Een wereldberoemd schilderij: Het kerkje te Knokke (1894) door C. Pissarro

E.H. J. Van Den Heuvel

1. De Schilder

Wanneer een Knokkenaar te Parijs het Louvre, het aloude koningspaleis, bezoekt, mag hij zeker niet nalaten eens naar het Musée de jeu de Paume te gaan, om er het enig mooi kerkje van Knokke door Camille Pissarro te bewonderen.

Hoe kwam een geboren Antilliaan in het kleine, onbekende dorp Knokke? Hoe kwam hij daar diep onder de indruk van een onbekend kerktorentje midden de hagen en bloemstruiken van een tuintje bij een huisje? Hoe werd die wereldberoemde kunstenaar, onder een heilig vuur van inspiratie, de schilder van het bekendste schilderij van Knokke, dat in al zijn levensbeschrijvingen een voorname plaats inneemt? Is dat schilderij werkelijk zo mooi dat het een plaats verdiende in het Louvre?

Deze grote Franse schilder werd geboren op 20 juli 1830 op het eiland San Thomas in de (toen nog Deense) Antillen. San Thomas behoorde toen nog tot de Danish West Indies en ligt nu in de groep U.S. Vergin Islands. Daar was zijn vader, van afkomst een Spaans-Franse jood, ijzerwarenhandelaar. Deze wilde zijn zoon voor de handel voorbereiden en stuurde hem in 1841 naar Parijs, om er een klassieke opvoeding te krijgen aan het kollege te Passy. Maar zoonlief had een heel andere aanleg: hij begint te tekenen. De directeur Savary, die door vader goed verwittigd was zijn zoon zo'n beuzelarijen te verbieden, was zelf een amateur-schilder. Hij waardeerde de talenten van zijn leerling, moedigde hem aan en gaf hem de raad te tekenen naar de natuur.

Wanneer Camille 17 jaar wordt, keert hij terug naar San Thomas en helpt zijn vader in de zaken tot 1852.

Camille leert bij toeval de vier jaar oudere Deense schilder Fritz Melbye kennen, die hem aanmoedigt om te blijven schilderen. Camille loopt weg van huis en volgt zijn Deense vriend naar Caracas in Venezuela.

Heel wat later in 1878 zal de schilder Pissaro deze beslissing, toen hij nog maar 22 jaar was, rechtvaardigen: “In 1852 was ik te San Thomas een welbetaalde bediende. Dat kon ik niet blijven. Zonder veel nadenken verliet ik alles en vluchtte naar Caracas, om de kabel die mij aan een burgerlijk leventje bond, te breken. Wat ik geleden heb, is onvoorstelbaar, 't is klaar, maar... ik heb geleefd. Wat ik nu nog lijd is verschrikkelijk... Toch meen ik, dat ik niet zou aarzelen, indien ik zou moeten herbeginnen, dezelfde weg te volgen”.

In 1854 komt hij terug te San Thomas, maar reeds het volgende jaar verblijft hij te Parijs en begint er de studie van de schilderkunst.

Eerst komt hij onder invloed van een oriëntalisme, dat men kan vergelijken met Descamps. (1). Vandaar bij het begin zijn voorkeur voor meer exotische, meer tropische en kleurrijke onderwerpen. Ook tekent hij zijn tekeningen en waterverfschilderijen met zijn Spaanse naam Pizzarro.

Zekere dag ontmoet hij Camille Corot (2): deze zal hem z'n roeping als landschapschilder doen ontdekken. Bij zijn eerste tentoonstelling in het Parijse Salon tekent Pissarro “leerling van Corot”. Toch vond hij meer inspiratie bij de robuuste stijl van Gustave Courbet (3), en de realisten, en maakt zich los van de invloed van Corot. Hij begint uitsluitend in open lucht te schilderen. Daarna ondergaat hij de invloed van Edouard Manet (4). Hij werkt in het atelier van Anton Melbye, de broer van Fritz en komt later in de Zwitserse Akademie (1857), waar hij vriendschap aanknoopt met de jonge Claude Monet. (5).

In 1861 leert hij Paul Cézanne (6) en Auguste Renoir (7) kennen. Zij beïnvloeden elkaar wederkerig. Dit wordt de fameuze kring der impressionisten.

