2015 05 26 111219

Een gesprek met vuurkruiser Oscar Deblauwe

Fernand De Backere

Toen ik bij Oscar en zijn echtgenote thuis kwam op de zeedijk, was het een gemoedelijk en ongedwongen ontvangst. Ons babbeltje liep natuurlijk eerst over Heist. Hoe het vroeger was en in welke verenigingen Oscar zo allemaal geweest was. Hoewel beiden niet in onze badstad geboren zijn, houden zij er enorm veel van en zijn zeker Heistenaars geworden. De vereniging Heyst Leeft kwam natuurlijk ook te pas. Foto’s werden bovengehaald "uit de goeie ouwe tijd” toen Heist nog Heist was. De bloemenstoet, carnaval en zoveel meer!

In de eerste plaats was ik natuurlijk gekomen om met een Vuurkruiser te praten. Vandaar mijn vraag:

“Oscar hoe is alles begonnen en wat is nu een vuurkruiser ?“.

…..Het begon in feite allemaal in mijn geboortedorp. Ik was van de klasse ‘14 en de garde kwam met een bel ons oproepen. Wij zijn dan naar Camp de Vaux in Frankrijk gebracht. Ik werd ingelijfd in het 13de linie regiment en kreeg er de opleiding van drie maanden. Daarna zijn wij achter de Ijzer, aan het front gekomen.

Op 15 juli 1915 werd ik zwaar gewond op een wachtpost te Ramskapelle. Wij waren met zijn twee, toen wij door een landsbom, van op korte afstand afgevuurd door de Duitsers getroffen werden.

Mijn strijdmakker werd in het hoofd geraakt en ikzelf in de rug.

Het heeft wel een hele tijd geduurd vooraleer ik uit de gevechtszone wegkwam. Er waren wel 8 man nodig om mij weg te dragen. Niet dat ik zo zwaar was, maar .... (en op mijn verwonderde blikken moest Oscar dan hartelijk lachen).... maar wij hadden maar één draagberrie en de mannen hebben mij dan gedragen op twee poutrels en die waren zo zwaar. Ik kwam in het hospitaal Koningin Elisabeth in De Panne terecht waar ik vier maanden verpleegd werd.

Daarna kreeg ik herstelverlof bij mijn ouders in Frankrijk. Ik vroeg Oscar of hij geen oorlogsmeter gekregen heeft. Zijn antwoord was neen... omdat zijn ouders in Frankrijk woonden. Ik herinnerde mij dat omdat er in mijn familie ook veel Vuurkruisen en Oudstrijders waren. Mijn eigen vader had een “Maraine de Guerre” uit Parijs, waar hij dan wel eens een kort verlof kon doorbrengen.

Oscar ging verder:

Na mijn herstelverlof was ik dan meteen ook invalide en als korporaal heb ik dan dienst gedaan achter het front. In Campagne Légines (12 Km van Calais) moest ik toezicht houden op Belgische Militairen die Duitse krijgsgevangenen moesten bewaken. Op het einde van de oorlog lag ik in een kazerne te Etterbeek, en ik ben gedemobiliseerd in Namen. De wapenstilstand was het einde van een lange nachtmerrie. Zoals bij alle Militairen, niet alleen die van 14-18, maar ook die van 40-45, één zucht, één wens: "NOOIT MEER OORLOG“. Onnodig te vermelden dat Oscar alle eretekens bezit.

Oscar maakte mij nog het verschil duidelijk tussen een Oudstrijder en een Vuurkruiser. Een Oudstrijder heeft minder dan één jaar front achter de rug en een Vuurkruiser moet ten minste één jaar front gedaan hebben.

In december 1986 waren er in Heist nog 4 Vuurkruisers in leven:

  • De Munter Anselmus, geb. 29.10.1896
  • De Buck Aloïs, geb. 7.9.1887
  • Hots Joseph, geb. 30.4.1894
  • De Blauwe Oscar, geb. 21.12.1894

Tijdens ons gesprek is het mij wel duidelijk geworden en opgevallen dat Oscar helemaal niet rechtstreeks over gevechten of frontmiseries gesproken heeft. Eerlijk gezegd verwachte ik dat ook niet, en ik heb ook niet aangedrongen. Het is wel altijd zo dat mensen welke in hun leven een harde periode meemaakten daar liever over zwijgen.

Hierna volgt nog een document van de viering van 10 jaar voorzitterschap van Oscar Deblauwe van de Vuurkruisen afdeling Heist aan Zee.

