Met de ezel tot aan de kommuniebank
Albert Waeghe
In het timmeratelier van Fons Deckers in de Kerkstraat te Knokke werden niet alleen deuren en vensters en doodkisten gemaakt, maar ook ander houtwerk verricht. Zo zijn aldaar de houten paaltjes gemaakt welke vóór de oorlog de rijbaan en de wandelweg van de zeedijk scheidden.
Er werden ook wel eens werken voor de Margarethakerk gedaan. Fons, geholpen door zijn oudste zoon Jef, knapte alle werkjes op. Jef, de zoon, was de grappenmaker van de Kerkstraat en op de dagen dat er geen school was, was de jeugd van de Kerkstraat niet uit de oude timmerwinkel weg te slaan. Er viel daar altijd wat te beleven en men mocht er ook steeds medehelpen.
Zo werden omstreeks 1934 eens herstellingen gedaan aan het kerststalletje welke ieder jaar in de Margarethakerk bij kerstdag geplaatst werd, binnen de kommuniebank. Dit stalletje kon uit elkaar genomen worden, maar de stukken waren toch niet zo klein, zodat Jef Deckers, die het stalletje na herstelling terug in de kerk moest brengen en opstellen, besloot het ezeltje en het karretje van de "kolonie", waarvoor de Deckers ook werkten, te halen.
Daar waar thans 't Koninklijk Atheneum te Knokke is, en eerst het Frans klooster was, was in de dertiger jaren een kolonie voor zwakke kinderen. Men had er een ezeltje en karretje waarmede de zwakste kinderen door de knecht, "Hector met de Panenhoed", naar het strand gebracht werden. Na parmantig met de ezelkar door de Lippenslaan gereden te zijn en een bezoek aan het café van "Pier Veugels" gebracht te hebben, kwam Jef in de Kerkstraat aan met zijn gespan. Het herstelde kerststalletje werd op het karretje geladen en een paar schooljongens hielpen naarstig mede.
Daarop vertrok het vertoon naar de vlakbij gelegen kerk. De lijkhekkens van het kerkhof stonden steeds open, één naar buiten- en één naar binnengedraaid, zodat met wat mededuwen aan het karretje - Jef zegde dat één ezeltje niet genoeg was ! - men zonder noemenswaardige tegenstand in het klokkenportaal van de kerk aankwam. Jef opende de kerkdeur, bekeek wijs de lengte van de kerk en besloot dat het te ver was om de stukken tot binnen de kommuniebank te dragen.
De dubbele deur in het kerkportaal werd gans geopend en de stoet met de ezelkar reed binnen. Halfweg de kerk was er echter een verhoging in de vloer, een trede van minstens 10 cm., en het ezeltje kon zijn kar daar niet optrekken; zijn hoefjes gleden uit op de gladde schorren van de kerkvloer, zodat er flink aan de wielen moest medegeduwd worden om er op te geraken en menig "Ju, Pico" weerklonk door de kerk. Eén flank van het stalletje schoof van het karretje en kwam met een plets op de vloer terecht, wat een gedempte "godver" aan één van de jeugdige medehelpers van de Jef ontlokte. Uiteindelijk geraakte men toch op de verhoogde vloer, zonder verdere tegenslagen of braak. Het ezeltje trok zijn last tot aan de kommuniebank, waar het stalletje werd afgeladen.
Geloof mij, beste lezer, de kalken ezel in ’t stalletje bij 't kindje Jezus, gloeide van jaloezie dat daar nu een echte ezel stond...