Nu begint zijn voorkeur voor de landschappen uit de omgeving van Parijs en hij vestigt zich te Montmorency. In die tijd beoefende hij nog zeer traditionele kunst (Les Champs: in het museum van Bagnols-sur-Cèze). Ook neemt hij regelmatig deel aan het Salon (eerste maal in 1857), maar in 1861 en 1863 wordt zijn inzending door de jury geweigerd. Daarom stelt hij tentoon in het Salon des refusés (1863) naast Manet. De groep der impressionisten vormt zich in het café Guerbois. Pissarro als oudste oefent er een reële invloed uit.

In 1863 wordt zijn eerste zoon Lucien geboren.

Na 1865 krijgt hij een meer persoonlijke stijl. Door het “buiten” schilderen (plein air) begint een licht palet de donkere aardkleuren te vervangen.

Hij verblijft op verschillende plaatsen van het banlieu parisienne (Bord de la Marne, Salon van 1866; Vue Pontoise 1868 in het museum van Mannheim) en schildert er veel landschappen. Bij het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog in 1870 geraakt de groep der impressionisten verspreid: hij vlucht naar familie in Londen. Hier maakt hij kennis met de kunsthandelaar Durand-Ruel, de latere beschermheer der impressionisten.

Pissarro en Monet ondergingen er de invloed van Turner. (8). Hierdoor wordt hun techniek luchtiger en hun kleur stralender, zij komen tot een volledig impressionisme in hun lichtschildering. Ook van Constable (9) ondergingen zij de invloed.

In juni 1871 komt hij terug naar zijn atelier te Louveciennes. Daar hadden de Duitsers een groot deel van zijn oeuvre gedurende de Frans-Duitse oorlog van 1870 vernietigd. Nu 1866 gaat hij te Pontoise wonen en zal er tot 1884 blijven. Hier ook ontvangt hij Cézanne (6), die zijn raadgevingen ten zeerste waardeert. Hij heeft ook een atelier te Montmartre. In 1873 schildert hij zijn bekend zelfportret: kaalhoofdig met krullen en lange grijze baard. In 1874 is hij een der voornaamste organisatoren van de historische eerste tentoonstelling der impressionisten bij Nadar. Ook zal hij, samen met Degas de enige zijn, die ook aan de zeven volgende deelneemt. De achtste en laatste was in 1886.

In 1886 breekt hij met het impressionisme en voor een tijd volgt hij de divisionistische teorieën van Georges Seurat (10) en zijn pointillisme (14). Hij volgt het neo-impressionisme van Seurat en Signac: hun wetenschappelijke kleurenteorie van het divisionisme en pointillisme. Zijn temperament richt hem echter naar een meer stevige kunst dan die dan de impressionisten. Zijn sociale interesse is niet deze van de anderen. Naar het voorbeeld van Millet (11) schildert hij graag de arbeiders en boeren. Om aan materiële moeilijkheden, armoede en ellende te ontsnappen – hij heeft zes kinderen – moet hij veel pastels, waaiers, schermen en gravuren schilderen.

Ondertussen sust hij de jaloersheid en rivaliteiten van de anderen. Te Rouen, waar hij in 1883 kwam schilderen, ontmoet hij Gauguin (12) en begrijpt het belang van een meer sintetische kunst. In 1883 wordt een persoonlijke tentoonstelling ingericht door Durand-Ruel: en zo verbetert zijn situatie wat en kan hij veel reizen, o.a. naar Londen, Rotterdam, Berlijn en Brussel. Daarna trekt het neo-impressionisme hem aan en stelt hij in 1884 ten toon in het Salon des indépendants. Samen met Seurat (10) en Signac (13), bij wie hij als patriarch wordt aanzien. Door zijn experiënties van het pointillisme realiseert hij het “pointillisme exclusif absolu”.

Na 1890 keert hij terug tot het oude impressionisme, want die nieuwe technieken “figent ses oeuvres”. In zijn laatste levensjaren verblijft hij beurtelings te Erigny (1884) en Parijs, midden een kultureel en artistiek klimaat. Van Parijs schildert hij talrijke “vues plongeantes”: Place du Théâtre Français, in het museum van Belgrado; Avenue de l'Opéra, in het museum van Reims; le jardin des Tuileries; Effet de Neige, in het museum van moderne kunst van de stad Parijs.

De laatste twee jaar is bij bijna blind op één oog: toch ontplooit hij een grote aktiviteit en reist verscheidene malen naar België. Een zijner laatste werken is een zelfportret: 1903, Tate Gallery, Londen.

Veel van zijn weken hangen in het Louvre in de Salle du Jeu de Paume. “Ik moet hard werken”, schrijft hij in 1894, “er blijft mij niet veel tijd meer over om te leven. Ik moet gebruik maken van wat ik nog klaar kan zien, en wat ik nog in de natuur hoor, opdat ik eervol mijn leven moge beëindigen”. Hij sterft te Parijs op 13 december 1903. Tot aan zijn dood behield hij de Deense nationaliteit.

