Het landschapsvormende proces van onze kustvlakte
Danny Lannoy
In december 1973 heeft de zee heel wat vernieling langs onze kust gebracht. Er werden een viertal bressen in de zeedijk geslagen, wat wijst op de enorme kracht van het water.
De bedoeling van dit artikel is niet een les in de aardrijkskunde te geven, maar U iets bij te brengen over de ontwikkeling van onze kustvlakte.
De vorming van de kustlijn is het gevolg van de getijenstroom. Afgebroken materialen van de franse kustrotsen worden onder water met de golfstroom meegevoerd en afgezet in het verlengde van de kaap (Belgische kust). Het ontstaan der afsluitende duinen is het gevolg van de doorbraak van het Nauw van Kales. De Noordzee was een binnenzee. De afzettingen waren opvullingsgesteenten die na de duinvorming ontstonden. Het klimaat was gematigd en vochtig. Zolang Engeland met het vasteland verbonden was, deed er zich 'n zeer groot eb- en vloedpeil voor (zoals nu nog te Brettannië), dit volgens de geleerde Cornet. (J.E. Delanghe).
Deze afbraakmaterialen van de franse rotskusten vormen een zandbank. Deze komt geleidelijk hoger en na vele jaren komt hij droog te liggen, bij ebbe. Alzo ontstaat een schoorwal. Bij laag- waterstand wordt het zand opgewaaid en er doet zich een duinvorming voor die bij vloed ook droog komt te liggen. Het breedst zijn de duinen te De Panne en te Knokke. Het jong kalkrijk zand waait op en vormt een strandwal. Nu is er de mogelijkheid dat er helmgras op groeit, dat een hindernis voor de noord-oostenwind vormt. Die wind zet het zand af en hoopt het op tot 15 à 20 meter. Op deze hoogte is de windsnelheid te groot en kan er op de top van de duin geen versrijk kalkrijk zand worden aangevoerd. Door dit verschijnsel ontstaan er uitwaaiingen of blow outs. 't Zand wordt landinwaarts afgezet en dan pas is er plantengroei mogelijk. Dit heet men een panne.
Dit alles gebeurde rond en na 2000 jaar v. Chr., na de Flandriaanse transgressie (overstroming). Eeuwen gingen voorbij en we komen in het door de geleerden genoemd Subatlanticum, d.i. vanaf 200 v. Chr.
Tussen de 1e en 2e eeuw na chr. kreeg men de Duinkerke I- transgressie. Er kwam een doorbraak in de oude duingordel en er ontstonden moerassen. Na iedere transgressie volgde een regressie (terugtrekking van de zee). Dit gebeurde in de Romeinse periode. Volgens de overleveringen van de Romeinse landheren was er reeds bewoning in de uitgestrekte moerassen.
Rond de 4e en de 8e eeuw volgde de Duinkerke II-transgressie. Sommige gebieden werden niet meer overstroomd, zoals een gedeelte van de oude duinen te Adinkerke, en de mosvenen, bekend als de Moeren. De Karolingische regressie volgde (8e tot 11e eeuw).
KAART 1: De streek van Knokke en het Zwin. 18e eeuw. Naar Vandermaelen
Deze kaart is niet volledig: daarom verwijzen we naar G. Adriaenssens (Dagklapper van Knokke) Inpoldering blz. 53-55.
TEKENING 2: omkering van het reliëf: doorsnede voor en na
TEKENING 3: 10e-11e eeuw
De zee trok zich terug en de mens waagde zich om het land te komen bewonen. De eerste nederzettingen ontstonden en er werden "nieuwe duinen" gevormd. Er werd reeds een dijk opgeworpen, de Blankenbergse dijk, 10e eeuw.
