Ebbe en vloed in het ontzandingsvraagstuk

André D'hondt (zie 1e deel in nr 9 - p. 6-14 )

Spel tussen zee en land

Toen Dante in zijn "Hel" kwam, ontmoette hij zijn meester Brunetto Latini in de cireel van het hete zand buiten de beek der tranen. Dijken waren opgeworpen en de dichter vergeleek ze met deze die werden gebouwd om zich tegen de Noordzee te beschermen:

"Quali i Flamminghi tra Cazzante e Bruggia,
Temendo 'l fiotto che inver for s'avventa,
Fanno lo schermo, penché'l mar si fuggia..."

(Zoals de Vlamingen, tussen Kadzant en Brugge, de golven vrezend die op hen afkomen, bouwen een dijk om aan de aanval van de zee te kunnen weerstaan).

Alighieri Dante was de "helderziende dichter" uit Italië die leefde in het laatste kwartaal der 13e eeuw en die in 1321 overleed. De grote Florentijn moet op de hoogte zijn geweest van het spel tussen zee en land waarbij het Graafschap Vlaanderen besloten had de zege te behalen. Dante leefde in de periode toen een weinig populaire Gwijde van Dampierre over onze streek heerste. Het is van toen dat de hierbij afgedrukte kaart van het gebied bij de zee dagtekent.

We zullen hier niet in historische bijzonderheden treden nopens de vorsten, maar men moet weten dat Gwijde van Dampierre in 1251 tot troonopvolger van Vlaanderen aangesteld werd, na de dood van zijn broeder Willem in een tornooi. Met zijn jongere broer Jan ondernam hij een veldtocht in Walcheren. Verslagen zou hij pas enkele jaren later, in 1256, terug loskomen. Sociale onlusten in 1280 brachten hem in konflikt met de grote steden, o.a, Brugge. Tegen zijn souzerein in sloot hij in 1297 'n verbond met Engeland.

De Franse koning veroverde Vlaanderen en Gwijde van Dampierre werd in 1300 verbannen. Hij overleed in 1305 te Compiègne.

De kaart hierbij draagt als datum 1304 en slaat op de regering van Gwijde van Dampierre, zodat in feite de toestand van onze streek weergegeven wordt in het laatste kwartaal der 13e eeuw. Merkwaardig is het dat toen een maximum land op "een teruggetrokken zee" veroverd was. Dijken waren steeds vroeger gebouwd geworden, vanaf de 10e eeuw.

Ebbe en vloed in het ontzandingsvraagstuk  (zie verdere bijlage)

2017 10 27 162132Een kaart van de kuststreek en Zeeuws-Vlaanderen anno 1304 bij het Zwin en de Hont. Bij de pijltjes ziet men S. Caterine (Knokke) en Schoroode (Heist). Men kan zich een idee vormen hoe in de loop der eeuwen het uitzicht van onze kust veranderd is.

2017 10 27 162213Een orkaan in 1949, met de golven die tot over de dijk sloegen naar de straten toe. Aan het Albertstrand werd het strand steil afgeslagen en kwam prikkeldraad uit de oorlogstijd bloot.

2017 10 27 162247In 1952 aan de Lekkerbek, waar door de stormramp de grondvesten van de dijk bloot kwamen. In dezelfde buurt werd een golfbreker volledig uiteengerafeld.

Cliché’s Brugsch Handelsblad waarin regelmatig al het nieuws verschijnt over de werking van “Cnoc is ier”.

De dijk waarover Dante het had, was de Hondsdam tussen Kadzant en Brugge, nader beschreven door Jean d' Ardenne in z'n gids van 1888, dezelfde schrijver die ook de Florentijn citeerde. De Hondsdam werd in de tweede helft van de 12e eeuw aangelegd om de streek van Brugge tegen overstroming te vrijwaren. Met de dijkwerkers kwam Damme tot stand en werd een haven bij het Zwin. De naam Handsdam moet worden gezocht waar de dijk bij de Hont (Westerschelde) kwam, hoezeer de legende vertelt over een onheilspellende zwarte hond die in een bres gegooid werd en de werken aldus tot een goed einde liet voeren. In het schild van Damme kwam aldus een hond.

Dit leidt ons verder terug in de tijd, want Damme kwam er omdat de zee zich reeds terugtrok. Het water drong eerst tot Brugge door, tot de grote havenstad der middeleeuwen.

