Rebel uit liefde - Deel 2
Rita Vandewalle
Vervolg van: Rebel uit Liefde
De oorlog was nog in volle gang, toen Antoine Engeland bereikte.
En vanuit Engeland vertrok hij voor een speciale zending in opdracht van Generaal Smuts naar Zuid-Afrika. Later reisde hij door naar Belgisch Congo (Zaire), en nam dienst bij de Openbare Macht. Hij schilderde er vooral zwarte soldaten tijdens hun vermommingsmanoeuvers.
Het vertederde hem te zien hoeveel jonge Afrikanen hun vermommingstalenten uitoefenden met attributen louter ontleend aan hun natuurlijke omgeving bananenbladeren, planten, takken, bloemen enz... Zij amuseerden zich spontaan met het spel van “oorlogje spelen”.
Antoine hield zich ook bezig met een studie over de bossen in de wildernis (rimboe) en tekende er boomhakkers in Lemba (Neder-Congo).
Die grote jongens met het lichaam als een glanzende haan riepen wel eens: “Let op, de boom huilt...”.
Het was een laatste zucht, na de laatste slag, net voor de boom geveld werd.
Antoine voelde zich gelukkig in Afrika, hij hield van de mensen, hij tekende ze... En toch kon hij er niet blijven, niet zolang hij wist dat er overal oorlogen waren, veel leed en mensen in nood.
Afrika was voor hem een zoektocht naar kleuren op zwarte huiden. Hij tekende ook kinderen in schrijlingse houding op de gevaarlijke rotsen van Stanley Pool. Maar ook vrouwen, soms verlegen, mooi en lui.
Hun verschijning vond hij fascinerend, en hij omschreef ze als volgt:
“Vooral hun bewegingen lijken op die van een spinnende kat, apatisch maar toch levendig. Ze kijken je aan met een omfloerste blik, en rekken zich dan geeuwend uit met een uitdagende gratie”.
Antoine kon inderdaad schilderen met woorden, en die woorden weergeven in zijn tekenkunst.
Van Congo trok hij naar Zuid-Afrika, en nam dienst bij het Engels leger als ziekendrager. Hij wilde zich blijvend inzetten om leed te verzachten. “Juist denken is voor mij belangrijker dan slagen”, zo meende hij.
In zijn schaarse vrije tijd tekende hij natuurlijk kinderen en vrouwen...
Hij was sterk onder de indruk van de arme blanke arbeiders, of de “poor whites”. En onvermoeid acteerde hij opportunisten, om mee te werken in de strijd tegen apartheid. Het eeuwige en trieste verhaal van racisme.
Later vertrok hij naar Egypte. En in Kaïro versierde hij de mess van de soldaten. Om ze af te leiden voor ze naar het front vertrokken, schilderde hij de muren van de eetzaal met een verzonnen komische figuur, die hij “de vliegende kameel” doopte.
Nog later was hij dan weer aktief in Italië, als vrijwillige ziekendrager verbonden aan de vlieghaven. Hij werd belast om piloten te bevrijden die landden met een brandend vliegtuig.
Tijdens de lunchpauze schilderde en tekende hij zijn vrienden. Gezichten in afwachting van de actie, maar ook gekwetste lichamen die elkaar hielpen in moeilijke omstandigheden, en ploeterend door de sneeuw.
In 1944 trok hij noodgedwongen hoger, want Italië was inmiddels geblokkeerd tussen Florence en Bologna. Hij behield zijn functie van brancardier, en men noemde hem de “oorlogskunstenaar”, een titel waar hij fier op was.
Zijn wapenbroeders waren van alle nationaliteiten: Sikhs, Pakistanezen, Zwarten, en hij tekende ze vaak. Met hen sprak hij over hun geboorteland dat hij kende van zijn vele reizen. Het viel hem op hoe ze opleefden bij die gesprekken, het deed hen zichtbaar plezier, en hun heimwee verdween.
Doordat hij meerdere talen sprak, bood men hem een functie aan als officier bij de inlichtingendienst, maar hij weigerde. Zijn antwoord was heel eenvoudig, want hij wilde niet doden; niet met eigen wapens, en niet door taal. Hij beleefde liever zijn “eigen” oorlog tussen de gewone soldaten.
En ondertussen tekende hij... “ondanks en door alles heen”.
