaten, zoals zoon Adhemar Loeys ten noorden van de dijk nog tot zijn overlijden in 1972 met een mechanische uitrusting de laatste molenaar van 't Kalf was.
Hoe het in het begin van de eeuw was rond de molen, heeft ons destijds Oscar Loeys verteld. Beneden de dijk aan de weg hield Door Zutter, zoon van Pol, de laatste smidse open. "Het was er klein, met materiaal op straat, om de paarden te beslaan. Het ijzer rond de karrewielen was een heel werk. Hij maakte kloefenagels, krammen, haken, en ankers". De broer Staf kwam aanpalend om fietsen te herstellen. "Hij was pothelle doof, getrouwd met Elodie van de Melkhul tegenover de Hoge Hul, waar al de boeren hun koeien heenleidden en kwamen om te melken”.
Het scheen verder wel zo dat er in ieder huis een herberg moest zijn. Palend aan Door verkocht kleermaker Louis Sys, vader van Kamiel de golfprof, bier. Verder was er Door Claeys met een café, zoals Louis Bonte, met rechtover de herberg van Staf Vlaeminck, die barbier, schoen-, gareel- en velomaker was. "Hij maakte schoenen om nooit te verslijten en men moest ijzeren voeten hebben om ze te dragen".
Met het graan naar de molen
Met de boeren die hun graan naar de molen voerden, waren de stielmannen in de buurt en tijdens de tijd van wachten, werd dan zeker een pint gedronken. Heintje Degryse, die stoker was op de steenoven van Pier Vermeire "en altijd pokezwart", hield ook 'n café open waar nog Schufel gewoond had. Sissen Raes, liefhebber van vis en konijn, had een winkel en schonk bier, zoals Lee Houters en Oscar "Klak" Mortier.
Er werd vooral op zaterdagavond rond de toog getrokken. 't Bier kwam uit 't vat in de kelder, lekker gerstenbier, voor de eerste oorlog 10 centiem voor een pint. "Er was gelegenheid om laat te blijven pekken". En dan kwam Kalf-kermis op de tweede zondag van september, een lange zondag van drie dagen. Bij Oscar Klak stond de orgel van Mortier in de hof.
Als er nu nog een Kalf-kermis is, dan is van al de herbergen nog enkel "Café André" overgebleven, waar na André de zoon van Georges Rotsaert kwam en waar nu Oscar De Vinck de traditie met sukses voortzet. Voor de Molenfeesten was hij in zijn element als de bierkraan dreigde warm te lopen. De molen draait ook weer!
Lotheir Peel (op 75-jarige leeftijd overleden in 1976) was de laatste molenaar geweest op de dijk van het Kalf. Zoals hij ons wist te vertellen: "De Grauwen Verheye was er gebleven tot in 1914. Hij had nog goed werk kunnen leveren. Met de oorlog viel de molen stil en geraakte grotendeels stuk. De Staat, die er eigenaar van was, heeft hem achteraf laten herstellen door Raymond Amys en hij kon weer draaien. Maar de molen was niet helemaal in orde, met vermolmend hout en een wiel dat niet deugde. Men moet van de stiel kennen om zo'n installatie te herstellen. Ik heb me later afgevraagd waarom ik een huur van 3 jaar begonnen was".
Vader Charles Peel had met zijn broer in 1902 de nieuwe molen van moeder Siska gebouwd, nadat de oude bij het wafelhuisje in 1901 omvergewaaid was. Lotheir kwam er van 1924 tot 1926, het jaar waarin hij naar de "slechte molen" van het Kalf trok. "Ik was hier alleen op de Graaf Jansdijk, wachtend op de wind, om bij dag of nacht te werken als 't meeviel. Eén jaar bleef alles er nog draaien en in 1927 is de molen stilgevallen". Lotheir Peel vond dat er als metselaar meer te verdienen viel.
