Handtekeningen en sibbetekens te Lissewege in de 1e helft van de XVIIe eeuw
Johan Ballegeer
Harper Lee heeft het in haar verfilmde best-seller "To kill a mockingbird" over de man die X heette, om de simpele reden dat zijn vader, die niet schrijven kon, een of ander akte ondertekend had met een kruisje ...
Iedereen heeft reeds vastgesteld dat men soms op een of ander formulier ter ondertekening aangeboden, de plaats waar moet gesigneerd worden, met een potloodkruisje aanduidt ... En heb je grootvader nooit horen zeggen: “Onze Lewie koste nie schrieven os-t-ie moste gon loten; je tekendig-ie met e kruustje..”. Was het analfabetisme in de vorige eeuwen zo groot als men wel wil laten doorschemeren?
Wij hebben er het "Pachtboek van Lissewege" uit de eerste helft van de zeventiende eeuw even op nageslagen (1). Over dit pachtboek hebben we het reeds eerder gehad (2). Het is tamelijk lijvig, een foliant van 22 x 30 cm, papier in sjagrijnen band, een goede 250 bladzijden omvattend, waarvan er 220 konsjensjeus volgekrast werden en waar men hier en daar nog een kattebelletje op vastgespeld heeft. Verscheidene schrijvers hebben met wisselend sukses hun kalligrafisch talent er op botgevierd. Als men dit nu, volgens de voorschriften, deed na de zondagse boogmis, ... als de wijn is in de man ... , dan mag het ons niet verwonderen dat de antieke ganzenpen nogal eens de schuld kreeg voor het minder welslagen van een of ander sierlijk sibbeteken.
I. WAT STAAT ER IN?
Zoals we in de ordonnantiën lezen, kwam de pachter de eerste zondag nadat hij gepacht had, in de schrijfkamer - leefkamer had men toen nog niet - van de kerk om zijn pachtbrief te tekenen.
Het boek is dus een opeenvolging van pachtbrieven, ondertekend door pachters,- niet noodzakelijk landbouwers - en meestal tegengetekend door de kerkmeester en een of andere toevallige functionaris. Aldus krijgen we een rijke kollektie van handtekeningen, sibbetekens, merken en signums bijeen.
Hierbij krijgen we tevens een verzameling van om en bij de 340 familienamen.
Wij hebben gepoogd ze in te delen naar analogie van het daarbij voorkomend teken, in een twaalftal groepen.
De verschillende pachtverhandelingen die in het boek zijn neergeschreven, verschillen uiteraard nogal in lengte en varriëren van twee bladzijden tot slechts enkele lijnen. We geven hierna de tekst van de eerste die voorkomt, en die niet schijnt doorgegaan te zijn; ze is niet ondertekend: “Ick Pieter Fraije kenne gepacht te hebben van den pastor e[n] kerkmeesters een bilck toebehoore[nd] de kercke van Lissew[ege] ligge[nd] noortoost bij den dorpe wijlent gebruuckt bij Lauwereyns Pauwels: groot vier gemeten ii[=2] ly[nen] lxxiiij [=74] R[oeden] ten termijn van zes jare waeraf het eerste is het iaer ougst zesthienhondert zestiene: voor twee ponden neghentien schellin[g] iiij[=4] groote tghemet tsiaers. Bij dit op alle de ordinaire ende generale condities van verpachtinge ten desen mij voorgelesen: en bovendien noch dat ick niet en vermach denselvden bilck te breken ofte maeijen op verbeurte van vijftich guldens en pene van (believet de verpachter) van pachtbraecke: moet ook betaelen promtelick de gewone[lijk]e wijngelde bij de verhooghers gewonnen, die ick mach aftrecken ter betalinge van mijn eerste iaer pacht ..."