Dit was allemaal het gevolg van de overstromingen in de 5e eeuw die het lage land blank zetten, met diepgang tot 5 meter voor de eerste platte en kleine boten van de tijd. Een vaste waterweg leidde tot Brugge, maar vanaf het einde der 11e eeuw ging de inham aan het verzanden. Het was dan Damme die de voorhaven werd van de Hansastad. Later diende men zijn toevlucht te zoeken te Sluis tot ook hier de ontzanding het einde inluidde. Maar dit is dan de historie van het Zwin.

De zee had een gemakkelijke prooi gevonden in de turfgrond die zelf een zoetwaterformatie was en geen zout water verdraagt. Langs deze wege werd eveneens de Hont, de huidige Westerschelde gevormd. De overstroming is op zeker ogenblik de bron van welvaart geweest voor Brugge. Maar de natuur oordeelde er anders over. Het heen en weer trekken, als het waren een "stijgen" van het niveau van de zee, heeft zich steeds herhaald, met eeuwen verschil met een al dan niet gunstig uitzicht. Als nu de overstromingen van het lage land onmogelijk worden, is het alleen te danken aan de dijken. Na de Hondsdam volgden er meer om de Zwinmonding steeds enger te maken. Hier kwamen de Evendijk de Kalvekeetdijk, de Bloedlozendijk. De noodzakelijkheid der dijken kwam volop met de 14e eeuw.

Eerst is er een natuurlijke verzanding geweest, met aanvoer van massa's zand uit zee. Dit wijst op gunstige overstromingen, die niet tegengewerkt werden door andere die op uitschuring aandrongen. De stroming uit de Schelde was nog niet aanwezig. Terwijl de duinen gevormd werden bij de zee zelf en steeds breder met de uitwinning van land, kwamen de dijken tot stand om de slikken, die tot schorgebied ophoogden, definitief als poldergrond te winnen. Hoe die dijken systematisch aangelegd werden, hebben we vroeger reeds in bijzonderheden aangehaald.

We willen hier nu vooral stilstaan bij het spel van zee en land dat toch nimmer zonder een welbepaalde oorzaak parten kwam spelen.

Op de kaart hierbij zien we hoe in 1304 noch Knokke noch Heist aan zee lagen. We treffen beide gemeenten aan in de hoek onder links samen met Ramskapelle en Westkapelle, aansluitend Reigersvliet, St.-Anna-ter-Muiden en Hoeke. Toen heette Knokke "St Caterine" en Heist was "Schoroode". In de geschiedenis wordt wel gewag gemaakt van een oorspronkelijk "St-Kateline ten Cnocken" in 1228, parochie die in 1253 onafhankelijk werd. Oak hoe de zandduinen bij stormwind veel land overstoven, met zelfs een dorp, "Schaerte", dat ondergedolven werd.

Hoe het land door zand overweldigd werd en eilanden ontstonden, ziet men waar ten noorden van Knokke Wulpen lag, enkel door een vaarweg gescheiden. Knokke (S. Caterina) had toen als buur Westende-Wulpen.

Op Wulpen bevonden zich naast Westende nog de dorpen Oostende, Hanekerke en Romedorp. Ten noorden van Wulpen lag over de Groote Rille het eiland Schorrevelde, ten westen van Walcheren en Westcappel. Hier waren Vlissingen en Middelborch reeds grote steden. Catsant was zelf een eiland ten oosten van het Zwin, met ten noorden Coesant, ten zuiden Suydsant, naar Scluys toe. De Hont loopt nog langs vele eilanden door, met Borsele middenin. En ten zuiden hiervan treft men de meeste nog bestaande namen van gemeenten aan.

Antwerpen werd reeds een voorname haven vanaf de 13e eeuw. Maar zoals de kaart laat vermoeden, liep de vaartweg niet langs de Westerschelde. De schepen uit Engeland volgden de Oosterschelde. De wolstapel maakte tegen halfweg de 14e eeuw van Antwerpen een der voornaamste handelscentra. Hierop volgde 'n krisisperiode, gevolg van oorlog. De heropleving kwam onder de hertogen van Boergondië in het begin der 15e eeuw.