Camille Pissarro had zeven kinderen: zijn vijf zonen werden ook schilder. Lucien (° Parijs, 1863 + Herwood, Somerset, 1941), de bekendste, vestigde zich in Engeland. Hij schilderde meestal impressionistische landschappen, taferelen uit 't moderne leven, illustraties. Zijn vader schreef hem meer dan 500 brieven, die in 1950 weren gepubliceerd en van groot dokumentair belang zijn.

Camille Pissarro's grootste interesse ging naar landschappen en het buitenleven. Zij getuigen van zijn eenvoudige, gevoelige poëtische visie op de natuur. Toch schilderde hij ook enkele portretten, merkwaardig door hun diep inzicht, en enkele uitgelezen stillevens. Hij tekende zeer veel en maakte veel litografieën, etsen en monotypen.

Meestal verbleef hij buiten Parijs te Louveciennes, Pontoise en Eragny. Een ooginfektie dwong hem zijn laatste jaren met gesloten vensters binnenshuis te werken. Hij verhuisde naar Parijs en reisde ieder jaar op zoek naar andere onderwerpen. Ook dan bleef zijn werk fris, spontaan en een serie meesterlijke gezichten op Parijs getuigen van jeugdige frisheid en een verbazingwekkende rijkdom van lichtheid en zuiverheid van kleur, meesterlijk als altijd. Hij schilderde met een bewonderenswaardige getrouwheid de speciale atmosfeer, kleur en opbruisend leven van de boulevards, straten en bruggen van Parijs, van de kerken en havens van Dieppe en Rouen. Hij werd zeer geëerd om zijn echt eigen telent, zijn zuiver begrip van de natuur, zijn silvaan lyrisme en zijn grote eenvoud, maar ook voor zijn wijsheid en vriendelijkheid, zijn diepe interesse voor anderen – hij was de eerste die Cézanne, Paul Gauguin en Seurat aanmoedigde – zijn menselijke vrijheidslievende filosofie, zijn belangeloosheid. Deze kwaliteiten komen duidelijk naar voor in zijn mooie brieven aan zijn oudste zoon Lucien.

Zijn werk is soms ongelijk van kwaliteit door zijn volle levensomstandigheden. Zijn leven was intiem verbonden met alle evenementen van de groep impressionisten. In zijn schilderijen vinden wij “la religiosité champêtre”. Hij beleefde alle kunst- en politieke stromingen van de tweede helft der 19e eeuw. Vanaf de naweeën van de romantiek en revolutie van 1848, over de pronk en praal van het Tweede Keizerrijk tot aan de revolutionaire opstandigheid van de 3e Republiek. Door zijn ouderdom en rijpheid was hij als de grote broer van de andere Wegbereiders. Immers Pissarro was in 1830 geboren, Monet in 1850, Renoir in 1841, Sisley en Cézanne in 1839 zijn 10 jaar jonger. Nog groter is het leeftijdsverschil met de neo-impressionisten (waarbij hij zich later aansloot) met al zijn autoriteit, gezag en ervaring. Seurat geboren in 1859 en Signac in 1863. Belangrijk bij Pissarro was zijn openheid, zijn begeestering, zijn nieuwsgierigheid voor ieder nieuwe ervaring in de schilderkunst die hij zelf gewetensvol zal uitproberen. Zijn wakkere geest die ontvankelijk is voor een betere dienstbaarheid aan de kunst en die hem wegvoert van routine. Het blijvende van zijn werk ligt in deze blijvende bevrijding van zichzelf en van de anderen, met als gevolg veranderingen in z'n techniek, die dikwijls werken uitgelegd als onstandvastigheid, en die bij zijn vereerders en kunsthandelaars onzekerheid bracht. Dezen willen immers liefst bij een kunstenaar steeds het oudbekende weervinden.

Emile Zola schreef van zijn schilderijen “Une telle réalité est plus haute que le rêve!”.