Het was koud die winter in Italië, en ooit beleefde hij in een klein dorpje een stukje tijdloos verdriet dat hij nooit zou vergeten. Later heeft hij er ook een levensechte tekening van gemaakt. Een vrouw kwam naar hem toe, haar warme tranen reeds berijpt door de vrieslucht en zei: “Ho perso il mio bambino per tutte la vita”. (Ik verloor mijn kind voor de rest van mijn leven).
En uitgerekend Antoine had reeds een groot respect en de grootste bewondering voor alle moeders! Aan zijn familie zei hij dikwijls: “Zelfs een man, met zoveel méér spierkracht dan de vrouw, weet niet eens in welke pijnen ze zijn kinderen baart. Het is ook de moeder die haar hele leven het dichtst bijstond in hun laatste ogenblikken, reeds de dood aanschouwden was hun laatste woord “mama” en niet “papa”.
Wanneer Antoine vertelde over die stervende jeugdige soldaten, dan weende hij. “Die jongens wisten immers niet eens voor wie ze leden en streden”, zei hij.
Hij kreeg een vreselijke hekel aan alles wat ook maar met de oorlog te maken had. En tot zijn laatste ademtocht heeft hij er tegen gestreden. Nauwelijks terug in België legde hij even zijn tekentalenten af, om zich volledig te wijden aan zijn strijd tégen oorlog en voor gerechtigheid.
Hij bleef herhalen: “Het echte slagveld kent slechts één overwinning: de gerechtigheid. Hij organiseerde een bijeenkomst van schrijvers en intellectuelen (Sartre, Constantin Fedin, Pierre Girard, Boyd Orr, Vercors, Aragon, Elsa Triolet enz...). Het onderwerp was natuurlijk: de VREDE.
Maar tijdens die conferentie kon hij het toch niet laten om schetsen en portretten te maken. Hij tekende onder meer de nostalgische ogen van een jong meisje, zuiver en verloren, met als titel: “De ogen die nooit terugkeerden”, waarbij hij de angst herleefde van de gedeporteerden naar Duitsland.
Hij tekende ook een aandoenlijke tekening van Elena, zijn vrouw. Vooral haar uitgestrekte handen die hij afzonderlijk belichtte, spreken een eigen taal. Het is alsof ze hoopvol wachten op een terugkeer. (Hij dacht hierbij aan haar vader, die eveneens weggevoerd werd naar Duitsland, en nooit terugkwam).
Maar ook de vrijheid nam een groot deel in van zijn dromen. Hij hield niet van opdringerigheid, want zo zei hij : “Als je iemand iets oplegt, dan verneder je niet alleen die ander, maar je doodt ook de aanwezige goddelijkheid in z’n zijn.”
Rond Kerstmis publiceerde hij een boekje met de ongewone titel “ongehoorzaam zijn om te leven”. In zijn loopbaan heeft Antoine inderdaad dikwijls problemen gehad door zijn gebrek aan tucht en gehoorzaamheid.
Maar zijn creativiteit, zijn geluksdromen voor een betere toekomst, en zijn utopieën, vormden de leidraad in zijn leven. Helaas worden ze nu nog weinig toegepast in deze wereld.
Hij hield ook van China, vooral van de mensen, en keerde er altijd terug. (Zesmaal tussen 1934 en 1978). “Naar mijn oordeel is dat fameuze gele gevaar integendeel een rijkdom, en wij hebben ongelijk dat wij ons er niet genoeg in verdiepen”, stelde hij.
In China had hij een ontmoeting met Koningin Elisabeth.
Zijn enthousiasme voor het land wist hij zo levendig over te brengen, dat de Koningin hem weldra in geestdrift overtrof. En in 1965, bij haar overlijden, zei Antoine : “De Koningin verlaat ons, maar Zij is de Nieuwe Mentaliteit”. De twee tekeningen die hij van haar maakte, ademen kunst uit, liefde voor muziek, Russiche marionetten, en bloemen.
Zelfs in hetgeen hij tot uitdrukking bracht, voelt men nu nog die gaven van opgetogenheid die hem zijn hele leven bijbleef.
In China had Antoine natuurlijk zijn officiële verplichtingen, maar al zijn vrije tijd ging naar de kinderen. “Ik hield van ze, ik tekende ze”, zei hij. Enkel bij die kinderen vond hij het geluk van de innerlijke vrede (die zo zeldzaam voor hem was). Misschien omdat hij op hen leek?
