Straatbenamingen....
BARON AUGUST DE MAERE D’AERTRYCKE
André Desmidt
Het adelijke geslacht de Maere is oorspronkelijk afkomstig van het “soete lant van Waes”. In de stadsarchieven van Sint-Niklaas vindt men één der voorouders zelfs als burgemeester.
De vader van baron August de Maere, genaamd Karel-Lodewijk de Maere, was tijdens de Hollandse bezetting (1815 1830) een Oranje-aanhanger.
Bij de Belgische onafhankelijkheid was de Maere eerder ongewenst en vestigde zich in het Noord-Nederlandse Overrijsel.
Uit het huwelijk met Cecilia-Joanna van Remoortere werd op 30 januari 1826 Camille Karel August de Maere geboren. Het kind kreeg een Orangistische opleiding, studeerde te Deventer en Amsterdam.
Door deze opvoeding en opleiding kenmerkte de Maere zich als een sterk geprofileerde Vlaamse liberaal. In 1845 behaalde hij te Parijs aan de Ecole centrale zijn diploma van ingenieur.
In 1850 huwde hij jonkvrouw Coralie Constantia Isabella Limnander de Zulte en vestigde zich te Gent.
Later kocht hij een domein te Aartrijke, waar hij regelmatig met het gezin verbleef. Professioneel hield hij zich vooral bezig met het ontwerpen en laten uitvoeren van burger- en waterbouwkundige werken en het beleven van de Vlaamse aard in al haar facetten.
Zo kent men de Maere als beschermer van de Vlaamse muziek. Door tal van vertalingen maakte hij Duitse en Skandinavische muziek toegankelijk voor de Vlamingen.
In 1855 werd hij voorzitter van de Gentse koormaatschappij en tien jaar later werd een muziekwedstrijd ‘Prijs van Rome’ in het leven geroepen. Als Vlaams voorman was hij een fervent verdediger van het Vlaams bewustzijn. In 1878 werd hij voorzitter van de Vlaamse Academie en van de Vlaamse Volksraad. Baron August de Maere stichtte ook de “verdedigingscommissie van het Gravenkasteel van Gent”, waardoor de afbraak van dit historisch monument kon verhinderd worden.
Op politiek vlak was hij naast nationaal mandataris ook vooral gekend als schepen van openbare werken van Gent. Hij was ook de vurige pleiter voor een verbinding Gent-Noordzee door het uitgraven van een zeekanaal van Gent naar Heyst.
Omdat hij geen gehoor vond, haakte hij in 1866 af. Van dan af had hij méér oog voor Brugge.
Sedert 1878 wijdt hij zich uitsluitend aan de verwezelijking van de heropbloei van Brugge door de realisatie van een zeehaven.
Twintig jaar lang heeft hij deze strijd gevoerd, wat hem tenslotte de eretitel van “Vader van Brugge Zeehaven” bezorgde.
Hij werd trouwens door Koning Leopold II na de realisatie van Brugge Zeehaven in de adelstand verheven met de titel “baron”.
Na zijn vertrek uit Gent verbleef de Maere te Aartrijke en hoewel sterk ontgoocheld bleef de gedachte om een zeehaven te realiseren bij hem spelen. Zijn vrienden uit het Willemsfonds wisten dat en in 1877 werd hij gevraagd zijn plan uiteen te zetten:
Te Heyst een door volle havenhoofden besloten voorhaven bouwen waarbij de haveninrichtingen voorzien waren te Brugge.
In den beginne bleef het een strijd van Eén tegen Allen.
Toch kwam er een positieve evolutie die eindigde in 1895.
Het oorspronkelijk voorstel werd als het plan Coiseau en Coussin aangenomen.
Op vrijdag 23 augustus 1895 werd er gestemd in de Kamer.
Resultaat van de steming :102 voor, 14 tégen en één onthouding.
Onmiddellijk na de aanneming van het wetsvoorstel stuurde de Reizigerskring een brief aan August de Maere met dankbetuigingen.
de Maere antwoordde en uit zijn brief halen we volgende passages:
De Kamer heeft de dringende noodzakelijkheid en het onbetwistbare nut ingezien van het delven ener nationale haven te Heyst, met vaart op Brugge...
De pers, in het bijzonder de franstalige, jubelde mee:
La Patrie:
Victoire, victoire, triomphe!
Vôte de Bruges - Port de Mer.
L’Avenir des Flandres:
Triomphe des Brugeois!
Heyst port de mer.
Het Burgerwelzijn:
Leve Brugge Zeehaven
Veel jaren betracht
nooit is gezwegen
krachtmoedig gewerkt
ja toch verkregen
Brugge zeehaven.
Op 26 augustus 1895 werd reeds een ontwerp van volkslied gedicht door Julius Sabbe en Leo Van Gheluwe:
Aan ‘t werk Het oosten gaat weer gloeien
Nu Brugges nieuwe morgen rijst!
Die dag zal nieuwe weelde broeien...
Daarheen, kom, waar zijn licht ons wijst!
Kom, dapper nu gedolven,
Dien water mag naar zee!
Zoo keren weer de golven,
Naar doud geliefde stêe!
Aan ‘t werk Vier eeuwen is ‘t geleden
Dat hier verdween in d’avondgloor
De perel van de wereldsteden,
Toen Brugge kroon en troon verloor!
Zoo lang in tooverslaap verzonken,
Heeft Brugge jeugd en kracht beaard.
Maar, nu het machtwoord heeft geklonken,
Ontwaakt het, jong en Vlaamsch van aard!
Omhoog het hart, al wie bleef minnen
zijn moederstad met milden gloed!
Toon Brugges volk hoe ‘t weet te winnen
en dat het wint gedijen doet!
En heil ons redde, in het gloren,
van dien verrezen morgenschijn!
Heil Brugges volk: door hen herboren,
en wiens geluk hun eer zal zijn.
Niet alleen in Brugge maar ook in Heist was men gelukkig.
De toenmalige burgemeester Leopold Desutter publiceerde:
Aan de vreemde badgasten,
Aan de Heistse bevolking,
De Kamer der Volksvertegenwoordigers heeft, in zitting van heden, het ontwerp Heyst - Brugge - zeehaven gestemd.
Heyst is dus geroepen de Belgische aanleghaven te worden. Wij zijn gelukkig dat goede nieuws te mogen aankondigen.