Tegen de 16e eeuw tekent zich een nieuwe aanval van de zee af. Het Zwin speelt geen rol meer, waar er nog enkel vaarten zijn die de Spajaarden zullen gebruiken om hun forten bij het Zwin te bereiken. De Hont of Westerschelde wordt nu reeds gebruikt om Antwerpen te bereiken, waar de Oosterschelde te veel binnen het bereik van de Hollanders ligt. De geschiedenis leert ons hoe door het traktaat van 1648 de Schelde gesloten werd, wat zich later zou herhalen. Maar deze "sluiting" schakelde de stroom niet uit.

Wulpen en Schorrevelde lagen, met hun nochtans hoge duinen, voor de monding van de Schelde. In 1561 werden ze door de zee verzwolgen. En meteen lag Cnocke aan zee. Tien jaar later stak een nieuwe stormvloed op. Men had zich echter beter gewapend met stevige aarden dijken. Toch drong het water door tot de Gr. Jansdijk en de Zwinstreek werd weer door de golven bedreigd. Doch de dijk sloot aan bij de hoge duinen van het dorp en meer onheil kon bezworen worden. Het is pas op het einde van de 18e eeuw, met het aanleggen der nieuwe Hazegraspolderdijk en de Zoutepolderdijk door Philippe Lippens, dat in deze hoek zekerheid kwam. Volgde de Internationale Dijk, die in 1872 definitief het Zwinland van de zee afsloot.

De zee is nochtans niet gaan rusten. Knokke kreeg pas zijn eerste stenen dijk (zeedijk) in 1890, waar nog hoge duinen lagen en een even hoog strand. De ontzanding nam weer een aanvang in het begin van de 20e eeuw, zodat er golfbrekers aangelegd werden. In de halve eeuw die volgde op het aanleggen van de eerste dijk was het strand ervoor praktisch verdwenen tot aan de grondvesten. De duinen bij de grens waren geen betere, natuurlijke, verdediging. De stormvloed van 1 februari 1953 kon ze wel niet doorbreken, maar het verhaal is ondertussen nog niet aan zijn einde toe.

Het spel tussen zee en land duurt nog steeds voort...

We hebben de uitspraak onthouden van een bekend deskundige, toen hij op een konferentie betreffende de ontzanding van de Oostkust overtuigd zei: “Over 20 jaren zal er weer volop zand zijn op het strand”. Deze voorspelling dateert van 25 jaar geleden, doch de toestand is nu nog steeds zoals weleer: een eerder moedeloze strijd tegen de ontzanding.
Toen in de eerste jaren na de oorlog op een hevige stormavond de dijk bij de Lekkerbek te Knokke stuk geslagen werd door de golven, dreigde gevaar voor de achtergelegen poldervlakte. Genietroepen werden in allerijl opgeroepen om de bres te stoppen. Ondertussen liep het zeewater reeds langs de hellingen naar de achtergelegen straten. Bij het keren van de vloed moest met man en macht gewerkt worden om het gevaar te bezweren. Vandaag de dag is 't gevaar bij de Lekkerbek enkel verminderd, doordat de oude stenen dijk omgebouwd werd in een stevige zeewal. Om Bruggen en Wegen tot deze werken te bewegen was eerst nog de memorable stormramp van 1 februari 1953 nodig.

Achter alles is de nieuwe dijk een verdediging tegen de ebbevloed uit de Scheldemonding, die minstens tot de Lekkerbek reikt.

Men heeft verschillende fazen gekend in de ontzandingsperiode. Vóór de aanpak van het probleem na de jongste oorlog zijn er zelf twee geweest: vóór en na de stormramp van 1953.

1947: "Dubbele noodkreet aan de Oostkust" schreef de pers. "We denken dat voor onze kust het verlengen van de strandhoofden ook het enig doelmatig redmiddel is", zei ir. De Corte. Hij gaf een opsomming van de verschillende middelen vroeger reeds aangewend en die in de toekomst nog bruikbaar blijven om aan de bedenkelijke toestand van de Oostkust te verhelpen.

Zand kan kustmatig aangevoerd worden; een middel reeds voor de le oorlog aangewend op 't strand van Heist. Toen werd zand aangevoerd uit de inham tussen Heist en Duinbergen en tegenover de Kursaalstraat uitgestort. Het resultaat reikte voor nuttig gebruik gedurende één seizoen: de vloed zorgde de volgende winter voor de uitspoeling.
Planten van hagen, horden en halm kan enkel gebeuren waar de vloed het strand niet bespoelt.

Het bouwen van een tweede muur te Zeebrugge werd reeds in 1931 door een bijzondere kommissie onderzocht om het onderhoud van de diepten in de haven te verbeteren.