"Landschappen en Natuurschoon", onder voorzitterschap van J. Carlier (in 1930 overleden), kocht in 1928 de Kalfmolen, met medewerking van het stadsbestuur, de Zoute-Compagnie en de Touring Club. Er werd een bijzondere kommissie, met "Vrienden" gesticht door Pelgrims de Bigard. Zo werd de molen behouden, tot in 1968 de eerste tekenen van ernstig verval weer merkbaar werden. Het werd tijd om tot restauratie over te gaan. Schepen Leopold Lippens spande er zich in de jaren '70 bijzonder voor in en hij was in 1980 als burgemeester aanwezig op de inhuldiging van de "nieuwe oude molen". De molen werd in 1974 eigendom van de gemeente igr Snauwaert zette de heropbouw op punt, uitgevoerd door de firma Cottenier.
Molenfeesten
De Graaf Jansdijk dagtekent van het begin der 15e eeuw, toen de bestaande dijken ten noord van Volkaertsgote, Butspolder en Vagevierpolder te Knokke moesten versterkt worden van het dorp tot Vijfhuizen. Wat toen de Zeedijk was, in de buurt die Oosthoek heette, was aanvankelijk nog te week om er een molen op te plaatsen. De eerste molen zou dan halfweg de 17e eeuw opgetrokken geweest zijn, volgens het type van het begin der 16e eeuw, de staakmolen.
Preciese gegevens zijn er niet over het bouwjaar van de Kalfmolen. In de studie voor het gemeentebestuur, "Knokke en het Zwin" verwijst Maurice Coornaert naar data van rekeningen van molenaars in de rekeningen van de parochie en van de watering Volkaertsgote. Ook naar het feit dat Cornelis Dyle als molenaar in 1681 als slachtoffer viel "verplettert in ende tusschen 't cauwiel". Voor 1680 werd de "muelen die op den zeedyck staat" achterhaald. Dit zijn de oudste data in de karige gegevens van de tijd, terwijl dan verder de namen van de molenaars Hubrecht Vandenbulcke (1696), Jan Debrune (1700), Cornelis Vercruyce (1702), Hubrecht Colyn (1706), Jan Demaecker (1710), Mathys Vanhaecke (1720), Jakob Pauwaert (1749) en Innocentius Devos (1766) meekwamen. Een Devos was er nog steeds in 1834, vermeld in de kadastraallegger, terwijl we in de balken van de molen nog de namen gegrift zagen van Collyn - 1733, J.P. Delanghe – 1770, T. Tytens en L.P. De Vos -1864. Na Pol De Vos kwam Edward Verheye op de molen. Het vervolg leidt ons tot vandaag de dag.
Maar op 13 september 1980 waren het niet de eerste Molenfeesten. Bij deze gelegenheid konden we wel een en ander achterhalen dat aan het verleden herinnerde. Zo konden we kennis maken met oud-molenaar Marcel Braet, die van 1924 tot 1977 voorzitter was van de Westvlaamse Molenaars en ook lid voor briefwisseling met de kommissie voor Monumenten en Landschappen. Met zijn vader en zijn grootvader, eerst molenaars te Oostkamp, was hij een deskundige en hij stelde het bestek op voor de herstelling van 44 molens doorheen het Vlaamse land tot Limburg toe.
De thans 80-jarige Marcel Braet, die ter Helmweg zijn verblijf heeft, was in 1928 op de plechtigheid bij de overname van de Kalfmolen door de bijzondere vriendenkring. Bij deze gelegenheid sprak hij ook een rede uit om over het behoud van windmolens te spreken. De h. Braet bezit nog een uitknipsel uit "Het Laatste Nieuws" van 13 augustus 1928 met het relaas over de molenfeesten van toen, ondertekend met de initialen van de bekende volksschrijver A. Hans, die hier woonde voor de oorlog.
De molen te Knokke
"Knokke 12 augustus. - Zondag vergaderden ten stadhuize de hh. raadslid Van den Broucke, Verheye van het feestkomitee Van Damme, De Saedeleer, Van Goidsenhoven, architekt Buytaert en Vervarcke, schilder Talpinck, Jacob (Touring Club) en Delhaye (Poperinge), voorzitter Devriendt van de Nationale Strijdersbond uit Brugge, en vele leden van deze bond en talrijke andere genodigden. Met grote voldoening verwelkomde burgemeester Desmidt van Knokke allen die zich ingespannen hebben om te redden wat in dit verloren hoekje van ons land nog kan gered worden en met name de oude molen van de Graaf Jansdijk.