II. ME GON BEGUN’ ME GOD, ZEI DE VINT, E JE SLOEG ZE WUUF ME ‘T KRUSEFIKS.
We willen eerst en vooral vooropstellen dat alle analfabeten, zonder onderscheid, het "kruiske" gebruiken om rechtsgeldige akten. en andere te onderschrijven. We menen te kunnen vaststellen dat hij die de akte opstelde, vooraf onder de akte schreef: "Dit es tmarck van ... Joos Cruut" . In de opengelaten plaats schreef de genaamde Joos Cruut dan zijn kruisje. Wij menen dat dit zelfs zal gebeurd zijn bij gewone lieden, die zelf wel konden schrijven, doch om redenen van psychologische aard maar in deze taktiek berustten. Een paar keren is het echter toch voorgekomen dat de pachters zelf de zin, nu eens stuntelig, dan weer in een sierlijk gotiek, neerschreven. Wij verwijzen hierbij naar Antheunis Lanssens in 1647 en naar Jacques Huickens in 1643, wanneer deze laatste een huisje pacht voor zijn vader, die Jan Domijn blijkt te heten.
Vrouwenemancipatie schijnt niet van gisteren te dateren. We stelden immers vast dat in 1624 reeds, Catelyne Schruijters rechtsgeldige daden kan stellen, waar ze als huusvrauwe van Jan Colier, een "weunhuusecken" heeft gepacht "staende up den waterganck" en de pachtbrief heeft ondertekend met een kruisje.
Van waar dat kruisje? Soms stond er ook wel eens: Ita est signum ... En waar de akten ondertekend werden in de secreetcamere van de kerk, na de hoogmis, en in ‘t bijzijn van de pastoor voor wie er maar één SIGNUM bestond, is de herkomst heel begrijpelijk. Dus geen rune? Nee! Wie het anders bewijzen kan, krijgt onze zegen!
Zo vonden we 20 kruisen als merk of handteken:
Loouis Bocstal,kerkmeester 1623 Antheunis Lanssens 1647
Jan Bleck,dismeester 1622 Noe Rycquaert 1624
Cornelis Allaert 1648 Cateline Schruijters 1624
Jan Claeys 1625 Chaerels Sonneville 1631
Adriaen de Kersemaecker 1620 Gillis Vandenberghe 1625
Madeleene,Via Pieter de Vyldere 1631 Franchoijs Vandepitte 1624
Via Cornelis Galle Wwe. Maryn Vandepitte 1624
Tannecken,Wwe. Maerten Galle 1624 Jacques van Huijckens 1643
Jacquemincken, Via P. Geleyns 1631 Jan Meyers 1624
Jacques Huysman 1643 Lieven Zagaert 1617
Uit het kruis zijn onvermijdelijk andere vormen ontstaan door versiering of bijvoeging van tekentjes, streepjes of kringetjes ter onderscheiding, bij één of bij alle vier de armen; zodat snuffelaars met veel fantasie er wel eens herkruiste kruisen, krukkenkruisen, lotaringse, russische of hugenotenkruisen zouden kunnen in ontdekken. Aan één willen we een bijzonder plaatsje inruimen, nl. aan dit van Jakob Hoste. We vonden het echter niet in bewust pachtboek, maar in een leggher in het kerkarchief van Lissewege (1580) en we plaatsen het heel vooraan in onze reeks figuren. Bij 49 handtekens vonden we een versierd kruis terug: (het cijfer achter de datum verwijst naar de figuur; waar we het figuurcijfer door de letter e laten volgen, bv. bij Jan Meuleback hieronder, konden we met zekerheid vaststellen dat de persoon in kwestie, niet alleen zijn signum, maar ook zijn naam zelf had geschreven)
