Het geheim van ‘t Frans Klooster
Vertaling en synthese: André Desmidt
Reeds enkele malen deden wij een oproep langs ons tijdschrift om meer informatie te bekomen over het gebouw op de hoek van de IJzerstraat en de Knokkestraat, gekend als het Frans klooster.
Niemand kon ons tot nog toe konkrete informatie bezorgen. De verhalen varieerden tussen de vlucht van Franse nonnen tijdens de Franse revolutie en de vestiging van franstalige zusters ten behoeve van de toeristen op het einde van de vorige eeuw.
Zoals we reeds in de pers hebben vermeld, waren enige tijd terug een groepje kloosterzusters op bezoek in Heist. Zij lieten zich opmerken door godvruchtig gezang in de Sint-Antoniuskerk. Dat werd opgemerkt door ons bestuurslid Jozef Loncke die deze zingende dames in de kerk aansprak...
Groot was zijn verwondering te vernemen dat het zusters waren van de “Congrégation de l’Immaculée-Conception” afkomstig uit Saint-Méen-Le-Grand in het Franse Bretagne.
Nog groter was de verwondering toen bleek dat zij op zoek waren naar hun vroeger kloosterpand... jawel, het Frans klooster te Heist. Onmiddellijk nam Heyst Leeft kontakt op met de Algemene Overste, waarop vlug een voorlopig antwoord kwam, met de toezegging méér informatie te bezorgen.
Het was een aangename verrassing toen wij van het klooster het resultaat mochten ontvangen van de opzoekingen gedaan op het Secretariaat-Generaal. Het geheel werd ons toegestuurd in een mooi verzorgde brochure, waarvan wij de lezers graag een vertaalde synthese laten geworden.
Op het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw moesten vele Franse kloostergemeenschappen vluchten om te ontkomen aan het algemeen ontbindingsbesluit van de congregaties, uitgevaardigd door de Franse regering. In 1902 was ook de toekomst van de “Congrégation de l’lmmaculée-Conception” onrustwekkend. In toepassing van de wetten van 1881 en 1886 moesten een bepaald aantal gemeentelijke scholen verburgerlijkt worden, het is te zeggen de kloosterzusters werden er vervangen door leken.
De verantwoordelijken van de kloosterorde namen dan ook de beslissing te verhuizen naar het buitenland.
Dit verklaart waarom in april 1903 zes zusters aankwamen in Heist. Deze zusters moesten van de ene dag op de andere de middelen vinden om voort te leven en op een andere manier hun roeping ten dienste van de mensen waar te maken.
Zij zouden er blijven tot 1919.
Noteren we nog dat de zusters, om verwarring te vermijden met de zusters van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen uit de Kursaalstraat, zich “La Maison de Sainte Marie” gingen noemen.
Maar in Heist werd het en bleef het: ‘t Frans klooster.
Toen de Overste in 1902 zocht naar een ander onderkomen, herinnerde zij zich de naam van Mevrouw Stoops. Deze dame, afkomstig van Antwerpen, was ooit in Frankrijk en genoot er de gastvrijheid en steun van de congregatie. Sinds geruime tijd was zij terug in België.
Via de post werd kontakt met haar opgenomen en werden inlichtingen ingewonnen in verband met de mogelijkheid onderdak te vinden in België voor de kloosterzusters. Mevrouw Stoops deelde mede dat in België het leven en de huurprijzen duur zijn en dat het wellicht aangewezen was iets te zoeken op het platteland. De bisschoppen en hun medewerkers waren van oordeel dat het niet passend was dat vreemde kloosterorden scholen zouden openen of pensionaten, noch openbare kapellen. Ook het bedelen is hen verboden.
Diverse voorstellen werden geformuleerd. Uiteindelijk werd Heist weerhouden.
De Aartsbisschop van Rennes, kardinaal Laboure, gaf de Algemene Overste opdracht zich ter plaatse te begeven en de Bisschop van Brugge te kontakteren om toestemming te bekomen zich in zijn diocees te vestigen.
Op donderdag 20 november 1902 kwam de Algemene Overste aan te Heist met een medewerkster. Zij brachten de nacht door in het hotel Saint-Antoine en de volgende dag hadden zij een gesprek met de heer Van Speybrouck, eigenaar van de villa’s (4) in de Knokkestraat.
De gebroeders Van Speybrouck lieten het onroerend goed voor 70.000 fr., om de dienstmaagden van de Heer ter wille te zijn en rekenend op hun gebed.
In Brugge hadden de zusters audiëntie bij de Bisschop die een brief had ontvangen van de Kardinaal. Zij werden er zeer goed ontvangen en kregen onmiddellijk de toestemming zich te vestigen in het bisdom en er te zorgen voor de zieken en ook verblijfsgasten te hebben.