"Een stoet, voorafgegaan door het muziekkorps der O.S. van Brugge, trok naar het gehucht Het Kalf, waar zich een grote menigte verdrong. Voor deze gelegenheid hadden de bewoners, waar vroeger de zetel van het gemeentebestuur was, een wijk-burgemeester en twee schepenen aangesteld, Victor De Sutter, Louis Sys en Hendrik Bonte. Voorafgegaan door veldwachter Goedjans van één dag, gingen zij de stoet tegemoet. De burgemeester las een oorkonde voor, waarbij de molen van Het Kalf aan het gemeentebestuur werd overgemaakt. De burgemeester dankte zijn tijdelijke kollega voor de vriendelijke ontvangst en verheugde er zich over dat de goede mentaliteit der oude bewoners nog zo levendig was.
"Daarna had aan de molen de overhandiging plaats aan de Kommissie van Monumenten, met een rede van de h. Tulpinck, echter geheel in het Frans, zodat bijna niemand van de omwonenden er iets van begreep. Terwijl het vaderlands lied werd gespeeld, begonnen de versierde wieken van de molen te draaien. Gelukkig antwoordde de burgemeester van Knokke in het Nederlands. Hij betoogde dat die oude molen op de Graaf Jansdijk als een wachter is blijven staan bij het land door onze vaderen aan de zee onttrokken. Deze gloedvolle woorden werden met aandacht aanhoord.
"De h. Braet van Oostkamp, van de vereniging der Molenaren, sprak een zeer gedokumenteerde rede uit over de gevaren die de molens bedreigen en de middelen tot behoud. De zangafdeling van de Nationale Strijdersbond van Brugge voerde enige liederen uit. Het begon te regenen, maar toen het weder opklaarde, namen de volksspelen een aanvang: zaklopen, bolspel, mastklimmen en boogschieten.
"De wijk was mooi versierd. 's Avonds werd er een vuurwerk afgeschoten. Het was een mooi zicht de versierde molen te zien draaien. - A.H .".
Over windmolen en maalderijen
Wat de h. Marcel Braet op 12 augustus 1928 bij de Kalfmolen belichtte, geeft ook de evolutie voor het malen van koren weer. "Immers, onder technisch opzicht zijn de door machien aangedreven maalderijen de windmolens al ver voorbijgestreefd. Het is die machinale drijfkracht, steeds verbeterd en uitgerust, die het bestaan van de windmolens bedreigt, ten gronde richt. Wij willen echter de molens redden voor de overleveringen, iets wat over de maalderijen niet kan gezegd worden. Windmolen en maaldersvak hebben zich eeuwen lang, wisselwerkend, evenwijdig ontwikkeld.
"De windmolenaar was geen gewone sterveling. Het gemaal met primitieve werktuigen, vereiste van hem veel vakkennis. Hij moest ook goed bekend zijn met weertoestanden en natuurverschijnselen. Haperde er iets aan zijn materiaal, dan moest hij zich zelven kunnen verhelpen en moest hij daartoe al iets van werktuigkunde afweten. En dit alles plaatste de molenaar bij de ontzaghebbende notabelen der gemeente. Maar van het schone verleden, van die vroegere grootheid, is maar bitter weinig meer overgebleven.
"De windmolen blijft het treffende zinnebeeld van onze ambacht. Windmolens zijn de sprekende getuigen van een voor ons vervlogen bloeitijdperk. Er mag voortaan niet meer gewacht worden tot een molen met afbraak bedreigd staat vooraleer alle middelen in te spannen om hem aan een gewisse vernietiging te onttrekken.