Op zijn voordeur schreef Antoine de woorden van Sou Rong-P’O: “De poëzie en de schilderkunst zijn geboren uit éénzelfde Wet, die van het hemelswerk en van de spontaniteit”. Het is waarschijnlijk dankzij die filosofie dat Antoine zo gelukkig was in China.
Zo schreef Jacques de Groote (beheerder Internationaal Muntfonds en Wereldbank) volgend kort verhaal over Antoine Allard:
“Het was in 1957 op een lange reis van Praag naar Peking, dat ik kennismaakte met het enthousiasme waarmee Antoine zijn dubbele verbintenis beleefde (die van pacifist en kunstenaar).
In Sverdlovsk wachtten we slapend op de nieuwe dag, en ondertussen tekende Antoine in de vlieghaven. Tussen twee tekeningen door ging Antoine zijn vrienden wekken, want ergens had hij enkele flessen vodka en wijn gevonden.
En toen begon hij te vertellen.
Over hoe je de werken van oude meesters moet bekijken. En hoe je echte kunst kunt onderscheiden van kunstenaars die zich angstvallig vasthouden aan de ouderwetse regels. Want, zo zei hij, deze zijn altijd ontrouw aan de grote stuwkracht van het ogenblik.
Zijn vertelkunst was boeiend, gedreven, en met een vaste overtuiging voor alles waarin hij geloofde.
Hij schetste zijn vrienden hoe je moet spreken tegen de verantwoordelijken aan élke kant van het Ijzeren Gordijn. Opdat ze op een dag niet meer verplicht zouden zijn zich tegen elkaar te bewapenen. Verder legde hij uit hoe je de landen kunt helpen die op dat ogenblik hun onafhankelijkheid zochten. Maar vooral hun verlangen om ooit partners te worden van het Europa in een vernieuwde wereld.
Wat later vroeg Antoine aan de heer de Groote, of zijn werk aangaande de enkele beschikbare statistieken over de Chinese economie, konden leiden tot nuttige besluiten. En wat waren zijn vrienden verbaasd over de juistheid van Antoine zijn observaties over een onderwerp zo vreemd aan zijn gewone bezigheden.
Enkele dagen later, hoorde de heer de Groote hoe Antoine suggesties voorlegde aan de Eerste Minister Chou en Laï, die geen enkele diplomaat ooit had durven doen.
Hij had weer eens het vertrouwen gewonnen van hen die hij wou overtuigen van de noodzaak van een dialoog met de andere helft van de wereld. Men kende immers de echtheid van zijn voornemens, en zijn onbaatzuchtigheid.
Onophoudelijk herhaalde hij: “Wat mensen scheidt, is zoveel minder belangrijk dan wat ze samenbrengt...”
Aan de charme van Antoine kon niemand weerstaan...
“De kunst om te zien” komt voor “de kunst om te leven”.
Laat ons dus gaan zien...
En weer ging hij heen, wat potloden in zijn zak, op zoek naar een nieuwe bestemming. En zo kwam hij thuis, ontspannen, moe maar gelukkig om “zijn Vlaanderen” terug te zien.
Maar hij vertrok ook altijd opnieuw om andere mensen te ontmoeten, die, net als hij, koppig streden voor een wereld van vrede en gerechtigheid. Hij begreep zo goed dat er naast zijn grote familie die hij de wereld noemde nog een kleine was: de Zijne. En hij tekende ze: karikaturen, vreugden en drama’s. Hij hield zo van een uitspraak van Rosa Luxembourg: “Ik voel me goed in de wijde wereld, overal waar er wolken zijn, vogels en tranen”.
Het HART was zo belangrijk voor hem, en juist Antoine heeft het zijne teveel belast, want hij is er aan gestorven. Nu ziet zijn gezin hem nog vaak in gedachten. Lachend, in zijn schilderskiel, met Zijn kentekens van Stop-War in zijn noopsgat, en de handen geopend.
Ik besluit mijn verhaal met de mooie woorden die zijn vrouw en zijn dochter voor deze unieke man hebben geschreven:
“Naar de oneindigheid
en de eeuwige vrede
waar hij zo van droomde
en die hij werkelijk verdiende
Is Antoine heengegaan.
Hij liet ons zijn hart na.
Wij zullen hem terugzien
en schenken hem dan het onze”.