Adriaen Boogaert 1630 24 Lauwerijns Mijncke 1626 10
Joosincken,Via J.Aernoudts 1616 2 Clais Nieumunster,dism. 1579 2e
Cornelis Bouchoudt 1647 5 Adriaen Scharre 1620 2
Wwe Jan Bouchoudt 1647 5 Jan Schouteeten, kerkm. 1620 25
Wwe Cornelis Carels 1618 28 Marc Vanden Broucke 1616 19e
Jacques Cruyske 15e Jacques Vande Poele 1637 le
Cornelis De cock 1620 2 Adriaencken van Laere,
Cornelis De Raet 1622 2 Wwe Pieter De Windt 1629 2
Adriaen De Wilde 1617 27 Jan van Oflake 1637 11
Cornelis Goovaert 1643 4 Joos Verleye 1625 12+13
Jacques Inghelbeen 1616 7 Passchier Verbout 1630 17e
Maerten Ingvaue 1631 20 Michiel Basselaere 1631 6
Christiaen Meesschaedt 1646 9 Maillaert Boone 1634 2e
Jan Meuleback 1646 2e Jan Bouchoudt 1627 14
Christiaen Brils 1634 1 Jacob Myncke 1647 8
Pieter Cornelis 1647 16e Denys Pauwels 1714 27
Jan Dannee1s 1616 3 Jan Stu1 1620 1
Andries De Raedt 1644 2 Pieter Van Ackere 1633 6
Paschier De Vos, metser 1619 1 Jacques Vandepitte 1624 1
Maerten Heyndrijckx 1651 1 Jacques van de Wingaerde 1642 1
Cornelis Inghels 22 en 23 Jan Verleye 1611 2
Pieter Maertens 1651 2 Jan Vlugghe 1633 1
Joos Mestdagh 1617 18 Andries Zeghers 1617 2
III. TEKEN VAN TEGENSPRAAK
We vonden het echt plezierig ook de Swastika te ontdekken te Lissewege.
Het maakte er ons bewust van dat we plots iets konden bewijzen met ons "materiaal”, want het is toch dat wat geleerden steeds willen? Bewijzen! Niet het onderzoeken en bestuderen om het plezier en de kennis, maar om te bewijzen! Lang - 300 jaar voor de half-inte1ektuelen van een bepaalde europese politieke partij de swastika als hun teken aannamen - kende men het reeds te Lissewege, te Ronse (1566), te Aalst (1626); in 1412 bij de Gentse goudsmeden, in 1930 op de gevel van het Blankenbergse slotklooster, maar ook in prehistorische tijden (Troje) en bij de Indianen lang voor Colombus en Rosenberg. Zeggen we niet Ronse l566? Dat was het dossier van het proces van graaf Egmont, ondertekend door de burgers van Ronse en waar we veel van de hier besproken en weergegeven tekens in terugvinden.
Te Lissewege gebruikten drie personen het teken dat in 1944 en 45 nogal eens met kalk of teer op een of andere muur werd aangebracht. Ge ziet dat we het niet verleerd hebben. Het zijn: Maryn Vandepitte, die dismeester was in 1609, en de pachters Carel Bonnegauwe 1630 en Lieven Vander Meis 1650 (fig 29 en 30).
IV. LATEN WE VOLHARDEN IN DE BOOSHEID .
Het zonnerad is weer één van die oer-stoere germaanse tekens, dat in de laatste eeuw meer misbruikt dan gebruikt werd. Wij durven er sterk aan twijfelen of de Lisseweegse pachters die hun kruisje met een cirkeltje omkringden, er iets anders zullen in gezien hebben dan gewoon een “kruuske in ‘n ootje". Uit dit omringd kruisje - als je per se er een naam wil aan geven, kun je het ook het Keltisch kruis noemen - ontwikkelden zich verder de figuren 32 tot 38.