“UITNODIGING AAN PERS VOOR ONTVANGST OP ZONDAG 13 APRIL 1980 OM 12.30 U IN DE FEESTZAAL MARTIN VANDEN BROUCKE KNOKKESTRAAT 48 TE HEIST, NAAR AANLEIDING VAN DE HULDIGING VAN OSCAR DEBLAUWE DIE 10 JAAR VOORZITTER IS VAN DE VUURKRUISENBOND AFD.HEIST aan ZEE.”

Curriculum vitae.

Oscar, die in 1946 naar Heist kwam en handel dreef in naaimachines, werd in 1947 bestuurslid van de Vuurkruisenbond afd. Heist. Het bestuur was toen als volgt samengesteld: Dr.Leclercq, voorzitter - Albert Vandeputte, 1e ondervoorzitter - Jos. Huyghe, 2de ondervoorzitter - Evarist Danschotter, secretaris. Bestuursleden: Leon Janssens, Achiel Vantorre, André Van Mullem, August Wittesaele, Florimond Despiegelaere en Oscar Deblauwe.

Daarvan zijn er nu nog twee in leven nl: O. Deblauwe en Ev. Danschotter. In 1952 werd hij stichter van de Veteranen van Kon.  Albert 1 afd. Heist, en tevens Provinciaal afgevaardigde.

In 1970 werd hij voorzitter van de V.K.bond in opvolging van Albert Vandeputte.

Onder zijn beheer worden er ieder jaar twee feesten ingericht voor de leden en de weduwen der leden nl: een voorjaars- en een najaarsfeest met koffietafel, bolling, tombola en noem maar op. De vlag van de afd. Heist word ook telkens meegedragen bij Nationale manifestaties, begraving der leden, en waar het noodzakelijk is.

De eerste vlag werd bij het ontstaan der vereniging in 1934 aangekocht, en werd vervangen door een nieuwe vlag in 1965, vlag, die thans nog bestaat en die ook regelmatig bij diverse feestelijkheden de trots uitmaakt van de vereniging.

Hij werd in 1975 eveneens gehuldigd als ondervoorzitter van de plaatselijke bond van invalide militairen wegens 25 jarig bestuurslid.

Thans zijn er nog 14 vuurkruisen in leven, waarvan de jongste 84 en de oudste 93 jaar is, nl: Oscar Deblauwe, Evarist Danschotter, Jos. Hots, Aloïs Debuck, Desmet Arthur, Leopold Vantorre, Gerard Standaert, Rob. Decuyper, Frans Lelieur, Marcel Annoot, Jean Bayez, Aug. Cobbaert, Anselmus Demunter en Norbert De Jonghe.

Daarvan zijn er 6 die echter wegens ziekte nooit kunnen aanwezig zijn. Zij worden echter niet vergeten want regelmatig wordt hen een bezoek gebracht door een lid van het bestuur, waarbij hen telkens een geschenk overhandigd wordt. In de bond zijn er ook 30 vrouwelijke leden, nl: de echtgenoten en weduwen van de vuurkruisers.

Wanneer de bond in haar bloeiperiode was, werd er ook ieder jaar met een versierde wagen meegereden in de toenmalige bloemencorso van Heist. Oscar werd vereremerkt met al de bestaande eretekens van de oorlog 14-18,en houd er thans nog een bloeiende gezondheid op na. Iedere namiddag speelt hij kaart met enkele vrienden en wij hopen hem nog lang als voorzitter te kunnen houden.

Oscar, Salus patriae suprema lex en ad multos annos!!
M.D. 25.3.1980.

Om onze lezers een beeld te geven van de IJzer 1914-1918 volgt hier dan een relaas overgenomen uit het blad De Vuurkruisen no 498, 37ste jaar van 1979.

De Dodengang.

Op het oude Belgische front 1914-1918 is er geen plaatsje dat zoveel herinneringen van leed en glorie oproept, een plaats van verbitterde weerstand en heldenmoed als de Dodengang te Diksmuide.

Deze verbindingsgang waar legereenheden, men mag zeggen mannen van heel het leger om beurten, gestreden hebben en hun bloed vergoten, was op het front de ziel van de weerstand tot de heerlijke morgen van het offensief in 1918. Gedurende 4 jaar was deze Boyau, de vooruitgeschoven post van de Belgische verdediging, die door de smalle IJzer van de vijandelijke linies gescheiden was, een toneel van een verbeten en moorddadige strijd.

Gevechten met bommen en mijnenwerpers, voortdurende alerten of scherpe knallen van de kogels en dit gedurende 50 maanden onbeweeglijke en ontmoedigde oorlog, waar de moedigsten zich sommige ogenblikken het hart voelden krimpen van een dodelijke angst.

