Mededelingen 1964-03

Jacques Larbouillat

Heist - Over aflaten, de “Sloter van St. Hubertus” en een kosterhistorie

In het kerkarchief van Heist vonden we een interessant en geestig boekje. Op de grijze, reeds vermolmde kaft, staat er in sierlijke letters geschreven: "Reso1utie Boek 1828"(1). Bij het openslaan van dit document, treffen we op de eerste beschreven bladzijde, een latijnse tekst aan, die het afschrift blijkt te zijn van documenten die destijds in het kerkarchief aanwezig waren en waarvan er nu geen spoor meer te vinden is. Het was pastoor De Muynck, zieleherder te Heist van 1827 tot 1832 die het eigenhandig geschreven heeft. De vrije vertaling van die tekst luidt:

  1. “Hendrikus Jozefus Bisschop van Brugge. Wij bevestigen dat de proost van O.L.V kerk gevraagd heeft om een deel te willen afscheiden van de relikwie, van de arm van St. Antonius abt, bewaard in de gezegde kerk, om die te geven aan de parochiekerk van St. Antonius te Heist, om daar uitgesteld te worden ter verering voor de gelovigen. Wij stemden toe op 20 juli 1740 en wij hebben in ons paleis een deel afgescheiden van de voornoemde relikwie: Het uiterste lid van een grote vinger en die ingesloten in een koperen pixis, en vastgemaakt met een zilveren draad voorzien van onze zegel. Wij laten toe dat dit wordt uitgesteld tot openbare verering van de gelovigen in de parochiekerk van Heist. 28 augusti 1740. get: Vandervliet, sekr.
  2. wij verlenen een aflaat van 40 dagen aan hen die op het feest van St.Antonius zullen aanwezig zijn op een plechtig feest in de kerk van Heist. 12 jan. 1741.
  3. Wij verlenen nog een aflaat van 40 dagen aan hen die in staat van gratie, voor het kruisbeeld dat moet opgericht worden op het kerkhof van de parochie Heist, zeven maal Onze Vader en Wees gegroet met uitgestrekte armen zullen bidden op de volgende dagen: de dag van de oprichting, de plechtige vigiliedagen, de vier grote hoogdagen, iedere zondag en feestdag van het jaar, iedere vrijdag van de vasten, iedere dag van de Goede Week.
  4. Ondergetekende, gardiaan van de recolletten, minderbroeders van het graafschap Vlaanderen en van het St-Jozefklooster in Brugge. Ik heb op 27 maart 1791 in de parochiekerk van Heist, bij bevel van de provinciaal en met de toestemming van de ordinarius de kruisweg opgericht zoals de kruisweg te Jeruzalem, met alle aflaten toepasselijk op de zielen van de gelovigen en met de privilegiën die gegeven waren aan de heilige plaatsen binnen en buiten Jeruzalem en die uitgebreid worden ten voordele van de gelovigen die in de gezegde parochie de kruisweg zullen doen".

---------------------

Onder deze tekst heeft Pastoor De Muynck een lijn getrokken en vinden we hoe men "Den Sloter van den Heyligen Hubertus" moest gebruiken: "Volgens de autentyke brieven van zijne hoogw. den Bisschop van Luyk moet hij gebruykt worden als volgt:

Den Sloter zal door vier gloeyende gemaakt worden en de beeste die gebeeten is, moet getekent zijn op die plaetse daer zij gebeeten heeft geweest, als het mogelijk is, zo niet zal men se teekenen op het hoofd. Welke teekinge altijd moet indringen tot op het vlesch. De beesten aldus geteekent moeten negen daegen opgesloten worden. Zij moeten geduerende deze negen daegen daegelyks nugter eeten een brokxken brood van eenen priester geweyd ter eere van den h. Hubertus, men zal geduerende deze negen daegen daegelyks lezen vijfmael onzen Vader en Sweest Gegroet".

