Hazegraspolder officieel geklasseerd
Het is met voldoening dat de Heemkring en zijn zowat 1000 leden vernomen heeft dat de Hazegraspolder een beter lot beschoren ligt dan het met verschillende verdwenen gebouwen van Knokke het geval was. Te laat was het voor de vuurtoren, voor de St.-Margarethakerk, voor de villa's van Verwee of van Felicien Rops. Maar het was nog tijd voor vele oude hoeven en voor het polderlandschap. "Cnoc is ier" heeft zich ook ingespannen voor de Hazegraspolder.
In het Staatsblad verscheen de klassering van een aantal monumenten en landschappen in het Vlaamse land. Daarbij is ook de Hazegraspolder onthouden. Meteen zal het enige landschap dat zich uitstrekt bezuiden de 2e Hazegraspolderdijk (de weg naar het Zwin) voor de toekomst ongeschonden kunnen behouden worden te Knokke. De klassering van de polder stond reeds enige tijd in het verschiet en was een noodzaak geworden om te vermijden dat een gedeelte zou verkaveld worden, voor straten en villabouw. Dit laatste zal nu uitgesloten blijven en de landbouw met de enkele hoeven zullen er het uitzicht van blijven bepalen.
De Hazegraspolder bereikt men vanaf het Oosthoekplein naar Nederland toe. Het is onder de Oostenrijkse tijd in 1782 dat Keizer Karel II de vergunning gaf om het schorgebied bij het Hazegras in te polderen. De schorre was eigendom van de Hertog van Croy, neef van de keizer, terwijl er nog andere geïnteresseerden aansloten. Hierover kan men uitgebreid lezen in het werk van wijlen Lucien Dendooven "De Nieuw-Hazegras-polder te Knokke" (1968).
In het dokument van de tijd is er sprake van 2.000 gemeten, waarvan 600 met gras begroeid, om in te dijken en het land beter tegen de zeegolven te beschermen. Een zo groot mogelijke oppervlakte diende drooggelegd om voor de landbouw te dienen. Hiertoe werd het plan opgemaakt door Philippe F. Lippens, mede-eigenaar, en door dijkgraaf Lammeire van de Hazegraspolder. De dijk zou komen tot de St.-Annakreek ten oosten van het Zwin en tot boven de brede geul der Paardemarktkreek ten noorden, met een rechte lijn naar het Fort St.-Pol. In 1784 werden de werken uitgevoerd. Hier vangt de geschiedenis aan van de Nieuwe Hazegraspolder, gelegen ten noorden van wat voorheen werd vastgelegd als Hazegraspolder vanaf het Kalf.
De schorre van het Hazegras was in het begin van de 18e e. nog een aanhangsel bij de polder van dezelfde naam. Maar het schorgebied bij ’t Zwin stond steeds aan overstroming bloot (zoals nu nog het Zwinreservaat). De schorre behoorde in de nalatenschap bij de polder, met dus dezelfde eigenaars, oorspronkelijk de familie De Croy en na verdeeldheid mede met Charles Roets en Pierre van Overloop (in 1716). Dit laatste gedeelte was 5/6 van het geheel en werd in 1784 gekocht door Philippe F. Lippens (buiten 1/16 dat naar Charles Walwein ging). Vanaf deze datum was ook de Nieuwe Hazegraspolder ingedijkt, dus geen sprake meer van een schorre.
De familie de Croy zou tijdens het Frans tijdperk haar eigendom moeten prijsgeven. De gronden werden volgens de toen geldende wet verbeurd verklaard, omdat de eigenaar tot de adel behoorden, en aan de "Légion d'Honneur" overgemaakt. Volgens Opdedrinck werden ze verkocht aan personen buiten de reeds gekende belanghebbenden.
In 1811 waren de voornaamste eigenaars in de nieuwe Hazegraspolder: Philippe F. Lippens en Eugène Piers de Raveschoot, beiden uit Gent, met ongeveer 5/7 der totale oppervlakte. Verder J. Pecksteen (Brugge), Belpaire en Decleir (Oostende), met ongeveer evenveel, of samen zowat 1,5/7. Dan waren er nog enkelen met een klein lapje grond: regering Hazegrasfort, J. Vlaminck (Vijvekapelle), Bureau Weldadigheid (Westkere), Aug.Wielant (Westkerke), Jacques Rabbaut (Brugge), Philippe Van Locke (Westkapelle), Poldereigenaars, Charles Rabbaut (Brugge).
Vandaag de dag zijn de eigenaars Cie Imm. Le Zoute, graaf Leon Lippens, graaf Marc de Hemptine en mevr. Thuret-Ostenreich, voor meer dan 4/5 van het totaal. Resterende percelen aan mej. Orban de Xivry, graaf Philippe Lippens, mej. Christine de Hemptine, mej. Rosine Piers de Raveschoot, Antoine en Philippe Piers de Raveschoot, verder domeinen, polder, gemeente en Jan Vandepitte.
De nieuwe Hazegraspolder zou tot 1835 binnen het domein behoren van twee grote hoeven. Philippe Lippens verzorgde tot deze datum de uitbating van zijn hofstede, terwijl de andere (van Piers de Raveschoot) verpacht werd. In 1835 splitste Ph. Lippens zijn uitbating in twee, met als pachters Philippe Monbaliu en Jacques Quataert.
Na 1890 was het de erfgenaam Philippe-August Lippens die weer de hoeve in handen nam. Toezichter, of officieel "Direkteur", werd de genaamde Roosen, die de periode van de kaas- en boterfabriek onder zijn beheer kreeg. Dit werd het hoogtepunt in de organisatie van het Hazegras. Ook al bleek er geen grote toekomst aan verbonden.
De hoeve Lippens werd in 1904 in drie uitbatingen verdeeld met als pachters: Ryckaert (Hoofdplaat), van Assel (Zuiddorpe) en Dombrecht (Koolkerke). Piers de Raveschoot had in 1806 zijn hofstede verpacht aan Jacobus Fincent, in de opvolging behouden tot 1874. Hierop werd Johannes Vervenne de nieuwe pachter en zijn weduwe huwde in 1880 een andere Jacobus Fincent, maar zij was de vroegere weduwe van Louis Vandepitte, in zover dat haar zoon Jan Vandepitte in 1893 op de hofstede kwam. Waar dan nog steeds een Vandepitte is.
Op het domein Lippens werd in 1920 de hoeve van Dombrecht overgenomen door Cyriel Vandevelde, in 1935 door Jozef Adriaenssens, in 1952 door zijn zoon Gerard. Pachter Van Assel liet anderzijds in 1928 zijn hofstede over aan Leon Lanckriet, terwijl sedert 1963 zoon Robert de zaak in handen heeft. In 1937 ging de hofstede Ryckaert over naar Lucien Lannoye.
Dit is kortweg de historie van de Hazegraspolder, die ten eeuwigen dage zijn uitzicht zal bewaren, zoals zeker schilder Alfred Verwee het zou gedroomd hebben.