Maar de zee kwam terug dood en vernieling brengen. De Duinkerke III-transgressie kwam in de 11e eeuw. Er werden twee enorme bressen geslagen, namelijk in het westen, aan de nu geheten "IJzermonding", en hier aan onze oostkust, aan de "Sincfala" (Zwin). In de tweede fase van de overstroming breidde de geul zich verder uit tot aan Brugge. Oorspronkelijk was het Zwin (Honte) een bijgeul van de Schelde. Rond de 10e eeuw bevond zich voor onze tegenwoordige kust het schiereiland Wulpen en het eiland Schoneveld (Scoenveld). Rond 1500 moet het eiland volledig zijn verzwolgen. Hierover meer in een volgende uitgave.
Voor de afzetting van de Duinkerke IIIA-transgressie spreekt men van Oud Middelland; de afzettingen van de Duinkerke IIIB- transgressie worden Jong Middelland genoemd. Aanvankelijk werden dijkjes opgeworpen om het gebied te beschermen tegen de zee, maar later werden de polders er uit gewonnen.
Op het grondgebied van Westkapelle en Ramskapelle bevonden zich verscheidene geulen, die werden afgesloten door een zeedijk, de Kalverkeetdijk, een verlenging van de Evendijk. (zie kaart 3). Naar zuid-oostelijke richting werd het de Bloedelozendijk.
Eerst iets meer gezegd over het verdere stadium van de benaming "schorre". Bij iedere transgressie ontstaan er kreken: dit zijn geulen die tweemaal daags door het zeewater - bij eb en vloed - worden uitgeschuurd. Op het einde van een langdurige overstroming gebeurt dit enkel nog bij springvloed. Er ontstaat een Selektieve Sedimentatie, d.w.z. de grofste korrels bezinken in de kreken, en dit zijn de zandkorrels. Buiten de kreken, op de plaatsen die enkel bij vloed overstromen, neemt de stroomsnelheid af. De fijne kleikorrels bezinken. Slikken liepen bij elk tij onder water en door de bezinking van de materialen werden de kreken opgevuld. De schorre werd gevormd.
Jaren later ontstond een omkering van het reliëf. Bij ontwatering krompen de sedimenten al naar gelang het materiaal. De kleidelen op de veengebieden kwamen lager te liggen dan de kreken. Zo werd een kreekrug gevormd, zandige ondergrond, en poelen, venige ondergrond.(2) De bewoning kwam tot stand op deze kreekruggen. De grond was namelijk hoger en het was een verdediging tegen het zeewater. Zandgrond is bouwvast en het grondwater wordt er door gefilterd.
Op de hoogste delen van de schorren ontstond een zoute vegetatie die voor de schapenteelt geschikt was. Na enkele jaren was het land vruchtbaar en kon het tot polder omgeploegd worden. Zo kwamen de Varderaarspolder, Butspolder en Vagevuurpolder tot stand. (1170)
Nu verder gepraat over de Zwingeul. De zuid-westelijke uitloper van het overstromingsgebied bereikte Brugge. De getijenscheepvaart, was maar van korte duur. De Reie werd van Damme naar Brugge gegraven, alle goederen werden op kleinere schepen overgeladen en zo werd de stad bereikt. Ten noorden van Brugge kwamen de eerste gehuchten tot stand, die uit landerijen ontstonden (10e - 11e eeuw).
Boogsgewijze werden dijken opgeworpen en er werd meer land op de zee gewonnen. In 1221 scheurde het gehucht Coudekerke zich los van Lissewege. Deze werd later door Heis (Heist) overvleugeld. In 1226 bezat Coudekerke een kapel Sinte Kathelijne ten Cnocken, en pas in 1253 werd de parochie in twee gedeeld.
Het Zwin had zijn hoogtepunt gehad. Op het einde van de 14e eeuw konden de zeeschepen nog moeilijk Damme bereiken. De verzanding was de doodsteek van een zo nuttige haven. In de 16e eeuw was nog enkel Sluis te bereiken. Onze oostkustvlakte kreeg een ander uitzicht. De Spaanse overheersing is te uitgebreid om hier verder uit te wijden. In 1627 werd de Oud Hazegraspolder ingedijkt en pas in 1718 de Bukels (Beukels) Godefroypolder.