Op 27 april 1903 kwamen de Algemene Overste en zuster Thérèse (Léonie Le Gac) naar Heist om er de aankomst van zes zusters voor te bereiden. In de kronieken staat vermeld dat zij goed onthaald werden en dat de pastoor en zijn onderpastoors zich optimaal voor hen inzetten.
De eerste zusters waren:
- zuster Maria Joseph,Victorine Ridé (1870-1908) zij werd plaatselijk overste
- zuster Angélique, Henriette Macé (1873-1935)
- zuster Ste Florentine, Francine Scour (1884-1967)
- zuster Ernestine, Céfine Paviot (1883-1957)
- zuster St Germain, Marie-Ange Hoinard (1880-1951)
en later volgden nog:
- zuster St Abel, Marie Coignard (1878-1935)
- zuster Marie Archange, Octavie Bouttier (1879-1928)
- zuster Ste Thérèse, Léonie Le Gac (1877-1953)
- zuster Jeanne de Chantal, Eugénie Percepied (1877-1919)
- zuster St Symphorien, Jeanne-Marie Rouliaux (1875-1951)
Hun aantal zou nog stijgen tot twaalf, en zelfs dertien gedurende meerdere jaren. Tussen 1909 en 1910 zou het pand volledig vernieuwd worden en verschillende zusters vertrokken naar La Hulpe-Waterloo.
De heer Derscheid had zusters gevraagd voor het door hem opgerichte sanatorium. Uit de geannimeerde briefwisseling kan besloten worden dat de zusters het moeilijk hadden om zich te vestigen te Heist en er werk te vinden.
De start was al moeilijk want bij hun aankomst waren de herstellings- en aanpassingswerken verre van af. De overste gaf toelating om broeder Joseph in dienst te nemen voor het verzorgen van de tuin, het afwerken van de kloostermuur, het maken van een spreekzaal...
De zusters zetten zich ook aan het werk: aankopen doen, maken van matrassen en oorkussens, het opkuisen en inrichten van het huis...
Tegen het einde van de maand juni was het uitzicht reeds fel verbeterd en voelden de bloemen in de tuin zich reeds goed en de Zwarte gedachten werden verdrongen door blijdschap in de harten zodat het lijden van de verbanning draaglijk werd.
Er waren ook herstellingen te doen van vernielingen ingevolge de storm van juli 1903, waarvoor zelfs de Bretoenen schrik hadden. Sedert 1865, schreven de zusters, had men iets gelijkaardigs aan de kust niet meer meegemaakt. Blijkbaar waren er ook grote vernielingen aan de treinsporen.
In de loop van de maand oktober wordt het kouder en de zusters beklagen er zich over dat de kosten voor verwarming zeer hoog zijn en hun “cellen” ijskoud blijven.
Ook de groei en uitbouw van Heist baart hen zorgen en zo schrijven zij “We riskeren hier dat de treinsporen langs onze tuin zullen voorbijkomen.., er worden gebouwen voorzien rond ons klooster. ..Heist wordt met de dag mooier, vooral langs de zeedijk wordt er veel gebouwd (brief januari 1907).
Werken is voor de zusters een grote noodzaak, want van hun gewoon inkomen kunnen zij niet leven. Maar er wordt ook op hen beroep gedaan: zuster Marie Angélique gaat naar een alleenstaande villa op 40 km van Nieuwpoort om er een oude protestantse dame te verzorgen van 80 jaar oud. Niemand wil zich over deze vrouw ontfermen.
In oktober gaat zuster St Abel een typhus-patiënt verzorgen. Deze mensen zijn arm en de zuster laat zich dan ook vergoeden door levering van wol voor de matrassen. In december wordt dezelfde zuster gevraagde een patiënt met keelkanker te verzorgen, de zieke lijdt veel en zuster Marie Ernestine komt er ‘s nachts bij waken. Ondertussen verzorgt zuster Angélique in Nieuwpoort een oude onderwijzer.
Maar in 1904 zitten de zusters bijna zonder opdrachten zodat zij een noveen doen voor de heilige Jozef. En vanaf maart 1904 zijn er zoveel oproepen dat er niet meer kan aan worden voldaan: een dokter uit Brugge vraagt een ziekenoppas, een andere dokter vraagt zusters voor zijn hospitaal, er worden zusters gevraagd om herstellenden te vergezellen naar het strand, een dokter uit Gent vraagt ook oppas voor zijn zieken...
De pastoor van Heist is zwaar ziek en sterft eind augustus 1904, nadat een zuster de laatste maanden van zijn leven voor hem de verzorging had waargenomen.
