Ten huize van Pros van de depot

André Desmidt

Wie in Heist over een Vantorre spreekt of schrijft loopt hopeloos verloren als hij er niet de lapnaam aan toevoegt. Meer nog, alleen met de lapnaam kunt ge de persoon in kwestie juist en onmiddellijk aanwijzen.

Wij hebben het hier dan ook niet over de heer Prosper Vantorre, maar wel over Prosten Kavijak, die zovele jaren “baas van de depot” was en nu als gemeentewerkman op welverdiende rust ging.

Over de Kavijaks is al heel wat geschreven en verteld, en meest nog door hen zelf.

In 1988 verscheen het boek van Jozef Vantorre over dit niet weg te denken geslacht van Heistenaars. Sommigen noemen ze bluffers en schooiers, anderen weer doorbijters en waaghalzen in een niet aflatende strijd om te leven. Het geboortehuisje staat nog steeds in de luwte van de frères, en wordt nog steeds door een van de kinderen bewoond.

In dit boek is er natuurlijk ook ruim aandacht voor “Prosten”, maar wij vonden het beter hem even op te zoeken in zijn nieuwe woonst om er wat gezellig te babbelen over de tijd van toen...

De Kavijaks waren wel altijd te vinden waar er iets te rapen viel: zo waren zij de meesters van de laagwaterlijn en de koningen van het stort... en tijdens de oorlog trouwe bezoekers van de boeren. Was er geen vis of vlees, dan at men maar meeuwen, en waren er geen groenten, dan werden er rapen naar binnengewerkt... gekookt in regenwater want dat kookte rapper gaar.

Ook Pros voelde zich op het stort op eigen plein, en haalde dan ook van alles bij.

Op veertienjarige leeftijd moest de keuze gemaakt worden welk beroep er zou uitgeoefend worden. Van verder naar school gaan, was er geen sprake... en als koning van het stort was het een levensdroom om aan de vuilkar te werken.

Als jongetje immers reed Pros reeds met een karretje rond op zoek naar slunsen en benen”. Pros was immers van niets vies... “En alles wat niet te lichte of te zwaar was, nam ik mee”. Op een van zijn tochten op het stort (gelegen langs de Ramskapellestraat op de uitgebakken gronden van de steenbakkerij) werd hij aangesproken door Staf Ollevier. “Kavijakstje, zoudt ge mij niet willen helpen? Ik zit tot over mijn oren in ‘t werk met mijn kolen, en dan nog het ophalen van het vuil.. .“Het vuil in die tijd werd nog verzameld in een houten bak, of een oude wasemmer of iets anders dat in elk geval moest ledig teruggeplaatst worden aan de rand van de weg. In die bakken lagen de viskoppen en garnaalpellen soms reeds dagen te stinken.., en met enthousiasme vertelt Pros ons hoe de “manen” er aan het feesten waren. Op het einde van de dag stonken de mannen van de vuilkar dan ook als een fret. Ge moet weten dat de helft van Heist garnalen pelde...

Pros geloofde zijn oren niet, doch twijfelde wel even aan zichzelf en antwoordde dat hij dat nog niet zou aankunnen.

Staf gaf hem onmiddellijk de nodige instrukties: “Maar ventje toch, dat is geen enkel probleem, ge neemt de paarden bij de teugels en ge zegt: herom of jutsom. Hier, pak maar die paarden mee van stort en voer ze naar die karren. Staf zag al onmiddellijk dat het ging en er werd afspraak gemaakt de volgende morgen om half zes.

Het ophalen van het huisvuil gebeurde door privé—personen in opdracht van de gemeente: juist na de oorlog waren dat Waeghe (Moefe), Staf Ollevier en Camiel Slabbinck, de koolmarchand.

De eerste dag had Pros ‘s middags al gedaan met het ophalen van het vuil, maar in de namiddag werd het kolen rondvoeren. Na de oorlog woonden al de mensen op kleine appartementjes, zodat Pros genoodzaakt was de zware zakken op zijn nog zo jonge rug (of volgens Pros: sleuren op zijn bulte) naar boven te sleuren, of uit te gaan gieten in een klein koolkotje in een nog kleiner keldertje.