Cornelis Loone 1651 31 Anthone Eechout 1714 31
Jan de Schuutere 1631 31 Joos Leestens, darinkdelver 1626 31
Lenaert Loijs 1713 31 Antheunis Meyaert 1651 31
Louwereijns Aernouts 1714 35 Jacques Meyers 1630 31e
Joos Roose 1642 38e Jan Lemein 1714 33
Jan Verstraete 1630 37 Lenaert van Weest 1619 36
Heyndrick Zagaert l714 33 Govaert Waterloop,schoenm. 1647 34
Andries De Cuuper 1646 32e
V. LATEN WE ER EEN KRUISJE OVER MAKEN.
Is het Sint-Andrieskruis als zodanig bedoeld? Mogen wij weer eens twijfelen? Het komt ten eerste zeer weinig voor: we vonden het slechts vijfmaal in het Lisseweegse pachtboek, en Cateline Schuijters, waar we het reeds over hadden, gebruikt de twee door elkaar. In 1631 tekent ze een pacht met: "dit is x het marck van catelijne schuijters stoppel via Jan Collier". Dat Catelijne dit zelf zou geschreven hebben durven we nogal betwijfelen, hoe sterk de zin voor realiteit bij onze mensen van die tijd ook moge geweest zijn. In elk geval tekent ons stoppelweeuwtje – ‘t is nog gekend dit woord! - op andere plaatsen als huusvrauwe van Jan Collier.
Ook de vier volgende personen gebruiken het andreaskruis:
Gullaes Poopeleus 1643 39 Jan de Vos 1634 41
Jan Zeghers, glasemaecker 1651 40 Everaert Schram 1618 42
VI. DE METSERSLOGE VAN STRAATSBURG.
Over deze broederschap en hun moederteken (fig 43) waaruit vele metsers hun eigen teken hebben afgeleid, kan men een en ander lezen op p. 29 van E. Verstraete' s "Huismerken en Sibbetekens" (De Burcht, Brussel 1943). Voor één keer willen we niet tegentrekken. Inderdaad te Lissewege vinden we tekens die men kan afleiden van dit moederteken en die bovendien door metsers gebruikt werden:
Jan Strael, metser 1641 44 Lenaert Vandenberghe 1625 47
Jan Gillis, metser 1641 45 Heyndrik Kools, metst in 1612
Jacques Rijs, darinckde1ver 1625 46 een muur rond ‘t kerkhof 47
VII. ALLE GOEDE DINGEN BESTAAN UIT .. 4 !
In alle werken over merken en sibbetekens poogt men een zeer belangrijke plaats voor dit speciaal teken in te ruimen. De plaats is des te meer uitgebreid naar mate men er minder over weet en er meer wil over bewijzen. Wij zijn geneigd om met andere schrijvers er niet minder en niet meer in te zien dan een kruisje uit één stuk getrokken. Nu is het wel zo dat die tekens met de vier al dan niet omgekeerd, of onderste boven, heel dikwijls tot acht ingewikkelde tekens en merken uitgegroeid zijn en van een zekere zin voor estetiek getuigen. Wie er meer wil over weten, verwijzen we nog eens naar het aangehaalde werk van Verstraete.
Het valt ook op dat deze ingewikkelde tekens meestal voorkomen bij personen, waarvan we met zekerheid konden vaststellen dat zij de schrijfkunste machtig waren, en daarenboven bij de prominenten van het dorp behoorden. Ze zijn:
Jooris Rombout,weert, strodecker, Jan Dul1aert 1635 51
ontvanger van dis 1625 48 Jan de Cuupere 1630 52
Walram Rombout, timmerm. 1618 49 Jan Bertelyn 1622 53
Maerten Hoornewedere 1619 50 Marck Aldeyn, smid 1620 54
Adriaen Thyssens 1626 55 Cornelis Galle,kerkm. 1637 60
Jacques van Wynsberge 1622 56 Philips de Schoolmeester 1620 61
Franohoys Valenbost,kerkm. 1617 57 Pieter Claeys 1618 62
Jan van der Eecke,oorspronkelijk waarschijnlijk recht. 1649 58
Jacob Scharre, klokkenluider, schipper(?), houtzager 1622 59
Jan Verbeke,kerkmeester schenkt een gouden kroon aan O.L.Vrouw 1625 63
Jan Maes, pachter te Lapscheure 1628 64
Cornelis de Brune, dismeester in 1601, voogd over de kinderen van
Marc v.d.Broucke, vervoer(?). Ziet gij er ook geloof, hoop en liefde in?
of anker, kruis en hart? 65
Maerten de Vos, landbouwer, dismeester. Een juweeltje! 1617 66
VIII. WAAR DE STERRE BLEEF STILLE STAAN.
Deze figuur, een vijfpuntige ster in één trek getekend, noemt men soms een pentalfa of pentagram. Davidsster is verkeerd. We vonden er negen in het pachtboek. Drie ervan behoorden aan kerkmeesters. De meeste van die negen schijnen ook zelf hun naam voluit bij hun merk te plaatsen. De brabantse houthandelaar . Niclaas Brouckmans gebruikte ook in 1683 dit teken.
