Mededelingen
3. Enkele Bedenkingen  in  verband  met  het  Tijdstip  van  het  Ontstaan  van  de  Graaf Jansdijk  vóór  de Watering van Eiensluis.

Alb. Janssens lic. Geschiedenis

De Graaf Jansdijk vormt een probleem dat door vele auteurs werd aangeraakt en waarover de meningen nogal uiteenlopen. Zonder te willen beweren dat hetgeen we zullen vooruitbrengen een volledige oplossing zal brengen, menen we toch, door het belichten van het probleem uit een andere hoek, enkele tot nog toe betwiste punten definitief te kunnen ophelderen.

In ons proefschrift werden we, in het raam van een algemene studie over de middeleeuwse dijken, geconfronteerd met het probleem van de Graaf Jansdijk als secundair verschijnsel (1). We hadden dus het voordeel op andere auteurs uit een groot geheel tot een detail te kunnen overgaan i.p.v. te vertrekken bij de Graaf Jansdijk en daarrond dan een geheel te weven.

De grote twistvraag is: "Wanneer werd de Graaf Jansdijk aangelegd?" Pirenne H. en een aantal auteurs met hem o.a. Warnkönig, Waterschoot enz. denken dat de dijk door Jan van Namen, de zoon van Gwijde van Dampierre werd aangelegd (2). Anderen daarentegen beweren dat de aanleg van de Graaf Jansdijk moet toegeschreven worden aan hertog Jan zonder Vrees (3).

Blanchard R. schrijft o.m.: "Aussi recommence-t-on aussitôt à réendiguer. On prend cette fois des précautions: c’est alors, que s’élève, tout le long du Houtland, de St Laurent jusqu’au delà d’Assenede cette "digue du comte Jean" que l'on attribue à Jean sans Peur, dont le règne est contemporain de l’inondation et de la reconquète du sol"(4). Blanchard maakt ook nog de volgende bedenking: "On a vu que l’époque de Guy de Dampierre et de son fils Jean de Namur, la mer s’est retirée au delà de Groede, Biervliet et Assenede; pourquoi serait-on allé construire à ce moment une digue à 15 kilomètres dans l’intérieur?" (5)

Blanchari baseert zich dus, om zijn mening te vormen, op het stuk Graaf Jansdijk in Zeeland. Maar zoals Amerijckx het schrijft, komt de Graaf Jansdijk voor over het grootste gedeelte van onze kust (6).

We hebben in onze studie over de Watering van Eiensluis op een gedetailleerde wijze de evolutie van de zeedijk vóór die watering weergegeven(7).  Op een bepaald ogenblik treffen we dan in dat kader ook de Graaf Jansdijk aan.

In 1288 wordt door de vierschaar van het Vrije bevolen een gedeelte van de bestaande zeedijk te verzekeren en dit door de aanleg van een inzete (8). Een inzete is "een dijk die aangelegd wordt achter een dijkvak dat men vreest niet lang te kunnen houden en die met beide einden aan den ouden dijk aansluit" (9). De aanleg van die inzete bleef aanslepen, want in 1302 oorkonden de schepenen van het Vrije opnieuw dat dezelfde inzete moet aangelegd worden (10). Omstreeks 1320 is, westelijk aansluitend bij de inzete van 1302, een andere inzete gelegd (11). In 1337 wordt de dijk verder versterkt door een inzete voor Blankenberge (12). Rond 1345 wordt dan de lijn inzeten volledig gesloten door de aanleg van het nog ontbrekende stuk (13). Op die wijze is dus rond het midden van de 14e eeuw een nieuwe dijkenlijn ontstaan.