Proeven hadden plaats in het waterbouwkundig laboratorium te Delft en in 1936 werd een eerste krediet van 3.600.000 fr. voorzien voor het afdammen aan de oostzijde van de zandbank ten oosten van de rede. Van de uitvoering der werken en van het krediet werd verder niets meer gehoord. De h. De Corte achtte het bouwen van een tweede muur "twijfelachtig" voor het oplossen van het ontzandingsvraagstuk, vooral waar de uitmondingsgeul van het Leopoldkanaal er nog steeds buiten ligt ten oosten.

Pier noch staketsel kunnen helpen. De nadelige gevolgen van de Rommelstaken en andere hindernissen der Atlantiekwal konden vastgesteld worden met een strand overal vol onregelmatige putten, uitspoelingen en kleine killen.

Het bouwen op het strand van een dam evenwijdig met de zeedijk werd eveneens overwogen. In Frankrijk werd bij Soulac-les-Bains een ernstig bedreigde kuststrook aldus beschut door een met de kust evenwijdig-lopende dam (brise-mer). Daardoor werd paal en perk gesteld aan de ontzanding en de invreting op de duinen. Maar aan onze kust zou meteen ’t strand van de zee afgeschermd worden, zonder dan nog een bevredigende uitslag te kunnen verzekeren. Vóór de eerste oorlog werd 't systeem reeds beproefd met te Heist de koppen van twee hoofden te verbinden door een dorpel: dit gaf betrekkelijk weinig zandwinning en een diepe kuil ten zuiden van de dorpel.

Het enige doelmatig middel zou dan, volgens ir. De Corte in 1947, het verlengen van de bestaande strandhoofden zijn. Hierdoor blijft de kuil van de Appelzak op voldoende afstand en worden de geweldige getijstromen noordwaarts gehouden. Meteen zou de onderzeese bodem ophogen. De werken moeten aan alle strandhoofden gelijktijdig uitgevoerd worden.

De ongunstige stroming uit de Scheldemonding en het uitdiepen van de Appelzak blijft echter het zwaartepunt in de ontzanding. Het ei van Columbus bestaat: ter hoogte van de Lekkerbek een muur in zee bouwen tot in de Appelzak. Hiermede zou de ongunstige Scheldestroming definitief gebroken zijn en zou het zand zich aan de westzijde kunnen opstapelen, zoals dat ten westen van de muur van Zeebrugge het geval is.

Strandhoofden kan men verlengen met de ieder jaar beschikbare kredieten. Een muur in zee vergt zeer hoge kredieten en deze kunnen voor één werk niet losgekregen worden.

1947: Knokke drong aan op een kunstmatig strand en architekt Cauwe tekende een welbepaald plan volgens het vooropgestelde idee van voorliggende lagere dijken waarbinnen zand wordt aangevuld.

1949: Een groep deskundigen kwam het vraagstuk bestuderen, met de hh. Willems, Blockmans, Merlin, Van Rysselberghe, Zwaenepoel, en verder met de plaatselijke autoriteiten, nl. de hh. de Gheldere, Parez, Lippens en Callier. Men kwam tot het besluit dat de stromingen voor alles moeten gebroken worden. Strandhoofden zullen verlengd worden. De muur van Zeebrugge oefent vooral te Heist een nadelige invloed uit en er werd besloten dat een opening in de muur noodzakelijk was, wat 'n 150 miljoen fr. zou kosten. Vooreerst zouden de kredieten aangevraagd worden. Het aanleggen van een kunstmatig strand werd eerder koel onthaald: te zeer open voor stormschade.

1950: Het initiatief werd genomen om een kunstmatig strand te ontwerpen op het Van Bunnenplein. Het was de bedoeling het Grand Hotel en het Kursaal Hotel met de grond gelijk te maken en meteen het strand van ’t Centrum achteruit te brengen binnen een beschutte baai. Het ontwerp zou niet meer dan 15 miljoen kosten. Geen gevolg.

1952: Burgemeester Lippens zei ons: "Het schijnt dat er in onze streek volksvertegenwoordigers en senatoren zijn. Om de vier jaar moeten wij er voor stemmen. Zij zijn het best gewapend om het ontzandingsvraagstuk op te lossen. Zij kunnen interpelleren, zij kunnen nagaan of er iets gedaan wordt".