Jan Kempe, dismeester 1620 67 Christiaen van de Weerde 1634 67
Cornelis Meyers,kerkmeester 1630 " Lieven van Langhenhove,kerkm. 68
Daneel de Riet 1634 “ Loys de Lieu, kerk- en dism. 1601 69
Jan Roose 1630 " Christiaen Meyers 1633 70
Pieter Suwiers 1640 "
IX. SOORTE BIE SOORTE EN DUVELS BIE KOOLBRANDERS ...
Al wat des mensen is laat zich niet zo maar in schuifjes onderbrengen. Dit hebben allen die zich met het onderzoek van huis- en familietekens hebben bezig gehouden, ook ondervonden. De tekens die men aldus moeilijk kan onderbrengen noemden ze dan soms "abstrakte" tekens, hoewel ze heel dikwijls 100 % konkreet waren. Al ging voor ons misschien de zin verloren, voor die ze gebruikten hadden ze dikwijls een des te grotere betekenis. We verwijzen hier slechts naar het teken van timmerman Galle (85), dat een duidelijke winkelhaak voorstelt. En zou 86, dit van zijn ambtgenoot, soms geen kruishout zijn, een ander meetapparaat van de timmerman? En wat denkt U van het teken 47 gebruikt door twee metsers? Een truweel, meen ik wel! Ook in deze reeks kunnen de meesten schrijven: 18 op 32:
Jan de Groote, metser 1628 11 Steven Vermarck 1614 82
Jan Domyn (zie Huickens bij +) 1649 12 Jean Michem 1651 83
Claeys de Neve 1648 13 Jan Misselijn 1635 84
Joos Schouteetens 1618 74 Guillaum. Galle,timmerm. 1626 85
Isack Cortenbussche 1640 75 Jacques de Wyndt " 1625 86
Jan Cheys, timmerman 1641 16 Jacques van Langhemeersch 1637 87
Denys Deckers 1643 77 Michel Myte 1622 88
Bernaert Zeghers,strodecker 1641 78 Thomaes Baert,pacht st-Jooris-
Pieter Bischop, dismeester l60l 19 maeycken ten N. van het hui-
Jacques Zeghers, geseyt Bast 1642 80 dige voetbalveld 1625 89
Jeroom De Groote 1623 81 Franchois de Groote 1634 90
Michiel Potters 91 Guillaume Pullincx 1629 98
Adriaen Weyts 1617 92 Bernaert Busschop 1617 99
Adriaencken Hoove,via Jan 1642 93 Jan de C1ercq,metser of
Lenaert Patrij 1637 94 voerman? 100
Andries Lanssens 1626 95 Wwe. Jacques Meyers 1647 101
Fransois De Weert 1619 96 Jan Utterwulghe,hoofdman 1654 102
Aernout Wi11ems v. Broecke 1617 97 Jacob Weyts, dismeester 1597 103
X. MISSCHIEN ZIT DE LOGE ER WEER ACHTER ...
Als we het niet begrepen, dan weten het de duistere machten. Hoe dikwijls hebben onze brave mensen er niet te pas en te onpas de loge bijgesleept! Op een Engelse paarse postzegel komen volgende versieringen voor: olijftak, truweel, koord, steen-tjes, passer en winkelhaak, toevallig allemaal attributen van de vrijmetselarij. Toevallig? Met de volgende reeks tekens komen we weer heel verdacht bij het teken van de straatsburgse moederloge (fig 43). Of zijn ze eenvoudig gegroeid uit het vierkant, en heeft men dat verder versierd met luswerk, om tenslotte over te gaan tot het luswerk dat we in de volgende en voorlaatste groep gaan behandelen. Zo' n massa zijn er nu ook weer niet:
Jacques de Clerck 1617 104 Jan van Zuut 1624 115
Robert de Soemer 1646 106 Joos Janssens 1624 116
Gillis de Laey, smid 1631 105 Lauwereijns Coppejans 1633 "
Antheunis Zoke 1617 107 Lauwerijns Pauwels, ontv.dis 1608 117
Paschier de Moer 1618 108 Christoffel Clement 1620 118
Margarete Eeckloo (vr. Jacq) 1640 109 Jooris Kesteloot 1643 "
Pieter Valuwaert . 1619 110 Adriaen Wielmaecker 1650 "
Wil1em v.d.Bussche, dism. 1582 111 Pieter de Costere 1623 "
Pieter van Elverdighe 1630 112 Guillaume Vijaene 1635 "
Jacques Eeckloo, boomplanter 1619 113 Antheunis Zuuschaghe 1626 "
Bouwdewijn Brils 1626 114 Gillis(den}Hoemaecker 1634 106
XI. VALSE DES PATINEURS ...
Toen ik nog een kleine bubbel was, woonde in "’t Voorgeboefte" te Lissewege een wagen- of klompenmaker die Louis Houmaecker heette. Ik heb hem nooit anders gekend dan als een oud stram en stijf peetje, maar ik heb altijd horen vertellen dat hij al "schaverdijnen" zijn handtekening in ‘t ijs kon zetten. Maar dan zal die hand-tekening van Louis wel niet zo ingewikkeld geweest zijn als deze van kerkmeester Adriaen de Busschop in 1617 (fig 125). En als ik Sjoukje Dijkstra met haar mooie beentjes pirouettes zag draaien op de piste te Innsbruck, dacht ik {je gelooft het nie) aan een zekere Blauwet (fig 126) die meteen ganzeveer even mooie pirouettes toverde in het Lisseweegse kerkarchief omstreeks 1580. Wat men al moet kunnen om “dekanaal visitator” in 1580 of “wereldkampioene ijsschaatsen” in 1963 te worden!
Uiteraard lopen die verschillende luskombinaties erg uiteen. We kunnen ze niet allemaal weergeven, maar we zullen pogen ze tot enkele prototypen te herleiden. Ook hier mag men niet te veel trachten te sorteren, en zou waarschijnlijk niet iedereen met onze indeling akkoord gaan. In hoeverre bv. fig 119 bij de lussen en niet bij de vierkanten hoort, valt nog te bezien. Deze figuur of een gelijkaardige wordt gebruikt door: Antheunis van Houtte en Gui11aume de Schietere in 1627 - Antheunis Ghey1e 1634 - Jacques Wielmaecker 1650.
De volgende pachters sieren hun handtekening met fig 120 of een variante ervan: Pieter van Driessche de jonge II 1651 - Corne lis Martens 1616 - Fransoys de Bets, pachter op Cruusabeele, 1618 - Maarten Jonckheere, kerkmeester in 1620 - Jan Weselpoel 1649 - Roelant Barbier, pachter van 8t-Joorismaeycken.