(wordt vervolgd)

Noten

  1. (1) Decamps: Alexandre is geboren te Parijs in 1803 en stierf te Fontainebleau in 1860. Eerst gekend door zijn karikaturen, satirische litografieën. Dan reisde hij naar het Oosten: van die reis bracht hij heel wat schilderijen mee over exotische zeden en gewoonten. Deze maakten hem beroemd, o.a. Soldaat van de Wacht bij de Visier (1827); het Turkse huis; de Turkse protrouille (1831).
  2. (2) Corot: Camille geboren 1796 en gestorven 1875 te Parijs. Zijn ouders waren handelaars van Zwitserse afkomst. Hij leerde eerst voor lakenhandelaar. Hij verkoos te schilderen naar de natuur te Parijs en omgeving, en bijzonderlijk in het bos van Fontainebleau. Hij reisde naar Italië, waar hij drie jaar lang studies van landschappen verzamelde. Hij schilderde ook in Normandië, Bretagne en de Limousin. Was zeer edelmoedig en hielp veel schilders in hun bittere armoede.
  3. (3) Courbet Jean Desiré Gustave (Ornans 1819 – La Tour-de-Peilz, Zwitserland, 1877). Zoon van een grootgrondbezitter. Schilderde eerst romantisch, maar werd realist rond 1845 onder de invloed van de Vlaamse en Hollandse meesters. Hi schilderde het dagelijks leven in plaats van de vroegere, godsdienstige, mytologische of historische taferelen.
  4. (4) Manet Eduard (Parijs 1832 – 1883). Zoon van een magistraat. Hij wilde eerst zeeman worden. Hij maakte kopieën uit het Louvre, reisde naar Italië, Duitsland en Nederland. Hij werd door Pissarro, Monet, Renoir, Cézanne als leider van hun school beschouwd.
  5. (5) Monet Claude (Parijs 1840 – Giverny, Eure 1926). Als 15-jarige knaap tekende hij karikaturen, die in een uitstalraam door de schilder Boudin werden opgemerkt. Deze nam hem mee en liet hem bij de monding van de Seine schilderen. Claude bemerkte het altijd veranderende spel van het licht en het water. In 1857 maakt hij kennis met Pissarro in de Zwitserse Akademie. Met Renoir en Sisley ging hij in het bos van Fontainebleau schilderen, o.a. het “Ontbijt op het gras” (1865). Meestal werden zijn werken op het Salon geweigerd. Hij experimenteerde met nieuwe technieken om de lichteffekten weer te geven. Om de Seine beter te kunnen waarnemen, schilderde hij van op een boot, die hij als atelier heeft ingericht. Op de tentoonstelling van 1874 stuurt hij zijn “Impressie bij zonsopgang”, vanwaar de naam “impressionisten”. Op het einde van zijn leven worden zijn ogen zwakker en zwakker.
  6. (6) Cézanne Paul: geboren en gestorven in Aix-en-Provence, 1839-1906. Zijn vader was eerst hoedenhandelaar, dan bankdirecteur. Met Emile Zola maakte hij verzen en ging samen in de velden wandelen. Hij volgde tekenschool en begon rechtsstudies. In het landhuis van zijn vader maakte hij een atelier. Hij volgde Zola naar Parijs en studeerde aan de Zwitserse Akademie. Toch werd het heimwee naar de Provence hem te machtig, en werkte er wat op de bank van z'n vader. Eerst schilderde hij met sombere kleuren, maar deze verhelderen stilaan. In 1872 kwam hij bij Pissarro werken en werd er een groot impressionist. In 1890 schilderde hij “ De Kaartspelers”.
  7. (7) Renoir Auguste (Limoges 1841 – Cagnes-sur-Mer 1919). De zoon van een kleermaker, die in 1844 naar Parijs kwam wonen. Op 13-jarige leeftijd werd hij leerling-decorateur van porselein, dan van waaiers, dan voor kapellen van missionarissen. Ondertussen tekende hij veel in musea. In 1857 begon hij de lessen te volgen in de Ecole Nationale Supérieure des Beaux-Arts. Hij kwam bij de groep der anti-akademische jongeren. Hij schilderde kanovaarders en baadsters en werd impressionist. Toch interesseerde hij zich meer aan portretten dan aan de natuur.
  8. (8) Turner Joseph. Deze Engelse schilder en etser werd in 23 april 1775 te Londen geboren en stierf te Chelsea op 19 december 1851. Hij maakte talrijke reizen en werd Engelands grootste landschapschilder. Zijn schilderijen hebben een romantisch en soms visionair karakter.
  9. (9) Constable John, geboren in 1776 te East Bergholt en in 1837 gestorven te Londen. Met voorliefde bestudeerde hij de natuur, en verbleef voortdurend op het platteland. Zijn eerste waardering genoot hij te Parijs.
  10. (10) Seurat Georges-Pierre (Parijs 1859 – 1891) was met Signac de grondlegger van het neo-impressionisme. Hij trachtte tot een rationeler en metodischer schilderwijze te komen door gebruik te maken van wetenschappelijke onderzoekingen over kleurwerkingen en het spectrum, als reaktie op het impressionisme. Zijn lichtstudies leidden tot een pointillistische en divisionistische schilderwijze.
  11. (11) Millet Jean-François (bij Greville 1814 – Barbizon 1875). Een der leiders van de Barbizon-school, waarbij zijn groot opgezette, maar wat sentimentele landschappen van grote invloed waren. Zijn figuren zijn knap geschilderd en goed in de ruimte geplaatst. Zijn “Arenlezers”, het “ Angelus” en de “Zaaiers” in het Louvre zijn zeer bekend.
  12. (12) Gauguin Paul (Parijs 1848 – Atuoma op Hiva Hoa, Markiezeneilanden 1903). Was van Frans-Peruviaanse afkomst en werd eerst opgeleid tot bankier. Als schilder werd hij onder de invloed van Pissarro impressionist, maar keerde zich later tegen het impressionisme, dat hem te momentaam, struktuurloos en oppervlakkig was. Eerst trok hij in 1887 naar Martinique en in 1891 naar Tahiti en liet zijn vrouw en kinderen in de steek. Na zijn erfenis verbrast te hebben, keerde hij ziek naar Oceanië terug. Daar zocht hij de onbewuste reinheid en het grootse en monumentale van de primitieve expressie in vereenvoudiging, effen kleuren en synthese.
  13. (13) Signac Paul (Parijs 1883 – 1935): was eerst impressionist, maar werd pointillist onder de invloed van Seurat, en sloot zich aan bij het neo-impressionisme. Als onderwerpen koos hij waterlandschappen en kusten.
  14. (14) Pointillisme: is een werkwijze in de schilderkunst, waarbij de onvermengde of primaire kleuren in puntjes (points), stippen of kleine vlekken door elkaar worden gebracht op het doek. Seurat, Signac en Pissarro poogden hiermee de wetenschappelijke kleurenteorie, die het divisionisme heet, in het werk te verwezenlijken. Het schilderij “Het kerkje van Knokke” uit 1894 is daar een prachtig voorbeeld van, en wordt o.a. om die reden een der klassieke voorbeelden in het Louvre!