Maar ook de paarden hadden het niet onder de markt, wat zij moesten gans de dag sleuren om de karren vooruit te krijgen, vooral op het slijkspoor aan het stort. Soms moest Pros met vier karren na elkaar naar het stort, waar hij dan alleen met de vierhaak de karren moest uitscheppen. Natuurlijk stopte het werk niet met het ledigen van de karren. Er werd ook nog goed in de boel geroefeld, en heel wat materiaal werd meegenomen. Stukjes zink en lood, vodden, planken en hout... En Pros was daarbij niet alleen, want natuurlijk wisten zijn broers dat Pros aan het lossen was, en staken zij graag een handje toe. De Kavijaks waren echt de bazen van het stort.

Op een bepaald ogenblik ontmoette Pros de heer Henri Decoster, die hem meldde dat het ophalen van huisvuil zou gereglementeerd worden en door de gemeente zou uitgevoerd worden. Het ophalen zou gebeuren met camions... Het was wel een gesukkel op het terrein van het stort zelf, waar de wagens regelmatig versteld stonden en met paarden moesten losgetrokken worden. In die tijd waren er nog maar enkele werkmannen bij de gemeente, onder de leiding van de kantonnier Lannoye: Fredje Pauw, Berten Verbrugghe en de schoonvader van Lammerteyn.

Op een ogenblik ontmoette Pros aan het pompstation op de hoek van de Kursaalstraat en de Westkapellestraat de eerste gemeentelijke vuilkar, met als voerman Abel Vanhalewijn, samen met Berten Verbrugghe en nog enkele andere mannen. Het waren platte wagens (Stutebaker en Chevrolet), en Pros vloog aan de dop. Hij werd gezegend en kreeg zijn boek.

Gelukkig maar één maand, want dan kwamen Albert Vandewalle en Andre Vandepitte, twee kleine aannemers die een “bouwtje gingen zetten”.

“Pros, vriend, wij hebben je nodig, kom maar mee”.

De volgende dag was Pros reeds mortel aan het maken en stenen aan het sleuren.  En hoe meer Pros vloekte en ketterde, hoe meer leute ze hadden. En zo werd Pros bouwvakker.

Later werkte hij ook nog bij Constant Martony en Gustje Pauw en nog later bij schepen Daveloose, de broer van Richard van de steenbakkerij. Het was Richard Daveloose die altijd een koers gaf in de Westkapellestraat.

In 1958 is er sprake van dat Pros aan de gemeente komt werken...

Er werden twee werkmannen gevraagd, en Pros, gekend gelijk een “slechte klute”, deed zijn aanvraag. Hij schreef een aangetekende brief en tien dagen nadien kreeg hij reeds een kaart in de bus, waarop stond dat hij zich op maandag 10 maart moest aanbieden voor examen. Het was of hij een slag in het gezicht kreeg... Zou Kavijak een kans krijgen?

Als voorbereiding kontakteerde hij een aantal politiekers. Hij trok zijn stoute schoenen aan en ging naar Schepen Willy De Grauwe. Deze antwoordde reeds voor de vraag werd gesteld: “Komt in orde vriend, ge moogt op uw twee oren slapen”.

Pros deed navraag waar Burgemeester de Gheldere ergens woonde, en klopte ook daar aan. Hij werd er goed ontvangen en de Burgemeester beloofde hem niks, maar wees er wel op dat hij niet de enige was. “We zullen zien”, en de deur viel achter hem dicht.

Ook Julien Warmoes werd bezocht in de Parkstraat. Maar daar werd Pros alles behalve vriendelijk ontvangen, door mijnheer Paruke. “Ik weet van welk nest dat gezijt en ik zal niet veel voor U doen”. Pros schartte even in zijn haar, vloekte eens en wist hier toch al onmiddellijk hoe laat het was.

Dan maar Omer Demey, gemeenteraadslid. Die antwoordde dat hij zou doen wat hij kon, maar dat hij zeer veel werk had en weinig tijd... en Pros zijn moed zakte al naar zijn schoenen. Gelukkig werd hij bij Schepen Parez vriendelijk ontvangen. Parez was streng, maar hij hield zich steeds aan zijn woord.