"Welke zijn de oorzaken van het verval van de windmolen? De ene ligt in de industrialisering van het maalbedrijf. Het werk op, de molen is onregelmatig, zo ook de voortbrengst. Machinale drijfkracht heeft dit voor, steeds ten gepasten tijde te worden in gang gezet en de produktie te kunnen opvoeren en verbeteren. Windmolens kunnen niet meer mededingen. Om 't behoud van de windmolens te verzekeren, stellen wij voor: ontslaging van grondbelasting, vermindering van beroepstaksen en andere. De molens worden ook bedreigd door gebouwen die dichtbij opgericht worden of door het planten van bomen en hoog struikgewas. De molen die de noodzakelijke wind moet afnemen, is het doemen tot onvermijdelijk verval. Vele molens werden aldus gedwongen verlaten en afgebroken, menige andere de levensadem ontzegd. Er is een beschermwet nodig tegen de bedreigde windzetting.
"De alarmkreet, geslaakt sedert lang door de Belgische Kleinmolenaars, vindt thans weerklank bij hoogstaande kunstvereerders. De redding van deze molen is een gewichtige stap op de weg naar de bewaring onzer sierlijke landmolens. Het is voor ons een verkwikkende en versterkende gedachte dat het indrukwekkend feest veel zal bijdragen om de belangstelling van onze tot heden verwaarloosde windmolens terug te doen opflakkeren, te doen groeien en herleven."
Tot zover de h. Marcel Braet, die er - meer dan een halve eeuw later - in 1980 weer bij was toen de molen op de Graaf Jansdijk terug draaide.
13 september 1980
Een flinke westerwind was van de partij om de vernieuwde Kalfmolen te Knokke te doen draaien op de bijzondere dag die ook het Kalf volop in de belangstelling plaatste. Bij de Gr. Jansdijk waren op 13 september 1980 talrijke personaliteiten aanwezig toen burgemeester Leopold Lippens de inleidende toespraak hield. Hij dankte allen die het hunne bijgedragen hebben om het historische gevaarte opnieuw in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. In het bijzonder dan zijn voorganger, nu Kamerlid Desutter, die hogerhand tot een gunstig resultaat kwam. Maar in de heropbouw speelden ingenieur Snauwaert uit Oostende en de firma Cottenier uit Aalbeke de hoofdrol om binnen een jaar het vertrouwde hoekje van Knokke zijn meer dan drie eeuwen oude Kalfmolen terug te bezorgen.
Burgemeester Lippens haalde de historiek aan van de molen, of wat we hier reeds uit de doeken deden. De h. Quaghebeur van de Touring Club kwam dan nog aan het woord om zich te verheugen in de restauratie en volledige vernieuwing, daar waar men in 1928 reeds dit landschap bij de Graaf Jansdijk geklasseerd had. In de badstad is het niet alleen een historische herinnering maar ook een toeristische attraktie.
De overheid met schepenen en raadsleden trok de dijk op en de burgemeester kreeg de eer aan het zeel te trekken om de molen in gang te zetten. Dit lukte eerst maar moeizaam, vooral waar er bij de hevige wind niet te veel zeilen opengelegd waren. Maar dan draaiden de wieken enkele uren lang, waar Michel Loeys de molenaar zal zijn. Ook onder het voldaan oog van oud-molenaar Marcel Braet.
In het nabijgelegen wafelhuis "Le Moulin" ging vervolgens een receptie door met de opening van de tentoonstelling over de Kalfmolen, ingericht door "Cnoc is ier". Ik sprak er als voorzitter tijdens mijn inleidend woord alle lof uit voor burgemeester Lippens, die reeds als schepen het nodige deed voor de restauratie en waar burgemeester Desutter niets onverlet liet om de belofte te houden. Als het gehele gemeentebestuur achter de verwezenlijking stond, is tot voldoening van de Knokse bevolking het enig hoekje van de oude gemeente kunnen bewaard blijven. Een herinnering aan het dagelijks brood van weleer. De verschillende medewerkers aan de tentoonstelling werden bedankt, waar naast de fotodokumenten van Jimmy Debruecker, van mezelf met verschillende teksten, historische kaarten te zien waren die Gerard Adriaenssens na moeizaam opzoeken in vreemde archieven opdiepte. Verschillende doeken waren geëxposeerd, van Van de Seylbergh en Danny Lanrtoy (met meer dokumenten). Het grote doek uit 1900 van Jean Le Mayeur de Mergven uit de verzameling van Graaf Lippens trok in het bijzonder de aandacht.