De ontzanding was dit jaar in een alarmerende periode. In maart 1952 kwam minister Behogne van Openbare Werken te Knokke op bezoek. Hij was vergezeld van leden van zijn kabinet en van verschillende deskundigen. De burgemeester toonde hen de meest bedreigde plaatsen. Bij de Lekkerbek, waar een golfbreker grotendeels uiteengeslagen werd door stormen, werd de strategische plaats aan de Scheldemonding volledig aangetoond. "Men vraagt zich af of op deze plaats dan toch eens een wal tot in de Appelzak zal komen", las men in de pers. In november kon men vernemen dat voor 27 miljoen fr. werken zouden uitgevoerd worden voorbij de Lekkerbek, uitsluitend aan golfbrekers. De uitvoering werd aan een Nederlandse firma toevertrouwd en Belgische ondernemers protesteerden, zodat de werken vertraging opliepen. De Nederlandse specialisten zouden ze toch mogen aan vangen.

Te laat de put gevuld als 't kalf verdronken is?

De "put" is de Appelzak, en daarin verdween het zand. De sterke stroming uit de Scheldemonding zorgt voor de schuring in de Appelzak, het zand trekt naar Zeebrugge, het opgestapelde zand wordt er uitgebaggerd en diep in zee gestort. De Appelzak staat in verbinding met de Scheldemonding, terwijl in werkelijkheid de Wielingenpas er de verlenging zou moeten zijn. Achter alles beschermt de muur van Zeebrugge de kust ten westen tegen de massa water die tweemaal per dag de Schelde in en uit stroomt. Voor de Oostkust ontbreekt een dam ter hoogte van de Lekkerbek.

1 februari 1953: de stormvloed.

Met grote stormen krijgt men zowat ieder jaar af te rekenen, maar wat zich in de nacht op 1 februari 1953 voordeed, werd een stormramp zonder voorgaande. En zonder de stevige kustverdediging zou het polderland beneden de zeespiegel andermaal zoals in de 10e eeuw volledig overstroomd zijn geweest. Nederland kreeg wel met soortgelijke toestand af te rekenen en in het door de zee overrompelde land verdronken meer dan 1.000 personen.

Waar de zee aan onze kust kon in toom gehouden worden, kreeg het strand het echter bij ieder nieuwe storm zwaar te verduren. In maart 1949 ging de storm gepaard met een ware orkaan en het water stroomde over de dijk tot in de straten. In november 1952 werd de badinstelling van 't Zoute voor 't eerst aan de tand gevoeld en kwamen de grondvesten bloot. De hevige wind verbrijzelde enkele ramen van het casino. Met regen bij noorderwind werd te allen kante grote schade aangericht. En zoals 't steeds bij stormvloeden gebeurt, liep de Zwinschorre volledig blank. Het was als het ware de algemene repetitie, voor 1 februari 1953.

"De grootste storm sedert mensengeheugenis", schreven we toen onder de titel, "één kans op een miljoen". Aan de zeedijk te Knokke werden 13 bressen geslagen en te Heist bereikte gaping de huizenrij. Vooral bij de Lekkerbek stortte de dijk over meer dan 1 km. lengte in. Langs de Zwinschor stroomde het zeewater tot over het vliegveld. In de polders liep een gebied van 15 ha. wintertarwe onder water, terwijl meer landerijen niet bezaaid waren. Vele huizen liepen schade op en 200 kelders kwamen onder water.

Verscheidene rioolleidingen barstten. Het strand was praktisch weggeveegd, het Albertstrand eveneens grotendeels.

Nu moest de kustverdediging zeker met alle ernst aangepakt worden. Bruggen en Wegen kwam voor een ongemene opdracht te staan. Met de fameuze storm was gebleken dat de zeedijken in hun verouderd type niet langer meer beantwoordden aan de dreigende toestand. Vooral aan de Oostkust. Vroeger werden de dijken tegen het duin gelegd met metselwerk. Door uitspoeling van het zand, eens een opening in het metselwerk geslagen, stortten deze hellingen onder hun eigen gewicht in. Bij de stormramp bezweek 4 km. dijk aan de kust, met een schade die in 1953 op 310 miljoen fr. geschat werd.

