MEDEDELINGEN- 1. Een Vlaamse Cijnsbrief van 1332 (Ramskapelle)
J. De Smet
Het zal onze lezers misschien interesseren een oude Vlaamse tekst uit onze streek onder ogen te krijgen.
Tot rond 1300 werd het latijn bijna uitsluitend gebruikt als geschreven taal; en dit omdat alleen de geestelijken konden lezen en schrijven.
Tussen 1260 en 1270 vinden wij, in de administratie, de eerste Vlaamse teksten.
Rond 1300 bestonden er reeds scholen voor leken in de steden, zodat weldra ook de volkstaal ingang vond op deze scholen. Een Brugs schoolmeester schreef rond 1350 een konversatieboekje in het Vlaams en in het Frans om deze laatste taal gemakkelijker te laten aanleren.
De cijnsbrief van 1332 die wij hier afdrukken, gaat uit van de redenaars van de heerlijkheid van de Proost van St.-Donaas te Brugge. Deze heerlijkheid bestond uit al de gebieden van de Proost die verspreid lagen binnen de stad Brugge en in het Brugse Vrije, en die in 1189 aan de Proost werden geschonken door de graaf van Vlaanderen, wanneer de Proost van St.-Donaas tot erfelijke kanselier van het graafschap werd aangesteld. Dat een geestelijke met het hoge ambt van eerste minister van het graafschap werd belast is niet te verwonderen, aangzien de geestelijken de enige geletterden waren. De Proost samen met zijn kanunniken en zijn andere geestelijken of klerken, moesten het nodige schrijfwerk verrichten voor de grafelijke administratie. Hun bijzonderste opdracht was het bijhouden van de rekeningen van de grafelijke inkomsten en uitgaven. De klerken die daarmede waren belast kregen de naam van redenaars. Later, wanneer de graven over een eigen administratie zijn gaan beschikken, bleef de titel van erfelijk kanselier alleen nog een eretittel. De naam redenaar ging over naar de schepenen van de heerlijkheid, die tot de lekenstand behoorden, en genomen werden onder de leenmannen van de Proost van Sint-Donaas.
Hier volgt nu de oorspronkelijke tekst van de oude cijnsbrief: (voor u en v werd meestal dezelfde letter gebruikt zodat gauen, haluen, wiue moeten gelezen worden als: gaven, halven, wive, aervelike, enz)
"Wie Gillis van Hertsberghe ende Jhan Aket filius Diederix, redenaers up tsProefs, doen te wetene allen den gonen die deze letteren zien of horen lezen, dat quamen voor ons als voor redenaers, Diederix filius Jhans Elewouds ende Ysolde siin wijf, ende gauen halme ende wettelike ghifte Roeiare Torre van tveen ghemeten ende enen haluen ghemete Proefs lands, lettel meer jof min, ligghende inde prochie van Ramscapelle, ter stede daer Lambrecht de Bloc wilen eer woende; ende Diederix ende Ysaude voorseit wedden Roeiare voorseit al dat voorseit te wetten te warandeerne wech en land met siere rechter proefs scult jheghen elken mensche te sinen vrien eghindome. Ende al daar so gaf weder Roeiare voorseit al dit voorseide land Diederix filius Jhans ende Ysaude sinen wiue voorseit tenen aerueliken chense, omme tien sceleghe paresise tsjaers aeruelijker renten, te gheldene telken Sente Maertins messe in de winter, ende al so omme gaende in elc jaer ewelike ende aeruelijke.
Ende in kennesse so hebben wie voorseide redenaers dese letteren ghezeghelt met onzen zeghelen wuthaghende. Dit was ghedaen jint jaar ons Heren M°.CCC° ende een ende dartich upten neghensten dach van spoorkele."
Overgezet in hedendaags Vlaams luidt deze tekst als volgt:
-----------------------------------------------------
Wij Gillis van Hertsberge en Jan Aket zoon van Diederik, redenaars (schepenen) van de heerlijkheid van de Proost (van St.-Donaas), laten weten aan al diegenen die dit stuk zullen zien of horen lezen, dat vóór ons, in onze hoedanigheid van redenaars, zijn gekomen Diederik zoon van Jan Elewoud, alsook zijn vrouw Isolde; en zij hebben alhier wettelijk afgestaan, door het geven van een halm, aan Roegier Torre, ongeveer twee en half gemeten land, liggende onder de heerlijkheid van de Proost, in de parochie van Ramskapelle, op de plaats waar vroeger Lambrecht de Bloc woonde.
Diederik en Isolde hebben beloofd voor de wet (de schepenbank) tegenover iedereen te bevestigen dat dit land, met de erbij behorende weg, alsook met de lasten die te betalen zijn aan de Proost, nu in vrije eigendom zijn overgedragen aan Roegier.
Daarop heeft deze laatste dit bovenvermeld land teruggeschonken aan Diederik en zijn vrouw Isolde in erfelijke (eeuwige) cijns tegen tien schellin- gen parisis per jaar, ieder jaar te betalen op St-Maartensdag in de winter (11 nov), en dit van jaar tot jaar te betalen ten eeuwigen dage, wie ook de gebruikers van het land in de toekomst mogen wezen.
Tot bevestiging hebben wij, bovenvermelde redenaars, deze akte voorzien van onze zegels, hangende aan een strookje perkament. Deze akte was verleden op 9 februari 1331 (oude tijdrekening).
--------------------------------------------------
Beginnen wij met de datum. In onze tijdrekening moet men schrijven 1332. Immers, tot 1 januari 1576 veranderde het jaarcijfer te Brugge met Pasen. Eén januari was het begin van het jaar, maar droeg nog het jaarcijfer van het vorige jaar. Bij de Brugse stadsmagistraat veranderde het jaarcijfer op Goede Vrijdag 's middags, en bij de magistraat van het Brugse Vrije op paaszaterdag, na het wijden van de doopvont.
De rechtsformule "...gauven halme ende wettelijke ghifte...", wijst niet op een schenking (gift), maar op een overdracht van eigendom, hetzij door schenking of door verkoop. Vroeger werden de rechtshandelingen altijd uitgedrukt door een zichtbaar symbool. Wie een eigendom wilde overdragen aan een andere persoon, nam, in het bijzijn van de schepenen een strohalm of een stokje, brak het in twee stukken en schonk één ervan aan de nieuwe eigenaar. Daarmede was de rechtshandeling voltrokken en de schepenen maakten ervan een soort proces-verbaal op.
In de veertiendeeuwse akten wordt het land meestal bepaald door de naam van de vorige en van de huidige eigenaar. Later, wanneer de ommelopers opgemaakt werden, gaf men het “begin” aan, alsook de naam van de aanpalende eigenaars. Sedert het inrichten van het kadaster in 1807, worden de sektie en het kadastraal nummer vermeld, alsook de aanpalende eigenaars.
In onze akte van 1332 ziet men ook dat de woorden vroeger verbogen werden, zoals dit nu nog gebeurt in het Duits; wat in het hedendaags Nederlands volledig verdwenen is.
00000000000000000000 00000000000 0000000000000000000