Bibliografie

  • L.R. Pissarro en L. Venturi, Camille Pissarro, son art, son oeuvre, Rosenberg, 1940, 2 dln.
  • Th. Natanson, Camille Pissaro, Lausanne, 1951.
  • John Rewald, Camille Pisssarro, Parijs, 1955.
  • M. Serullaz, Camille Pissarro, Arcueil, 1955.
  • C. Pissarro, Letters to his son Lucien. New York, 1943
  • H. Graber, Pissarro, Sisley, Monet nach eigenen und fremden Zeugnissen, Bazel, 1943.
  • Raymond Cogniat, Pissarro (in de reeks “Meister der modernen Kunst”), München, 1977.
  • Georges Lecomte, Camille Pissarro, 1890.
  • A. Tabarant, Pissarro, 1924

Inhoudstafel

  1. Bestuur en doelstellingen p. 1
  2. Ere-leden “Cnoc is ier” p. 2
  3. 100 jaar Knokke-badplaats p. 3
  4. Ere-komiteit: zesde Canadese bevrijdingsmars p. 5
  5. Vijf kunstborden voor 100 jaar Knokke-badplaats p. 6
  6. Foto's en illustraties p. 7
  7. Schipbreuken voor de kust van Knocke p. 11
  8. De meeuwen (gedicht) p. 15
  9. LNG: neen! p. 16
  10. Volgende nr.: november 80. p. 18
  11. Herinneringen aan pastoor Opdedrinck p. 19
  12. Fietstocht: “Ken uw streek”. p. 21
  13. De Knokse verenigingen: Bakkersbond “De Toekomst” p. 22
  14. Een dokument van 15 oktober 1852 betreffende de grenspael nr. 365 p. 27
  15. 1e november 1979: 6e Canadese bevrijdingsmars p. 28
  16. Toespraak gehouden na de 6e bevrijdingsmars ( 1.11.79) p. 30
  17. Knut Eberding en de film van meester C. De Vroe p. 31
  18. Een wereldberoemd schilderij: “Het kerkje van Knokke (1894) door C. Pissarro. p. 35

Een wereldberoemd schilderij: Het Kerkje te Knokke (1894) door C. Pissarro

E.H. J. Van den Heuvel

Cnocke is Hier
1980
15
035-044
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01