De nieuwe dijken zouden in gewapend beton aangelegd worden. Het grondtype van wat toen in 1953 gebouwd werd, kan men zich tegenover de Zandstraat, waar tot bij de toenmalige "Piccadilly" een brede pas geslagen werd. Een drietal elementen werden toen onthouden om de degelijkheid en doelmatigheid van de nieuwe dijk te verzekeren: de stalen damplank, de gewapende betonplank en da stormmuur. Slechts van deze laatste, die bij de scheiding van de rijweg moest komen, kwam niets in huis.

Oktober 1953: na de vlugge herstelling der dijken liet de Staat een hele reeks werken aan de golfbrekers uitvoeren. Tientallen miljoenen fr. werden besteed om het strand te redden. De werken gingen door tussen de Lekkerbek en het Albertplein, verder bij het Albertstrand. Sleepboten met aken voerden voortdurend grote steenblokken aan en deze werden zo maar in de Appelzak gestort. Voor de golfbrekers werd bituum en asfaltbeton aan gewend naar 't voorbeeld der Nederlanders te IJmuiden en Scheveningen. Op ’t strand werden bij de aanvang van de winter haagjes geplant en voor de eerste maal maakte men gebruik van stormhekkens. Dit laatste, doelmatig en goedkoop middel om het stuifzand vast te leggen, zou, naar het voorbeeld van 't Albertstrand, vlug navolging vinden, ook verder langs de kust.

"Geen lapmiddelen meer", kon men een maand later lezen bij het ontzandingsprobleem der Oostkust. En weer kwamen de havenmuur van Zeebrugge, de Appelzak en de Scheldemonding boven. "De Nederlandse Waterstaat neutraliseerde de verschillende uitlozingsarmen van de Schelde. De stromingen zijn nu toegespitst op de enige Westerschelde, die bij de monding tot een voortdurende uitschuring leiden. Deze beweging vond de Appelzak, onder verstaan Oostkust. Indien onze Belgische kust verderop niet zozeer aangetast wordt, komt zulks door de dam die de havenmuur van Zeebrugge vormt".

Damgolfbrekers zouden dan de ideale oplossing worden. Einde oktober 1953 werd reeds besloten tot het bouwen van drie dergelijke hoofden, voorbij de Lekkerbek, vóór de Rubens en tegenover La Dunette aan de bocht naar Duinbergen. De damgolfbrekers moeten dan tot aan de Appelzak onder het nulpunt doordringen en de kuil weer van de Schelde isoleren, terwijl de stromingen weggehouden worden van de kust. "Een grove fout", lezen we in de kritiek van toen, "alle werken moeten eerst oostelijk beginnen, bij de oorzaak: de Scheldemonding". Maar kom, zei men ook, de deskundigen weten wat ze doen en men moet hun vertrouwen blijven schenken".

1954: steeds meer damgolfbrekers. Maar om zand op het uitbatingsstrand te krijgen, dienen bulldozers en scrapers ingezet te worden. Het voorgaande jaar zorgde het leger aldus reeds voor een strand na de uitrafeling door de stormvloed; nu werd het werk door Bruggen en Wegen uitbesteed. "Zoals men weet is dit een lapmiddel dat enkel voor één seizoen kan helpen".

Ondertussen bleef de havengeul van Zeebrugge verzanden en we kregen, na de door de provincie geprimeerde monografie van Fernand Rogiers, deze verrassende titel in de krant: "Zal de clair-voie opnieuw geopend worden?" Een heel artikel met de eindzin: "De vraag is of ook deze poging niet reeds bij voorbaat veroordeeld is om zorgvuldig te worden opgeborgen in de archieven!"

1955: "Zand met pipelines op het strand: een plan dat nu definitief wordt: oplossing voor het ontzandingsvraagstuk aan de Oostkust". Dit waren eerder sensationele koppen in februari. Reeds was 60 miljoen fr. besteed voor damgolfbrekers en minister Vanaudenhove kondigde een nieuw krediet aan van 180 miljoen. Het opspuiten van zand langs pipe-lines vormde een onderdeel van het nieuwe plan. Bezuiden het station te Knokke werd een reusachtige zandzuiger opgesteld en achter de boerderij van Paeye kreeg men de "put van Cloedt". Het zand vanonder de polderlaag werd met pijpleidingen naar het strand van de Oostkust opgestuwd.

"Over een paar maanden komt de Oostkust onder zand", heette het. Sedertdien weten we beter, helaas... Het zand uit de ondergrond was niets dan "dood zand", stof dat droog werd op het "levende zand".