In 1353 wordt reeds een stuk van deze nieuwe dijkenlijn vervangen door een inzete (14). In de jaren 1376-1379 wordt een andere inzete gelegd (15). De teksten uit het derde kwart van de 14e eeuw, zijn betrekkelijk schaars op dit gebied. Niettemin mogen we aannemen dat in deze tijd de volledige dijkenlijn opnieuw vervangen werd, want in 1395 wordt een oorkonde uitgevaardigd door het Vrije, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat (16). In dat jaar wordt bevolen een stuk dijk (een inzete) van ongeveer 5,5 km aan te leggen. Dit werk komt achter de dijkenlijn van 1553, resp. 1576/79 te liggen, zodat het hier zonder twijfel reeds gaat om de derde verdedigingslijn (17)

 2016 03 22 105000

Hier past het om enkele beschouwingen te geven over de Graaf Jansdijk.

Door de opeenvolgende verdedigingslijnen in de loop van de 14e eeuw, wordt één van de opvattingen in verband met het tijdstip van aanleg van de Graaf Jansdijk weerlegd. De Graaf Jansdijk werd niet door Jan van Namen aangelegd. Jan van Namen leefde in de 2e helft van de 13e eeuw en in het begin van de 14e eeuw. Indien hij al een dijk zou hebben aangelegd, dan werd deze zeker overspoeld door de zee en vóór de Watering van Eiensluis vervangen door de inzeten hetzij van 1302, van 1353 of van 1395. Dit alles terwijl de Graaf Jansdijk nu nog bestaat.

Is de Graaf Jansdijk dan aangelegd door Jan zonder Vrees? Zo ja, dan moet het stuk van de Graaf Jansdijk van de Watering van Eiensluis overeenkomen met de inzete van 1395, die rond 1407-1408 voltooid was. Dat de Graaf Jansdijk samenvalt met de inzete van 1395, is een mening die Coornaert M. aanhangt in zijn studie over de zeewering van de Oudemaarspolder (18).

Een aantal feiten schijnen echter dit identiek zijn van beide dijken tegen te spreken. Coornaert M. vermeldt dat de inzete van 1395 de definitieve weerdijk van de Watering van Elensluis is gebleven, terwijl hij niettemin aantoont dat de Watering van Eiensluis nog inzeten heeft gelegd in 1418-1425, in 1442, 1447 en 1464 (19). Hij localiseert de ligging van deze inzeten niet, maar verondersielt dat het gaat om de verdediging van stukken dijk die niet door de inzete van 1395 gedekt werden. Dit is niet erg waarschijnlijk omdat het tijdsverschil met de aanleg van de voorgaande inzete op die plaatsen te groot zou zijn. Immers veronderstellen we dat b.v. pas in 1464 het stuk vóór Blankenberge of dit ten oosten van de zeesluis te Heist zou zijn aangelegd; dan zou het 100 à 120 jaar geduurd hebben vooraleer men de inzete hetzij van 1337, hetzij van 1353, in een periode van transgressie nog wel zou hebben vervangen. Dit is, steunend op onze gegevens uit de 14e eeuw , praktisch onmogelijk. Als tweede argument kunnen we voorop stellen dat aan ieder van die inzeten vele jaren gewerkt werdt, wat er dus op wijst dat men telkens een stuk inzete aanlegt van een betrekkelijk grote lengte. Zodoende zullen één of meerdere inzeten van de 15e eeuw, een deel of geheel de inzete van 1395 hebben vervangen. Als men een inzete legt, dan is dit omdat de zeedijk niet lang meer kan gehouden worden. We mogen aannemen dat die zeedijk later, zonder dat er daarom nog iets over gezegd wordt, overstroomd werd.

Aldus zou de Graaf Jansdijk niet samenvallen met de inzete van 1395, vermits deze inzete overstroomd zou zijn en de Graaf Jansdijk nu nog bestaat; maar minstens met de inzeten van de 15e eeuw die alle van na de regeringsperiode van Jan zonder Vrees dateren.