Maar aangezien Pros geen meubels gekocht had bij Parez, verwachtte hij eigenlijk ook daar niet zoveel steun. Maar hoe zou Pros daar meubels hebben kunnen kopen, hij had immers geen nagel om zijn... te krabben. Op het examen zaten er drie vreemde juryleden samen met Omer Desoete. En Pros moest in de zetel zitten, wat op zichzelf al een ervaring was. Die dag vroor het hard en Pros was uitgevroren, wat gelukkig geen dag verlet betekende.

Op het examen zei men voor de eerste keer “mijnheer” tegen Pros. Hij kreeg een vraag over het leggen van een voetpad, en hij kon er wonderwel op antwoorden.

In zichzelf verwenste hij die rare vragenstellers wel, die dachten dat Pros van gisteren was. In gedachten stelde hij “smeerlappen, stopt met al die vragen”. En hoewel Pros geen architect was kreeg hij steeds meer zelfvertrouwen en kreeg hij de indruk dat hij er meer van wist dan die geleerde mannen. In alle geval “het zop stond in zijnhanden”.

Achteraf bleek dat hij goed had gescoord.

Op het einde van de werkdag (bouw van huis Henri Decoster in de Vandaelelaan), Pros was toen concierge op de hoek Zeedijk Zeegrasstraat, werd aangeklopt door Robert De Corte, gezonden door Julien Warmoes en Omer Demey. En hij moest komen zeggen dat zij Pros “ferm” gesteund hadden.

Ge moet weten dat de verkiezingen op komst waren...

Toen Pros aan het werk was in Duinbergen zag hij de gemeentewerkmannen Demeulenaere en Ackx, die ruim schaftijd namen, terwijl Pros gildig zijn kl... aan het afdraaien was. Pros riep hen toe al vloekende, een beetje jaloers om hun schoon leven. Zijn baas Devoogt wist dat hij meegedaan had aan het examen, maar niet dat hij geslaagd was. Op karwei ontmoette hij Parez, die hem riep en het blijde nieuws mededeelde, in het grootste geheim. “Pros, ‘t was gisteren rechterzijde, en uw broodje is gebakken hoor.”. Pros smeet van kontentement zijn klakke in de lucht, en zijn baas begon te reclameren, van nijdigheid omdat hij zijn beste werkkracht kwijt was.

‘s Avonds was er repetitie van ‘t muziek in de Rerum, bij Remi Dekyser. Willy De Grauwe kwam ook binnen en riep Pros in het geheim terzijde. “Pros, gij zijt verkozen, dank zij mij... en zoudt ge nu willen brood nemen bij mij”... Maar Pros verandere niet van bakker, alleen van werk.

Enkele dagen later kwam bericht dat Pros op 1 mei mocht beginnen aan de gemeente.

De eerste werkdag van mei meldde Pros zich aan bij Eric Parez, dienstleider, in aanwezigheid van Henri Decoster en Jacques Lemaitre. Hij werd naar het pompstation gezonden om een schop, die hij voor het eerst in de Waterloostraat gebruikte.

De “jacht” zat er nog in, zodat de werkmakkers begonnen te reclameren: “Vriend, wat gaat dat hier zijn? Ge werkt nu aan de gemeente hoor.”, en het werd schaftijd.

Later moest Pros met hartklachten naar dokter Snauwaert. Pros moest geleidelijk zijn inspanningen verminderen. De stap van privé naar gemeente was te groot. Een sportman stopt toch ook niet onmiddellijk...

Na enkele maanden verliet Pros de metsers en moest Wardje Roose vervangen aan de vuilkar, dit wegens hartklachten van Wardje. Pros herleefde. Zij makkers waren Haesebrouck, Henri Couwijzer, Francois Verstappen, Louis Vanbeveren, Jules Decuyper, Vandierendonck (Kokker)

Het was nieuwjaar in de harde winter van 1962... Gekleed als eskimo’s, en in elk huis een dreupel. Er werd hard gewerkt, en veel gedronken. Met de komst van de ijzeren vuilnisemmers werd het al wat meer automatisch, bij zoverre dat Pros tot in zijn bed bleef emmers uitkippen.  In de open karren werd er ook gezocht naar de punten, vooral die van Tide, waarvoor men messen, lepels en vorken kon krijgen. In een jaar tijd hadden al de mannen van de vuilkar een volledige couvert. Onder elkaar werden de punten gewisseld. Al het oud ijzer werd verzameld, gesorteerd en verkocht op het einde van de week. Soms goed voor 500 f per week.