Einde december 1955 ging een spektakulaire konferentie door in "La Réserve" en "midden een stormweertje wijdde minister Vanaudenhove 't opspuiten van (vuil) zand in, op het (schone) strand van Heist". Daarbij was "gans de pers" aanwezig benevens alle personaliteiten en deskundigen. De h. Willems, kabinetchef van het departement van Openbare Werken, gaf een omstandige uiteenzetting over de evolutie van het ontzandingsprobleem: Zeebrugge, Appelzak, Scheldemonding, natuurlijke wisselwerking. We hoeven het niet meer in bijzonderheden te herhalen. Het dokument met de vaststellingen van de h. Willems werd aangevuld met merkwaardige kaarten. En het "zand" kwam op het strand tot einde 1957, toen de fameuze cutter-zuiger van de "put van Cloedt" naar ... Australië verhuisde.

Noteren we terloops dat ondertussen, in 1954, de Cie du Zoute afzag van de koncessie van het strandgedeelte van het Zoute. De gemeente zou die overnemen, zo ook de badinstelling.

Wat dan volgde was het failliet van de zandopspuitingen. Alles werd nu gezet op de damgolfbrekers, tot vandaag de dag. Steeds meer damgolfbrekers, steeds verder in de Appelzak, steeds tientallen miljoen fr. aan kredieten jaarlijks in het water. Doch de ontzanding duurt aan, door ebbe en vloed, met wisselende kansen, naargelang storm en windstilte.

Het slotwoord laten we hier aan de h. André De Klerck, doctor in de rechten en eigenaar-uitbater van het Memlinc Hotel, die ons in een schrijven wees op: het feit dat er nog slechts één strand is omdat het gemeentebestuur daarvoor zorgt met behulp van bulldozers: "een natuurlijk strand is er niet meer". De h. De Klerck die een van de grote privé-investeerders is aan de Oostkust, is best geplaatst om tot de eisende partij te behoren tegenover de Staat, die de kringloop tussen inkomsten en belastingen moet verzekeren.

De h. A. De Klerck, ten zeerste bekommerd om het teloorgaan van het strand, schreef ons: "Vóór de oproep van het gemeentebestuur (tot inzamelen van dokumenten) had ik reeds op 25 juni 1971 een bewijskrachtige fotodokumentatie over de ontzanding aan minister De Saegher laten geworden, in antwoord op een brief waarin hij mij schreef:

havens moeten er zijn. Doch dit heeft niet verhinderd dat hij op 6 juli 1971 aan kamerlid F. Vandamme liet weten (in vragen en antwoorden): "Ik meen niet dat, wat de Oostkust betreft, nog mag gesproken worden van ontzanding. Mijn foto's, waarvan een luchtopname beschermd door een copyright, ontving ik nog niet terug".

Zo komen we tot vandaag. De nefaste invloed van de haven van Zeebrugge op het strand van Knokke zal nu wellicht tot het verleden behoren sedert verschillende dammen geslagen werden bij het sas. Waar voorheen de stromingen het zand tot tegen de havendam voerden, komt de opstapeling nu voor Heist en is een volledig andere toestand geschapen in het ontzandingsvraagstuk. Enkel de Scheldemonding oefent nu nog een zekere invloed uit, dan vooral van het Zoute tot de grens. Er werd in de laatste jaren gewaagd over het aanleggen van een onderzeese dam bij de grens, maar dit plan blijkt nog niet dringend tot uitvoering te komen.

De zandopspuitingen tussen Rubensplein en Parmentierlaan hebben reeds bewezen dat een zeker optimisme gewettigd is om de ontzanding ook verder op het keerpunt te brengen. Hetis pas na het zomerseizoen dat de opspuitingen hervat werden, om doorgevoerd te worden naar het oosten toe, dan zolang er zand zal voorradig zijn op de werven van Zeebrugge.

Zo kwam dan het programma ter verbetering van de stranden van Knokke en ook Heist deel uitmaken van dit van de uitbouw der haven van Zeebrugge. Het lijkt meer op een kompensatie voor alles wat door de dreigende buur boven de toekomst van het toerisme aan de Oostkust als nefast gehangen wordt. Of de verzoening. Zo wordt zand aangevoerd op het onderzeese platform om de kuil van de Appelzak te dempen en voor een afdamming der onderzeese stroming te zorgen. Het zijn echter de zandopspuitingen op het hoog strand die het meest gewenst zijn om de badplaats zichtbaar van het ontzandingsvraagstuk af te helpen. Voor dit programma is een schijf van om de 2 miljard fr. opgenomen in het investeringsprogramma bij de uitbouw der haven van Zeebrugge. De opspuitingen volgden met één jaar vertraging en tegen 1978 zal er het resultaat van kunnen gezien worden.