Het leeuwenaandeel wordt opgeëist door figuur 121, al dan niet versierd met stippen en strepen, nu eens vertikaal, dan weer horizontaal of schuin, achter de naam of tussen voornaam en familienaam geplaatst. Wij noteren het gebruik ervan bij: Jooris van Hoornewedere 1635 - Jan van den Broucke 1634 - Adriaen van Brackele 1618 - Jooris Janssens 1633 - Jan Isebaert 1632 - Jan Ghey1e, koster 1622 - Silvester Dhie1e 1624 - Paschier de Weirt 1651 - Jan Debbout 1617 - Jan Caluwaert 1650 - Pieter Boudens 1651 - Lieven Al1aert 1625 - Maryn Vandepitte 1637 - Pieter Vanden bercken 1632 - Jacob Schouteet 1622 - Steven Schouteeten kerkmeester 1615 - Pieter Hoorne 1624 - Pieter du Lieu 1648 - Adriaen de Smidt, timmerman 1651 - Hans de Groote - Claeys Care1s 1651 - Jan Abe1s 1651 - Lenaert Ghey1e de jonghe, levert in 1629 de miswijn - Michiel Zeghers, strodecker 1641 - Zegher Zeghers 1620 - Vincent Achin (Asseijng,Hacin) 1634 - Jacques Boucque1 pacht de Zwaene (waar nu F. Maestaf woont) 1628 - Corne1is De Groote, dismeester 1618 - Aernout de Tronquooij, wagenmaker, zwager van W.en J.Romboudt, 1629 - Maryn Ghey1e, kerkmeester 1616 - Joos Utterwulghe, kerkmeester 1630 - Pauwels van Ramsbeke, hoofdman 1639.
Figuur 122 komt herhaaldelijk voor bij mensen die niet alleen eigenhandig hun naam schrijven, maar waarvan de lettertypen reeds gevoelig afwijken van het gotisch type, om naar het latijnse over te zwemen. Het zijn: Petrus Reyvaart, deken van Damme 1633 - Gheeraert de Groote, ontvanger van de dis 1607 - Corne1is Weselpoel, dismeester 1607 - Jan Vlugghe 1651 - Franchoijs van de Wingaerde,klokkenluider 1640 - Gabriël A11aert, die in 1640 verzorgd wordt op kosten van de dis door dokter Jan de Corte.
Tekens welke verwantschap tonen met 123, werden gebruikt door: Adriaen De Wyndt 1618 - Jacop Hi11ebrant, die naast darinckde1ver ook kerkmeester en ontvanger van de dis was - Meester (?) Guido Dupre pacht Spaegnen in 1645 (tot 1641, het jaar van zijn overlijden, woonde Joris Romboudt er. Is dit nu de Drie Koningen?) - Ten slotte P. De Blende, deken van Damme 1643.
Landmeters houden, na het trekken van rechte lijnen, ook wel eens van kronkels: dat bewijst het teken 124 van landmeter Pieter van Driessche de jonge 1626. Er op gelijkend zijn: Lauweryns van Houderijve 1632 - landbouwer Jacques Van Driessche 1637 - Jan Theod. Schotte, nog een deken van Damme 1630 - Adriaen de Wilde 1634 - Cornelis de Jonghe,"parochiaan"! in 1607 - Joos Hillebrant 1637 - Clais Diserinck 1640 - Jan Janssens ,meester en kerkzanger 1643 - Over het heel mooie handteken van dekanaal visitator Blauwet hadden we het reeds hoger.
Van de 70 onderzochte handtekeningen van dese groep, konden wij van slechts 7 (1 op 10) niet vaststellen of de betrokken persoon al dan niet zelf zijn naam kon schrijven. 90 % uit deze groep blijkt dus niet analfabeet te zijn.
XII. LAST BUT NOT LEAST ...
Rest ons nog een zeer belangrijke groep van 74 personen die hun naam voluit schrijven, zonder rechte of kromme tierlantijntjes op een kleine uitzondering na, van een horizontale streep of een paar kromme krinkels. 62 hiervan gebruiken het gotisch lettertype, 9 het latijns, terwijl 3 de ezel van Buridan nadoen, en niet weten van welke schelf ze vreten zullen.