Zo wordt uit de kroniekenvernomen dat de eerste jaren van hun verblijf in Heist de zusters vooral instonden voor de verzorging van zieken te Heist, Knokke, Blankenberge, Nieuwpoort, Brugge. Soms waren de zusters zeven weken weg van Heist. De zieken waren van diverse herkomst en verschillende leeftijd: van de arme bakker uit de Noordstraat tot Madame Mignolet, echtgenote van de luitenant-kolonel die zelf ook werd verzorgd in het hotel Troffaes.
Naast de bejaarden waren er ook kinderen tussen de 9 en 12 jaar besmet door typhus.
In juni 1903 schrijft de Algemene Overste dat de zusters zich niet alléén mogen bezighouden met de verzorging van zieken... En inderdaad, in juli komen reeds een aantal dames die verblijven in het huis wat drie verdiepingen telt, en ingevolge verbeteringswerken eigenlijk meer een werf is. Het betreft vooral Belgische en Duitse dames, het jaar daarop reeds 16 in getal. De kroniek van 1908 vermeldt dat er twee zalen waren om de “pensionnaires” te bedienen. Een baronnes moest zes weken blijven.
Er worden twee missen gehouden in de kleine kapel door twee Duitse priesters die optreden als almoezenier.
In 1911 wordt vermeld dat het pand nog uitbreiding neemt en men ook op de derde verdieping nog kamers bijmaakt, maar dat er echt geen plaats meer is voor meer. Elke dag worden nu reeds vijf missen gedaan in de kleine kapel.
Er zijn in totaal 46 verblijfsgasten en er moeten er zelfs geweigerd worden. Ook de bisschop van Luxemburg was op bezoek en droeg de mis op in de kapel. De zusters ontvingen zijn bijzondere zegen en hij liet hen een kleine herinnering.
Elke morgen worden er nu al acht of negen missen gedaan...
Vanaf 1912 staan de zusters ook in voor het geven van franse lessen aan een aantal vreemde kinderen. Sommigen komen van het hotel Troffaes. Er wordt ook gevraagd naar muziekles, zang, schilderen... Er wordt dan ook aan het hoofdklooster gevraagd of zij kunnen boeken opsturen en een harmonium.
Mevrouw Stoops neemt de aankoop van een piano voor haar rekening.
Kinderen worden als verblijfsgasten geweigerd, omdat men niet in concurentie wil treden met het pensionaat van de zusters in de Kursaalstraat. De zusters worden daar trouwens herhaaldelijk aan herinnerd door de directeur van het klooster in de Kursaalstraat.
Dat zorgt eigenlijk wel voor enige spanning en de zusters schrijven dan ook dat het eigenlijk niet rechtvaardig is dat hen het recht ontzegd wordt om onderwijs te verschaffen aan kinderen, waardoor zij veel kinderen als gasten in hun huis zouden kunnen hebben. Voor hen is het een ontgoocheling...
De broeders van de christelijke scholen die ook uit Frankrijk verdreven werden, hadden een prachtig huis gebouwd in Sluis. Zij dachten dat het goed zou zijn dat de ouders hun meisjes en hun jongens dicht bij elkaar zouden hebben in verschillende pensionaten. Maar er bleek een misverstand. De bisschop gaat niet akkoord en verwijst naar Gravin Louis de Mérode te Brussel die instaat voor de problemen van de franse kloosters op Belgisch grondgbied.
Vanaf 1905 staan de zusters ook in voor een melkbedeling voor de allerkleinsten “L’oeuvre de la goutte du lait”.
Dokter Delay wil dat twee zusters een permanentie verzekeren van ‘s morgens tot zes uur ‘s avonds. Het steriliseren van de melk is een zware taak en wegens gebrek aan middelen is het vaak nodig dat er ook buiten het gemeentelijk kindertehuis melk gegeven wordt.
In Heist bestaat er onder het voorzitterschap van mevrouw Troffaes “Het werk van medelijden” Deze dame wordt gevraagd mee te helpen met de zusters, met de goedkeuring van de pastoor. Zo kunnen twee gezinnen geholpen worden, waarvan de kinderen op straat rondzwerven.
Er wordt ook naaiwerk geleverd, onder andere voor het Grand Hotel des Bains. Later allerhande handwerk met soms lange wachtlijsten.
Het werk stapelt zich op bij zoverre dat de zusters zich beklagen bij de dochter van de Minister van de Spoorwegen, die een zuster had gevraagd om in september bij zijn dochters te zijn.
Naast het vast verblijf van dames op rust, worden ook groepen opgevangen. Zo bijvoorbeeld een groep van 33 jonge meisjes onder toezicht van religieuzen. Het was bezoek van Franse vrienden.
Ooit verbleef er de toekomstige bisschop en kardinaal van Rennes Charost uit Rijsel, en een Poolse baron van 12 jaar.