Binnen de meningen over de ontzanding moeten we deze onthouden van ir. drs. André Mertens, een figuur die geen blad voor de mond houdt: "Zeebrugge oefent met zijn kromme havendam principieel geen slechte invloed uit op de stranden beiderzijds en, zoals ir. Simoen van de Kustdienst een paar geleden bevestigde, beschermt Zeebrugges havendam beiderzijds in zekere zin de stranden. Langs de ganse Belgische kust bestond al rond 1900 een steeds intensievere ontzanding (erosie) waarvan bewijzen geleverd in studies als deze van ir. J. Verschave, gewezen sekretaris-generaal van Openbare Werken (Oostkust 1917-1957) en deze van drs. C. Dickx inzake Klemskerke/Vosseslag 1977, waarvan eveneens sprake in het "Brugsch Handelsblad" dd. 12 aug. jl.

Men moet stekeblind zijn ofwel niet willen zien om niet te weten dat de steeds intensievere Scheldebaggering en dito zandwinningen (voor nutteloze terreinophopingen achter de dijken van Rechter- en Linkeroever) hoofdoorzaak zijn, naast invloed van de Deltasluitingen, van de steeds intensievere Belgische kustontzanding en ook overstromingen (door opslibbing) opwaarts Antwerpen. De jongste jaren (1970-76) bv. zijn er gemiddeld jaarlijks niet minder dan 20 miljoen m3 vaste stoffen gebaggerd afwaarts Antwerpen, waarvan meer dan 11 miljoen m3 jaarlijks opgespoten achter de dijken, zegge 77 miljoen m3 zandwinningen tijdens de jongste 7 jaar.

Diezelfde hoeveelheden worden geregeld en bij stormvloed vooral aangezogen van de kust, zegge jaarlijks bijna 200 m3 zand per "lopende" meter kust, weliswaar met zekere vertraging en tot opwaarts Antwerpen bij Gentbrugge gestuwd met steeds kortere vloedduur en dus langere ebduur (verwekt neerslag = sedimentatie). Rond 1970 hebben de Nederlandse gezagdragers de niet zo reusachtige zandwinningen van de Oosterschelde (50 miljoen m3 in 10 jaar) stilgelegd, omdat er ook soortgelijke slechte gevolgen aan gepaard waren. Waarom klaagt geen enkele Belgische verantwoordelijke de Westerschelde-baggering en dito zandwinningen aan?

Wanneer gaat er een eind komen aan de Westerschelde-knoeiboel en aan de flagrante volksverlakking inzake de reusachtige Vlaamse zeehavenbelangen? Wanneer komt er eindelijk een gekoordineerde Belgische zeehavenpolitiek en een echte diepzeevoorhaven te Zeebrugge ten bate van Gent en Antwerpen? Wanneer eindigt eens de vreselijke knoeiboel van de nutteloze Westerschelde-baggering en schadelijke zandwinningen, de nutteloze Zeebrugse zeesluis en de moord-gevaarlijke LNG-terminal-planning? Allemaal miljarden-bestedingen die nochtans met een beetje bezinning oneindig beter kunnen aangewend worden ...

In een merkwaardige syntese van het Zeebrugse LNG-probleem heeft grad. Martin Boerjan onlangs de volgende treffende zin geschreven: "Een oude traditie te Zeebrugge – die reeds altijd door ijverige en plichtbewuste ambtenaren werd nagevolgd – wil dat aldaar ofwel onnuttige, ofwel peperdure, ofwel gevaarlijke inplantingen worden ondergebracht".(p. 14).

“Hoe het groeide en bloeide te Knokke” van A. D'hont.
350 p., 415 illustraties. 2e deel der “Dagklapper uit Knokke”.
Gunstprijs voor de leden: 630 fr. (600 fr. + 30 fr. verzending).
Storting op rek. nummer 473-2026771-14 van A. Ghekiere, Knokke, met vermelding op de strook “Dagklapper 2”.
Het boek kost in de handel 820 fr.

Ebbe en vloed in het ontzandingsvraagstuk

André D'hondt

Cnocke is Hier
1977
10
004-016
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01