---------------------

Vervolgens staan er een paar fondaties ten laste van do kerkfabriek en worden er de voorwaarden "der kostereele functie" in 20 punten omschreven:

Voorwaerde der Kostereele Functie:

“Wij heeren Pastoor en kerkmeesters der parochiale of succuresaele kerk van heyst, declareeren Jacobus Baervoets voor wettigen Koster te aanvaarden, door ons nogtans afstellelijk, wanneer het ons behaegt of aen de volgende conditien komt te ontbreeken:

  1. hij zal zijnen pastoor en kerkmeesters respecteeren.
  2. hij zal zich wagten van dronkenschappen, of zijnen staet bevlekken.
  3. hij zal de slootels van de kerk zonder toelating van de Pastoor aen niemand betrouwen.
  4. hij zal de kerk daegelijks open en toedoen.
  5. hij zal daegelijks smorgens en snoens de bede klippen.
  6. hij zal voor alle de diensten op gehoorlijke tijden in de kerk wezen om alles bereyd te maken en den autaer zuyver te houden.
  7. hij zal de diensten gedaen zijnde, alles op zijne plaats beschikken.
  8. hij sal alle week den maendag en zaterdag de kerk vaegen.
  9. hij zal alle veertien daegen de kerkmueren afvaegen, zoo verre het mogelijk is, alsook viermael s'jaers het gewelfsel.
  10. hij zal de trappen van den autaer wasschen volgens order van den Pastoor of zijnen gecommiteerden.
  11. hij zal vijfmael s'jaers de kerk in alle haere deelen en kandelaeren wasschen volgens order van den Pastoor.
  12. hij zal de lampe daegelijks houden branden.
  13. hij zal de beelden uytstellen op de daegen die het vereysschen.
  14. hij zal den orgel speelen en zingen op alle de zond- en feest- en mestdaegen alsook andere diensten binnen het jaer,
  15. hij zal voor eenen orgelblaezer zorgen
  16. hij zal ieder misse die voortkomt uyt de offerande van Antonius agten zestig centen hebben, zig gedraegende nae genoegte van den Pastoor.
  17. hij zal voor eene andere gezongene misse hebben vijfen vijftig centen.
  18. hij zal verplicht zijn alle kleyne onvoorziene zaeken te doen.
  19. voor het onderhouden der bovenvermelde artikelen zal hij s'jaerlijks een pensioen hebben van hondert en twee Nederlandsche Guldens en vijf en tagentig centen. Van welke somme hij jaerlijks zijnen huyspagt moet laeten aftrekken.
  20. de andere diensten zullen betaelt worden volgens tarif.

Gedaen te heyst den 26 meye 1828".

De bladzijden die volgen worden ingenomen door korte verslagen van de zittingen van de kerkraad. In de eerste zitting van 18 mei 1828 worden een zestal voorstellen gedaan in verband met de aankoop van kerkbenodigdheden en kleine herstellingen aan de kerk. Als laatste punt werd er besloten Amandus Vanhaecke als koster uit zijn ambt te ontslaan en Jacobus Baervoets in zijn plaats te benoemen. Uit de tweede zitting van 1828 blijkt dat Joannes Quintens de toelating krijgt om een grafzerk in de kerk te plaatsen op voorwaarde dat hij twee witte wijwatervaten schenkt aan de kerk.

In de maand december 1824 was Amandus Vanhaecke onderwijzer (2) geworden te Heist en tevens oefende hij de taak van koster en organist uit. Hij moet zich waarschijnlijk niet volgens de voorschriften van zijn functie gedragen hebben, want hij werd uit zijn "kostreele" waardigheid ontslagen. Bovendien kreeg hij het verbod van de pastoor en de kerkraad om nog het koor, de sakristie en het hoogzaal te betreden. Intussen was koster Jacobus Baervoets overleden en in de achtste vergadering van do kerkraad op datum 27 september 1829 wordt een posthume hulde gebracht door de pastoor aan deze trouwe kerkbediende:

"Mijne Heeren, de laetste taak van onzen beminden koster Jacobus Baervoets volbracht zijnde, mogen wij niet nalaeten zijne gedagtenisse te waerdeeren, vermits hij zig ten allen tijd met Grootachting, ten opzigte van zijnen Pastoor en Kerkmeesters gedraegen heeft, daer en boven er is niemand van ons, of hij moet bekennen, dat hij zijnen kerkdienst nauwkeurig volbragt en zig gedraegen heeft als eenen deugdzaemen en eerbaeren jongeling. Dat zijne gedagtenisse dan niet ydel verdwijn maer in 'tboek onzer beslissingen geschreven word naer een zijne lieve ziel de Eeuwige rust toe gewenscht te hebben. Heyst den 27 september 1829"

Bij gebrek aan een goede koster-organist besloten de pastoor en de kerkmeesters deze funktie te splitsen, en ze namen terug Amandus Vanhaecke in dienst als organist en zangmeester. Voor de eigenlijke kosterstaak werd Aloysius Van Nieuwenheuse aangesteld, een brave ongeletterde jongen. De voorvaarden werden voor Vanhaecke strenger opgevat. Hij moest de verbintenis aangaan om niet in de herbergen te gaan en bovendien mocht hij nooit afwezig zijn uit de kerkdienst zonder de toelating van de pastoor. Hij moest ook “zijne schoonzoon Joannes Baervoets en nog eenen jongeling onderwijzen in den gregoriaenschen zang en musik" . Hij moest ook "Drij missen in het musik, in drij verscheyde stukken hebbem, item een lof in drij verscheyde stukken". De rest van de kerkdienst was niet "ten zijnen laste”.

Helaas, Amandus Vanhaecke beterde zijn leven niet en in september 1831 werd hij terug ontslagen. Op 15 september werd een nieuwe koster aangesteld, Joannnes Verdonck die zijn "kostereele brieven" kreeg van Mgr Van De Velde, bisschop van Gent. Het dienstkontrakt van Verdonck was in die zin soepelder, dat hij toch "neyt nae de uer der policie in de herbergen mogt wezen". Hij had ook de verplichting op zich moeten nemen om "de zes winter maenden school te houden, als ook in den zomer wanneer er zig zes kinderen bevinden".

Voor deze prestaties kreeg hij een vergoeding van 77 gulden Nederlands 14 centen per jaar. Bovendien had hij "het regt der klok en grafmaeken". Aloysius Van Nieuwenheuse werd nog benoemd tot "roedrager" (voor enkele jaren sprak men te Heist nog van een knorredrager). Buiten de taak van het dragen van de roede (te Heist is dit een stok versierd met een klein koperen beeldje van st Antonius), had de roedrager de verplichting van het schoonmaken van de kerk, het licht aansteken, en met het goedvinden van de pastoor, het stoelgeld te ontvangen. Het stond ook in zijn kontrakt dat hij nooit naar een "dansvergaedering" mocht gaan.

Op 6 januari 1835 werd er weer een nieuwe koster benoemd, Joannes Macquyn. Ook hij moest in de winter onderwijs geven aan de kinderen, en in de zomer als ten minste zes kinderen waren. Hij kreeg het gebruik van een hofstedeke met het daarbij behorende land, daarvoor moest hij 100 fr betalen per jaar. Ingeval hij zou ontslagen worden uit zijn ambt, zou hij een maand na zijn ontslag de hoeve moeten verlaten. Het recht op zijn vruchten bleef hij behouden.

Op dezelfde datum werd een nieuw kontrakt gesloten met Aloysius Van Nieuwenheuse voor de functie van roedrager of kerk-baluw. Het verbod om naar "dansvergaederingen" te gaan was opgeheven; maar bij kreeg er een nieuwe in de plaats: hij mocht geen herberg houden. Hij was ook grafmaker.

Aldus brachten wij U een kostersgeschiedenis en aenblik op de schrijfwijze van honderd veertig jaar geleden. “Sweest gegroet"!

________________________________________________

Bronnen

  • Kerkarchief Pastorie Heist: Resolutieboek A° 1828.
  • Dr. J. De Smet, Rond de Poldertorens, jaarg. 1962 Nr 3, blz 96.

Heist : over aflaten, de "Sloter van St-Hubertus" en een Kosterhistorie

Jacques Larbouillat

Rond de poldertorens
1964
03
094-098
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15