In deze smalle gang, waar dag en nacht, zonder ophouden de onzichtbare dood rondzwierf, kwamen zeldzame, kortstondige ogenblikken welke dikwijls voorboden waren van een onvoorziene aanval, welke men voelde naderen.

De overstroming tussen Nieuwpoort en Diksmuide had de Duitsers tegengehouden; toen begonnen de Belgen deze loopgracht te delven, maar zij moesten dit doen onbeschut, zonder bescherming en blootgesteld aan het hevige vijandelijke vuur. Er werd besloten onderaards (à la sape) te werken.

Maar men bemerkte dat de Duitsers hetzelfde deden langs hun kant, de tegenstrevers waren op enkele meters van elkaar gekomen en waren verplicht het werk stil te leggen. Deze plaats werd langs beide kanten “Tête de sape” genoemd. Enige plaats waar de Duitsers er in gelukt waren de linkeroever van de IJzer te bezetten; zij vergisten zich, gedurende de oorlog op 50 meter der Belgen. Zij werden bevoorraad door middel van een vlot, dat de stroom overstak gedurende de nacht. Van de kant der Belgen bevonden zich twee uitkijkposten, aan het einde van onze linies. In 1917 bouwden onze troepen een grote schuilplaats die De Muizenval genoemd werd. Soms vielen de Duitsers de Belgische “Téte de sape” aan, dan werden de gevechten geleverd van man tot man met de bajonet, de “Muizenval” was dan een grote hulp om de aanval af te weren.

Inderdaad, langs de drie kanten van deze betonnen schuilplaats, had men schietgaten aangebracht langs waar men de ongewenste bezoekers zag aankomen. Verderop naar het noorden toe was de overstroming waardoor het terrein onbruikbaar en ongenaakbaar was, het “Nomansland“. De dodengang was bereikbaar voor het vijandelijk geschut, langs drie verschillende kanten, het was geïnstalleerd op de rechteroever van de stroom.

  1. Vooreerst had men de geduchte “Minoterie” een zware versterking met abris gebouwd in de oude Minoterie van Diksmuide. Zij bevond zich op de rechteroever, rechtover de huidige Ijzertoren. Vandaar schoten de Duitsers onophoudend naar de Boyau met bommen en gerichte mitrailleuzen. In het voorste deel van de Boyau De Cavalier werden veel van onze wakkere soldaten, het slachtoffer van deze beschietingen.
  2. Rechtover de Boyau waren de Duitse loopgraven vanwaar de Belgen beschoten werden met granaten en mortieren.
  3. Op de rechteroever in de bocht van de stroom, zaten scherpschutters die de naam hadden van ”Rampspoedige doders”. De verbinding met de achterdiensten werd verwezenlijkt met twee passerels:

Eén leide rechtstreeks naar de kerk van “Kaaskerke“ waar de soldaten, gedurende de nacht, vaderlanderkens gingen halen om de stukgeschoten loopgrachten te herstellen. Het was zwaar werk in de duisternis op waggelende loopplanken met een zak op de rug.

Een tweede passerel leidde naar “Lettenburg“ (weg van Nieuwpoort) en werd gebruikt om aflossingen en om de gekwetsten naar de achterlinies te brengen. Zij dienden ook voor het aanbrengen van levensmiddelen en munitie (de Decauville spoorlijn diende voor het vervoer van de zware mortierbommen). In het gebied van deze passerel waren vele loopgrachten, uitgaande van Stuivenkenskerke.

Zij waren op primitieve wijze verbonden zijn met de Dodengang en de “Tranchée des Canards“ die eindigen nog voor de verschansing van de Cavalier aan “Home 16“ .De eenheden bezetten deze Boyau gedurende drie dagen, dan gingen ze op rust gedurende drie dagen in een kantonnenment achter het front. De doden werden ter plaatse gewoonlijk naamloos begraven, slechts met de vermelding “Gesneuveld voor het Vaderland“. De gekwetsten werden achteruit gebracht en verzorgd in de hospitalen, waar ze herstelden of stierven.

Ziedaar samengevat, een gedachte wat dit heldhaftig oord was vol verschrikkingen.
(Tekst vriendelijk medegedeeld door de T.C.R.B.)

Het werd hoog tijd dat Oscar en zijn echtgenote hun geliefde partijtje kaart konden spelen.

Ik nam dus afscheid, maar niet zonder hem 100 JAAR toe te wensen en meteen ook dat HEYST LEEFT al het mogelijke zal doen om hem samen met zijn strijdmakkers te betrekken met de viering van “100 JAAR ALOIS“ ook een Vuurkruiser.

Moge het zo zijn.!!!

Een gesprek met vuurkruiser Oscar Deblauwe

Fernand De Backere

Heyst Leeft
1987
01
009-014
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19