a) Gotisch:
Cornelis Schotte 1651 - Isebrant Willems 1648 - Cornelis Verbaare 1623 - Adriaen Van Houtte 1648 - Maerten van Hoornewedere 1651 - Cornelis Van de Stene 1644 -Vincent Tsiole 1629 - Aernout Reussens 1648 - Louwys Luyck 1617 - Jan Kelle 1639 - Pauwels Hendrickx 1639 - Jacques Goossens 1651 - Vincent Galle 1642 - Jacques Fiers 1617 - Pieter Wilsoete 1632 - Pieter Wielmaecker 1651 - Pauwels van Laare 1620 - Cornelis van Laere 1650 - Pieter van de Weerde 1643 - Bernaert Valenbost 1647 - Eolande Salome 1644 - Joos Lucas 1643 - Aernoudt Lensens 1643 - David Hillebrant 1650 - Jan Hendricx 1634 - Rycquaert Gauweloose 1651 - Michiel Gauweloose 1627 - Joos de Vos 1646 - Antone de Vliegher 1649 ~ Claes de Leu 1651 - Jacques de Corte 1637 - Michiel Voet 1646 - Passchier De Raedt 1644 - Louwys de Groote 1649 - Michiel van Wynsberghe 1640 - Pauwels Sproncholf (fig 98) 1642 - Lenaart Boels (id) 1631 - Cornelis de Clerck 1633 en zijn vader Carel 1639 - Joos Cruut (fig 98) ontvangt in 1616 “X sch” voor de presentatie aan de ghemeene prochiaenen van Zuwenkercke, levert ook calc ende bier - Abel Abels Costers 1623 en zijn zoon Paschier 1640 - Jan Behaeghe, wagenmaker 1639 - Martina Colin, huusvrauwe Jan Ca1uwaert en Wwe. Joos Cruut (ook Martina Colin) 1624 - Marie de Boodt, edelvrauwe van Lisseweeghe - Cornelius fs Cornelis de Brune 1630 en in 1642 zijn zoon Jan, landbouwer te Klemskerke - Thomas Ghauwe1oose, huwt Maycken de Brune weduwe Michiel de Wulf, en wordt zo in 1650 ontvanger van de kerk – “Miaeicken (sic) de Brune, vidua Michiel de Wulf presenteert de kerkrekening van 1646/47” - Michiel de Wulf, hoofdman in 1633, kerkmeester en ontvanger in 1640 - Jan Gheyle (II) 1644 - Jan Ghey1e (I) 1651,zoon van Maryn, en zijn broer Maerten 1643 - Adriaenus Verhaeghe, onderpastoor 1637 - Pieter de Wundt, kerkmeester 1622 - Jan de Bonninghe, kerkmeester en koster 1630 - Pauwels de Brune, hoofdman in 1639 en kerkmeester in 1635 - Jan van de Weerde, kerkmeester 1643.
b) Gelatiniseerd gotisch :
De Vos, kerkmeester 1616 - Amant de Brune 1617 - Nyclais de la Place, loodgieter 1639.
c) Latijns
Jooris Verhouve, brouwer en brandewijnstoker 1617 - Jonker Frans de Boodt, heer van Lissewege 1617 - Jonker Guillaume de Boodt, id. 1637 - Joannes de Crane, paster in 1616; tekent steeds: “Ita est Joannes de Crane pastor in Lisseweghe” - Gheraert de Ferry, “Ita est Dus. Gerardus de Ferry caplan. in Lisseweghe” - Loupus (Lopez?) de Villegas, schout en schoolmeester 1630 - Mar1jn Gheyle, pachter 1642 - Franciscus Rotsaert, deken van Damme 1652 - Jan Stockhove, pachter 1626.
XIII. ZEDELES.
Moest jij op school je opstel nooit besluiten met een zedeles?
Vroeger moest dat: De kruik gaat zolang ... enz.
Nu trekt men besluiten uit het verzamelde studiemateriaal.
Ik doe het niet.
Voor een paar jaar kwam een Amerikaanse sekte filmen in het archief. Want volgens hun geloof zullen allen gered worden wier naam opgeschreven, opgetekend, opgefi1md, opgekweetnietwat is. Mogen die bijna 350 Lissewegenaars die ik hier nog eens uit hun graf gehaald heb, mijn zie1e gedenken. Daarom zet ik er nu zelf mijn naam onder ...
Nota’s :
- Hier en daar pikken we ook een naam uit een ander foliant van het Lisseweegs kerkarchief.
- Handelingen v.h.Genootschap v.Geschied. te Brugge - Soc. Em.- 1959 pag 95, waar we de ordonnantiën publiceerden.