De tentoonstelling in "Le Moulin" zou het weekeind grote belangstelling kennen, temeer waar ook een Muldersmaaltijd kon besteld worden. Aan de ouderwetse prijs van 75 fr. kreeg men een vol bord met vier soorten brood, ovenkoek, hesp, worst, zilte en pastei mee. De uitbaters moesten voorraad bijhalen.
De stedelijke feestdirekteur Maurice Dekeyzer had niets aan het toeval overgelaten om van de Molenfeesten een memorabele dag te maken. Hij bracht ook de oude beroepen van de folkloremarkt bij de Graaf Jansdijk, daar waar de oliebollen geurden. Terwijl Danny Lannoy reeds het "Vivat 't Noorden" op de trekorgel speelde toen de molen draaide, was er vervolgens doorlopend volksmuziek. De voorstelling van een middeleeuwse klucht door de groep Arca uit Gent werd druk bijgewoond en op prijs gesteld. De herinneringsborden met de "Kalfmolen 1680-1980" vonden een flinke afzet (nog enkele te bekomen in het lokaal Boudewijncentrum).
De Molenschieting met medewerking van de Noordschutters beneden de dijk was ook een meevaller. De vele deelnemers schoten voor de borden en asbakken, uitgeloofd door de gemeente, meer prijzen van milde schenkers. Waar dan "Café André" het centrum werd van het volkse feest en het bier uit de kranen stroomde. Tegen de avond zou zich hier alles toespitsen, met Oscar in z'n element, zoals hij een leeuwenaandeel had in het memorabele weekeind, dat ook dit was van Kalf-Kermis. 's Avonds zorgde hij nog voor het grote Molenbal in de tent met weer het orgel van Mortier om de lustige vierders te laten dansen. En iemand heeft op het uurwerk gekeken om te zien hoe laat het al was.
Zondagmorgen of -middag is een vermoeid Kalf uit bed gekomen. Maar zolang de molen er nog zal draaien, zal een onvermoeid Kalf terug aan de slag zijn, daar waar de wieg van Knokke stond.
De molen op de Graaf Jansdijk.
De streek van Knokke in 1777 volgens de gegevens van de Ferraris. Bij de “Swin Port” merkt men de "Isabelle Ruïne”, het voormalige fort. De "Paulus Vaart” loopt langs de Paulusvaart naar het Fort St-Pol. Vanaf het Isabella-Fort merkt men de "Graaf Jans Dyck” met de molen van het Kalf aangeduid bij de Kalfstraat naar de "Ceuvel Vaart”. De buurt heette er toen nog ”den Oosthoek”. Cnocke zelf lag bezuiden de beschermende duinen met bij zee de militaire wachtpost van de Oostenrijkers, de latere ”Permanence” van de Fransen.
Op de Graaf Jansdijk kwam in de 17e eeuw de eerste molen van Knokke. In de loop der eeuwen waren heel wat herstellingen nodig, tot in 1980 de venieuwde Kalf-molen als een pronkstuk overgebleven is. (zie verder onze bijdrage met de historie van de Kalf-molen).
Cliché’s “Brugsch Handelsblad”, waarin regelmatig al het nieuws van “Cnoc is ier” verschijnt.
************
Leden die hun bijdrage voor 1981 nog niet vereffend hebben, kunnen dit nu onmiddellijk doen door storting van 150 fr. op de rekeningen van:
- – ofwel: Generale Bank: 280-0427920-90
- – ofwel: Kredietbank: 478-4202601-29
- – ofwel: ASLK Knokke: 001-0596593-22
van de h. Harold Van Eeckhoutte te Knokke. Met dank bij voorbaat!