De Nieuw Hazegraspolder werd in 1786 ingedijkt. (1) De Willem Leopoldpolder, die deels op Belgisch deels op Nederlands grondgebied ligt, ontstond door de indijking van de Zwinmonding. Dit gebeurde in 1872. De dijk verbindt het dijkenstelsel van de rechteroever van het Zwin met de linkeroever, beginnende aan het Zwart Huis, loopt hij west-oost-richting naar de grens en sluit aan bij de dijk van het kanaal Sluis-Kadzand.
Het afsluiten van de Zwingeul bracht heel wat problemen met zich mee. Dit gebeurde in de nacht van 9 november 1872. Men moest vóór het volgende hoogtij het gat gedicht hebben. Er brak juist een hevig onweer los, het begon te regenen en de wind nam toe. Doch het werk raakte op tijd klaar.
Het Zwin is hedentendage een schorre die bij springvloed onder water loopt. Het is een natuurreservaat geworden met een buitengewone faam. Het werd in 1935 door de Compagnie Immobilière du Zoute ontworpen. Er werd een akkoord gesloten door de heren Maurice en Raymond Lippens en de Nederlandse autoriteiten.
In 1950 had het beheer van "het Vrije van Sluis" de uitmonding van het Zwin afgesloten, ondanks het protest van Belgische zijde. Maar in 1953 - bij de stormvloed van 1 februari - werd de dijk weggespoeld. Voortaan werd er van afgezien om de Zwinschorre in te dijken. Een poging tot verjonging van de schorre werd in 1960 ondernomen. Er werden drie grote vijvers gegraven zodat de waterspiegel vergrootte. Dit is voor sommige broedvogels vereist.
Dan zijn er de blauw-violette bloemen die een prachtig tafereel aan de vlakte schenken; ze heten Lamsoor (lininium vulgare) alsook de nog vele andere soorten aanwezige planten.
In 1953 was er een enorm stormweder dat ons kustland teisterde, zowel in België als in Nederland, Het water reikte tot aan de top van de internationale aardendijk. Ware deze dijk er niet geweest, dan had het water waarschijnlijk zijn oude weg naar Damme teruggevonden ...
Laat ons hopen dat dergelijke rampen niet meer gebeuren en dat onze kust beter tegen de zee beschermd wordt.
Bibliografie
- Elementaire bodemkunde, J. Ameryckx-Verschelde
- Het landschap in Vlaanderen, A. Verhuist
- Oorsprong der Vlaamse kustvlakte, J.E. Delanghe
- Vie & mort du pays du Zwin, J.D. Castelain
- De Vlaamse kustvlakte, M.A. Waterschoot
- De Nieuw-Hazegraspolder, L. Dendooven
- Le littoral des Flandres, J. d’Ardenne
Wat we lezen in een krant:
"Wat gebeurt er met ons klimaat?"
In januari had men een temperatuuroverschot, maar sterke winden aan hoge snelheid. Sedert 1833 gebeurde dit driemaal: in 1834, 1916 en 1921. De klimatologen denken dat er een nieuwe ijstijd op gang is, d.w.z. gedurende een ijstijd wijkt de zee, maar tijdens een interglaciale tijd smelt het ijs aan de polen en komt de zee op. Enkele natuurverschijnselen zijn dat er voor de eerste keer hinder ontstond voor de zeeschepen als gevolg van het drijfijs op IJsland; dat het groeiseizoen in Groot-Brittannië twee weken korter is dan in de vijftiger jaren, dat de gordeldieren in de U.S.A. zuidelijker dan ooit trekken; dat Noord-Japan ieder jaar kouder en West-Japan steeds droger wordt. Er is dus merkelijk een verschuiving van het klimaat. Mocht de ontwikkeling voortduren, dan zou dit wel een interglaciale periode kunnen worden!