De jaren gaan voorbij en de zusters passen zich wonderwel aan aan het leven in Vlaanderen, met pieken van veel werk en soms rustiger momenten. Met veel vreugde maar ook soms met ontgoochelingen. Zuster Saint Germain laat zich bijstaan door een vrouw van ter plaatse om de Vlaamse keuken te leren en zij leren ook wat Nederlands. Gasten uit Duitsland en Pruisen spreken alleen Duits, wat zorgt voor moeilijkheden.
Twee zusters vertrekken naar het klooster in Karthaus om er Duits te leren en later te fungeren als tolk. Het vertrek van deze twee zusters, en de vier zusters naar Waterloo laat een grote leemte achter.
Maar ook de gezondheidstoestand van de zusters gaat achteruit. In 1913 sterft zuster St Corentin aan tuberculose, amper 22 jaar oud. De zusters voelen zich dank zij een drukke correspondentie met het hoofdklooster, gesteund door Saint-Méen. Elk jaar komt de Algemeen Overste trouwens op bezoek.
Uit een brief vernemen wij ook wie de grote weldoeners zijn:
“Ik breng U ook graag op de hoogte van de goedheid van de Goddelijke Voorzienigheid voor ons in de persoon van mevrouw Boidenghien, de heer Motte en Juffrouw Carpentier die ons blijven helpen zowel met geld als met levensmiddelen.
Mevrouw Boidenghien komt elk seizoen met haar dochters op bezoek. De heer Motte uit Heist zegt dat hij niet nieuwsgierig wil zijn, maar ovetuigd is van het feit dat de zusters veel te kort komen, onderwerp dat hij regelmatig bespreekt met zijn vrouw.
Deze stelt haar bilbiotheek ter beschikking en elke avond na het lof mogen de zusters boeken meenemen. Mijnheer Motte levert kolen, aardappelen... en bier. Jufrrouw Charpentier uit Brugge levert gerief voor de kapel, toiletartikelen van goede smaak.
Elke dag krijgen de zusters ook eten: 5 kg rundsvlees, gebak, vis...en soms wel een heus middagmaal op zondag.
Wat nu de dagindeling van de zusters betreft, lezen wij het volgende:
- deelname aan de dagelijkse misviering
- begroeting van het Heilig Sakrament in de kerk om 16.30 u te vervangen door de rozenkrans in de kapel als het regent.
- regelmatig novenen
- in de meimaand en de maand van het Heilig Hart speciale diensten, zo ook op de dag van de patroonheilige
- elke dag opzeggen van de litanie
De zusters staan ‘s morgen om 5 u 20 op en bidden in de kapel tot 8 uur. Na het ontbijt aan het werk, wat hernomen wordt van 14 u tot 17 uur. Lof om 17.30 u en daarna eten en bezoek
Tijdens de oorlogsjaren kan men alleen spreken van grote onrust.
In 1914 ligt het strand verlaten en de Duitse gasten verlaten het klooster, want ze zijn bang. Daarmee gaat ook de broodwinning van de zusters.
In het klooster worden geregeld gekwetsten opgevangen en iedereen werkt naar best vermogen. In september 1914 komen veel vluchtelingen aan in Heist, en het klooster neemt er 30 op. Ondertussen hebben acht zusters het klooster verlaten voor llfracombe in Engeland.
In oktober krioelt het van de Duitsers langs de Belgische kust en de onrust groeit. Drie zusters vertrekken naar Sluis, een andere zuster gaat naar Oostende...
Uit een brief in 1915 vernemen wij dat de zusters een onderkomen gevonden hebben bij mevrouw Démon. De Duitsers hebben het klooster ingenomen en in de kapel staat een grote kerstboom. In totaal waren er 300 Duitsers. Zij sliepen op matrassen van het Hotel de la Plage.
Uiteindelijk bleven vier zusters in Heist: zusters Eulalie, Marie-Ernestine, Saint Cyprien en Saint Eugenie.
In februari 1915 verlaten de Duitsers het klooster.., en wordt er één week opgekuist. Een deel van het klooster blijft bezet.
Op 23 oktober 1918 komt er een brief binnen van zuster Eulalie waarin zij stelt dat ze eindelijk vrij zijn. Zij vragen vol onrust nieuws van hun families en beklagen zich over de zeer moeilijke tijden die zij meegemaakt hebben de jongste vier jaren.
Op 9 november antwoordt de Overste en vraagt de zusters terug te keren. Op 23 november wordt de beslissing genomen om te vertrekken en de stadsingenieur maakt een inventaris op. Op 6 december 1918 verlaten de zusters Heist en komen de 9de december aan in Saint-Méen.
Later moest de verkoop van het pand nog geregeld worden. Daarvoor kwamen de zusters nog enkele malen naar Heist. In juli 1920 zijn de zusters opnieuw op bezoek en uiteindelijk gaat de openbare verkoop door op 13 augustus 1920.