De benaming Graaf Jansdijk is trouwens evenmin eigentijds met de regering van Jan zonder Vrees. Gottschalk M. beweert: "Deze dijk vormt thans nog ten W. van St.-Laureins de grens tussen Nederland en België. Zij kreeg veel later eerst de naam van Graaf Jansdijk: in de 16e eeuwse omlopers heet de dijk nog steeds eenvoudig zidelinghe. " (20). De oudste vermelding van de naam Graaf Jansdijk vóór de Watering van Eiensluis dateert slechts van 1682, zodat deze benaming gemakkelijk kan gegeven zijn aan dijken en inzeten die posterieur zijn aan de regering van Jan zonder Vrees (21).

Wanneer we resumeren krijgen we: De inzete van 1395 werd in de 15e eeuw geheel of gedeeltelijk vervangen door andere inzeten. De benaming Graaf Jansdijk is slechts veel later gebruikt geworden.

Als eindconclusie kunnen we vooropstellen: de Graaf Jansdijk is zeker niet aangelegd in het begin van de 14e eeuw. De inzete van 1395 valt niet samen met de Graaf Janslijk op de kadastrale kaarten, vermits deze inzete nog in de 15e eeuw zelf geheel of gedeeltelijk vervangen werd. Dus is de Graaf Jansdijk ook niet door Jan zonder Vrees aangelegd. De Graaf Jansdijk is waarschijnlijk van een recenter datum.

_____________________________________________________

Verwijzingen

  1. Janssens (A): De Watering van Eiensluis in de 14e eeuw. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling. Gent, 1967.
  2. Pirenne (H): Histoire de Belgique, deel 1, pag. 308.

      Warnkönig (L): Flandrische Staats- und Rechtsgeschichte bis zum Jahr 1305, deel 1, pag. 237

      Waterschoot (M): De Vlaamse Kustvlakte. p 27

  1. Jan zonder Vrees heeft geregeerd van 1404 tot 1419.
  2. Blanchard (R): La Flandre, pag. 181-182
  3. Idem, pag. 182 noot 3
  4. Amerijckx (J): “Ontstaan en evolutie van het Zwin in België”, in het Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, Gent deel 34, pag. 104
  5. We hebben voor onze studie dankbaar geput uit de voorstudie door Coornaert gemaakt in zijn artikels:"De Zeewering van de Oudemaarspolder" verschenen in “Rond de Poldertorens” jaarg. VII, 1966, pag. 51-64, 80-93, 108-122. - Niettemin verschillen we op sommige punten met zijn mening vooral waar het betreft de lokalisering van de onderscheiden inzeten.
  6. AGSB, charter n° 1265 (a° 1288)
  7. Beekman (A): Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795,  ‘s Gravenhage 1905, pag. 100.
  8. Carton (C): Ann. Soc. d’Em., deel 3, Brugge 1841, pag. 121-123
  9. Janssens (A): De Watering Eiensluis, pag. 14-15
  10. Carton (C): Ann. Soc. d'Em., pag. 124-130
  11. ACOO, A 10, Rekening Eiensluis 1345-1346

       Janssens (A): De Watering Eiensluis, pag. 20

  1. ACOO, charter n° 612 (anno 1553)
  2. Janssens (A): De Watering Eiensluis, pag. 25
  3. ACOO, charter n° 909 (a° 1395)
  4. Zie lokalisering van de inzete van 1395: Janssens (A): De Watering van Eiensluis, pag. 26-28
  5. Coornaert (M): Zeewering Oudemaarspolder, n°4, dec. 1966, pag. 110
  6. Idem, pag. 111-112
  7. Gottschalk (M): Hist. Geogr. v. Westel. Zeeuws-Vlaanderen, deel 1, inleid. 1
  8. Coornaert (M): Koudekerke-Heist, pag. 83

Afkortingen:   ACOO: Arch. Comm. Openb. Onderst. Brugge:  fonds St- Janshospitaal

                       AGSB: Arch. Groot Seminarie Brugge: fonds Ter Doest

Mededelingen - 3. Enkele bedenkingen in verband met het tijdstip van ontstaan van de Graaf Jansdijk voor de Watering van Eiensluis

Albert Janssens

Rond de poldertorens
1968
04
156-158
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19