De vuilkar doen in een beesteweer is ook niet alles. Ooit kwam De Corte achter hen aan gereden in de gietende regen... en de week nadien kregen zij elk een olierok.

Tijdens een vogeltentoonstelling in “Tussen Land en Zee” werd Pros aangesproken door schepen Decorte om Vandewalle op te volgen in de gemeentelijke bergplaats.

Pros vroeg om er een nachtje over te slapen, en ging ‘s anderendaags een kijkje nemen met zijn vrouw. De eerste indruk was dat van een vuil geitekot, met zes soorten ballatum boven elkaar...

Pros ging akkoord en moest het volledig vervallen huis opknappen. Hij had wel aanpassingsmoeilijkheden, maar hield het toch 25 jaar uit.

Werk was er genoeg gedurende die jaren. Pros was er altijd de eerste en de laatste, hij moest openen en sluiten. Elke week waren er de publiciteitspanelen, allerhande verbeteringswerken werden uitgevoerd, toezicht werd gehouden op het feestmateriaal. Ook het onderhoud van de toiletten en de kantine, en de verwarming in de lokalen door het tijdig aansteken van de kachels. Pros heeft vier Burgemeesters gekend. de Gheldere, Mattelaer, Desutter en Lippens... maar die mannen kwamen hier niet of zelden.., als ze eens iets nodig hadden... Of samen met secretaris Gobert, meestal eens de zaterdag, als er geen werk was. Dat gaf wel het voordeel dat Pros op zijn gemak met die mannen eens “een muultje” kon doen.

Een van de memorabele perioden was het veranderen van het oude kerkhof, waar alle lijken werden uitgehaald, en waar alle zerken in een grote put gedumpt werden.

Pros kon de ontgravingen van dichtbij volgen, en zag soms nog oude bekenden eens terug, vaak nog lijken in zeer goede toestand.

Pros die met weinig verlegen zat, moest soms helpen bij de opgravingen, zo ook bij dit van een Duitse soldaat die nog allerhande gerief mee in het graf had.., maar helaas, er stonden officiële mannen bij die al het gerief meenamen.

Maar het zou spijtig zijn moesten wij dit levensverhaal moeten eindigen met een anecdote over het kerkhof. Pros heeft immers nog zovele zaken gedaan. Denken we maar aan zijn werkzaamheden in het kader van karnaval, en het regelmatig herstellen van de processieboot Pastoor Ampe, en het maken van de nieuwe officiële karnavalwagen.

Pros beweerde dat zijn huisje aan de Heistlaan reeds dateert van in de tijd van de Spanjaarden. Zou dit het oudste huis van Heist zijn? Misschien dat we daar nog iets meer kunnen over vernemen.

In elk geval is het zeker dat wij hier de oudste zone van Coudekercke hebben, met op de hoogte (terp) de kerktoren en het huis van de koster, en er rond ooit het kerkhof. Volgens Pros zou men trouwens bij graafwerken in de gronden van het oude kerkhof toch nog funderingen gevonden hebben van de oude kerk, hoewel steeds werd beweerd dat alles was verwijderd omdat in die tijd de aannemer alle stenen mocht recuperen.

Wij vonden het fijn bij Pros en zijn vrouw op de babbel te zijn, en zijn in elk geval dankbaar voor het regelmatig inschenken van heerlijk babbelwater.

Op pensioen gaan is een belangrijke gebeurtenis in het leven van een mens.  Daarom was Heyst Leeft er bij... en we besluiten dan ook met de beste gelukwensen voor een gelukkige en gezonde oude dag.

Want voor de muzikant van Sint-Cecilia is het lied bijlange nog niet uitgespeeld.

...............................

op de foto:

klasfoto meester carlos meseureDe klas van meester Carlos Meseure met boven links Prosper Vantorre.
Verder in deze klas wijlen secretaris Gobert Hubrecht, kommissaris Henri Debedts, gemeentewerklieden Jerome Rosseel en wijlen Wilfried Keuckelinck, bouwmeester Richard Vantorre, stervoetballer Fernand Govaerts en politieagent Albert Demeulenaere e.a.

Ten huize van Pros van den depot

André Desmidt

Heyst Leeft
1993
02
002-006
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19